Thesis: Emigratie van Nederlanders in de jaren ’50 naar Australië, Canada en de Verenigde straten

Inleiding en hypothese

Het onderwerp van ons profielwerkstuk is emigratie van Nederlandse gezinnen richting Australië, VS en Canada. Als hoofdvraag hebben we gekozen voor:

Waarom verlieten veel Nederlandse gezinnen tussen 1947 en 1963, maar voornamelijk tussen 1950 en 1955 hun land om een bestaan op te bouwen in Australië, de VS of Canada, en was de toekomst voor de kinderen de belangrijkste reden voor de naoorlogse emigratie en was dat voor alle bestemmingen even sterk?

Kwam die verwachting uit? Was de emigratie uiteindelijk ‘succesvol’? Dit zijn vragen die we gaan beantwoorden in ons profielwerkstuk
Wij verwachten dat veel gezinnen zijn vertrokken omdat ze verwachtten in een immigratieland in betere economische omstandigheden te leven en meer vrijheid te hebben. Wij denken dat de emigranten hierdoor hoopten een betere toekomst op te bouwen, vooral voor hun kinderen.
Wij hebben in ons verslag de volgende deelvragen onderzocht:

‘ Wanneer ontstond de naoorlogse emigratiegolf na de tweede Wereldoorlog en wat waren de voornaamste oorzaken voor gezinnen om te vertrekken’? In hoeverre speelde het toekomstperspectief van de kinderen een rol bij de keuze om te emigreren? Hierbij kijken we vooral naar de vraag of de kinderen in het immigratieland goed onderwijs, en vooral een goede baan zouden kunnen krijgen

‘ Hoe verliep de economische ontwikkeling van Nederlanders in het immigratieland? (goede opleiding, goed werk, veel geld)

‘ Hoe werden de kinderen van de emigranten opgeleid en wat voor banen kregen zij’? In welke vorm en mate namen immigranten Nederlandse culturele aspecten mee naar hun immigratieland? Deze vraag is niet direct van belang voor het beantwoorden van onze vraag naar wat de reden was voor mensen om te emigreren. Toch is deze vraag van belang omdat we hiermee willen onderzoeken of de emigranten zich thuis voelden, of zij een gemeenschap gingen vormen of juist meer met de Nederlanders in het immigratieland omgingen. Dit is belangrijk om de succesvraag van de emigratie te onderzoeken.

Iedere deelvraag is onderverdeeld in een stukje over de VS, Canada en Australië

We hebben voor dit onderwerp gekozen omdat het ons erg interessant leek om uit te zoeken waarom er in de afgelopen eeuwen een aantal emigratiestromen op gang zijn gekomen van Nederlanders naar Canada, Australië en de Verenigde Staten. Emigratie komt ook nu veel voor, daarom zet het ons aan het nadenken om welke redenen mensen in andere tijden emigreerden. Wij willen ons richten op de emigratiestroom die ontstond na de Tweede Wereldoorlog. De mensen die vertrokken zijn, hebben een hele stap gemaakt om hun geboorteland te verlaten om een nieuw bestaan op te bouwen in een ver land. De oom van Doriens moeder is met ‘?n van de grote emigratiegolven meegegaan naar Australië. We vonden het heel bijzonder dat veel mensen naar dezelfde plekken emigreerden en vroegen ons af waarom dit zo was. Schepen vol met gezinnen maakten lange tochten naar Australië, Canada en de VS. We lazen ergens dat de overheid deze emigratie zelfs stimuleerde. We vinden dit een interessant verschijnsel en we wilden er graag meer over weten. Waarom gingen al die mensen emigreren? Waar kwamen ze terecht en hoe verging het hen daar?
Onze hoofdvraag is: ‘Waarom verlieten veel Nederlandse gezinnen hun land om een bestaan op te bouwen in Australië, de VS of Canada, en in hoeverre was deze emigratie uiteindelijk succesvol’?. Nu is succes natuurlijk een subjectief begrip. Met succes bedoelen wij of de kinderen uiteindelijk een goed bestaan op hebben kunnen bouwen in het immigratieland. We verwachten namelijk dat gezinnen zijn vertrokken om hun kinderen een betere toekomst te bieden. Omdat we het succes van de emigratie willen onderzoeken door ons te richten op de kinderen van de emigranten gaat het in ons onderzoek specifiek over gezinnen die gingen emigreren.
Vanaf 1840 begon de eerste echte emigratiegolf richting de Verenigde Staten. Een grote emigratiegolf ‘degene die wij gaan onderzoeken- is die van de jaren na de Tweede Wereldoorlog richting Australië. Eigenlijk wilden we eerst ‘de emigratie in de jaren ’50 naar de VS, Canada en Australi’?? onderzoeken, maar langzamerhand kwamen wij erachter dat de grote emigratiegolven al veel eerder begonnen. We hebben besloten om onze deelvragen per land apart te beantwoorden, zodat we de motieven voor vertrek en het uiteindelijke succes van de emigratie van de drie landen met elkaar kunnen vergelijken.

3. Aanpak
Om onze onderzoeksvraag te beantwoorden gaan we allereerst veel lezen. We hebben al verschillende boeken uit de Zeeuwse Bibliotheek gehaald en op internet is er ook erg veel over te vinden. Verder gaan we beeldmateriaal waaronder een aflevering van andere tijden bekijken. Veel informatie kunnen we uit boeken en van het internet halen, omdat er erg veel literatuur is over ons onderwerp. Maar de allerbeste bronnen om onze onderzoeksvraag te beantwoorden zijn natuurlijk de mensen waarover dit onderzoek gaat: de mensen die zelf in de jaren ’50 naar Australië, de VS en Canada zijn ge??migreerd. We gaan deze mensen ‘of de kinderen van deze mensen / tweede generatie- te gaan interviewen. We willen mensen uit alle drie de landen interviewen zodat we goed de verschillen kunnen vergelijken. Ook willen we onderscheid maken tussen mensen die in het immigratieland zijn gebleven, en mensen die weer teruggekeerd zijn naar Nederland. Om dit plan uit te voeren hebben we contact opgenomen met Hans Krabbendam. Hij werkt op het Roosevelt Study Center. Hij heeft veel onderzoek gedaan, en lezingen gegeven over de emigratie in de jaren ’50. Ook heeft hij het boek ‘Vrijheid in het verschiet’ geschreven, dat ook over emigratie in de jaren ’50 gaat. Wellicht kent hij wat mensen die we zouden kunnen interviewen. We hebben een lijst met vragen gemaakt voor de mensen en we hopen dat zij ons hun verhaal vertellen.
We gaan iedere maandag het zevende en het achtste uur op school aan ons werkstuk te werken. De interviews zullen niet altijd dan plaats kunnen vinden dus gaan we andere momenten doen. Ook gaan we allebei zelfstandig thuis aan onze deelvragen te werken wanneer we hier tijd voor hebben. We hebben de deelvragen als volgt verdeeld:
Inleiding + hypothese – Dorien
Aanpak – Dorien
Wanneer ontstond de naoorlogse emigratiegolf en wat waren de voornaamste oorzaken voor gezinnen om te vertrekken? – Dorien
In hoeverre speelde het toekomstperspectief van de kinderen een rol bij de keuze om te emigreren? – Dorien
Hoe verliep de economische ontwikkeling van Nederlanders in het immigratieland? – Dorien
Hoe werden de kinderen van de emigranten opgeleid en wat voor banen kregen zij? – Sarah
In welke vorm en mate namen immigranten Nederlandse culturele aspecten mee naar hun immigratieland? – Sarah
Conclusie – Samen
Nawoord – Sarah
Brongebruik en -beoordeling ‘ beiden onze eigen bronnen
Literatuurlijst ‘ Sarah

De eerste twee deelvragen richten zich op de oorzaken van de emigratie. De andere drie deelvragen richten zich op de uiteindelijke succesvolheid. Hiermee hopen we onze hoofdvraag die eigenlijk uit twee aspecten bestaat volledig te kunnen beantwoorden.
Na ieder hoofdstuk maken we een deelconclusie die de vraag beantwoordt, hierin kunnen we al goed de verschillen tussen de drie landen vergelijken.
De conclusie doen we samen omdat dit het antwoord is op onze onderzoeksvraag. Dit is dus een belangrijk hoofdstuk en we vinden het belangrijk om dit samen te doen. Bij veel deelvragen zullen we ook veel samenwerken en elkaars tekst verbeteren en dergelijke. We denken dat we genoeg tijd in ons werkstuk zullen steken als we iedere maandag er aan werken, en thuis individueel. Het interviewen zal misschien meer tijd in beslag nemen. We hopen dit na school te kunnen doen. We gaan de mensen Australië, Canada en de VS via de mail of Skype interviewen.

4. Wanneer ontstond de naoorlogse emigratiegolf en wat waren de voornaamste oorzaken voor gezinnen om te vertrekken?

4.1 ALGEMEEN
Als we kijken naar de oorzaken die leiden tot emigratie kunnen we omstandigheden en motieven onderscheiden. Met omstandigheden bedoelen we de situatie in Nederland en het buitenland die ertoe leidde dat Nederlanders weg wilden. De omstandigheden hebben dus betrekking op de migratie naar Australië, de VS, Canada en eventueel andere landen. Onder motieven verstaan we de persoonlijke redenen van de gezinnen om te emigreren. Motieven zijn gebaseerd op gevoelens, begeerten en neigingen.

Omstandigheden
Slechte omstandigheden na de Tweede Wereldoorlog
De massa-emigratie richting Australië begon begin jaren ’50. We kunnen spreken van een emigratiegolf die duurde van 1947 tot 1963. Deze jaren waren voor Nederland jaren van wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. In de oorlogsjaren was het land totaal verwoest, het moest weer helemaal opnieuw worden opgebouwd. Ondanks de grote verwoestingen ‘ de hele infrastructuur moest opnieuw worden opgebouwd- was er sprake van optimisme. De Nederlanders hadden een denkwijze van ‘de schouders er onder zetten’ en dit werd geuit in jaren van hard werken en sober leven. In dit verwoeste land vol werkloosheid en woningnood ontstond er bij velen een wens om te emigreren. In de tabel hiernaast zijn de grootste bezwaren van aspirant-emigranten tegen het leven in Nederland te zien. We zien dat ‘geen promotiekansen/niet vooruit komen’ voor velen het eerste bezwaar is. Opvallend is dat een relatief grote groep (10%) helemaal geen bezwaren heeft. Zij zijn degenen die emigreerden voor het avontuur.’
Angst voor overbevolking
In de jaren’50 heerste er een grote angst voor overbevolking. Door een stijgend geboortecijfer en een dalend sterftecijfer zou Nederland hier steeds meer onder gaan lijden. Na de oorlog ontstond er een babyboom in Nederland. De euforie van de bevrijding zorgde ervoor dat veel mensen besloten een gezin te stichten. Ook hadden veel mensen het krijgen van kinderen uitgesteld in de oorlog. Als het met de geboortes en sterfte zo door zou gaan in Nederland, zou het land overvol raken. Er was een groot tekort aan woningen en deze woningnood zou alleen maar groeien. De bevolking in Nederland nam tussen 1900 en 1949 met 92,2% toe en dit is hoger dan in enig ander Europees land. In Nederland was het lastig om een baan te vinden, omdat er weinig werk was. Toen Nederlands-Indi?? na de Tweede Wereldoorlog een onafhankelijke staat werd kreeg het een eigen regering en werd het Indonesi??. Indonesi?? onderdrukte het communisme met harde hand. De nationalisten wonnen de strijd en iedereen die voor Nederland had gevochten, of had gesympathiseerd was niet meer welkom en deze mensen vertrokken. Dit waren vooral mensen uit Ambon. Vervolgens kwamen de mensen in Nederland wonen, maar met veel onvrede. Ze hadden vaak weinig vertrouwen in hun nieuwe land en vonden dat er in Nederland een bekrompen samenleving was. Daarom reisden ze weer verder op zoek naar een plek waar ze tevreden zouden leven. Kortom was er te weinig ruimte en te weinig land, de mensen moesten weg!

