Perfectie is Perceptie
Wat is het verband tussen het hebben van een goed lichaam en gelukkig zijn?
Inleiding
In mijn jeugd heb ik altijd overgewicht gehad. Dit had als gevolg dat ik niet lekker in mijn vel zat en dus niet gelukkig was door mijn lichaam. Toen der tijd heb ik mij dus ook altijd afgevraagd of ik wel gelukkig zou zijn als ik er beter uit zou zien.
Ik was 13 jaar oud en woog 60 kilo. Hierdoor had ik weinig zelfvertrouwen en voelde ik me klein en dik. De reden waarom ik zo zwaar was is dat toen ik naar de middelbare school ging ik de vrijheid kreeg om naar de supermarkt te gaan, na school friet te halen en in plaats van water ik alleen maar frisdrank dronk. Ik werd er door medeleerlingen mee geconfronteerd en dat zorgde er voor dat ik ongelukkig was. Door zelf te gaan sporten heb ik ondervonden wat voor invloed dit had op mijn uiterlijk, zelfvertrouwen en hoe ik mij in mijn vel voelde zitten. Dit fenomeen heeft mij zodanig geïnteresseerd dat ik vanaf dat moment onderzoek heb gedaan naar fitness. Ik begon filmpjes te kijken op YouTube over trainingsmethodes en voeding. Ook las ik veel magazines zoals ‘Men’s Health’ en artikelen op internet. Ik verdiepte me in de macronutriënten, eiwitten, koolhydraten en vetten, en ik ging op zoek naar een goed trainingsschema. Ik viel in een half jaar tijd ruim 8 kilo af terwijl ik tegelijkertijd ook spiermassa aanmaakte.
Toen ik een onderwerp moest kiezen voor het schrijven van mijn PWS kwam ik een documentaire tegen gemaakt door Peter de Harder, ook wel bekend als Petrus, in deze documentaire gaat Petrus 3 maanden trainen om zijn droom lichaam te verkrijgen. Hij laat de fysieke en mentale fases in dit proces zien en geeft een analyse over zijn gemoedstoestand.
Deze documentaire heeft de waarheid achter het ideale plaatje op platformen als instagram en facebook laten zien. Dit vond ik zo interessant dat ik hier meer over wou weten en het dus een goed onderwerp voor mijn PWS vond.
Deelvraag 1: Hoe worden spieren in het menselijk lichaam opgebouwd?
Deelvraag 2: Wat zijn voedingssupplementen en hoeveel calorieën en macronutriënten heb je nodig voor spieropbouw?
Deelvraag 3: Wat versta ik onder gelukkig zijn en het het hebben van een goed lichaam?
Deelvraag 1
Hoe worden spieren in het menselijk lichaam opgebouwd?
Voor het verkrijgen van een goed lichaam moet men spiermassa opbouwen. In deze deelvraag wordt uitgebreid uitgelegd hoe spieren in het menselijk lichaam worden opgebouwd, en wat hypertrofie is. En hoe spieren in het menselijk lichaam precies in elkaar zitten, dit wordt tot op celniveau uitgelegd.
1.1 Uit welke verschillende soorten weefsel bestaan spieren in het menselijk lichaam?
Je kunt de spieren in het menselijk lichaam indelen in drie verschillende soorten weefsel, dwarsgestreept spierweefsel, glad spierweefsel en hartspierweefsel.
Dwarsgestreept spierweefsel bestaat uit spiervezels, deze spiervezels bestaan weer uit vele spiercellen. Als je dit weefsel met een microscoop bekijkt, kun je zien dat er dwarse streepjes over deze spiervezels lopen.
Dwarsgestreept spierweefsel wordt voorzien van zenuwwerking door het animale zenuwstelsel. De meeste dwarsgestreepte spieren zitten vast aan de skeletspieren, sommige aan de huidspieren, bijvoorbeeld de tongspieren.
Glad spierweefsel bestaat uit langwerpige spiercellen, met elk een celkern. Glad spierweefsel komt voor in de huid en in de wand van holle of buisvormige organen, zoals de longen, bloedvaten, blaas, en de iris. Glad spierweefsel wordt voorzien van zenuwwerking door het autonome zenuwstelsel.
De samentrekking van deze spiercellen verloopt redelijk traag, maar de spiercellen raken niet snel vermoeid. In tegenstelling tot het dwarsgestreepte spierweefsel, waarbij de samentrekking snel verloopt, maar de spiervezels snel vermoeid raken.
