Tijdens mijn jaren op de Beeldende Kunst en vormgeving aan de Fontys Hogeschool voor de Kunsten te Tilburg ben ik naarmate de jaren verstreken me steeds meer gaan interesseren voor kunst met mensen. Door middel van interactie of door middel van kunst in de openbare ruimte probeer ik mijn eigen werk steeds te laten communiceren met mensen die eigenlijk zich niet interesseren voor kunst, of er niet de moeite voor willen nemen om een instantie als een museum binnen te stappen en daarvoor geld te moeten betalen om kunst te ervaren.
Mijn achtergrond als straatkunstenaar(graffiti), heeft mij een manier gegeven waarmee je niet perse toestemming vraagt om iets te veranderen in de openbare ruimte, maar dit gewoon doet omdat je de drang hebt iets te maken wat communiceert naar iedereen die er maar oog voor heeft. In mijn laatste stage ben ik terecht gekomen bij een community-art collectief ‘EELT theatercollectief, dat in een woonwijk rechtstreeks met de mensen actief kunst probeert te maken of in ieder geval een ervaring creëert. Mijn ervaring is dat deze mensen erg creatief zijn maar gewoon niet de stimulatie of mogelijkheden krijgen om dit te benutten. Deze legale manier van in de buurt creëren en op kleine schaal iets moois maken voor mensen die er wonen staat mij erg aan. En ik denk dat in de toekomst, kunst voor mij dan ook altijd gepaard gaat met communicatie tussen mensen.
Mijn onderzoeksvraag gaat dan ook over sociaal geëngageerde kunst, en of dit bij een laagopgeleide jonge doelgroep misschien de geschikte manier is om ze in contact te laten komen met kunst en met elkaar. Door te onderzoeken hoe de doelgroep in elkaar zit en wat voor hun belevingswereld het beste werkt, en waarom gevestigde kunst en musea niet werken. Ook ga ik verschillende geëngageerde kunstenaars onderzoeken en hun manier van werken onder de loep nemen. Aangezien het begrip een vaag iets is, maak ik dit duidelijk aan de hand van een drietal kunstenaars, die ieder weer een andere manier van werken hebben, alhoewel ze alle drie wel sociaal geëngageerd zijn. Tegenwoordig zie je steeds meer van deze kunst opduiken en deze wordt ook graag ingezet door de overheid om een groep mensen of gebied op te waarderen door middel van deze kunstvorm. In mijn onderzoek bekijk ik daarom ook de kansen en bedreigingen van deze manier van werken en de wijze waarop deze wordt ingezet door de overheid.
Ik zal beginnen de kunstvorm uiteen te zetten aan de hand van de oorsprong van sociaal geëngageerde kunst en daarna de kansen en bedreigingen die hiermee gepaard gaan verklaren met behulp van de theorieën van H.H Jager en Bishop. Deze theorieën zijn redelijk verschillende dus zal ik een standpunt moeten innemen tussen een van deze theorieën.
Hierna zal ik de doelgroep bespreken en uitleggen wat hun kansen en bedreigingen zijn in deze samenleving. Aan het eind zal ik verbanden trekken tussen de manier van werken van Sociaal Geëngageerde kunst en de doelgroep, en het overheidsbeleid dat hier altijd mee in verband staat. Hier komt dan een conclusie uit die mijn stelling ontkracht of bevestigd.
https://thesis.eur.nl/pub/11297/Roeyen,%20V.E.pdf
http://silkrol.blogspot.nl/2011_02_01_archive.html
(in the words of Thomas Hirschhorn, ‘Energy yes, quality no!’)
1. Wat is sociaal geëngageerde kunst?
a. Is Sociaal geëngageerde kunst nog wel autonoom? In hoeverre is een sociaal geëngageerde kunstenaar autonoom te noemen?
b. Welke aspecten maken dat deze kunstenaar geëngageerd genoemd wordt?
https://kunstzaken.blogspot.nl/2015/03/geengageerde-kunst-politieke-kunst-en.html
c. Wordt sociaal geëngageerde kunst altijd in groepsverband gemaakt? In welke context wordt SGKunstenaar gemaakt en vindt dit altijd in groepsverband plaats?
2. Welke sociaal geëngageerde kunst is er in Noord-Brabant?
a. Welk effect heeft het Cultuurbeleid van Noord-Brabant op de Sociaal geëngageerde kunst?
BKKC. (z.j.). Kunst en cultuur van belang in verdeelde samenleving. Geraadpleegd van http://www.bkkc.nl/BKKC/media/BKKC/inleiding-meerjarenplan-2017-2020-bkkc.pdf
https://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-op-thema/cultuur/kunst-en-cultuur/-/media/696E08E6AD6448689DD40EA9BA39E26E.PDF
3. Wat kenschetst (wat zijn de kenmerken van laagopgeleide jongeren en in hoeverre komt deze doelgroep in contact met elkaar?
https://books.google.nl/books?id=OtQpVQiYPd8C&pg=PA280&lpg=PA280&dq=sociale+hulp+beter+dan+sociale+kunst&source=bl&ots=E-IlmwmeLm&sig=jOJ2FcCJI0I_wQ2sdGxiEFa9-oE&hl=nl&sa=X&ved=0ahUKEwi15OabvMTRAhXLtBoKHaxeCUE4ChDoAQhKMAg#v=onepage&q=sociale%20hulp%20beter%20dan%20sociale%20kunst&f=false LEZEN
In 2015 onderzocht IZI Solutions een profiel onder jongeren buiten beeld, deze jongeren staan niet geregistreerd bij instanties of het UWV.
Profiel
Onderstaande informatie is een weergave van de kenmerken van jongeren ‘buiten beeld’. Deze kenmerken geven inzicht in het profiel van jongeren ‘buiten beeld’.