Dreiging Koude Oorlog
Gedurende de jaren ’50 was er sprake van een dreiging vanuit de Sovjet-Unie die als doel had de wereld communistisch te maken en onder haar macht te krijgen. Veel mensen waren bang dat er een ‘derde wereldoorlog’ zou ontstaan, terwijl ze nog niet eens uit de nasleep van de Tweede Wereldoorlog waren. De SU en de VS dreigen destijds met het gebruik van nucleaire wapens en ook hier waren veel Nederlanders bang voor.

Nederland voert een actieve emigratiepolitiek
Ingenieur J van den Broek; destijds minister van Financi??n sprak in 1945: ‘De bevolking in Nederland neemt sneller toe dan in enig ander land in West Europa. We moeten er rekening mee houden dat ongeveer honderdduizend Nederlanders per jaar als landverhuizers ons land zullen moeten verlaten’ Premier Drees sprak in zijn nieuwjaarstoespraak van 1950 de bekende woorden: ‘een deel van ons volk moet het aandurven zoals in vroeger eeuwen zijn toekomst te zoeken in grotere gebieden dan in het eigen land’ In de troonrede van 1950 liet Drees koningin Juliana het volgende melden: ‘De snelle bevolkingsgroei en de beperkte oppervlakte beschikbare grond vereisen een krachtdadige bevordering van de emigratie’
Al deze uitspraken laten zien dat Nederland bezig was met het voeren van een zogenoemde actieve emigratiepolitiek. De emigratiepolitiek hield in dat het probleem van werkloosheid, overbevolking, woningnood en ruimtetekort in Nederland moest worden opgelost door mensen te stimuleren tot emigratie in de hoop dat zij werkelijk vertrokken. Er was veel werkloosheid onder laagopgeleide arbeiders en de werkgelegenheid in de agrarische sector en de middenstand kwam onder druk te staan. De politici vreesden dat de werkloosheid steeds meer zou groeien. Dit probleem van overbevolking en werkloosheid zou moeten worden opgelost door een nieuw beleid waarin een combinatie van industrialisatie en emigratie werd doorgevoerd. De overheid streefde in 1949 naar een emigratiesaldo van 10.000 personen per jaar en in 1952 was dit al opgehoogd tot 60000 mensen.
De emigratiepolitiek werd uitgevoerd in vijf belangrijke fasen:
1. Het subsidi??ren van emigranten
Emigranten kregen een bepaald bedrag hoeveel? vergoed van de overheid wanneer zij emigreerden. In de Netherlands Australian Migration Agreement waren afspraken opgesteld over wie wel of niet in aanmerking kwam voor de subsidieregeling. Bepaalde mensen kwamen eerder in aanmerking voor deze subsidie dan anderen. Zo zouden werkloze boeren met kinderen eerder een subsidie ontvangen dan bijvoorbeeld een hardwerkende leraar. Een aspirant-emigrant moest eerst een emigratieverzoek indienen bij de Nederlandse emigratiedienst. Wanneer dit werd goedgekeurd, moest het Australische immigratiebureau in Den Haag ook nog haar goedkeuring verlenen. Het Australische immigratiebureau richtte zich vooral op de huidskleur van de emigrant en de gezondheidstoestand. Zij stelden bepaalde eisen aan de emigrant, zo mocht een alleenstaande man niet jonger zijn dan 16 en niet ouder dan 45. De ouders van een gezin moesten jonger zijn dan 50. Het belangrijkste was dat de emigranten gezond en blank waren en iets konden bijdragen aan de Australische economie. Door deze subsidieregelingen reguleerden de Nederlandse en Australische regering de migrantenstroom. Nederland motiveerde de mensen die ze het liefst weg wilden hebben en Australië motiveerde de migranten die ze het liefst zagen komen.
2. De organisatie van het transport naar het migratieland.
De emigranten gingen in grote aantallen naar het buitenland. Het vervoer voor deze lange reis vari??rend van een aantal dagen tot een week was niet vanzelfsprekend. De prijs voor een reis naar Canada bijvoorbeeld, lag tussen de 38 gulden (voor baby’s) en 893 gulden (eerste klasse). Dit is te zien in de volgende tabel :

Weinig gezinnen konden de kosten van zo’n reis betalen. Daarom financierde de Nederlandse overheid de kosten voor de overtocht, door middel van speciale ‘overheidsschepen’. De voorwaarde voor deze subsidie was wel dat de emigranten minstens twee jaar in het immigratieland zouden blijven. Er waren ook lijnschepen, maar voor de reis met deze schepen vergoedde de overheid de kosten niet. Op 16 december 1949 vertrok het eerste schip met emigranten; de Volendam naar de VS. In die tijd vertrok ook een ander schip genaamd de Sibajak naar Australië. Dit waren de eerste twee ’emigrantenschepen’ Er waren echter maar weinig schepen ter beschikking voor het vervoeren van emigranten, daarom werden er in opdracht van de Nederlandse regering oorlogsschepen omgebouwd tot passagiersschepen. Er was gemiddeld ruimte voor 800 emigranten. De reis bond mensen van verschillende culturele achtergronden samen. Aan boord werden de emigranten begeleid door protestantse en katholieke boordpredikanten. Er werden religieuze activiteiten georganiseerd zoals kerkdiensten en samenzang. Deze predikanten behoorden vaak tot de gereformeerde kerk. De tekst hiernaast is een voorbeeld van een tekst die de boordpredikant uitdeelde.
De gereformeerde predikanten Paul van Til en Aalbertus Oussoren uit Middelburg vertrokken als boordpredikanten naar de VS. Zij hielden de thuisblijvers op de hoogte door artikelen te plaatsen in ‘het Zeeuwsch Dagblad’ Naast religieuze activiteiten waren er ook ontspanningsactiviteiten zoals gymnastiek, kaarten, cabaretvoorstellingen en dansavonden.
‘De Groote Beer’, de ‘Sibajak’ en de ‘Johan van Oldenbarnevelt’ zijn drie bekende emigratieschepen uit de jaren ’50. Met de Johan van Oldenbarnevelt werd veel geadverteerd in de voorlichtingsfilmpjes, dit was namelijk ‘?n van de luxere schepen. De omstandigheden op het schip waren slecht, er was geen airconditioning en er was slechts ‘?n wasbak in de meeste cabines. 80% van de emigranten werd zeeziek. Als gevolg van deze slechte hygi??ne braken er veel infecties en epidemie??n uit met doden als gevolg. Later in de jaren ’50 werden de omstandigheden op het schip geleidelijk aan beter. Toch kozen steeds meer emigranten voor het luchtvervoer. De KLM vervoerde in 1952 ongeveer 4000 personen naar Australië, ongeveer 20% van het totaal aantal emigranten dat naar Australië vertrok. In de volgende tabel is te zien dat veel emigranten vanaf 1956 voor het vliegtuig kozen. De Nederlandse lijnschepen bleven ook altijd iets populairder dan de overheidsschepen. 33% van de emigranten ging per lijnschip.

3. Een deviezenbeperking
De overheid stelde een deviezenbeperking in om te voorkomen dat het valutatekort nog verder opliep. Een deviezenbeperking houdt in dat er maar een beperkte hoeveelheid geld mee mag worden genomen naar het buitenland. Omdat er in Nederland een valutatekort heerste stelde de overheid een deviezenbeperking in. De eerste emigranten mochten zelfs niet eens geld meenemen en moesten bijna hun hele bezit achterlaten. Dit was niet gunstig voor de emigranten, maar wel een kenmerk van de door de Nederland gevoerde emigratiepolitiek.
4. Voorlichting
De Nederlandse burgers kregen veel voorlichting in de vorm van voorlichtingsfilms en ‘posters. Ook waren er voorlichtingsavonden waarop aspirant-emigranten alle informatie kregen die ze nodig hadden bij de keuze om te emigreren. Iedere vrijdagavond was er een zogenaamd ’emigratiepraatje’ op de radio. Ook het Polygoonjournaal besteedde veel aandacht aan de landverhuizing. Verhuizen naar Australië zou ervoor zorgen dat je gemakkelijk werk zou vinden, minder stress zou hebben en het zou een geweldige toekomst voor je kinderen bieden. Er werden posters gefabriceerd waarmee Australië de Nederlanders probeerden te lokken. Hierboven twee van zulke posters:
5. Het opzetten van scholingscentra en voorbereidingscursussen voor aspirant-emigranten.
Naast de voorlichting de overheid ontstonden er particuliere emigratieorganisaties die vaak aan de zuilen verbonden waren. De overheid begon met emigratiecursussen pas in 1952. Drie grote landbouworganisaties: de Christelijke Boeren- en Tuindersbond, de Katholieke Nederlandse Boeren- en tuindersbond en het Koninklijk Nederlands Landbouw Comit?? vormden de stichting Centrale Stichting Landbouw Emigratie. Zij organiseerden emigratiecursussen. Hierin werd de emigranten Engels geleerd, er waren lessen over de emigratie in het algemeen en vaak ook godsdienstlessen. Verder waren er tractorlessen, ‘kennis van land en volk’, EHBO en lessen in algemene landbouwkennis. Ook de overheid begon met het geven van emigratiecursussen maar deze waren veel minder populair dan de private ‘maatschappelijke organisaties’. Op de kaart hiernaast zijn de voorlichtingsbureaus te zien. We kunnen stellen dat de emigratie goed georganiseerd was.
4.2 Australië
In Australië was volop ruimte en werk. Dit zijn een aantal redenen waarom Austral??e een aantrekkelijk land was voor de Nederlandse emigranten.

Behoefte aan Nederlandse arbeidskrachten
In Australië was er een grote behoefte aan meer arbeidskrachten. Het land wilde zich verder ontwikkelen en moderniseren, er was een opkomende industrie en hiervoor waren meer mensen nodig. Sinds de tweede wereldoorlog bestaat er een speciaal ‘Department of Immigration’. In 1947 wordt er ook een ‘Immigration Advisory Council’ ingesteld die de overheid moest adviseren over allerlei zaken betreffende de immigratie. Daarnaast bestaat de ‘Immigration Planning Council’ en de ‘Australian Population and Immigration Council’ die allen hun eigen taak met betrekking tot immigratie op zich nemen. De Nederlandse emigranten zijn na de Britten erg populair in Australië. Dit komt omdat ze blank zijn, hard werken, hoog zijn opgeleid en zichzelf snel aanpassen. De Australische regering verleent subsidies aan 60 procent van de Nederlandse emigranten. De subsidie was niet alleen een tegemoetkoming, het was vooral een manier om te controleren wie er het land binnen kwam.

Blanke emigranten gewenst om het ‘gele gevaar’ te bestrijden
In 1942 en 1943 waren de havensteden Darwin en Sydney in Australië aangevallen door Japan. Hierdoor raakte men er van overtuigd dat men zich moest verdedigen tegen het zogenaamde ‘gele gevaar’. Hierbij waren zoveel mogelijk blanken, en dus Nederlandse emigranten nodig. Minister Calwell, de eerste immigratieminsiter van Australië verwoordde de behoefte aan meer mensen in Australië als volgt: ‘If Australians have learned one lesson from the Pacific War now moving to a successful conclusion it is that we cannot continue to hold our island continent for ourselves and our descendants unless we greatly increase our numbers’Our first requirement is additional population. We need it for reasons of defense and for the fullest expansion of our economy.’

Motieven
Door al deze omstandigheden in Nederland en Australië is het niet meer zo’n heel vreemd idee dat er in de periode 1947-1963 410.000 mensen besloten om hun geluk aan de andere kant van de oceaan te zoeken. Het ‘topjaar’ van de emigratie in de jaren ’50 is 1952 waarin meer dan 50.000 Nederlanders de gok waagden en vertrokken naar de andere kant van de wereld. In een onderzoek door de NIPO (Nederlands Instituut Publieke Opinie) in 1947 gaf 32,5% van de bevolking aan te ‘willen emigreren’. Dit is te zien in de tabel hiernaast

Tussen de wens om te emigreren, en de feitelijke emigratie ligt echter een hele grote stap. Dit is te zien in de onderstaande tabel. In de eerste kolom zijn de mensen die wilden emigreerden te zien, en in de tweede kolom zijn de mensen te zien die ook werkelijk gingen.