Als je hartspierweefsel onder de microscoop bekijkt, zul je ook een dwarse streping zien, maar de spiercellen vormen vertakte ketens. Hartspierweefsel wordt niet voorzien van zenuwwerking door het animale zenuwstelsel, ondanks dat het dwarsgestreept weefsel is. (Bos, A. 2012)
Afbeelding 2, verschillende types spierweefsel (Bos, A. 2012)
1.2 Hoe zit een skeletspier in elkaar en hoe werkt hij?
Een skeletspier is omgeven door bindweefsel, dit wordt de spierschede genoemd. Aan de uiteinden van een spier gaat het bindweefsel van de spierschede over in het bindweefsel van pezen.
Met de pezen zijn de skeletspieren bevestigd aan het skelet. In pezen komen veel collagene vezels voor, dit betekend dat deze vezels niet elastisch zijn.
De collagene vezels zetten zich voort tot in het beenvlies om de beenderen. Een skeletspier bestaat uit spierbundels, welke allemaal weer een laag bindweefsel bevatten.
Een spierbundel bestaat uit een aantal spiervezels die parallel aan elkaar lopen. Om de spiervezels zitten weer motorische eindplaatjes, daarin worden de impulsen van motorische neuronen doorgegeven aan de spiervezels.
De vertakkingen aan het eind van een motorisch neuron kunnen naar motorische eindplaatjes op verschillende spiervezels lopen. Je noemt alle spiervezels die via motorische eindplaatjes in verbinding staan met een motorisch neuron bij elkaar, een motorische eenheid.
De meeste spiervezels hebben één motorisch eindplaatje. Het aantal spiervezels per motorische eenheid verschilt van twee tot tweeduizend.
De contractie, dus de samentrekking van een motorische eenheid gaat volgens het alles-of-niets principe. In een motorisch eindplaatje komt onder invloed van impulsen de neurotransmitter acetylcholine vrij uit de synaptische blaasjes, dit gaat in alle motorische eindplaatjes tegelijkertijd.
Als gevolg hiervan trekken alle spiervezels tegelijkertijd samen.
Deze contractie is altijd maximaal, doordat de samentrekking volgens het alles-of-niets principe gaat. Naar elke spier lopen heel veel motorische neuronen, deze geleiden hun impulsen niet tegelijkertijd.
Sommige motorische eenheden trekken zich samen en anderen ontspannen zich juist, hierdoor wordt er tegengegaan dat de spier snel vermoeid raakt.
De sterkte van de contractie is dus afhankelijk van de hoeveelheid motorische eenheden die zich tegelijkertijd aantrekt.
Als je met een microscoop een spiervezel bekijkt zul je een
groot aantal myofibrillen zien. Tussen deze myofibrillen zitten
een heleboel mitochondriën en glycogeenkorrels. De myofibrillen bestaan uit een groot aantal eiwitdraden, welke de filamenten worden genoemd. Dunne filamenten bestaan uit het eiwit
actine, en dikke filamenten die bestaan uit het eiwit myosine.
De myosine- en actinefilamenten liggen in een regelmatig patroon
gerangschikt in sarcomeren. Hierdoor zul je als je een spiervezel Afbeelding 3, myosine- en onder de microscoop bekijkt een dwarse streping van donkere actinefilamenten (Bos, A. 2012)
en lichte banden zien. (Bos, A. 2012)
Afbeelding 4, de bouw van een skeletspier (Bos, A. 2012) Afbeelding 5, sarcomeer (Bos, A. 2012)
1.3 Wat is hypertrofie?
Krachttraining in het algemeen leidt tot de toename van spierkracht en spiermassa. Dit komt door coördinatieverbetering of door hypertrofie, hypertrofie is een moeilijk woord voor spiergroei. Spiergroei treedt op twee manieren op, hypertrofie is de toename van de diameter van de individuele spiervezels, en hyperplasie is de toename van het aantal spiervezels, voornamelijk het aantal myofibrillen.
Er zijn drie factoren die de mate van de hypertrofie bepalen, de spanning op de spier, de vermoeidheid van de spier en de spierschade na een training.
Volgens de laatste wetenschappelijke inzichten wordt vermoed dat spiergroei een effect is van hypertrofie, maar dat hyperplasie niet helemaal uitgesloten mag worden.