– Leeftijd:
Jongeren tot 23 jaar: willen naar school
Jongeren ouder dan 23 jaar: willen werken
– Opleiding en vaardigheden
In het algemeen een laag opleidingsniveau
Worden verdrongen op de arbeidsmarkt
Beperkte officiële vaardigheden en kennis
Beperkte schriftel ijke vaardigheden
– Sociale-/leefomgeving
Instabiele thuissituatie
Groeien op in achterstandswijken
Ouders werken niet of hebben laagbetaalde banen
Weinig tot geen sociaal en professioneel netwerk
– Herkomst
Jongeren van autochtone en allochtone afkomst
– Gedrag
Gedragsproblemen
Onzeker en negatief zelfbeeld
Vaak teleurgesteld door ‘de maatschappij’
– Interesse
Muziek
Sport
Documentaires
Motivational speeches
– Ontmoetingsplekken
Op straat
Thuis
(in)formele sportscholen
In de (muziek)studio
Religieuze instellingen (moskeeën en kerken)
Coffeeshops
Shisha lounges
Buurtcentra
Kappers (barbershop)
Via vertrouwenspersonen: Rolmodellen Sleutelfiguren uit de wijk Sleutelfiguren uit de moskee/kerk Jeugdpreventieteams Jeugdinterventieteams Straatcoaches
IZI Solutions. (2015). Zichtbaar maar niet in beeld. Geraadpleegd van https://www.aanpakjeugdwerkloosheid.nl/documenten/rapporten/2016/4/18/rapport-zichtbaar-maar-niet-in-beeld
Zijn sociale interventie methodes een betere manier om een maatschappelijk probleem op te lossen?
https://www.movisie.nl/esi/thuis-straat-tos
Situationisme/participatie
Sinds de jaren zestig is er sprake van een opkomende stroming waarin de participatie van het publiek een rol gaat spelen. Deze stroming komt voort uit het idee dat het kunstpubliek passief en vervreemd werd van hun gevoelens.
Tegenwoordig is er participatie in de kunst aanwezig die wordt aangejaagd door de nieuwe media. De kunstenaars tegenwoordig willen niet meer aan de rand van de maatschappij dingen maken, maar plaatsen zich juist midden in de samenleving. Ze claimen dus hun plek in de werkelijkheid in de hedendaagse controlemaatschappij.
In de twintigste eeuw werd kunst een mythisch gebeuren, omdat de maatschappij zich richtte op de wetenschap en op ratio. Deze visie is toen ontspoort door een fatale combinatie van theorie, musea en marktwerking. Dit creëerde een omgeving van sensatie en commercie voor de kunst. Zelfs Joseph Beuys die een fanatieke tegenstander hiervan was, kon er niet aan ontsnappen. Als reactie hierop gebruikte kunst de theorie van de autonomie om zich hiertegen te beschermen. Hierdoor maakte de kunst zichzelf monddood omdat het alleen nog te begrijpen was voor de kenners en op zijn plaats was in het museum, en uiterst geschikt voor investeerders met veel geld om hier mee aan de haal te gaan.
Het nieuwe-engagement van tegenwoordig wil zich losrukken van deze scheiding tussen hoge en lage kunst door zich midden in de werkelijkheid te plaatsen.
Hierdoor werken ze vaak samen met bijvoorbeeld: architecten, theatermakers of mensen uit de buurt.
De drang naar deze vorm van werken heeft de kunst overgenomen van de avant-garde bewegingen uit de twintigste eeuw zoals Cobra, Fluxus en het Situationisme. Guy Debord is een sleutelfiguur in deze theorie omdat de spektakelmaatschappij een feit is. Het spektakel is een zelfstandig beeld geworden die het dagelijks leven ‘onecht’ maakt en het lichaam vervreemd van zijn gevoelens.(Guy Debord, De spektakelmaatschappij, 1972)
Na de Tweede Wereldoorlog is de samenleving overladen met objecten dankzij de massaproductie. Deze objecten en materiële tekens maakte van de massa brave consumenten, die scheiding en integratie stimuleerden. Integratie doordat het spektakel sociale relaties in beeld omzet die alle echte en directe ervaring in de weg staat. Scheiding door de producten van het kapitaal zoals de tv en de auto die deze scheiding van het echte contact nog meer stimuleren.
Als reactie gingen de Situationisten het echte leven opzoeken, en gingen ze experimenteren met vormen van het leven die ruimte gaf om te spelen. Hierdoor werd de greep van het spektakel op de samenleving minder hard doordat ze bijvoorbeeld gingen ‘ronddolen’(de dérive) in de buurt en het economische doel uitschakelde. Zo werd er ruimte gecreëerd voor nieuwe interpretaties van de omgeving, en werden er weer ‘echte’ ervaringen opgedaan.
Dit probeert bijvoorbeeld Jeanne van Heeswijk ook na te streven zonder het zo te benoemen. Ze creëert situaties waarin de toeschouwer of publiek ervaringen opdoet, en het passieve publiek veranderd in actieve mede-creators of ‘belevers’. Deze situatie is altijd tijdelijk en nodigt uit tot handelen. Deze handelingen brengen weer nieuwe situaties teweeg die weer de volgende handelingen veroorzaken. ‘Een situatie is een soort theatrale poëzie, poëzie op het niveau van het handelen …’(W, Nijenhuis. 2008)
Het tegenovergestelde van een situatie is design, deze wil alles een betekenis en functie geven en laat zo geen ruimte over voor herinterpretaties en spel. De situatie gaat uit van een soort poëzie van het moment, iets wat de geëngageerde kunstenaars tegenwoordig ook proberen te bereiken.
Maar tegenwoordig leven we in een aandachts maatschappij, waar allerlei partijen vechten om de aandacht van de toch al overprikkelde consument. Sinds de de massamedia wordt ook de informatie geësthetiseerd. Iets waar de kunst eerst een alleenrecht op had moet nu concurreren met allerlei media zoals reclame, tv, internet etc.
Hierdoor is de deling van het industriële tijdperk verdwenen, waarin informatie aan de kant van de werkelijkheid stond en kunst meer de kant van de droomwereld.
Omdat de informatie ook een esthetische waarde bezit heeft kunst zich losgemaakt van de instellingen zoals musea en galeries en probeert zich midden in de werkelijkheid te plaatsen, door middel van alledaagse producten te gebruiken en alledaagse situaties te esthetiseren.
Kunst is zo zijn alleenrecht op aandachttrekkende beelden verloren en moet concurreren met het ontworpen wereldbeeld van tegenwoordig, terwijl veel kunst nog zit gevangen in hun instituties worden er steeds nieuwe manieren bedacht om de aandacht buiten te trekken en de werkelijkheid binnen te dringen.
Volgens Simmel, Freud en Benjamin is de aandacht een soort pijl die wordt geschoten op iemand, en als deze raakt dan is er een vluchtig moment waarop de dagelijkse gang van zaken even doorbroken wordt. Je ervaart een shock doordat iets afwijkt van het normale.