De redenen om te vertrekken zijn voor ieder gezin natuurlijk verschillend, maar we kunnen stellen dat de slechte economische situatie en het betere toekomstperspectief voor velen een reden was om te vertrekken. Vooral het toekomstperspectief van kinderen speelde hierin een belangrijke rol.
Nonja Peters vertrok in 1949 met haar ouders naar Australië. Zij was toen 5 jaar oud. Het was de keuze van haar vader en oom om te vertrekken naar Australië. De slechte economische situatie in Nederland en de actieve propaganda van de overheid leidden ertoe dat Nonja’s vader en oom enthousiast werden om het land te verlaten. De toekomstperspectieven in Nederland waren erg slecht, ook was een groot woningtekort. Uiteindelijk hoopten ze op een betere toekomst en verwachtten deze te vinden in ‘the land of milk and honey’
Het was vaak het geval dat de mannen de beslissing maakten om te vertrekken. De vrouwen moesten wel mee, of ze nu wilden of niet. Dit maakte ook vaak dat vrouwen zeer ongelukkig waren in Australië en veel heimwee kregen. Wat ook meespeelde was dat de mannen werkten en dus contacten hadden. De vrouwen bleven thuis en zaten vaak de hele dag alleen thuis. Het volgende citaat van Cor, een vrouw die emigreerde in de jaren ’50 beeldt dit uit.
‘I didn’t want to stay in Australia, I was homesick for four years. I hated everything here. Depressed, I used to walk the streets with my youngest child until my husband finished work. Then we would come home together and cook dinner. During that time I refused to learn the language. Our five year old daughter learnt to speak English from the Irish children, whose family shared the house with us’
In het gezinsblad ‘Het Kind’ uit 1949 vertelt een emigrant: ‘Wij Nederlanders hadden steeds een surplus aan intellect, aan kunst, aan zucht naar avontuur en zijn emigranten van alle tijden geweest’ Dit laat zien dat de Nederlanders zeer emigratiegezind waren. Hiervoor zijn een aantal verklaringen te vinden. Ten eerste had de oorlog veel mensen beperkt in hun bewegingsvrijheid. Doordat de oorlog afgelopen was zochten veel mensen ruimte en vrijheid, dit vonden ze in bijvoorbeeld Australië. Verder zagen veel gezinnen hun toekomstperspectief in Nederland somber in, door de stagnerende economie en de woningnood. Ook waren er emigranten die ontevreden waren over de politieke situatie in Nederland en de handelswijze van de Nederlandse regering. Vaak was de keuze echter een samenloop van deze omstandigheden. Er was een drang vanuit Nederland om te vertrekken en een aantrekkingskracht vanuit Australië om te komen..
4.3 DE VS
In de Verenigde Staten ging het in tegenstelling tot in Nederland heel goed na de tweede Wereldoorlog. Er waren verschillende oorzaken waarom de VS zo populair werd in deze jaren en waarom velen naar dit land emigreerden. Voor de oorlog was de VS het meest populair was. Ruim 90% van de Nederlanders gingen daarheen. De andere twee landen waren minder ontwikkeld. In 1924 werd er een maximum van 3000 Nederlanders toegelaten in de VS. Er waren echter al veel levendige immigranten gemeenschappen.

Immigratiequota hadden weinig invloed
De immigratiequota hadden niet heel veel invloed op Nederland. Zwarten en Aziaten werden het liefst buiten het land gehouden. De Instroom van Latino’s, Slaven en Joden werd tegengehouden. Geen enkel Afrikaans land mocht meer dan 100 mensen sturen. Dit gelde ook voor China, Bulgarije en Palestina. Uit Engeland en Noord-Ierland mochten 34.007 mensen het land in, maar uit Itali?? slechts 3.845. Uit Duitsland mochten 51.227 mensen immigreren maar uit Litouwen slechts 124. De Ierse Vrijstaat mocht 28.567 inwoners naar Canada sturen, Rusland slechts 2.248. Er bestonden twee wetten die quota stelden aan de emigratie. De zogenaamde ‘Immigration Restriction of Emergency Quota Act’ (in 1921) en de ‘National Origins Act’ (in 1924) De tweede wet wees aan ieder land een bepaald immigratieplaatsen toe naar rato van de samenstelling van de Amerikaanse bevolking. Gevolg hiervan was dat landen als Engeland en Duitsland heel veel plaatsen kregen toegewezen die ze amper konden vullen en dat de immigratie van Aziaten geheel verboden werd. Uiteindelijk kwamen toch veel emigranten legaal of illegaal het land binnen. De National Origins Act werd dus net als de ‘Immigration Restriction of Emergency Quota Act’ een mislukking. Deze wetten werden in 1965 afgeschaft. Voor vluchtelingen was er altijd ruimte, waar veel mensen uit voormalig Nederlands-Indi?? gebruik van maakten.

Land van luxe
In De VS waren er volop luxegoederen zoals koelkasten, jeans, Coca Cola. Dit had een bijzondere aantrekkingskracht op Nederlanders. Deze luxeproducten werden door de geallieerde soldaten in de Tweede Wereldoorlog aan de Nederlanders voorgesteld. De geallieerden namen namelijk chocolade, kauwgum en producten die voor de Nederlanders nog onbereikbaar waren mee naar ons land. Er was dus sprake van een economische aantrekkingskracht, de VS waren welvarend en leken voor iedereen een droomland. Ook was er culturele be??nvloeding vanuit de VS, bijvoorbeeld in godsdienstig opzicht. Er heerste een echte ‘De VS-gekte’. Schrijfster Annie M.G. Schmidt schreef in 1952: ‘Iemand die in De VS is geweest, is een hoger wezen dan iemand die er niet is geweest (‘) Want dat is De VS voor ons geworden, het Absolute’ De VS hielpen zelf ook mee in dit fenomeen. Zij probeerden de Nederlandse harten te veroveren door onder andere de ‘Donald Duck’ naar Nederland te brengen. In de 19e eeuw was een hele massa mensen ge??migreerd naar de Verenigde Staten. In de 20e eeuw waren er dus veel optimistische verhalen van de al ge??migreerde mensen in de omloop. Nieuwe emigranten zouden bij hun familieleden of vrienden terecht komen, deze spoorden hun contacten aan om te emigreren. Dit was voor 70% van de emigranten de doorslaggevende reden om te emigreren, zij wilden naar de ‘rijke’ familieleden in de VS. Gerrit Sheeres, een van de emigranten die we ge??nterviewd hebben is hier het levende voorbeeld van. Op de vraag waarom en wanneer hij is ge??migreerd antwoordde hij het volgende:
‘I emigrated by myself in 1955. The reasons were twofold: my father’s parents and family had emigrated to the United States in 1929; my father did not join them because he was just finishing his studies at the Free University in Amsterdam to be a minister. He became a minister in 1930 and accepted a call to the Gereformeerde Kerk in Lutjegast, Groningen, where I was born in 1932. Once my paternal grandparents lived in the U.S. they would often sent us, their grandchildren, toys for Christmas. So we always associated America with pleasant things. When I grew up I also wanted to go to America. I did not know what I wanted to do there. My father always wanted me to become a minister, but I had no interest in becoming one. Until I was in the military (I was drafted in 1952 and served two years in the Dutch army – every male in those days was drafted, military service at that time was compulsory). While in the military I saw the need of people to become followers of Jesus, and decided to study for the ministry. A friend of mine had emigrated to Canada and had enrolled as a student at Calvin College in Grand Rapids,Michigan, and he wrote me, Gerrit, if you want to become a minister, the Christian Reformed Church here will help you financially. So here was my answer: I wanted to go to the U.S.A., and I wanted to study for the ministry.’
Gerrit associeerde de VS met rijkdom, onder andere door de cadeautjes die hij toegestuurd kreeg met Kerstmis. Wat hij er precies wilde doen wist hij eerst niet, maar het land trok hem aan. De VS werd gezien als het continent van de toekomst, het land van de onbegrensde mogelijkheden.

De VS hadden Nederland bevrijd.
De VS had veel betekend voor de bevrijding van Nederland. Er was heel veel dankbaarheid voor ‘onze Amerikaanse bevrijders’. Of het nou bedoeld of onbedoeld was, de VS maakten reclame voor hun land en deze sloeg goed aan bij de Nederlanders. Ook waren er Nederlanders die in contact kwamen met de bevrijders en door hen werden overgehaald om naar de VS te vertrekken.

De Marshallhulp
Na de tweede wereldoorlog zat Nederland in financi??le problemen. De Amerikaanse minister van buitenlandse zaken George Marshall bedacht een plan om Nederland en andere westerse landen financieel te steunen. Een belangrijke drijfveer van dit plan was het vormen van een sterk baken tegen het communisme en de SU. Door de Marshallhulp kreeg de VS voor veel Nederlanders een nog positiever imago. Nederland ontwikkelde een reclamecampagne om uit te beelden hoe belangrijk de Marshallhulp was, hierdoor werden de Amerikanen als zeer gul beschouwd. Het contact tussen de VS en Nederland versterkte.

Propaganda voor de VS
Vertegenwoordigers van vakbonden bezochten de VS in 1949 om te kijken wat wij van dit land zouden kunnen leren. Naar aanleiding van dit bezoek werd de brochure ‘Zo werkt Amerika’ uitgegeven. Het boekje was ‘?n grote ode aan het geweldige Amerika. Er werden meer boeken geschreven over de emigratie naar de VS zoals de trilogie ‘Landverhuizers’ van de gereformeerde schrijver Pieter Johannes Risseeuw. Vooral in de gereformeerde kringen waren er veel boeken in omloop over emigratie naar de VS en Canada. Enkele voorbeelden hiervan zijn de boeken: ‘Jan en Janneke in Canada’ en ‘Geloof en emigratie’. Ook kwamen er films die de ‘American way of life’ lieten zien. De denkwijze van de ‘American Dream’ waarin een krantenjongen door hard te werken miljonair kan worden werd een ideaal voor veel eenvoudige Nederlandse burgers. De Hollywood films, de emigratiefilms en het polygoonjournaal droegen hieraan bij.

In deze tabel is te zien hoeveel Nederlandse emigranten er vertrokken van 1820 tot en met 2007


4.4 CANADA

Canada had een aantrekkingskracht in de eerste helft van de twintigste eeuw
In de eerste helft van de twintigste eeuw leek de Nederlandse emigratietraditie even te verzwakken, omdat de Verenigde Staten en Canada grenzen stelden aan het aantal nieuwkomers. Dit gebeurde rond 1920 en deze grenzen werden de zogenaamde immigratiequota genoemd. In de periode van 1880 tot 1920 vertrokken er jaarlijks gemiddeld 3000 ?? 4000 Nederlanders. In de jaren 1925 tot 1939 emigreerden er 15700 personen naar de VS en Canada, dit is een jaarlijks gemiddelde van zo’n 1000 personen Dit lijkt veel minder, maar als we kijken naar de totale emigratie naar Canada in de twintigste eeuw zien we dat in deze periode de emigratie toch het grootst was. Als we Canada vergelijken met Australië en de VS ging 43,8% van de emigranten naar Canada in de periode 1947-1963, respectievelijk 29,4% naar Australië en 18,5% naar de VS

Canada gaf ruimte voor landbouw
In de eerste helft van de twintigste eeuw vertrokken de meeste mensen naar de VS, maar al snel kwam Canada in beeld als een alternatief immigratieland. Canada was veel dunbevolkter dan de VS Het telde slechts 5,3 miljoen inwoners, terwijl er toen in de VS 76,8 miljoen mensen woonden. In Canada bestond het ‘Immigration Department’. Dit was vooral opgericht om veel agrari??rs te lokken naar de dunbevolkte en vaak onontgonnen platteland gebieden. Canada betekende voor veel Nederlandse boeren rust en ruimte. In canada was alles mogelijk. Een boer die in Nederland een klein stuk land had kon in Canada voor weinig geld een landgoed hebben van tientallen hectares. Het zwaartepunt van de emigratie in Canada lag in de periode 1910 tot 1913. Maar liefst 1,4 miljoen personen kwamen Canada binnen. Ook in de VS groeide de emigratie enorm in deze periode. Van 2.000 emigranten in 1897 gingen zij naar 60.000 emigranten in 1909. Ook de economie groeide in deze periode. Dit was een belangrijke katalysator in het emigratieproces.