Als een spier zich aanspant wordt de spierbuik dikker, hierdoor spant het bindweefsel en wordt het langer. Hierbij wordt het spierweefsel door het bindweefsel gestabiliseerd.
Dikke spiervezels bevatten meer contractie-eiwitten dan dat ze dunne spiervezels bevatten, hierdoor wordt dus ook de spiercontractie beïnvloed.
Als een spier in massa is toegenomen bevat de spier meer bindweefsel, dit zorgt ervoor dat de spier sterker en compacter wordt.
De spiervezelsamenstelling heeft een grote invloed op het feit of de spier zich snel en krachtig kan samentrekken of dat een spier zich minder snel en minder krachtig kan samentrekken.
Verschillende trainingsprikkels kunnen voor een andere samenstelling van spiervezels zorgen.
Dus kort gezegd kan hypertrofie op twee verschillende manieren optreden, de toename van actine- en myosinefilamenten, en door de toename van sarcoplasma in de cellen. Bij 3.2 kom ik terug op de actine- en myosinefilamenten. (J. de Morree, 2006) (B. Schoenfeld, 2010)
Afbeelding 6, verschil hypertrofie en hyperplasie (Expert-Nutrition, 2008)
1.4 Conclusie deelvraag 1
Kortom, de spieren in het menselijk lichaam bestaan uit drie verschillende soorten weefsel, dwarsgestreept spierweefsel, glad spierweefsel en hartspierweefsel. De skeletspier zit erg complex in elkaar, en bestaat uit spierbundels waar weer vele spiervezels in zitten.
Spiergroei treedt op twee manieren op, hypertrofie is de toename van de diameter van de individuele spiervezels, en hyperplasie is de toename van het aantal spiervezels.
Deelvraag 2
Wat zijn voedingssupplementen en hoeveel calorieën en macronutriënten heb je nodig voor spieropbouw?
In deze deelvraag wordt besproken wat voedingssupplementen zijn, en welke hoeveelheden voedsel je nodig hebt voor spieropbouw. Ook wordt er besproken hoe je kunt berekenen hoeveel calorieën je moet eten om een goed lichaam te behalen.
2.1 Wat zijn voedingssupplementen?
Vitamines, mineralen en andere voedingsstoffen zijn erg belangrijk voor je lichaam, maar een groot deel van de mensen komt voedingsstoffen tekort. Met een voedingssupplement kun je deze tekorten aanvullen. De letterlijke vertaling van supplement is ook toevoeging of aanvulling.
Een voedingssupplement is een geconcentreerde bron van vitamines, mineralen, vezels en antioxidanten. Maar ook eiwitten en vetten kunnen als supplement aangeboden worden, bijvoorbeeld in visoliecapsules of whey isolaat, wat eiwit in poedervorm is.
Voedingssupplementen worden niet alleen in capsules of poeder vorm aangeboden, maar ook in tabletten en drankjes.
(Nederlandse voedsel- en warenautoriteit)
2.2 Hoeveel calorieën en macronutriënten heb je nodig voor spieropbouw?
Je lichaam heeft energie nodig om te kunnen functioneren, je hebt vast wel eens gehoord dat je je lichaam het beste kunt vergelijken met een auto, die brandstof nodig heeft om te kunnen rijden.
Hoeveel energie, dus calorieën je nodig hebt op een dag verschilt enorm per persoon, de een kan eten wat hij wilt, en komt niet aan, en de ander hoeft nog maar aan chocolade te ruiken en komt al aan. Hoeveel je kunt eten om op hetzelfde gewicht te blijven heeft te maken met een aantal factoren, je geslacht, je leeftijd, je gewicht, je metabolisme, en natuurlijk ook, hoe actief ben je? (Schoeber, M. 2018)
2.2.1 Wat zijn nou eigenlijk calorieën en macronutriënten?
Een calorie is een eenheid voor energie, één calorie is de hoeveelheid benodigde energie om de temperatuur van één gram water met één graad te laten stijgen. Je moet ervan uitgaan dat als er in de context voeding calorieën worden gebruikt, kilocalorieën bedoeld worden.
Macronutriënten zijn de voedingsstoffen die je lichaam in grote hoeveelheden nodig heeft, deze voedingsstoffen leveren energie aan het lichaam. Er zijn drie macronutriënten:
Koolhydraten
Koolhydraten is een erg belangrijke bron van brandstof voor ons lichaam, en zijn makkelijk te
gebruiken als energie. Koolhydraten zijn nodig voor het centrale zenuwstelsel, de nieren, de
hersenen en het hart, zonder koolhydraten kunnen deze organen niet goed functioneren.