Dit raakt vaak maar een enkel persoon, maar als de aandacht wordt verzameld en een opeenhoping vormt van hetzelfde, dan krijg je een prominent. Het prominente domineert grotendeels je aandacht en alles wat daarbuiten valt komt in de vergetelheid terecht. Vanuit deze vergetelheid is een antwoord op de aandachts economie in opkomst, namelijk graffiti, street-art, vandalisme en migratie.
Deze vechten ook voor aandacht maar houden het binnen hun eigen wereld, en zijn niet te verkopen op een reguliere kunstmarkt. Ook bestaan ze zonder dat veel mensen er eigenlijk aandacht aan schenken tenzij je je ervan bewust bent, of deelneemt aan deze wereld.
Deze vormen zijn vrij radicaal, en dat is volgens Nijenhuis het antwoord op de interactieve cybernetische marketingtechnieken die onze aandacht in beslag nemen. Door radicaal te denken kun je jezelf verrassen en geraakt worden op het niveau van intuïtie
Nijenhuis, W. (2008, 5 maart). Radicaal denken in de catacomben van de interactiviteit [Blogpost]. Geraadpleegd van http://networkcultures.org/krant/2008/03/05/radicaal-denken-in-de-catacomben-van-de-interactiviteit/
Hoe vaak komen laagopgeleide jongeren in contact met kunst/cultuur?
Is er verschil tussen allochtone en autochtone jongeren als het gaat om cultuur? Couwenberg & Couwenberg (2003) en Van Iperen(2003) hebben aangetoont dat het niet ligt aan de afkomst van de jongeren maar aan het cultuurparticipatie niveau en opleidingsniveau van de ouders en het opleidingsniveau van de jongeren zelf. Zo is iemand met laag opgeleide allochtone ouders en zelf laagopgeleid, precies hetzelfde als een autochtoon met dezelfde laag opgeleide en lage cultuur participerende ouders.
Over het algemeen zijn allochtone ouders lager opgeleid en hun allochtone kinderen ook lager opgeleid dan gemiddeld, hierdoor hebben ze een achterstand als het gaat over de reguliere culturele participatie. Maar hier in is niet meegerekend de niet reguliere cultuur zoals moskee bezoeken en familie feesten,bruiloften etc.
Cultuurdeelname en cultuurbeleving van jongeren. Een literatuurstudie
Cultuurnetwerk Nederland, Utrecht 2004
p14.
)
Volgens het CBS(2015) zijn jongeren uit een éénoudergezin erg vatbaar om op te groeien in armoede en hebben meer kans hun school vroegtijdig te verlaten. In Tilburg gaat het om 14,8 éénoudergezinnen per 100 jongeren. Dit is aanzienlijk minder dan jongeren met een twee-oudergezin.
Aantal Brabantse jongeren in éénoudergezinnen in 10 jaar met 20.000 gestegen (kaart). (2016, 11 april). Geraadpleegd van http://www.bd.nl/regio/brabant/aantal-brabantse-jongeren-in-%C3%A9%C3%A9noudergezinnen-in-10-jaar-met-20-000-gestegen-kaart-1.5912845
Ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid. (2010). Probleemanalyse niet-participatie. Geraadpleegd van http://www.onderzoekwerkeninkomen.nl/rapporten/z0qygx5c
Hoger opgeleiden zijn de laatste tijd aanzienlijk gegroeid. Dit heeft als oorzaak dat hogere onderwijsinstellingen meer toegankelijk zijn geworden. Hierdoor kwamen er in de jaren zeventig een meer tolerant geluid in de politiek in Nederland.
Omdat grote groepen, vooral lageropgeleiden, deze tolerantie niet delen is er sinds de jaren tachtig een fanatiek tegengeluid ontstaan in de politiek, en in de samenleving. Ze zijn tegen een culturele diversiteit en dan met name op de meest zichtbare vorm hiervan, de instroom van immigranten en vluchtelingen. Er is dus een duidelijk verschil tussen lager- en hogeropgeleiden als je kijkt naar tolerantie en verandering van de samenleving.
Deze intolerantie is alleen tegen een culturele diversiteit en sociale orde. De tolerantie jegens minderheden zoals homoseksualiteit, abortus en euthanasie, worden wel breed gesteund door alle groepen mensen. Waar dit vroeger wel veel weerstand kreeg, heeft het ene conflict het andere vervangen. Dit fenomeen wordt ook wel etnocentrisme genoemd.
De lageropgeleiden zien immigranten vaak als een bedreiging op hun manier van leven. Ze zijn dus ook het meest intolerant tegen mensen waarbij hun cultuur het meest verschilt met die van zichzelf. Dus zijn niet westerse-allochtonen een grotere bedreiging dan westerse-allochtonen. Hoger Opgeleiden bezitten een groter cultureel kapitaal, dat betekent het vermogen om culturele uitingen te plaatsen en de betekenis ervan te herkennen en begrijpen. Ze zijn dus dankzij hun grotere culturele kapitaal in staat om andere culturen te herkennen als een uit meerdere. Lageropgeleiden hebben een klein cultureel kapitaal en oordelen over een vreemde cultuur vaak in afwijzende mate, omdat het radicaal verschilt met hun eigen cultuur, en daardoor onacceptabel.
Kunst en onderwijs leiden niet overal tot een meer tolerante houding, Zoals in de Middeleeuwen, waar kunst vooral op het geloof was gebaseerd en het christelijke wereldbeeld bevestigde. Of de entartete kunst van de nazi’s in de tweede wereldoorlog.
De hedendaagse kunst van de westerse wereld is gespitsts op denaturalisering van cultuur. Het draait tegenwoordig juist om een kritische houding, en het bevragen van bestaande culturele uitingen en constructies. Hiermee ontleden ze de culturele betekenissen en praktijken.
Onder mensen met een laag cultureel kapitaal is er vaak sprake van anomie, als deze worden geconfronteerd met andere culturen. Deze anomie is aanleiding voor de drang om de hedendaagse verschillende culturele samenleving te verruilen voor een voorspelbare en simpele versie. Mensen met anomie ervaren dus sterke afkeer tegen een ‘inbreuk’ op een eenduidige culturele samenleving, en vooral tegen immigranten en etnische minderheden. De reden is dus niet puur hun kleine culturele kapitaal maar ook hun anomie dat hier een gevolg van is.