Propaganda voor Canada
In 1908 arriveerden de eerste vertegenwoordigers van de ‘Canadian Pacific Railways’, een van de grootste Canadese spoorwegmaatschappijen, in Nederland om reclame te maken voor Canada. Verder werd er veel geadverteerd in internationale agrarische kranten om landbouwers te stimuleren te emigreren naar Canada. Deze propaganda sloeg goed aan bij Nederlanders. Ook in de christelijke en vooral de reformatorische kringen werd er volop gepropageerd om mensen te werven om in Canada te komen wonen

Canada werd als rijk land gezien.
In Canada waren er gunstigere belastingvooruitzichten dan in Nederland. Ook was het makkelijker om hier een baan te vinden en zou men meer geld verdienen. Dit sprak veel Nederlanders, die in een door de oorlog verwoest land , leefden aan. De keuze om te emigreren was voor veel gezinnen economisch. Maaike deJong, ‘?n van de emigranten die wij ge??nterviewd hebben vertelt ons:
‘It was very important. My father was a baker in Kruiningen. There were too many to make a living even though he worked very hard. The whole family helped with packing cookies and delivering bread to customers.’
Ze bedoelt dat het voor hen erg belangrijk was om te emigreren aangezien hun economische situatie in Nederland niet goed was. Ook Janet Sheeres emigreerde om economische redenen. Haar zus kon geen werk vinden en haar ouders hadden niet genoeg geld om de kinderen door te laten leren:
‘The main reason for my parents to emigrate was economic. I was the youngest of seven, and there were no good work opportunities of my older siblings. For instance, after he finished the MULO, my oldest brother had to travel from our home in Burum, Friesland, every week to Enschede to work in the textile mills. My oldest sister could not find work either, and my parents did not have the money for advanced education for us.’
De vader van Hugh Cook had een hele andere reden om te verhuizen naar Canada. Zijn vader was het niet eens met de gang van zaken in Nederland:
‘After World War II my father, who owned a dairy products store in The Hague, felt there was too much black market and ‘under the table stuff’ going on. He felt he couldn’t honour the Dutch government any more. Also, it was very important to my parents that their children receive a university education, and felt opportunities for that were better in Canada than in Holland’

Canada leek op Nederland
Veel emigranten vonden dat Canada dezelfde mentaliteit in het denken had als veel Nederlanders. Dit vonden veel Nederlanders fijn. Canada wordt door velen genoemd als een land wat dicht bij Europa staat. Er waren ook emigranten die naar Canada emigreerden omdat het land dicht bij de VS ligt. Deze mensen waren liever naar de VS gegaan, maar dit was destijds blijkbaar niet mogelijk. Toch koos het merendeel van de emigranten voor Canada omdat het een landbouwland was. Uiteindelijk voelden veel emigranten zich toch niet thuis in Canada. Sommigen gingen daardoor terug naar Nederland, alhoewel ze zich daar dan vaak ook niet meer thuis voelden. Dat was een ongelukkige periode voor die mensen.

3.5 CONCLUSIE
De volgende tabel laat goed zien hoeveel emigranten vertrokken in de periode 1947 tot 1963:

We zien dat de meeste emigranten naar Canada vertrokken. Daarna gingen de meesten naar Australië en de VS komt op de derde plek. Het was makkelijk om te gaan door overheid
In deze tabel zijn de redenen waarom de Nederlanders emigreerden goed te zien. Opvallend en ook naar wat wij verwachtten is, dat de meesten vertrokken om het toekomstperspectief van hen en hun kinderen.
We kunnen concluderen dat de een aantal omstandigheden in Nederland er toe bij droeg dat veel mensen besloten te emigreren, namelijk de slechte omstandigheden na de Tweede Wereldoorlog, de angst voor overbevolking, de dreiging uit het oosten, de emigratiepolitiek die de regering voerde
In Australië was er behoefte aan blanke arbeidskrachten, ook had Australië bondgenoten nodig om te vechten tegen ‘het gele gevaar’, de japanners. Eigenlijk was het grote land gewoon te ‘leeg’.
In de VS heerste een periode van luxe en rijkdom na de Tweede Wereldoorlog, dit trok veel Nederlanders aan. Ook hadden de geallieerde soldaten Nederland bevrijd, hieronder waren erg veel Amerikanen. Mede hierdoor en door de Marshallhulp kwamen de Amerikanen bij de Nederlanders in een goed blaadje te staan.
In Canada was er al veel emigratie in het begin van de twintigste eeuw. Canada gaf veel ruimte voor landbouw, die Nederlanders niet in het eigen land konden vinden. Ook Canada werd als een welvarend land gezien, sommige mensen vonden ook dat Canada in de ‘way of thinking’ op Nederland leek.
Voor alle drie de landen werd volop reclame gemaakt. Dit zijn in grote lijnen de redenen waarom Nederlanders kozen om te emigreren naar Australië, de VS of Canada
5. In hoeverre speelde het toekomstperspectief van de kinderen een rol bij de keuze om te emigreren?

5.1 ALGEMEEN
Wij verwachten dat het toekomstperspectief van de kinderen van de emigranten een belangrijke reden was om te vertrekken. Zoals in hoofdstuk 3 is beschreven, zagen veel Nederlanders hun toekomst in het vaderland weinig rooskleurig in. Dit kwam onder andere door werkloosheid en angst voor overbevolking. In het buitenland werd hen werk en succes beloofd. Vooral bij oudere gezinnen was de toekomst van de kinderen belangrijk. In het buitenland hadden kinderen meer kansen om hogerop te komen en uiteindelijk succesvoller te worden. Ook gezinnen met minder geld konden in het buitenland hun kinderen een universitaire opleiding bieden. Zelfs kinderloze echtparen vinden de toekomst van de (toekomstige) kinderen een belangrijke reden om te vertrekken. Deze reden is bij alle drie de landen aanwezig. De kinderen konden misschien wel een betere opleiding volgen in het buitenland, zelf waren ze vaak ongelukkig. Het was lastig om in een klas te komen waar een taal gesproken werd die je niet kon verstaan. Ook waren de kansen voor meisjes aanzienlijk geringer dan die van jongens. Het volgende schrijft Nonja Peters, ‘?n van de emigranten die wij ge??nterviewd hebben in haar paper ‘Dutch women in Australia’:
‘The four second generation women, who were wholly or partly educated in Australia, all started work at age 15 years. Mainly to supplement the family income but also because their parents did not place a high value on education for women.’
Er werd minder aandacht besteed aan de educatie van meisjes. Dit was niet alleen zo in Australië, ook in Canada en de VS hadden meisjes minder kansen ten opzichte van jongens.
In de onderstaande tabel zien we dat de meeste gezinnen die emigreerde kinderloos waren, zo’n 46 procent. Vaak waren deze gezinnen nog te jong voor kinderen. Ook zien we dat een groot gedeelte van de emigranten kinderen hadden die jonger waren dan 15 jaar. Dit hebben we ook teruggezien in de interviews die we gehouden hebben.

5.2. Australië

In Australië hoopten gezinnen een betere toekomst voor hun kinderen te bieden. Het was belangrijk in de besluitvorming om te emigreren. Bij ongehuwde jonge stellen valt het vooral op dat er weinig economische redenen waren om te vertrekken. Vaak dachten zij minder na over het emigreren en vertrokken zij meer voor het avontuur. Indirect was bij velen het toekomstperspectief van henzelf en eventueel hun (toekomstige) kinderen toch belangrijk. Vooral bij oudere emigranten was het argument belangrijk, omdat zij vaak meer kinderen hadden. Zij stelden hun kinderen voorop. Australië was een groot land waar de mogelijkheden open lagen. Australië was het land van melk en honing.

5.3, 5.4. DE VS EN CANADA
Eigenlijk is het argument van de toekomstverwachting van de kinderen voor alle immigratielanden hetzelfde. Omdat Canada en de VS vrij veel op elkaar lijken behandelen we deze twee landen in ‘?n tussenkopje. Ieder gezin hechtte waarde aan de kinderen en hun betere vooruitzichten in het immigratieland. Hugh Cook die naar Canada emigreerde vertelt ons het volgende:
‘After World War II my father, who owned a dairy products store in The Hague, felt there was too much black market and ‘under the table stuff’ going on. He felt he couldn’t honour the Dutch government any more. Also, it was very important to my parents that their children receive a university education, and felt opportunities for that were better in Canada than in Holland.’
De vader van Hugh was het ten eerste niet eens met de gang van zaken in Nederland, daarnaast vond hij het belangrijk dat zijn kinderen van goed onderwijs konden genieten. Bij Judy Cook was het toekomstperspectief juist helemaal geen directe reden om te vertrekken. We zien dus dat het per gezin heel erg verschilt. Zoals we al eerder schreven zegt Margie de Jong die naar Canada emigreerde:
‘My parents were looking for a better future for their family. My father was a baker in Kruiningen. There were too many to make a living even though he worked very hard. The whole family helped with packing cookies and delivering bread to customers.’
De ouders van Margie zagen voor haar een toekomst in de bakkerij voor zich, terwijl ze haar meer wilden bieden. Dit hoopten ze te bereiken in Canada.
Bij Janet Sheeres die ook naar Canada emigreerde was de reden vooral economisch. Dit hangt samen met het toekomstperspectief van haar en haar zeven zusjes. De kinderen moesten veel reizen voor hun werk, of konden zelfs geen werk vinden. Dit is een heel goed voorbeeld waarin het toekomst-perspectief van de kinderen echt een belangrijke reden was om te emigreren.
‘The main reason for my parents to emigrate was economic. I was the youngest of seven, and there were no good work opportunities of my older siblings. For instance, after he finished the MULO, my oldest brother had to travel from our home in Burum, Friesland, every week to Enschede to work in the textile mills. My oldest sister could not find work either, and my parents did not have the money for advanced education for us.’
Een van de emigranten; Bill Smouter die in 1952 naar Canada verhuisde vertelt ons:
‘Ik moest ontzettend hard werken en ik kon niet naar school. Ik wilde wel heel graag maar het geld was er simpelweg niet voor. Uiteindelijk kreeg ik een simpel baantje bij de Canadese bank en dit liep uit op een mooie carri??re bij deze bank’
Veel emigranten kenden echter al mensen die in de streek woonden waar zij heen gingen. Dit zien we bijvoorbeeld bij Sas de Koeijer en Gerrit Sheeres. Sas kon op de oesterkwekerij van zijn oom gaan werken in de ruil voor onderdak en eten. Gerrit had een vriend die hem een baan aanbod als Minister van de Christian Reformed Church in Grand Rapids, Michigan.