Koolhydraten kunnen worden opgeslagen in de spieren, en kunnen worden gebruikt wanneer het lichaam ze nodig heeft. 1 gram koolhydraten bevat 4 calorieën.
Koolhydraten kun je vooral halen uit rijst, pasta, havermout, en aardappelen.
Eiwitten
Het is belangrijk om genoeg eiwitten binnen te krijgen zodat je spieren kunnen herstellen na
een training, eiwitten zijn de bouwstenen van het lichaam. Voor het verkrijgen van een goed
lichaam is het van groot belang dat men zijn eiwit doel elke dag behaald. Anders kan men
niet elke dag trainen vanwege onvoldoende herstel.
Eiwitten bestaan uit aminozuren, 22 van deze zuren zijn belangrijk voor ons lichaam, 14 daarvan kan ons lichaam zelf aanmaken, de andere 8 moeten we daarom uit voeding of supplementen halen. 1 gram eiwit bevat 4 calorieën.
Eiwitten kun je vooral halen uit vlees, vis, zuivel, eieren en noten. Een dieet voor iemand die aan het trainen is bestaat dan ook voornamelijk uit deze producten.
Vetten
Vetten worden vaak gezien als slecht, omdat mensen het eten van vetten associëren met
een hoog vetpercentage. Integendeel, de modellen die een goed lichaam moeten verkrijgen eten juist wel vetten, dit doen zij omdat vetten juist essentieel zijn voor het opnemen van allerlei voedingsstoffen zoals de vitamines A, D en E. Vetten bestaan uit vetzuren, welke je weer kunt verdelen in verzadigde- en onverzadigde vetten. Er bestaan ook transvetten, welke je kunt vinden in fastfood, deze vetten vermijden de modellen. Gezonde vetten kun je halen uit eieren, vis en noten. 1 gram vet bevat 9 calorieën.
2.2.2 Hoe bereken je hoeveel calorieën je nodig hebt voor het verkrijgen van een goed lichaam?
Om uit te rekenen hoeveel calorieën je nodig hebt, kun je het beste een calorie calculator gebruiken via internet, of naar een diëtist(e) gaan. Een calorie calculator is een site* waar je al je persoonlijke gegevens invult, zoals: lengte, leeftijd, geslacht, gewicht en je doel. Deze doelen kunnen zijn: aankomen, afvallen, gewicht behouden(maintenance) of vet verliezen en spiermassa aankomen. De laatste optie geldt meestal voor modellen die een goed lichaam willen bereiken.
Om het allemaal even wat duidelijker te maken gebruik ik mezelf even als voorbeeld. Ik ga al mijn persoonlijke gegevens invullen in een calorie calculator. Als doel heb ik ingevuld om spiermassa aan te komen en vet te verliezen. Uit deze calorie calculator kwam dat ik 2800 calorieën per dag moet eten.
Nu we weten hoeveel calorieën ik moet gaan eten om spiermassa aan te gaan maken en vet te verliezen. Nu moeten we natuurlijk ook de verhoudingen van de macronutriënten weten.
Er wordt aangeraden om als sporter die traint voor het aankomen in spiermassa 2 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht binnen te krijgen per dag. Op deze manier krijgt je lichaam genoeg eiwitten binnen om te herstellen na een training. Ook wordt er aangeraden om ongeveer 20% van je calorieën afkomstig te laten zijn van vetten. Dit voor het goed op kunnen nemen van vitaminen.
We beginnen bij de eiwitten. Ik weeg 75 kilo en ik moet 2 gram eiwit per dag tot mij nemen.
(75・2) = 150, ik ik moet dus 150 gram eiwitten binnen krijgen om spiermassa aan te komen wil ik mijn goede lichaam gaan bereiken.
Daarna de vetten, (2800 ・0,2) = 560, 560 calorieën zullen dus afkomstig zijn van vetten. (560 : 9) = 62, dus ik zal 62 gram aan goede vetten moeten gaan eten.