De kenmerken van Laagopgeleide jongeren zijn over het algemeen
-zwak sociaal netwerk
-komen vaak uit een 1-oudergezin/slechte thuissituatie
-intolerant tegen culturele diversiteit
-weinig cultureel kapitaal
-Niet-westerse afkomst.
Bovens, M., Dekker, P., & Tiemeijer, W. (2014). Gescheiden werelden?. Geraadpleegd van https://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2014/Gescheiden_werelden
4. Wat kan het belang zijn, waarin ligt de waarde voor het in contact brengen met elkaar voor laagopgeleide jongeren
Beter sociaal netwerk is betere kansen op arbeidsmarkt en geen uitzichtloze situatie (bron hierboven)
Uit recent onderzoek (“Sociaal netwerk zit veel laagopgeleide jongeren in de weg”, 2016) blijkt dat 40% van de studenten die lager opgeleid zijn (MBO), last ervaart van een matig tot slecht sociaal netwerk. Minister Bussemaker noemt het sociale netwerk een speerpunt voor gelijke kansen. Dit netwerk kan ervoor zorgen dat je informatie krijgt die je nodig hebt, of een positieve indruk achterlaten bij een potentiële baan. Zo ondervindt 40% van de lager opgeleiden vaak een sociale tekortkoming in hun omgeving. Ze worden dan gedemotiveerd door hun sociale netwerk, omdat presteren of hogerop komen niet in hun sociale cultuur zit. Jongeren die hier mee te maken hebben, worden vaak nog niet herkent omdat er nog weinig onderzoek naar verricht is. Maar een manier om ze te helpen is door middel van ervaring buiten de school. Bijvoorbeeld door bijbaantjes en stages, en contact met mensen die wel een sterk en positief sociaal netwerk bezitten.
Sociaal netwerk zit veel laagopgeleide jongeren in de weg. (2016, 25 oktober). Geraadpleegd van http://www.schulinck.nl/nieuws/2016/sociaal-netwerk-zit-veel-laagopgeleide-jongeren.802107.lynkx
Uit onderzoek van de Inspectie van Onderwijs is gebleken dat kinderen met laagopgeleide ouders, vaak zelf ook lager worden ingedeeld bij een Middelbare opleiding.
Dit omdat de leerkrachten vaak een advies geven en deze vaak baseren op de ouders van de kinderen. En Hoogopgeleide ouders zijn vaak bewuster in de schoolkeuze die voor hun kind wordt gemaakt, en trekken dus vaker aan de bel.
Er is ook sprake van een toename in categorale scholen, die maar een soort niveau aanbieden zoals alleen HAVO, of alleen VWO. Dus zorgt voor een grotere scheiding tussen de leerlingen die hiermee minder worden gestimuleerd om van niveau te veranderen.
De oplossing zouden langere en bredere brugklassen zijn, waar laatbloeiers de tijd krijgen zich te ontwikkelen en niet gedwongen worden meteen een keuze te moeten maken, waar ze de rest van hun schoolcarrière last van kunnen hebben.
Kuiper, R. (2010, 13 april). ‘Onacceptabele’ ongelijkheid: opleiding ouders steeds bepalender voor schoolsucces. Geraadpleegd van http://www.volkskrant.nl/binnenland/-onacceptabele-ongelijkheid-opleiding-ouders-steeds-bepalender-voor-schoolsucces~a4280895/
5. Is de betrokkenheid van sociaal geëngageerde kunstenaars een geschikte invalshoek om (Laagopgeleide) jongeren in contact te brengen met elkaar.
Van de Geer (2015) concludeert in recent onderzoek dat kunstenaars en activisten dezelfde vormen en manieren gebruiken om mensen op te roepen en met elkaar samen te laten werken.
In veel voorbeelden van deze kunst is te zien dat als je verder kijkt dan de traditionele kunstvormen, je ervaringen van mensen ook als kunst kunt beschouwen. Dit maakt het geen fysiek object maar een sociaal verband.
Sociaal geëngageerde kunst is een begrip dat meestal wordt gebruikt om kunst te benoemen waarbij maatschappelijke en sociale situaties een rol spelen. Ook is er sprake van sociale interactie met de toeschouwer en/of de plek.
Deze sociaal geëngageerde kunstenaars gaan vaak op allerlei manieren te werk, maar meestal met een algemene context. Participatie, sociale conversatie, activisme, en zorg zijn enkele van de gebieden in de samenleving waar de sociaal geëngageerde kunstenaar te werk gaat. Bij een sociaal geëngageerd kunstwerk is de grens tussen kunst en ‘het leven’ vaak vervaagt.
Van de Geer (2015) heeft met haar 4-havo klas een sociaal geëngageerde manier van kunstonderwijs toegepast. De 4-havisten hebben samengewerkt met daklozen en buurtbewoners van Amsterdam-Noord. Ze hebben gezamenlijk kunstobjecten gemaakt van voorwerpen met een persoonlijk verhaal, waarbij de ontmoeting tussen de doelgroepen en de buurt centraal stond. Ook hebben de leerlingen onderzoek in de buurt verricht door middel van interviews. Deze verzameling van beeld en geluid en kunstobjecten vormden samen een expositie in Amsterdam NoorderparKKamer.
Het ging bij dit project vooral over sociale vaardigheden ontwikkelen onder alle doelgroepen. Deze zouden elkaar anders onwaarschijnlijk ontmoeten in het dagelijks leven, maar nu dankzij het project met elkaar kunnen samenwerken. Tegenwoordig is kennisoverdracht niet meer het belangrijkste bij kunstonderwijs, ook persoonlijkheidsontwikkeling en sociale vaardigheden zijn waardevol geworden. Dit heeft als gevolg dat ook de grens tussen een kunstonderwijs project en een sociaal geëngageerd project onduidelijker wordt.
J. Ulbricht (2005) onderscheidt verschillende vormen van ‘community-based art education’. De eerste vorm is samenwerken tussen verschillende instanties. De tweede is antropologisch van aard, door middel van de (materiële) culturele omgeving van hun gemeenschap/buurt te onderzoeken. De derde vorm is dialogic art education, gebaseerd op de theorie ‘dialogism’ van Mikhail Mikhailovich Bakhtin (1895-1975), kunstwerken op grond van dialoog en ontmoetingen. De vierde vorm is social justice art education, en komt op voor maatschappelijke kwesties en politiek activisme.