6. Hoe verliep de economische ontwikkeling van Nederlanders in het immigratieland?

6.1 ALGEMEEN
Wij verwachten dat veel Nederlanders het moeilijk hadden toen ze ge??migreerd waren. Allereerst was er natuurlijk een taalbarri??re waardoor sommige Nederlanders niet het werk konden uitoefenen wat ze het liefst zouden willen. Wij denken dat veel emigranten het vinden van een goede baan tegen vonden vallen. Vaak kwamen de emigranten eerst in een kamp terecht van waaruit ze werk aangeboden kregen, dit was vooral het geval in Australië. In Canada werden veel emigranten boer of werkten ze in loondienst bij een boer. In tabel 5.1A Is te zien dat de meeste emigranten in hun eigen vakgebied werkzaam bleven na de emigratie. Ook zien we dat relatief een grote groep mensen niet werkloos is geweest in het immigratieland
P175 gaandeman

6.2 Australië
In Australië werden de emigranten eerst opgevangen in de ’emigratiekampen’ Een voorbeeld van zo’n kamp is emigratiekamp Bonegilla. Dit kamp had 320.000 bewoners tussen 1947 en 1971 en was het grootste en bekendste opvangkamp van Australië. Er waren in Australië 23 opvangkampen. Voorheen waren deze kampen oude legerkampen. Daarom waren de omstandigheden er ook erg primitief. De behuizing bestond uit kleine hutjes van golfplaten en er waren slechts twee of drie kamertjes per huisje. Het was de bedoeling dat de mannen in het kamp zo snel mogelijk een baan vonden. In het kamp waren zogenaamde arbeidsmiddelaars. Dit waren mannen die in het kamp achter een tafeltje zaten en werkten voor het Australische arbeidsbureau. De mensen moesten in lange rijen aansluiten en bij het tafeltje werd er voor je beslist wat voor baan je kreeg. Men had hier zelf dus amper invloed op. Niet alle mannen deden braaf wat hen gezegd werd. Sommige mannen probeerden de bussen die hen op kwamen halen om te gaan werken te ontlopen. De vrouwen bleven vaak nog maandenlang in het kamp om voor de kinderen te zorgen terwijl de man aan het werk was. Dit was de Nederlanders niet verteld in de voorlichting in Nederland. Het leven in Australië viel voor velen tegen, het bestond uit improviseren en creatieve oplossingen vinden om rond te komen. Er was een tekort aan huizen en het vinden van een huur- of koophuis was erg lastig. Als gevolg hiervan bleven veel gezinnen maanden in het opvangkamp wonen. Velen overwogen terug te gaan maar dit was helemaal niet zo makkelijk als het klinkt. Al vanaf de jaren ’30 was er in Australië een tekort aan landbouwers en metaalarbeiders. In 1946 vroeg Australië ook naar ongeschoolde en geschoolde arbeidskrachten uit andere beroepsgroepen. Sas de Koeijer die naar Australië emigreerde vertelt ons dat hij het in Australië financieel gezien veel moeilijker had dan in Nederland. Hij verdiende zo’n 12,50 tot 15 pond per dag, dit is erg weinig om van te leven. Hij werkte dan ook veel overuren in deze periode. Ook Nonja Peters die op haar 16e naar Australië emigreerde met haar ouders vertelt dat hun financi??le situatie niet optimaal was. Ook hadden alle meisjes in het gezin een slechte kans op goed betaald werk omdat de Australiërs bepaalde banen voor Nederlanders hadden bedacht.

6.3, 6.4 CANADA DE VS
In canada kwamen vooral Nederlandse boeren het land bewonen. Zij vonden Nederland te klein en in Canada was alle ruimte voor hun land en dieren. De Nederlanders waren trots er werken hard. Veel Nederlanders werkten eerst op een landgoed van een ander als arbeider. Later konden velen een boerderij van iemand overkopen en voor henzelf beginnen. Meneer en mevrouw Hovius emigreerden in 1948 naar Canada. Mevrouw Hovius werkte niet, zij moest het huis van de baas ‘waar het stel ook was gaan wonen- van de huisbaas Schoonhouden. meneer Hovius verdiende slechts 75 dollar per maand. De Nederlanders in Canada waren heel initiatiefrijk. Zij probeerden vaak originele oplossingen te bedenken op problemen in bijvoorbeeld de landbouw waar Canadezen niet op kwamen. De emigratie naar Canada betekende voor veel Nederlanders wel een economische achteruitgang. Hugh Cook die ook naar Canada emigreerde vertelt ons:
‘Since my father owned his own store in The Hague, his financial situation was quite stable. Moving to Canada meant taking a step back, financially. My father worked in a dairy for a year, then delivered bread door to door for most of the rest of his working life. We weren’t rich, but we did alright.’
Ook bij Judy cook was er een soortgelijke achteruitgang:
‘We were better off in the Netherlands (my father had a thriving flower store downtown The Hague). In Canada he first started a flower shop, which did not do well since the European style of flower arranging was not popular in downtown New Westminster, B.C., where he had his shop. Another of his dreams was to own some land and grow flowers himself, which he tried, but that did also not work, perhaps because of poor wholesale practices in Vancouver area at the time. When the Dutch ‘clock’ style flower auction (like in Aalsmeer) was established (imported) by the Dutch flower growers who settled in the lower mainland of British Columbia (e.g., Vancouver and New Westminster), my dad started a flower business where he bought at the auction and sold to small flower shops. That business became very successful & our money troubles were over. By then I was 17 or 18 years old.’
Maaike deJonge vertelt ons:
‘When we arrived we were very poor. We left the Netherlands with some money but it didn’t last long. In the Netherlands my mother had help with the cleaning of the bakery, store and house. In Canada she cleaned for many years to help make ends meet.’
Bij Janet Sheeres was het ook lastig maar uiteindelijk pakte de emigratie voor hen financieel gezien juist positief uit. In het interview vertelt zij ons:
‘The first year was rather difficult because of the language barrier, but soon my father became manager of a dairy farm, my oldest brother was working in a bank; my sisters in a hospital, and my broth
er and I, too young to work, went to school. After a couple of years my father was able to buy a farm, which he would never have been able to do in the Netherlands. My oldest brother became the manager of the International Department of a bank in Toronto. My three older sisters became nurses.’

6.5 CONCLUSIE

Het is opvallend dat het bij veel van de emigranten die we ge??nterviewd hebben overeenkomt dat ze het eerst financieel gezien moeilijk hadden in het immigratieland. Enerzijds is dit logisch omdat ze een nieuw leven moesten opbouwen ‘
7. Hoe werden de kinderen van de emigranten opgeleid en wat voor banen kregen zij?

7.1 ALGEMEEN
In eerdere hoofdstukken zijn wij er achter gekomen dat veel gezinnen vertrokken voor een betere toekomst voor henzelf en hun (toekomstige) kinderen. De vraag is echter of hun toekomst wel echt ‘beter’ werd. Hadden de emigranten in het immigratieland echt meer kansen dan in Nederland? In Nederland nam het belang van onderwijs in de jaren vijftig toe. Heel veel kinderen gingen naar de ambachtsschool. Er kwam meer onderwijs gericht op wat je kon en er werd minder een ‘hokjesindeling’ gemaakt. We richten ons vooral op de tweede generatie van emigranten, dus de kinderen van de mensen die rond 1950 zijn ge??migreerd.

7.2 Australië
Nonja Peters is als jong meisje naar Australië geemigreerd. Zij is uiteindelijk hooglerares geworden op de ‘Curtin University’. Ze heeft zich gespecialiseerd in onder andere de emigratie in de jaren ’50 naar Australië. Op de site van Curtin University staat het volgende over haar geschreven:
‘Nonja is an historian, anthropologist, museum curator and social researcher with a special interest in the preservation of immigrants’ cultural heritage, in particular Dutch maritime, military, migration and mercantile connections with Australia since 1606; the migration experience and immigrant entrepreneurship.’
We kunnen wel stellen dat Nonja een goede baan heeft gekregen.
Sas de Koeijer emigreerde alleen naar Australië. Bij hem was het een ander verhaal. Van mensen uit het dorp waar hij woonde, Yerseke, had hij gehoord dat er veel werk was in Australië. Hij kon bij een dorpsgenoot die een oesterij had in de kost. Uiteindelijk heeft hij een andere oesterij overgenomen. Ook Sas is dus goed terecht gekomen.
Uit deze twee ervaringen die wij gehoord hebben zouden we kunnen concluderen dat de emigranten in Australië goed terecht zijn gekomen. Dit is echter een conclusie gemaakt op twee personen, het is dus niet representatief genoeg. In boeken en op internet is er amper informatie te vinden over de toekomst van de ge??migreerde Nederlanders.

7.3 CANADA
Hugh Cook zat in de tweede klas toen hij emigreerde naar Canada. In Canada had hij de mogelijkheid om naar de universiteit te gaan. Hij heeft hier twee masters gehaald en is hoogleraar geworden in het Engels op een universiteit. Hugh Cook is ‘?n van de emigranten die een goede toekomst heeft kunnen opbouwen in Canada. Hugh heeft ook verschillende boeken geschreven waarmee hij redelijk succesvol is Waarschijnlijk had hij in Nederland ook een universitaire opleiding kunnen volgen, aangezien dat niet het grootste probleem was in Nederland.
Ook Maaike de Jong emigreerde naar Canada. Zij zat in groep 8 en ze zou naar de MULO gaan (Meer Uitgebreid Lager Onderwijs) In Canada kwam het gezin erg arm aan. Maaike is naar groep 10 gegaan ‘ volgens het Canadese schoolsysteem toentertijd- en heeft daarna ‘high school’ gedaan. Ze is uiteindelijk bij een Canadese bank gaan werken. Ook had ze een eigen bedrijf waarbij ze de boekhouding regelde. Kortom, ook Maaike is uiteindelijk goed terecht gekomen in Canada.
Janet Sheeres en haar gezin hadden het vooral in het eerste jaar erg moeilijk door de taalbarri??re. Haar ouders en oudste broers en zussen gingen al snel aan het werk en Janet ging naar de ‘high school’ Ze heeft bij een elektriciteitsbedrijf gewerkt. Later is ze priv??secretaresse geworden van de CEO van een bank. Nog later is ze afdelingshoofd van de faculteit Psychologie op de universiteit Calvin College geworden.
Judy Cook en haar gezin hadden het erg lastig in het begin. Uiteindelijk heeft haar vader een zeer succesvol bloemenbedrijf opgestart waarmee het gezin uit de geldzorgen is gekomen. Toen heeft Judy aan een universiteit psychologie gestudeerd. En is gezinspsychologe geworden. Later is ze familie therapeut geworden en uiteindelijk is ze directrice van een christelijk adviesbureau.

7.4 DE VERENIGDE STATEN
Je kon in de VS veel goedkoper studeren dan in Nederland. In Nederland kwam pas in 1954 de studiebeurs, daarvoor was het erg duur om te gaan studeren. Er waren vaak grote gezinnen in die tijd, dus was het erg duur om al die kinderen te laten studeren. In de VS was er dus meer mogelijkheid voor de kinderen om te gaan studeren. Nadat emigranten hun bestaan hadden opgebouwd was er dus veel mogelijkheid voor kinderen om te gaan studeren. Verder was er in de VS meer gelijkheid tussen jongens en meisjes wat betreft onderwijs. Meisjes gingen dus ongeveer evenveel studeren als jongens.
In het algemeen was onderwijs erg belangrijk voor de emigranten. Daardoor werden de kinderen namelijk opgeleid en goed voorbereid op een baan voor later. Veel de emigranten die wij hebben ge??nterviewd hebben goede banen gekregen vanwege de universitaire opleidingen. Het was ook een voordeel voor de Nederlanders dat je soms door de kerk aan een baan geholpen kon worden.
Ook uit de vele scholen die gesticht zijn door oorspronkelijke Nederlanders blijkt dat onderwijs belangrijk was.
Marten Rustenberg vertelde ons in een interview via skype:
‘Ik ben de enigste die middelbare school heeft gedaan. Mijn broer en zus geen high school gedaan. De andere wilden alleen werken, hadden geen zin om terug naar school te gaan. Ik heb alls onderwijzer gestudeerd, maar ik werkte liever met mijn handen. Uiteindelijk heb ik helemaal niet voor de klas gestaan.’
Marten is nu met pensioen
Gerrit Sheeres had in Nederland in het leger gezeten. In de Verenigde Staten leefde hij tijdens zijn studententijd met een klein budget. Later is hij minister geworden en had hij een gemiddeld loon voor een minister.

7.5 CONCLUSIE
Aangezien er nog bijna geen onderzoek is gedaan naar de banen en opleidingen van emigranten is het lastig een conclusie te trekken uit slechts deze enkele emigranten. Het is ook waarschijnlijk dat de emigranten die wij ge??nterviewd hebben een ‘hogere’ opleiding hebben genoten omdat wij met hen in contact zijn gekomen door mensen die universitair onderzoek hebben gedaan naar dit onderwerp zoals Enne Koops en Hans Krabbendam. Uit de bovenstaande tekst zou de conclusie kunnen worden getrokken dat emigranten zeer goed terecht kwamen en goede banen kregen, maar daarvoor moeten we het onderzoek groter maken en meerdere emigranten interviewen en dit ook vergelijken met Nederlanders die niet ge??migreerd zijn.

