Nadat Griekenland onder militaire dictaturen had geleden (1967-1975), werd het land in 1975 terug een democratie. Er kwam een nieuwe Griekse grondwet en het land trad terug in de NAVO. Vanaf 1981 werd Griekenland deel van de Europese Unie. Doordat in 2000 de inflatie van Griekenland slechts 2,9% bedroeg, werd er bijna unaniem gepleit voor de Griekse toetreding tot de eurozone. Dit gebeurde dan ook op 1 januari 2001.
Voorgeschiedenis: hypotheekcrisis Amerika
Door de aanslag van 11 september 2001 dreigde er een recessie van de Amerikaanse woningmarkt. Er ontwikkelde zich drie factoren die zorgden voor een stijging van de huizenprijzen. Ten eerste werd de offici??le rente verlaagt, waardoor de leningen goedkoper werden. Maar dit gold enkel voor hypotheken met een variabele rente. Ten tweede was er meer ruimte in het financi??le systeem, dankzij de hulp van centrale banken en de toename van het voor belegging beschikbaar kapitaal. Ten derde was er sprake van een ontwikkeling van een aantal hypotheekvormen.
In 2006 echter stegen de subprime hypotheken. Dit zijn de hypotheken voor minder geaccrediteerde personen. Namelijk personen waarvan verondersteld wordt dat het minder makkelijk is om hun leningen terug te betalen. Deze hypotheek zorgt voor grotere betalingsachterstanden, maar de geldverlener zou meer kunnen verdienen aan dit soort leningen dan aan de klassieke hypotheken. Door deze stijging werden huiseigenaars geconfronteerd met een aanmerkelijk hogere rente waardoor de belangstelling voor huizen afnam. Op het eind van 2006 moesten een aantal hypotheekbanken zijn activiteiten inkrimpen of staken.
Voorgeschiedenis: het begin van de kredietcrisis
De aanleiding tot de kredietcrisis begon dus in 2007 onder de vorm van deze kleine hypotheekcrisis. De Amerikaanse banken gaven burgers hypotheken die zij onmogelijk konden betalen. Deze hypotheken werden in moeilijk ondoorzichtige producten wereldwijd verkocht. Hierdoor werd de rest van de wereld bij de crisis betrokken. Door de crisis raakten banken in het faillissement en hierdoor brak er paniek uit bij de beleggers. De beurskoersen daalden. Dit zorgde voor nog meer paniek en versterkte de daling van de koersen. Daarenboven droogde de interbancaire geldmarkt op waardoor men onmogelijk kon inschatten welke instellingen in de problemen zouden komen. Banken leenden geen geld meer onderling en velen werden overgenomen of failliet verklaard.
In deze kredietcrisis was er niet enkel sprake van een beperkte beschikbaarheid van kapitaal. Daarnaast was er een onderlinge vertrouwenscrisis, want de banken en financi??le instellingen hadden geen vertrouwen op afbetaling en ze hieven daarom een hogere rente op leningen.
Vanaf 2008 kon er van een recessie gesproken worden in de EU. Er werden maatregelen getroffen om het stabiel financieel stelsel van de EU-lidstaten te handhaven. Zo werden bijvoorbeeld kapitaalinjecties aan financi??le instellingen gegeven en werden bepaalde banken genationaliseerd om de stabiliteit in de landen te behouden.