Volgens van de Geer (2015) hebben haar leerlingen door middel van kritisch onderzoek te vertalen naar (activistische) kunstwerken, een groei in hun bewustzijn van hun identiteit in de samenleving gekregen. Samenwerking en interactie met de buurt/instanties/gemeenschap zijn hierbij het belangrijkste.
Het maken van sociaal geëngageerde kunst is volgens van de Geer(2015) een uitdaging voor leerlingen om zich te mengen in de samenleving buiten de school, en kunst meer een vorm wordt waarin kritisch onderzoek centraal staat.
Uit recent onderzoek (Deckers, 2015) Heeft Deckers haar coördinator van No Academy, Paul Gofferjé(1985) geïnterviewd over de meerwaarde van kunst bij sociale projecten.
No Academy(2008) is een postacademisch onderzoekslab dat kunst en ontwerp verbindt met problemen uit de samenleving, ze gaan op een geëngageerde manier te werk in en met buurten/omgevingen/gemeenschappen.
Volgens Gofferjé bezit kunst een onconventionele manier om met maatschappelijke problemen om te gaan. Ze bekijken problemen vaak vanuit talloze perspectieven die door andere instanties nooit zouden zijn bedacht. Deze perspectieven kunnen een hele nieuwe en bruikbare ingang zijn voor een moeilijk maatschappelijk probleem. Zelfs als een project niet wordt gerealiseerd, is het nog een manier om belanghebbenden op de hoogte te stellen van de situatie.
Of een sociaal geëngageerd kunstproject door de opdrachtgever wordt goedgekeurd heeft vaak te maken met de tijdsgeest. Als er voldoende mensen aandacht schenken aan een bepaalde situatie, dan ontstaat er vanzelf een groot genoeg draagvlak om het project toch uit te voeren.
Deckers, V. (2015). De sociaal-artistieke praktijk No academy in kaart gebracht. Geraadpleegd van http://www.noacademy.org/wp-content/uploads/2015/07/MA-SCRIPTIE-VANYA-DECKERS.pdf
Geer, A. van de. (2015, 27 maart). DE TOEPASBAARHEID VAN HEDENDAAGSE SOCIAAL GEËNGAGEERDE KUNST BINNEN DE KUNSTEDUCATIE. Geraadpleegd van http://www.lkca.nl/cultureel%20kapitaal/opinie-anne-van-de-geer
http://www.bkkc.nl/BKKC/media/BKKC/inleiding-meerjarenplan-2017-2020-bkkc.pdf
http://beeldonderwijs.vakcommunity.nl/file/download/20153242
Wat is sociaal geëngageerde kunst?
Hoe geëngageerd is een sociaal geëngageerde kunstenaar?
Wanneer een geëngageerd kunstwerk wordt gewaardeerd vanuit de opdrachtgever dan komt dat meestal niet door het niveau van de kunst, maar door redenen als: “Het verbeterde de sfeer.”
En als het niet gewaardeerd wordt maar een verstorend effect heeft, kan het irritatie opwekken. De reactie die dan gegeven wordt lijkt meestal op:”O, het is kunst.”. Door deze reactie isoleer je het effect van het kunstwerk van de normale realiteit, en wordt er niet te veel nagedacht over wat het nu eigenlijk teweegbrengt in de werkelijkheid.
In de wereld van de kunst zien we een soortgelijke reactie, als een kunstwerk een interventie pleegt op een bepaald systeem dan zijn mensen positief. Maar als het kunstwerk ook daadwerkelijk ‘werkt’ buiten het kunst systeem, en dus de realiteit ook echt transformeert, wordt de vraag gesteld “Of het nog wel kunst is?”. Om in de maatschappij van invloed te zijn moeten kunstenaars tegenwoordig dit soort reacties omzeilen. Maar hoe?
Geëngageerde kunstenaar heeft samenleving wel degelijk iets te bieden
Door: Tabo GoudswaardenKlaas Kuitenbrouwer 24/11/2014
http://www.platformbk.nl/2014/11/geengageerde-kunstenaar-heeft-samenleving-wel-degelijk-iets-te-bieden/
Welke sociaal geëngageerde kunst is er in Noord-Brabant?
http://www.dansnest.nl/news/troep-najaar-2016
Welk effect heeft het Cultuurbeleid van Noord-Brabant op de Sociaal geëngageerde kunst?
Cultuur is een van de speerpunten in de ‘Agenda van Brabant’, de overkoepelende cultuurvisie wordt de Cultuuragenda genoemd. Hiermee wil Brabant allerlei sectoren met elkaar verbinden, met als doel een veerkrachtig cultuursysteem.
Deze Cultuurvisie van Brabant lijkt wel een groot sociaal geëngageerd kunstwerk, het richt zich namelijk ook op participatie, verbinden, samenwerken, reflecteren, inspireren en amuseren.
Een voorbeeld hiervan is de Zuiderwaterlinie, een aantal monumentale gebouwen langs de oude grens van Noord- en Zuid-Holland. Brabant wilt dit versterken en steunt alle instanties die hier in mee gaan. Noord-Brabant gedraagt zich als verbinder en laat verschillende partijen met elkaar samenwerken om gezamenlijk te werken aan het Zuiderwaterlinie concept. Wat deze partijen er dan mee doen blijft heel lokaal en toegankelijk. Maar als je alle projecten onder het concept Zuiderwaterlinie plaatst, heeft het volgens Noord-Brabant (inter-)nationale allure, en bevorderd het de gebiedsontwikkeling.
Provincie Noord-Brabant. (z.j.). Cultuur agenda van Brabant [Infogram]. Geraadpleegd van https://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-op-thema/cultuur/kunst-en-cultuur/-/media/696E08E6AD6448689DD40EA9BA39E26E.PDF
Buitenschoolse cultuureducatie
Noord-Brabant zet flink in op cultuureducatie in hun cultuuragenda van 2016-2020. De buitenschoolse cultuureducatie moet volgens Noord-Brabant door de gemeentes worden geregeld.