10. Namen immigranten Nederlandse culturele aspecten mee naar hun immigratieland?

10.1 ALGEMEEN
In dit hoofdstuk gaan we bekijken of de emigranten Nederlandse culturele aspecten meenamen naar het immigratieland. Wij denken dat dit wel gebeurd, omdat mensen toch vaak vasthouden aan een cultuur van het geboorteland. Dat heeft toch een vertrouwd gevoel bij mensen en aangezien mensen in het begin van het emigratieproces zich vaak niet thuis voelden in het immigratieland, denken wij dat ze het fijn vinden om kenmerken van Nederland te herkennen of stichten in het nieuwe land.
De Nederlanders vonden het lastig om mensen te ontmoeten in hun immigratieland. Er waren zoveel Nederlanders ge??migreerd en die woonden allemaal verspreid over het nieuwe land. Het was daarom fijn voor de emigranten om andere emigranten uit Nederland te kunnen ontmoeten.
Vergeleken met hervormden, katholieken en onkerkelijken emigreerden gereformeerden veel meer. Na de Tweede Wereldoorlog werd dit ook gestimuleerd door de Rooms-Katholieke paus. Katholieke gezinnen hadden namelijk veel kinderen en dit was dus erg lastig met de bestaande woningnood en het tekort aan werk. De geestelijken wezen geboortebeperking af en kozen daarom voor emigratie als een goede oplossing. Verder konden emigranten volgens de geestelijkheid in het buitenland het geloof verspreiden. Landverhuizing betekende dus een versterking van de wereldwijde katholieke kerk. Dit is een belangrijk punt voor de Nederlands culturele verspreiding in elk immigratieland.
Vaak was het zo dat de eerste generatie emigranten zich nog Nederlands voelden. De tweede generatie noemde zich naar het land waarin ze geboren of opgegroeid zijn

10.2 VERENIGDE STATEN
Nederlandse identiteit
Er zijn veel Nederlandse organisaties in de Verenigde Staten. Een voorbeeld hiervan is de ‘Netherlands American Society of Southern California’, deze organisatie is opgericht in het voorjaar in 1939. Tussen 1954 en 1962 was de grootste vermeerdering van clubleden. Op de website van de organisatie staan advertenties van onder andere stroopwafels en Douwe Egberts koffie.
In de VS waren er al langer emigranten vanuit Nederland. Er kon daarom een grote kans bestaan dat mensen die naar de VS emigreerde daar al (verre) familie hadden wonen. Vaak hoorden mensen mooie verhalen van die familie over het leven in de VS.
De emigranten uit Nederland waren een erg hechte groep in de VS, ze hielden een eigen identiteit. Er werd binnen de gezinnen vaak gewoon Nederlands gegeten. Soms kenden deze emigranten Amerikaanse groenten niet eens. Nederlanders moesten voortdurend denken tussen zich aanpassen en zichzelf blijven. Nederlanders vonden dat ze de Noord-Amerikanen heel wat konden leren: If it ain’t Dutch, it ain’t much. Er ontstond een migrantengemeenschap die sociaal-economisch goed integreerde, maar haar eigen identiteit nooit helemaal verloor.
Kerken
Nederlanders zochten elkaar op. Dat gebeurde vooral via de kerk. Als Nederlandse emigrant werd je al gauw de kerk betrokken door andere emigranten die je daar ontmoette. Er werden dan ook veel christelijke kerken gesticht door Nederlandse emigranten. Vaak bestonden deze al door de vele Nederlandse emigranten die al veel eerder naar de VS ge??migreerd waren. Ze spraken dus Engels in die kerken, maar de mensen noemden zichzelf nog wel Nederlands. De rooms-katholieke kerk kwam in de negentiende eeuw naar de VS via de emigratie, maar deze veranderde in de loop der jaren in een Amerikaans-katholieke kerk. Als je bij een ‘Nederlandse’ kerk zat, bleef je eigenlijk in een cirkel met Nederlanders leven. Bijvoorbeeld activiteiten die je bezocht waren kerk gerelateerd en de school was via de kerk. Zo was er weinig contact met echte Amerikanen en vooral met Nederlandse Amerikanen. In het doordeweekse leven werden de Nederlandse emigranten wel geaccepteerd door Amerikaanse burgers. Ze werkten bijvoorbeeld samen op het kantoor of in een fabriek, maar verder was er weinig contact. Nederlanders beschouwden Amerikanen meer als ‘kennissen’. Andere Nederlandse emigranten in de VS werden als ‘goede vrienden’ gezien.
De tweede generatie emigranten in de 19e eeuw ging echter minder aandacht aan de kerk besteden. Er is steeds minder wat er van de Nederlandse immigrantencultuur overblijft, nog wel een soort nostalgie zoals tulpenfeesten en openluchtmusea, die het goed doet bij toeristen.

Scholen
De Nederlandse emigranten hadden drie redenen om eigen scholen te stichten: het aanleren van basisvaardigheden voor het functioneren in Amerika, het in stand houden van het Nederlands zolang dat zinvol was, en het bieden van levensbeschouwelijke vorming. Het onderwijs versterkte de band van de Nederlandse emigranten. Emigranten onderwezen hun kinderen in de eigen taal. Later ging dit hen juist in de weg staan. Na de grote emigratiegolven werden de kwaliteitseisen van het onderwijs hoger, dus werden er scholen samengevoegd. De ouders kregen daardoor minder invloed op het onderwijs. De overheid ging het onderwijs toen ook meer gebruiken om emigranten als Amerikaanse burgers te vormen en als een voorbereiding op het functioneren in een vrije markteconomie. Op basisscholen werd er wel Engels gegeven om de kinderen te laten functioneren in hun omgeving, maar het Nederlands verdween niet zolang er nieuwe emigranten bijkwamen.


10.3 Australië
Australiërs leren kennen
Australië is een land waar alles ver uit elkaar ligt. Emigranten konden dus niet ‘even’ bij elkaar langs gaan. Dit was vooral lastig voor de vrouwen. Omdat de mannen vaak gingen werken en de vrouwen dan alleen thuis zaten. De Australische overheid stimuleerde de nieuwe emigranten ook heel erg om in de samenleving te integreren. Nederlanders gingen daarom vaak naar een typische Australische pub, omdat dat een goede plek was waar je Australiërs kon ontmoeten. Als je eenmaal wat mensen had ontmoet ging het verder vanzelf. Zij konden je baantjes bieden en andere bijeenkomsten. Australiërs waardeerden het ook heel erg als je probeerde te integreren.

Nederlandse identiteit
Ondanks deze stimulans van de overheid bleven Nederlanders ook erg vasthouden aan hun oorspronkelijke cultuur. Dit valt vooral op te merken uit de vele door Nederlanders opgerichte organisaties. Er zijn vooral veel ontspanningsverenigingen gesticht, waar activiteiten zoals sporten en spelletjes werden gespeeld. Er waren ook Engelse lessen voor de nieuw komende Nederlanders. Sommige van deze organisaties kregen subsidie van de Australische overheid. In 1971 waren er ongeveer 90 Nederlandse organisaties en clubs in Australië, in 1984 was dit aantal gestegen tot ruim 150.1 Dat is waarschijnlijk het hoogtepunt, want daarna begon de vergrijzing merkbaar te worden en er kwamen steeds minder nieuwe emigranten bij. Een voorbeeld van een organisatie is de ‘Federation of Dutch Societies Ltd’. Dit is een Nederlandse vereniging in Australië die allerlei avonden organiseren waar Nederlandse activiteiten, zoals Klaverjassen, worden georganiseerd. Een citaat van de website van deze vereniging: ‘Australia today is our home, but we still carry that bit of Dutch culture within us and the urge to catch up on things with other Dutchies.’ In de maatschappelijke sectoren van deze organisaties was onderling maar heel weinig contact. De religieuze groeperingen zijn eigenlijk de enige die nationale organisaties kennen en minstens eenmaal per jaar op landelijk niveau bijeen komen. Daarnaast zijn er bejaardentehuizen waar de Nederlandse cultuur wordt gewaarborgd. Hier wordt door een deel van de verzorgers Nederlands gesproken, snert en kroketten gegeten en bingo gespeeld. Er waren ook Nederlandse producten te koop in supermarkten die in de gebieden met veel emigranten lagen.
Het was verder lastig voor emigranten om geld te lenen. Daarom hebben rijke Nederlanders met de Building Societies opgezet. Emigranten konden dus daar het nodige geld lenen. Dat werd vaak gedaan door mensen die nog niet zo lang in Australië waren. Zij hadden namelijk het geld nodig om een bestaan op te bouwen, zoals een huis kopen. Vanuit Nederland hadden ze namelijk al veel moeten betalen voor de reis en daarom was er niet meer zoveel geld over.
De Dutch Australian Weekly was de offici??le krant in Australië voor Nederlanders. Deze was gestart in 1951 en stopte in 2004 met bestaan. De krant bevatte berichten over bijeenkomsten van verenigingen en lokale radioprogramma’s, naast nieuws uit Nederland. Nederlanders hebben in 16 steden in Australië nog steeds eigen radioprogramma’s die vari??ren van een half tot 8 uur per week. In bijna alle grote steden in Australië hebben de Nederlanders een of enkele uren radiozendtijd. In Melbourne en Sydney waren dit speciale etnische stations. (blz. 155). Om een belangengroep voor de betreffende migranten te kunnen zijn, is er erkenning door de ontvangende samenleving nodig. Die erkenning wordt alleen verkregen als de radiozender zich aan de regels houdt die de Australische overheid stelt voor organisaties. Dit waren soms aparte regels voor Nederlanders, omdat ze gewend waren helemaal niet over dat soort dingen na te denken. Dit kon leiden tot een vermenging van Nederlandse en Engelse regels.

Kerken
Ook in Australië werden er heel veel Nederlandse kerken gesticht. In Australië waren de mensen voornamelijk katholiek. De emigranten waren ook veel katholieken, maar ook hervormden en protestanten waren er veel. Uit de Australische statistieken blijkt dat ruim 60% van de Nederlandse immigranten tot een kerkgenootschap behoort. In 1951 werd door Nederlanders Christian Reformed Churches of Australia opgericht. Het aantal leden groeide sterk en ook het aantal Kerken door Australië heen werd steeds meer. Deze groei haalde een hoogtepunt in 1990. De Kerk had het doel om het geloof te verspreiden hoog staan. Tegenwoordig zijn er ook veel Australische mensen lid van deze Kerkenorganisatie. Opvallend is dat het merendeel van de kerken staan in steden waar zich veel Nederlanders hebben gevestigd. Bijvoorbeeld in Perth staan acht kerken.

Scholen
In de jaren ’50 en ’60 waren er geen Nederlandse scholen. Alle emigranten gingen naar Australische scholen. Daar werden ze vaak raar aangekeken op hun Nederlandse gewoontes, zoals de lunch. Maar verder werden Nederlandse kinderen geaccepteerd en ze leerden er gemakkelijk Engels. Er zijn tegenwoordig wel Nederlandse scholen, om de kinderen van de vroegere Nederlandse emigranten nog wat van het Nederlandse onderwijs mee te geven. Zodat ze ook weer terug naar Nederland kunnen eventueel.
Les in het Nederlands was wel mogelijk, namelijk op de middelbaren scholen in Melbourne en Sydney. Dat waren de ‘zaterdagscholen’. De staatsoverheid zorgde daarvoor. Verder werd dit ook georganiseerd door particuliere initiatieven, of via Nederlandse organisaties. Het aantal kinderen dat Nederlands leerde is erg klein. In 1980 deden er in heel Australië (behalve Queensland, Canberra en het Northern Territory) 59 leerlingen van middelbare scholen een examen in het Nederlands.

10.4 CANADA
Kerken
Nederlandse emigranten woonden vaak in plaatsen met veel Canadezen om zich heen. Emigranten woonden verspreid over veel verschillende dorpjes en die Dorpjes lagen ver uit elkaar. Ze voelden zich daardoor afgezonderd. Toen de emigranten elkaar begonnen te ontmoetten gingen zij voornamelijk kerken stichten. De kerken werden tussen de dorpjes gebouwd, zodat ze voor iedereen goed bereikbaar waren. Er bestond geen hervormde, christelijke of gereformeerde Kerk, dus voor veel Nederlandse emigranten waren er geen kerken waar ze heen konden gaan. Ze gingen daarom hun eigen kerken stichten. In deze kerken konden de emigranten hun vrienden ontmoeten. Nederlanders kwamen elkaar tegen op zondag in de kerk. Velen vonden het daarom heel fijn om op zondag als familie naar de kerk te gaan. Dat was iets waar ze naar uit keken. Deze nieuwe kerken werden bijna alleen door emigranten bezocht. De kerk veroorzaakte daarom een scheiding tussen de Canadezen en Nederlanders.