Ten slotte de koolhydraten, dit is vrij simpel. 600 calorieën waren afkomstig van de eiwitten, en 560 van de vetten. Dit betekend, 600 + 560 = 1160, vervolgens 2800 – 1160 = 1640. Dus 1640 calorieën zijn afkomstig van koolhydraten, (1640 : 4) = 410, dus zal ik in mijn dieet 410 gram koolhydraten moeten gaan eten.
(Bean, A. 2003) (Song, Y. 2014) (Storr, M. 2003) (Nederlandse voedsel- en warenautoriteit)
Ik heb nu een dieet opgesteld naar mijn eigen doelen en persoonlijke gegevens. In mijn PWS doe ik onderzoek naar het verband tussen geluk en het hebben van een goed lichaam. Het eten dat geconsumeerd moet worden door de modellen wordt als het moeilijkste obstakel gezien op de weg naar het behalen van het lichaam waar ze zo hard voor werken. Hier ga ik in deelvraag 3 verder op in.
*Een voorbeeld van een calorie calculator is de site:
http://www.menshealth.nl/Gezondheid/Bereken-je-caloriebehoefte-doe-de-test
Deelvraag 3
Wat versta ik onder gelukkig zijn en het het hebben van een goed lichaam?
In deze deelvraag ga ik onderzoeken wat ik het beste kan verstaan onder een goed lichaam en gelukkig zijn. Ik ga onderzoeken of je geluk kan meten en of een goed lichaam wel bestaat of of dat er altijd een streven is naar een niet haalbare vorm van perfectie.
3.1 Is geluk meetbaar?
Elk mens is geboren met een genetisch bepaalde vaste waarde voor geluk, dit is te meten door op een aantal x-momenten te vragen hoe iemand zich voelt. Je doet hiermee onderzoek naar de gemoedstoestand van deze persoon. Geluk, of je gelukkig bent of niet, is altijd aanwezig en daarom is het dus ook op elk moment en tijdstip te meten. Dus door mensen er regelmatig naar te vragen kan je een prima en vrij exacte inschatting maken naar het feit of zij wel of niet gelukkig zijn op dat moment.
De manier waarop geluk gemeten wordt veranderd en bevorderd steeds meer. Er zijn apps ontwikkeld, websites, boeken over geschreven en de naar mijn mening meest interessante en exacte manier om geluk te meten is aan de hand van een gemoedstoestand psychiater die een gepersonaliseerde vragenlijst maakt voor de persoon in kwestie waarvan zijn geluk gemeten wordt. Deze vragenlijst moet elke dag ingevuld worden en dan kan aan het eind van het onderzoek een exacte uitslag gemaakt worden over hoe de persoon zich elke dag gevoeld heeft.
(Wolff, M. 2017) (Cummins, R. 2011)
3.2 Wat noemt men goed lichaam?
Voor het beantwoorden van deze vraag ga ik niet uit van smaak maar van meetbare feiten. Een goed lichaam kan namelijk in iedereens ogen verschillen en daarom ga ik uit van een aantal eisen gesteld door modellenbureaus bij mannelijke modellen. Deze eisen worden gesteld voordat een mannelijk model gaat trainen voor zijn shoot, op de dag van de shoot worden zijn vetpercentage gemeten en zijn gewicht gewogen. Uiteindelijk wordt zijn spiermassa gemeten en dan wordt er gekeken of het model voldoet aan de eisen. Als het model voldoet aan deze eisen dan heeft hij dus een ‘goed lichaam’.
Deze eisen van een mannelijk model tussen de 180 cm en 188 cm zijn:
een vetpercentage van 8.6% of lager. Dit kan worden opgemeten met een huidplooimeter. Een huidplooimeter is een apparaat waarmee je op verschillende plaatsen op je lichaam je vet pakt de huidplooi meter vervolgens op je lichaam zet en dan de hoeveelheid millimeters afleest. Deze millimeters tel je bij elkaar op en vervolgens lees je in een tabel af wat je vetpercentage is. Dit is een eenvoudige en erg exacte manier om je vetpercentage op te meten.
Je spiermassa wordt gemeten op een weegschaal met een elektrische schok functie. Deze weegschaal stuurt schokjes via de voeten door het lichaam en kan aan de hand van de informatie die de weegschaal verzameld de spiermassa berekenen. Van deze schokjes voel je echter niks.
Het wegen van het model is niet een hele moeilijke taak. Het model moet gewoon op een weegschaal gaan staan, verder geen andere technieken van toepassing.
Afbeelding 7, huidplooimeter. (Deal Runner, 2018)
3.3