De buitenschoolse cultuureducatie vindt de provincie met name een taak van de gemeenten. De provincie constateerde echter dat veel van deze voorzieningen het moeilijk hebben. Daarom stelde de provincie een werkgroep in: commissie Paes. In oktober 2015 brachten zij het rapport ‘Culturele dynamiek versterken’ uit, met als belangrijkste constatering ‘dat de toegankelijkheid en kwaliteit van de traditionele buitenschoolse cultuureducatie afneemt en het aanbod steeds meer versnippert’.
De komende periode werkt de provincie aan een actieprogramma om samen met de gemeenten deze constatering het hoofd te bieden in de vorm van pilots. GroenLinks diende nog een amendement in die het budget hiervoor verhoogde, zodat er meer dan twee pilots konden plaatsvinden. Dit amendement werd aangenomen. Naast dit actieprogramma wil de provincie ook de totstandkoming van gemeentelijke jeugdcultuurfondsen stimuleren
Uit onderzoek van Kunstbalie(2016) is gebleken dat de Brabantse cultuursector in een overgangsfase zit. Het gedeelte dat gefinancierd werd door de overheid is aan het verdwijnen en de partijen die nog overblijven krijgen als taak cultuurpromotie en aanjagen. Doordat de overheid minder betrokken is met de cultuursector en deze steeds meer hun eigen geld moeten verdienen, is er ook weinig sprake van een centraal beleid of politieke aandacht.
Het is een cultureelondernemer’s markt geworden, waarin zzp-ers het merendeel vormen. Zo is er sprake van een versplintering van het aanbod. De zzp-ers die kunsteducatie aanbieden krijgen vaak een laag inkomen en kunnen niet tot nauwelijks een pensioen opbouwen.
Toch lijkt het erop dat de buitenschoolse kunstdocenten graag hun beroep blijven uitoefenen en zijn ze positief over de toekomst.
De consument is ook tevreden over het aanbod en de prijs, en merkt weinig verschil van de overheidsbezuinigingen. Het risico bestaat echter wel dat steeds minder mensen kunstdocent willen worden in de toekomst als de arbeidsomstandigheden zoals loon niet verbeteren.
Dit kan als gevolg hebben dat er voornamelijk in het platteland zeer weinig aanbod van kunsteducatie zal zijn. Maar dit lijkt goed in te spelen op de trend waarbij mensen van het platteland naar de stad trekken, dus is de vraag of dit een probleem is voor de kunsteducatie.
Kunstbalie. (2016). Buitenschoolse cultuureducatie. Geraadpleegd van http://kunstbalie.nl/node/185
Ook het BKKC heeft als meerjarenplan verbinden heel hoog als kerntaak. Ze zijn van mening dat de samenleving leefbaarder en mooier wordt als kunst er een deel van uitmaakt. Het cultureel ondernemerschap wordt gestimuleerd via het BKKC door bedrijven, instanties en kunstenaar te verbinden. Zo wordt de cultuursector in Brabant versterkt, oftewel financieel minder afhankelijk.
Jans, L. (2016, december). Verbinden [Blogpost]. Geraadpleegd van http://www.bkkc.nl/nieuws/2016-december/bkkc-blogt-verbinden
Het hedendaagse cultuurbeleid is naast de drang om cohesie en cultuurparticipatie, heel sterk ge-economiseert. Dit is mede dankzij de steeds minder wordende subsidies van overheden sinds 1993. Volgens Pontzen is de romantische tijd van de autonome kunstenaar voorbij, en zijn kunstenaars al veel verder in hun manier van werken. Er bestaat niet echt meer een grens tussen hoge en lage cultuur, en dankzij het digitale tijdperk is kunst voor iedereen toegankelijk geworden. Uit onderzoek is gebleken dat tachtig procent van de kunstenaars in Nederland niet genoeg geld verdienen om van te leven. Hierdoor zijn ze genoodzaakt andere banen of projecten naast hun kunst te doen. Veel kunstcritici geven af op deze neven praktijken en zien deze niet als autonoom genoeg om tot kunst verheven te worden, maar de geëngageerde kunstenaar hanteert geen grens tussen werken in opdracht of een autonoom werk uit eigen motivatie. Tegenwoordig zijn het cultureel ondernemers met een brede kunstpraktijk, omdat ze anders niet rond kunnen komen, of omdat ze er zelf voor kiezen. Dit zou een positieve invloed op de plaats van de kunstenaar in de cultuursector hebben.
De vraag blijft bestaan of kunst echt het middel is om de maatschappij te kunnen vormen. Want een project in opdracht van de gemeente of overheid heeft een sterke drang zich te moeten kunnen verantwoorden in harde cijfers en resultaten waardoor er weinig ruimte is voor onvoorspelbaarheid en dubbelzinnigheid. Kunst moet vooral kunst blijven en niet een instrument om een probleem op te lossen volgens Van Erven.
Trienekens, S. (2006). Kunst en sociaal engagement. Utrecht, Nederland: Cultuurnetwerk Nederland
In hoeverre is een sociaal geëngageerde kunstenaar autonoom te noemen?
Om een historisch inzicht te geven over autonomie en engagement in de kunst is het van belang om te weten waar het zijn oorsprong vond.
Een grote verandering in de visie over kunst in verhouding tot de mens en de maatschappij is het moment waarin men ‘kunst’ in plaats van ‘kunsten’ ging gebruiken.
Dit gebeurde halverwege de 17e en 18e eeuw, kunst werd niet langer puur als iets ambachtelijks gezien maar meer als een creatieve expressie van een individu. In de 18e eeuw is ook het begrip esthetica ontstaan, onder Duitse filosofen die er een discipline van maakten. Deze discipline houdt zich bezig met de wereld van zintuiglijke gewaarwordingen.
Voor deze tijd was het schoonheidsideaal van classicistische aard. Kunst werd geacht de ideale schoonheid te verbeelden, en dit kon men toetsen door te kijken of een imitatie goed gelukt was of niet.
In de 18e eeuw ontstond meer het idee dat kunst een eigen waarde bezit, dat het geen doel heeft buiten zichzelf. Een kunstwerk kan een esthetische ervaring teweegbrengen en dit was voldoende om een op zichzelf staand doel te zijn. Het hoefde niet meer een functie te hebben in de samenleving en was vanaf toen ook vrij van regels en stijl.
Kant omschrijft het dit voor het eerst als: ‘Een geheel belangeloos smaakoordeel dat zich alleen baseert op de esthetische vorm.’