Nederlandse identiteit
Nederlanders hadden vaak wel Canadese kennissen, maar geen goede vrienden. Vriendschappen ontstonden met Nederlandse Canadezen, heel vaak gebeurde dat via de kerk. Nederlanders bleven graag trouw aan hun ouderwetse tradities, zoals het bakken van oliebollen op oudejaarsdag en liever een Hollands King pepermuntje dan een Canadese Lifesaver toffee.
In Canada werden er ook non-profit organisaties opgezet door Nederlanders. Dit gebeurde vaak in kerken, bij mensen thuis of er werden zalen gehuurd. De mensen die dit organiseerden hoopten daarmee Nederlandse tradities onder de Canadezen te verspreiden, maar ook om meer contact te maken met de Canadese mensen. De scheiding die door de kerk veroorzaakt was, werd zo weer wat doorbroken. Er werden bijvoorbeeld spelletjes gespeeld, er werd carnaval gevierd, er was een koor en er werd in een aantal van deze organisaties Nederlandse taallessen aangeboden. Het was echter moeilijk om deze organisaties financieel gezien overeind te houden. Veel organisaties bestaan nog steeds. Zoals het ‘Dutch Canadien Centre’, deze organisatie is in oktober 1960 opgericht en bestaat nu nog steeds. Bij deze organisatie werden vaak dansavonden gehouden. Bij de ‘Hollandse Glorie’ was er veel te doen voor Nederlandse emigranten. Er was een band, klompendansers, de Achterhoekse Avond en er werd Sinterklaas gevierd.
In een interview vertelde Marten Rustenburg, op zijn vierde ge??migreerd naar Canada, ons dat in 1952 koningin Juliana naar Canada kwam om de immigranten op te zoeken. ‘Dat was geweldig! Ze kwam naar onze scholen. De onderwijzeres zei dat het verboden was om Hollands te spreken met haar. Koningin Juliana nam daar helemaal geen trek van. Die kletste gezellig allemaal in het Hollands met ons.’ Hier zie je dat de Nederlanders het alsnog heel fijn vonden om iets van hun oorspronkelijke cultuur mee te maken. Door gewoon Nederlands te blijven praten en doordat ze het zo fijn vonden om de koningin van Nederland te mogen spreken.
Er waren scholen in Canada waar alleen Nederlandse kinderen naar toe gingen. Vaak gingen Nederlandse kinderen eerst naar zo’n Nederlandse school, maar later toch naar een Canadese school. Daar leerden ze gemakkelijk Engels. Nederlanders werden heel vaak geaccepteerd door de Canadezen. Dit leverde dus een integrering op.
Bij volwassenen lag de acceptatie door Canadezen anders. Een lange tijd werd er door de Canadezen stellig tegen de Nederlanders gekeken, omdat Nederlanders erg ambitieus waren. Ze kochten boerderijen en gingen daarmee aan de slag en ze gingen met zaken starten. Dit veroorzaakte jaloezie onder de Canadezen. Zij waren namelijk veel minder actief met het verwezenlijken van hun plannen.
Het Calvin College is een universiteit in Michigan. Dit is een plaats in Grand Rapids, een gebied ongeveer midden in Canada. In Michigan vestigden zich veel Nederlandse emigranten. Het Calvin College bestaat al sinds 1872, toen bekend als ‘De Theologische School’. In 1921 werd het ‘Calvin College’. Deze universiteit biedt drie Nederlandse studies aan. Dit is ‘?n van de weinige in Canada. In deze studies wordt ingegaan in de Nederlandse cultuur. Er is ook een mogelijkheid om de Nederlandse taal te leren. Studenten hebben ook de mogelijkheid om tijd naar Nederland te gaan tijdens hun studie.

10.5 CONCLUSIE
We kunnen dus concluderen dat de kerk erg belangrijk is geweest voor de emigranten. In elk van de drie landen werden kerken gesticht door Nederlanders. Deze was belangrijk voor het leren kennen van andere Nederlandse emigranten in het land waar je eerst bijna niemand kent. Het is echter wel verschillend dat er in de VS al redelijk veel kerken waren, omdat daar al veel langer geleden emigratiegolven heen waren gegaan. In deze kerken kwamen dus ook al veel oorspronkelijke Nederlanders die eigenlijk al Amerikaans ingeburgerd waren. De kerken dienden als vangnetfunctie, er was veel onderlinge hulp binnen de kerken .
Organisaties werden in de VS, Australië en in Canada opgericht door Nederlanders. Door deze organisaties werden activiteiten georganiseerd met typisch Nederlandse tradities. De doelstelling was voornamelijk hetzelfde: een ontmoetingsplek voor Nederlandse emigranten. Opvallend is dat in Canada het doel ook was om de Nederlandse tradities onder de Canadese bevolking te verspreiden, terwijl in Australië en in de Verenigde Staten het juist een wat ge??soleerde groep was.
Op het gebied van scholen voor de kinderen is het duidelijk dat de ge??migreerde kinderen vooral naar de scholen gingen van het nieuwe land. Gereformeerde immigranten stichtten vaak eigen scholen.
Deze Nederlandse cultuur wordt dus vooral door de Nederlandse emigranten zelf overgebracht naar het nieuwe land. Maar in Canada wordt ook Nederlandse cultuur door de Canadezen zelf overgenomen. Bijvoorbeeld de Nederlandse studie op het Calvin College. In Australië gebeurt dit ook door Australiërs, dat is te zien aan de Nederlandse producten die worden aangeboden in winkels in de buurt van gebieden met veel Nederlanders, of bejaardentehuizen waar Nederlandse cultuur wordt gewaarborgd. In de VS is dit eigenlijk niet het geval. Misschien omdat in de VS Nederlanders een erg hechte groep bleef.

BRONNEN
Canada:
http://dutchfederation.org.au/
http://heimwee.info/links/emigratie-en-expatwebsites/noord-amerika/
http://www.dutchcanadiansociety.com/
http://www.nassocal.org/about.html#1
http://www.calvin.edu/academics/departments-programs/dutch/about/
Australië:
http://www.npogeschiedenis.nl/andere-tijden/afleveringen/2005-2006/Australi-integreren-met-hindernissen.html
http://www.npogeschiedenis.nl/ovt/afleveringen/2003/Ovt-21-12-2003/Emigratie-Australie-Amerika-Zuid-Afrika-en-mennonieten-II.html
http://www.abs.gov.au/ausstats/[email protected]/Lookup/4102.0main+features102014
http://www.crca.org.au/
VS:
http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/6889/de-nederlandse-emigratie-naar-amerika.html
http://www.nassocal.org/
http://www.isgeschiedenis.nl/archiefstukken/het-nieuwe-leven-nederlandse-immigranten-in-amerika/


11 Nawoord

12 Brongebruik
Literatuurlijst
Groenman, S. J. (1958). De gaande man. Den Haag, Nederland: Staatsdrukkerij Den Haag.
Mey, A. van der. (1983). To all our children. Grand Rapids, Verenigde Staten: Paideia Press.
Dominicus, L. (2011). Zeeuwen in Amerika. Amsterdam, Nederland: De buitenspelers.
Wind, I. (2009). Audieu Nederland. Houten, Nederland: Terra.
Poldervaart, S., & Willemse, H. (2001). Van hot naar her. Amsterdam, Nederland: Stichting beheer IISG.
Dalen, H. van, & Henkens, K. (2008). Weg uit Nederland. Amsterdam, Nederland: KNAW press.
Speerstra, H. (2013). Het wrede paradijs. Amsterdam, Nederland: Atlas Contact.
Hofstede, B. P. (1964). Thwarted Exodus. Houten, Nederland: Springer.
Krabbendam, H. (2006). Vrijheid in het verschiet. Hilversum, Nederland: Verloren b.v.
Elich, J. H. (1987). Aan de ene kant, aan de andere kant. Delft, Nederland: Eburon.
Koops, E. (2010). De dynamiek van een emigratiecultuur. Hilversum, Nederland: Verloren b.v.

Bestanden Nonja
https://www.bmgn-lchr.nl/index.php/bmgn/article/viewFile/3715/3769
Bron: http://www.isgeschiedenis.nl/archiefstukken/nederlanders-trekken-naar-het-beloofde-land/


Bijlagen
Dit zijn de vragen die we aan de emigranten hebben gesteld:

1. How old were you when you emigrated to Canada/VS/Australia?
2. What was the main reason for you parents to emigrate?
3. Was the government policy (how they tried to let people emigrate) a reason for your parents to emigrate?
3. Was your future prospect an important reason for your parents to emigrate?
4. How was your economic situation in Canada/VS/Australia comparison with your economic situation in the Netherlands?
5. Which study did you do in your new country and what did you do in the Netherlands?
6. What job have you done in Canada/VS/Australie?
7. How did you settle in your new country? How was the integration process? Was it easy or difficult?
8.Was there a separation between the Dutch emigrated families and the locals when you and your family came in Canada/VS/Australia?
9. How do you afterwards think about your emigration, are you happy and grateful you emigrated? Or do you think you had a better changes in the Netherlands’?
Hugh Cook
Hugh Cook emigreerde naar Canada als kind. Hij was zeven jaar oud. Momenteel is Hugh professor Engels aan een Canadese universiteit. Ook is hij schrijver.
1. We immigrated to Canada in 1950 when I was seven years old.
2. After World War II my father, who owned a dairy products store in The Hague, felt there was too much black market and ‘under the table stuff’ going on. He felt he couldn’t honour the Dutch government any more. Also, it was very important to my parents that their children receive a university education, and felt opportunities for that were better in Canada than in Holland.
3. Yes, very important. See answer 2.
4. Since my father owned his own store in The Hague, his financial situation was quite stable. Moving to Canada meant taking a step back, financially. My father worked in a dairy for a year, then delivered bread door to door for most of the rest of his working life. We weren’t rich, but we did alright.
5. I was in grade 2 when we immigrated. In Canada I went to university and earned two master’s degrees.
6. I was a professor of English at a university. I am also a fiction writer, and have published four books of fiction, two novels and two books of short stories. My first novel, titled The Homecoming Man, was published in Holland in Dutch translation under the title Een Man Komt Thuis, published by Mozaiek in Zoetermeer. My latest novel, titled Heron River, will also appear in Dutch translation under the title De Tuin van Adam, scheduled to be released in the spring of 2015, also by Mozaiek.
7. Settling in Canada was relatively easy. My father found work right away. We children learned English quite quickly. Within a year we had bought a house. Other immigrants found it more difficult to adapt ‘ one of my aunts and uncles and their family went back to Holland after two years because my aunt had heimwee. But we enjoyed life in Canada immensely.
8. To a degree, yes, there was separation. Immigrant communities tend to stick together somewhat, and that was true of the Dutch immigrant community in Canada as well. The church became a focal point for Dutch immigrants, and we children went to Christian schools attended largely by other Dutch-Canadian children. For the rest, though, Dutch-Canadians assimilated very well.
9. I am very grateful we emigrated. Life in Canada presented wonderful opportunities. We all received university educations; we met our future wives and husbands in Canada; and our children, who also earned university degrees and have excellent jobs, all have families and are all thriving. The Reformed community has been able to maintain its Reformed identity, which is also important to us. We don’t mean to speak ill of the Netherlands, but emigrating was the best thing we did.