Dit speelt in de hedendaagse aanname van wat kunst moet zijn, of wat kunst is, nog steeds een rol. Met Kant in het achterhoofd ontstaat in Duitsland de vroegromantiek in de 18e eeuw. Deze stroming komt uit de Verlichting en bevraagd het idee van het geloof in het verstand van de mens. Ze waren van mening dat de mens niet meer in contact stond met de samenleving, omdat het gevoel niet meer van waarde was maar er meer met verstand werd gehandeld.
Volgens de vroegromantici was kunst een belangrijk middel om de mens weer in contact te brengen met zijn gevoel. Juist omdat kunst nu autonoom was geworden en in weze geen functie meer had, vonden zij juist dat het zinvol was, omdat het meer aanspraak maakt op je onderbewuste en emotie.
Op deze manier gingen autonomie en engagement samen door een deur, want er was een accent op het werk dat in zijn eigen autonomie bestaansrecht had. En het bezat ook engagement, om juist met deze autonomie de wereld proberen te veranderen.
Deze zaken liggen aan het begin van de balans of paradox tussen autonomie en engagement en zijn op de hedendaagse situatie nog steeds van toepassing.
Deckers(2015) heeft een onderzoek verricht naar No Academy(2008), een masteropleiding voor sociaal geëngageerde kunstenaars. No Academy ziet zichzelf niet als een instituut dat kunstenaars veranderd in probleemoplossers maar in sociale experimenten. Ze handelen vanuit het idee dat de autonome visie van kunstenaars andere perspectieven kunnen geven op maatschappelijke problemen. Het maakt niet uit als er geen duidelijke oplossing wordt gegeven, maar het draait om het creatieve proces dat de verschillende partijen doorlopen, onder begeleiding van kunstenaars.
Deckers, V. (2015). DE SOCIAAL ARTISTIEKE PRAKTIJK:No academy in kaart gebracht. Geraadpleegd van http://www.noacademy.org/wp-content/uploads/2015/07/MA-SCRIPTIE-VANYA-DECKERS.pdf
Deckers (2015) concludeert in recent onderzoek dat autonomie en engagement altijd met elkaar in verband staan. Dat er de laatste jaren gesproken wordt van een nieuw-engagement, zou wijzen op het feit dat er minder autonomie aanwezig is in de kunst. Dit is echter niet het geval, maar de media de media besteedt er gewoon meer aandacht aan, engagement is nooit weggeweest.
Kunst heeft volgens de romantiek het transformatieve vermogen om een positieve bijdrage aan de maatschappij te geven. Er bestaat cultureel engagement en politiek engagement, het cultureel engagement gaat vooral over verbinden of betrokken zijn met maatschappelijke situaties, politiek engagement heeft vooral zijn oorsprong in de jaren zestig, bijvoorbeeld Die Grünen van Beuys.
Allebei deze vormen van engagement gaan uit van de eigenschap, dat kunst een positieve verandering kan verzorgen in de samenleving.
Dit vermogen van kunst is ook de politiek duidelijk geworden en zij proberen het dan ook steeds meer in te zetten als instrument. Dit komt vanuit het ‘neoliberalisme’, op een bedrijfsmatige manier te werk gaan in een publieke situatie. De waarde van de kunst wordt hierdoor beoordeelt op het effect en de esthetische kwaliteit is bijzaak.
Kunst als aanjager van sociale verbetering krijgt vaak kritiek uit de kunstwereld, omdat het doel niet meer de kunst is.
De sociaal geëngageerde kunst moet oppassen dat het teveel als instrument wordt ingezet, maar meer vanuit het romantische idee te werk gaan. Dat kunst een belangrijk deel is van een gezonde maatschappij en bijdraagt aan de identiteit van de bewoners.
Deckers, V. (2015). De sociaal-artistieke praktijk No academy in kaart gebracht. Geraadpleegd van http://www.noacademy.org/wp-content/uploads/2015/07/MA-SCRIPTIE-VANYA-DECKERS.pdf
Het verschil tussen maatschappelijke en autonome kunst is al enige tijd een spannend onderwerp binnen de kunst. Als maatschappelijke kunst dient men in het sociale gebied nieuwe verbindingen te maken of te stimuleren. Dit is volgens Bourriaud de relationele esthetiek, het individualisme van tegenwoordig zorgt ervoor dat mensen zich niet meer met elkaar bezighouden maar met zichzelf. Als tegenreactie speelt de hedendaagse kunst hier op in door op kleine schaal mensen met elkaar in contact te brengen. Dit is vooral van toepassing op de ‘Community Arts’ en de sociaal geëngageerde kunst, die vanaf de jaren 90’ een grote groei doormaakte. Ze beginnen bij een maatschappelijk probleem of situatie en maken hier kunst over in de vorm van ‘sociale sculpturen’ in ‘probleemwijken’ of door met mensen samen te koken/eten in een galerie zoals Rirkrit Tiravanija.
Het voorbeeld van Jozef Wouters, ‘All Problems Can Never Be Solved (2012)’.
Hij ging een Brusselse wijk in om er kunst te maken voor de bewoners. Om te zorgen dat de bewoners hem gingen vertrouwen voerde hij eerst een aantal ‘klusjes’ uit, hij verfde nieuwe strepen op het voetbalplein en plaatste er een scorebord en netten in het doel. Maar hij ziet deze dingen niet als kunst, het zijn voor hem meer noodzakelijke dingen die hij moet doen om de bewoners te overtuigen hem te vertrouwen. Als het vertrouwen eenmaal is gewonnen kan Wouters met ze in gesprek, en zich dan laten inspireren door hun ideeën. Hij maakt dus een duidelijke scheiding tussen zijn kunst en zijn sociale activiteiten, terwijl hij ze toch allebei uitvoert.
Verbesselt, J. (2015, november). De geëngageerde kunstenaar als katalysator. Geraadpleegd van http://www.rektoverso.be/artikel/de-ge%C3%ABngageerde-kunstenaar-als-katalysator
Jeanne van Heeswijk
Als je tegenwoordig ‘sociale interactie’ wil stimuleren met je kunst, kun je beter een andere manier bedenken dan in musea of galeries je kunst tentoonstellen. Je kunt beter de wijk of buurt in trekken en daar met mensen samen iets creëren. Iets maken wat kunstzinnig is en tegelijkertijd de ervaring/relatie met anderen centraal stelt. Gezamenlijk eten, drinken, spelen etcetera. Het is de ervaring die wordt verheven tot kunst, en niet een subliem beeld dat voor eeuwig blijft bestaan.
Het doet denken aan de kunstenaars trend in de jaren vijftig, maar Jeanne van Heeswijk is een uitstekend voorbeeld dat in de jaren negentig is begonnen, net als Renée Kool, Alicia Framis en Yvonne Dröge Wendel, die allemaal het menselijk gedrag als kunst beschouwen.
Van Heeswijk begon in de jaren negentig met een simpele gezamenlijke maaltijd genaamd ‘Het Avondeten’, en is sindsdien alleen maar gegroeid en groter geworden in haar werk met menselijke relaties.
Rutger, P, Beeldende Kunst Sociaal Geëngageerde kunstenaar, de Volkskrant, 29-11-2007 blz-12-13
Op de vraag of ‘De Markt Van Morgen’(2008) in de Afrikaanderbuurt in Rotterdam-Zuid, een kunstwerk was van Jeanne van Heeswijk reageerde ze: ‘Het is een collectief proces, maar ook onderdeel van mijn werk, ik doe nooit iets alleen, daarvoor zijn het te complexe processen.’
Ze ontkent dat ze een community artist is, want bij community art wordt er altijd gewerkt met de lokale bewoners. Jeanne van Heeswijk werkt met experts op locatie in de openbare ruimte, dit wil zeggen iedereen die kennis bezit over een bepaald gebied mag bijdragen aan het werk.
Dit kunnen lokale bewoners zijn maar ook experts van buitenaf die toevallig kennis hebben over het onderwerp waar het project over gaat. Uit deze verschillende experts creëert ze een team, dat samen werkt aan het desbetreffende project.
Jeanne ziet zichzelf als kunstenaar in de openbare ruimte en heeft een afkeer tegen het woord community art. Ze vindt het elitair om een zogenaamde laagopgeleide op te voeden met cultuur, zoals de meeste klassieke community art doet. Zij ziet zichzelf als iemand die processen in de openbare ruimte stimuleert en organiseert, met de nadruk op product ontwikkeling.
Bertina, D. (2009, 29 oktober). Noem mij maar gewoon een portretschilder. Geraadpleegd van http://www.jeanneworks.net/#/essays/noem_mij_maar_gewoon_een_portretschilder/
BISHOP
De theorie ‘Relational aesthetics’ van Bourriaud gaat uit van de toeschouwer die geen passieve houding meer heeft maar participeert aan het kunstwerk. Het hedendaagse engagement gaat volgens hem over de sociale interactie in plaats van de actie. Het gaat om meedoen aan het dagelijks leven in plaats van het dagelijks leven ‘ontmaskeren’.
Deckers, V. (2015). DE SOCIAAL ARTISTIEKE PRAKTIJK:No academy in kaart gebracht. Geraadpleegd van http://www.noacademy.org/wp-content/uploads/2015/07/MA-SCRIPTIE-VANYA-DECKERS.pdf
Een theorie die haaks staat op Bourriaud is die van Claire Bishop, zij vindt dat kunstenaars zich niet moeten focussen op sociale toezicht. Maar kunstenaars moeten zich richten op hun artistieke en esthetische aspecten. Ze is van mening dat kunst juist het huidige politieke systeem moet ontregelen, omdat deze vaak juist de sociale misstanden in stand houden. Als kunstenaars de sociale kant op gaan dreigen te vervallen in de categorie ‘NGO-kunst’(non governmental organisation). Deze NGO’s worden vaak ingezet als sociaal maatschappelijk werk, en staat meestal in dienst van de overheid. Zodat de overheid zich niet gedwongen voelt om zelf iets aan die problemen te veranderen. Kunstenaars als maatschappelijk werkers dragen volgens Bishop dan bij aan de problemen die ze juist proberen op te lossen. Zo gebruikt de overheid volgens Herbert Marcuse ‘repressieve tolerantie’, de kritiek van kunstenaars tenietdoen door het een plaats te geven in de overheidsstructuur.
Ook de expliciet kritische kunst heeft te maken met een tegenstelling. Volgens kunstenaar Renzo Martens krijgt het publiek “vaak de sensatie aan de goede kant van de geschiedenis te staan.” De toeschouwer wordt niet uitgedaagd zich te verplaatsen in het bekritiseerde onderwerp of realiteit. Hierdoor ervaart de toeschouwer het op een oppervlakkige manier.
Volgens Hans den Hartog Jager is het begonnen bij kunstenaars Goya en Courbet, zij maakten als eerste autonome werken zonder opdrachtgevers. Hierdoor konden ze zich engageren met maatschappelijke situaties zoals de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog. Maar deze autonomie zorgde volgens H. den Hartog Jager voor een grotere afstand tussen kunst en de samenleving, omdat ze specifiek in het hokje kunst konden worden geplaatst, en er dus geen echte gevolgen aan vast zaten. De autonomie is dus een onvermijdelijk gegeven geworden, in plaats van een vrije keuze. (Hoe vrij is vrijheid dus eigenlijk?)
Volgens Bishop is de opkomst van de creatieve sector dankzij het neoliberale beleid voor twee dingen van belang. Namelijk het minimaliseert de afhankelijkheid van de overheid en zorgt voor vrijwilligers op plekken die de overheid eerst bezette. Deze vorm van ‘New labour’ zoals Bishop het noemt, wordt vervolgens ook op school aangeleerd zodat toekomstige ‘arbeiders’ op een creatieve manier kunnen ondernemen, risico nemen en zelfredzaam zijn. De bevolking wordt geacht te leven als een kunstenaar door flexibel mobiel en creatief te zijn, hierdoor wordt de grens tussen kunst en creativiteit erg vaag, en dreigt de hoge kunst te verdwijnen doordat democratisch gezien de meeste mensen toch voor amusement kiezen, en hier dus het meeste geld mee is te verdienen. Want het draait uiteindelijk allemaal om geld.
artificial hells c, Bishop
Renzo martens
“With his social engagement, Renzo Martens provokes, confronts, but also fascinates. By addressing the total mania and cynical character of this world, he challenges his audience to reflect. Renzo literally opens our eyes to what we do not want to see. Obnoxious, unbearable, and irritating; his work evokes contradictory feelings.”