Judy Cook
1. Almost 12 years old (one month shy).
2. I think for my dad, adventure. There was a kind of immigration fever after the 2nd world war and my dad ‘caught’ it, I think. My mother did not want to go but my dad kept trying to convince her it would be o.k. When she got pregnant with my youngest sister my parents waited another few years until she was 2 years old (she was born in l954), after which my mother consented.
3. No, I don’t think so.
4. We were better off in the Netherlands (my father had a thriving flower store downtown The Hague). In Canada he first started a flower shop, which did not do well since the European style of flower arranging was not popular in downtown New Westminster, B.C., where he had his shop. Another of his dreams was to own some land and grow flowers himself, which he tried, but that did also not work, perhaps because of poor wholesale practices in Vancouver area at the time. When the Dutch ‘clock’ style flower auction (like in Aalsmeer) was established (imported) by the Dutch flower growers who settled in the lower mainland of British Columbia (e.g., Vancouver and New Westminster), my dad started a flower business where he bought at the auction and sold to small flower shops. That business became very successful & our money troubles were over. By then I was 17 or 18 years old.
5. In the Netherlands I was in Grade 6, and in Canada I attended the Christian School till graduating gr. 8, two Canadian public high schools (graduated gr. 12), and then studied first at Dordt College in Sioux Center, Iowa, U.S.A., obtaining a B.A. in Psychology, and then obtained an M. Ed. at the University of Toronto (Canada) in Family Counselling. This all took some time ‘ by then Hugh and I had been married 17 years and we had 3 children.
6. I have worked as a Family Therapist at various Marriage & Family Service agencies, becoming the Clinical Director of a Christian counselling agency for the last 15 years, until retirement 5 years ago.
7. As a 12 year old it was initially quite difficult for me since the immigrant Christian School I attended (where new Dutch immigrant kids were added almost monthly in l956) had only three classrooms: Grades 1-2, grades 3-4, grades 5-8. Because grade 5-8 was ‘full’ I was streamed into grade 4, ‘to learn English.’ As a grade 6-er I resented being with ‘the little kids.’ However, this was only from March till June, l956. In the summer (playing with our non-Dutch neighbour’s kids) I learned to speak fluid English (thankfully!).
8. Yes, very much so. We were a Reformed Christian community, which believed in the establishment of christian education (a la Abraham Kuyper). Typically a school building would be built (mostly free labor by the Dutch reformed christian community) and that building would also house a newly established church (the Christian Reformed Church, in our case). Every reformed stream would tend to establish their own schools & churches, including the Canadian Reformed Church (Article 31) and Netherlands Reformed Church (black stockings church ‘ zwarte kousen kerk?).
9. Yes, I’m VERY happy I emigrated. In the Netherlands I would have ended up in the Huishoud School, whereas here in Canada I became a professional Family Therapist, which made for an interesting and fulfilling career. That’s not to say I might not have enjoyed learning more about ‘huishoud’ things like sewing, knitting, and other homemaker skills, but the point is ‘ I learned to do the home arts as well, but would not want to have it as a ‘career.’
Maaike de Jonge
Maaike de Jong emigreerde naar Canada toen ze 12 jaar was
1. I was 12 years old when we immigrated.
2. They were looking for a better future for their family.
3. It was very important. My father was a baker in Kruiningen. There were too many to make a living even though he worked very hard. The whole family helped with packing cookies and delivering bread to customers.
4. When we arrived we were very poor. We left the Netherlands with some money but it didn’t last long. In the Netherlands my mother had help with the cleaning of the bakery, store and house. In Canada she cleaned for many years to help make ends meet.
5. I had finished grade 6 ( now group 8) in the Netherlands. I was ready to go to the Mulo in Yerseke. In Canada I started in grade 8 ( group 10) to learn my English. Then I went to high school for 4 years and graduated from grade 12.
6. I am now retired. After high school I worked in a bank till we had our children. We had our own transportation business; so I did the bookkeeping while raising a family of 4 children.
7. The first 6 months I went to a school with other Dutch children. They helped us when we needed help. Then because my father had not been able to find a job in that town, we moved and I went to a one room school that had 8 grades all in the same room and had no Dutch children. I quickly settled in and learned English in no time. Because of this I have no Dutch accent. (But I do have an accent when I speak Dutch)
8. Only because most Dutch people went to the same church that didn’t have many Canadians. Through the week there was hardly any separation at all. At that time we felt very accepted by the Canadians.
9. The separation is less as time goes by. There was a time when the Dutch were looked down on because they were starting businesses or bought farms and did very well. This caused jealousy. A lot of Canadians were not as ambitious! The Dutch were known as hard workers.
10. We are very thankful for our parents’ courage to immigrate. It gave us an excellent example of how to trust The Lord because times were very tough at first. But my parents always put church and Christian school as their priority. We were shaped by this and saw from their example what was important. The Lord has blessed us beyond measure and our parents wildest dreams. Most of all we have our faith to keep us strong!
We go back to the Netherlands regularly because we still have our Dutch roots! We see that people have done well there too. We are concerned about some of the back sliding that has happened such as churches not being attended very well and liberal laws.
We do miss the ” gezelligheid” of the Netherlands!


Gerrit Sheeres
Gerrit Sheeres emigreerde helemaal alleen naar de VS in 1955. Hij werd ‘minister’ van de Christian Reformed Church in De VS. In Canada ontmoette hij zijn vrouw Janet. Hij is ook schrijver en vertaalde het boek ‘Vrijheid in het Verschiet’ van Hans Krabbendam naar het Engels (Freedom over the Horizon)
1.2. I emigrated by myself in 1955. The reasons were twofold: my father’s parents and family had emigrated to the United States in 1929; my father did not join them because he was just finishing his studies at the Free University in Amsterdam to be a minister. He became a minister in 1930 and accepted a call to the Gereformeerde Kerk in Lutjegast, Groningen, where I was born in 1932. Once my paternal grandparents lived in the U.S. they would often sent us, their grandchildren, toys for Christmas. So we always associated America with pleasant things. When I grew up I also wanted to go to America. I did not know what I wanted to do there. My father always wanted me to become a minister, but I had no interest in becoming one. Until I was in the military (I was drafted in 1952 and served two years in the Dutch army – every male in those days was drafted, military service at that time was compulsory). While in the military I saw the need of people to become followers of Jesus, and decided to study for the ministry. A friend of mine had emigrated to Canada and had enrolled as a student at Calvin College in Grand Rapids,Michigan, and he wrote me, Gerrit, if you want to become a minister, the Christian Reformed Church here will help you financially. So here was my answer: I wanted to go to the U.S.A., and I wanted to study for the ministry.
After being discharged from the military in 1954 I worked for a year as a secretary in a ship broker’s office in Groningen and in the fall of 1955 I left for the U.S.A. I lived in Detroit, Michigan, for a year and worked as a painter and decorator for an uncle of mine, and then went to Grand Rapids where I enrolled as a student at Calvin College. In 1959 I started my theological studies at Calvin Theological Seminary, also in Grand Rapids.
3. When I finished my theological studies I interned (“stage lopen” I believe they call it in the Netherlands) in a Dutch immigrant church (Christian Reformed) in Chilliwack, British, Columbia, Canada for one year. Janet, who lived in Ontario, Canada, came to Chilliwack to visit her sister who worked in the local hospital as a nurse. We met at church and found out that we were born only a few kilometers apart (she in Burum, Friesland, and I in Lutjegast, Groningen); we fell in love and got married later that year.
4. Economic situation in the Netherlands – Having been in the military and having worked a couple of years before emigrating I had not established myself economically. In the United States I lived “on a shoestring” as a student (the Classis gave me an annual stipend to study to become a minister and I also had a part-time job while a student); once I was ordained as a minister I had a regular minister’s salary, of course.
5. In the Netherlands I had what was then called H.B.S. (Hogere Burger School). In the United States I attended Calvin College in Grand Rapids, and Calvin Theological Seminary also in Grand Rapids.
6. I am a retired minister, after having served four churches in Michigan and one in the State of Washington.
7. When I came to Detroit and when I moved to Grand Rapids my social contacts where mainly with Dutch people, that is, with people who were mainly of Dutch origin even though they no longer spoke or understood Dutch. All the churches I served were “American” churches where nobody spoke Dutch but most of the people thought of themselves as “Dutch” because their grandparents or great-grandparents had come from the Netherlands in the late 1800s. It is perhaps the same as in the Netherlands where second and third generation Turkish or Moroccan people who are born in the Netherlands may no longer speak the language of their parents or grandparents, but they still are still looked upon as Turkish or Moroccan even though they may not speak that language. Our children do not speak Dutch because Janet and I spoke English when we first met and never spoke Dutch in our home, yet , even though our children are born Americans, when someone asks them, What are you? They’ll say, I am Dutch (meaning, I am of Dutch descent). And all these Dutch-Americans mix and work every day with Americans of other backgrounds, they mix and work with African Americans, and German Americans, and Polish Americans, and Irish Americans. That’s why America is called often “the melting pot.”
8. Not in their everyday “work” life – because Dutch families that had immigrated worked in everyday life alongside other Americans in businesses and factories. But in their social life and church life the Dutch immigrants will often seek “their own kind.”
9. I have never been sorry that I immigrated. God has blessed me in this country, and I trust I have been a blessing to others through my ministry. And He has blessed our children. I still love the Netherlands – after all, it is the country where I was born and grew up. I was the only one of my immediate family who came here, all my brothers and sister still live in the Netherlands. But after having lived and worked here a lifetime, and having children and grandchildren here, I don’t think Janet and I would feel at home anymore in the Netherlands.

Janet Sheeres
Janet is de vrouw van Gerrit. Zij emigreerde met haar gezien naar Canada in 1951. Toen ze Gerrit ontmoette is ze naar de VS ge??migreerd. Janet werkte als afdelingshoofd op het ‘Calvin College’ in Grand Rapids.
1. My family immigrated to Canada in 1951, I now live in Grand Rapids, Michigan. In other words, I emigrated twice! In 1962 when I married my husband, I immigrated to the United States.
2. The main reason for my parents to emigrate was economic. I was the youngest of seven, and there were no good work opportunities of my older siblings. For instance, after he finished the MULO, my oldest brother had to travel from our home in Burum, Friesland, every week to Enschede to work in the textile mills. My oldest sister could not find work either, and my parents did not have the money for advanced education for us.
3. Yes, for the economic future of our entire family.
4. The first year was rather difficult because of the language barrier, but soon my father became manager of a dairy farm, my oldest brother was working in a bank; my sisters in a hospital, and my brother and I, too young to work, went to school. After a couple of years my father was able to buy a farm, which he would never have been able to do in the Netherlands. My oldest brother became the manager of the International Department of a bank in Toronto. My three older sisters became nurses.
5.I had four elementary grades in the Netherlands; I finished grade and high school in Canada and took a year of business school to become an office secretary.
6. I am now retired. (I’m 74) After business school, I worked in a Consumer Powers (electricity) office until I married in 1962. I moved with my husband to the United States. He is a retired minister. We have four children and when the youngest was in third grade I went back to work and was the private secretary of the president of the bank in Lynden, Washington. When we moved to Grand Rapids, Michigan, I worked as the office manager in the Psychology Department of Calvin College.
7. Yes, I first had to learn the language, but that did not take too long. I enjoyed going to school. But because my family was very strict religiously, we kept ourselves a bit separated from the Canadian culture. We stayed ‘Dutch’ for a long time.
8. Yes, see my previous answer. In school and at work, of course, we interacted with the Canadian people, but for our social and church activities, we interacted mostly with other Dutch people.
About your second question (is there still a separation?) Do you mean for us as older immigrants, of new immigrants coming in?
If you mean for us as older immigrants? Yes, and no. We still associate mostly with our Dutch sub-culture here in Grand Rapids. Go to church with people who have Dutch roots, either from coming here in the early 1900s or later. But we are very much at ease with people from other cultures that make up the American melting pot.
It also makes a difference in who you marry. For instance two of my sisters married Canadian men, and their lives became much more integrated with Canadian society than mine because I married a fellow Dutch immigrant.
9.I am thankful that we emigrated. There were many more opportunities for me and my siblings to become successful in Canada. My siblings are all still alive and are doing very well financially. Emigration opened up the world for me. As the wife of a minister I had to move several times to new places and was never anxious about that because I knew that, just like coming to Canada, there would be new adventures for me.

Met de emigranten: Marten Rustenburg (VS), Bill en Nel Schoonderbeek(‘), Bill en Freda Smouter (Canada), Nonja Peters (Australië) en Sas de Koeijer (Australië) hebben we een interview afgelegd via Skype.
(landen er)

Leave a Comment

Time limit is exhausted. Please reload the CAPTCHA.