Sinds 13 december 2014 zijn er nieuwe regels omtrent voedingsetiketten. Het etiket moet namelijk beter leesbaar, vollediger en duidelijker zijn.
De Europese verordening 1169/2011 over de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten trad op 13 december 2014 in werking.
Deze ordening hoeft niet te worden omgezet in nationale wetgeving en is in alle lidstaten van de EU rechtstreeks van kracht. De ordening is ook een vervanging voor de koninklijke besluiten van 8 januari 1992 omtrent de voedingswaarde-etikettering van voedingsmiddelen en van 13 september 1999 omtrent het etiketteren van voorverpakte voedingsmiddelen. Deze verordening is van toepassing op alle uitbaters van levensmiddelenbedrijven die aan grote cateraars (vb. ziekenhuizen, hotels, restaurants,…) en/of consumenten hun producten leveren. In de verordening zijn een heleboel regels uit koninklijke besluiten hernomen maar er zijn toch belangrijke wijzigingen aangebracht om leesbare, duidelijke en volledige informatie aan de consument te bieden. Zo kan hij keuzes maken die meer doordacht zijn.
In het volgende deel zullen bestaande en nieuwe bepalingen aan bod komen. De nieuwe bepalingen zullen weergegeven worden met een “(N)” vooraan de zin.
Voorverpakte voedingsmiddelen
Er zijn een paar verplichte vermeldingen die op het etiket of op de verpakking van voedingsmiddelen moet komen te staan als hulpmiddel voor de consument om een product op een doordachte manier te kiezen. Het product wordt in een bepaald grondgebied verkocht en het is de taal of talen van dat grondgebied waarin de vermeldingen staan (wet van 24 januari 1977). Dit staat op een etiket dat op de verpakking kleeft of op de verpakking zelf. De vermeldingen moeten duidelijk leesbaar en zichtbaar zijn.
(N) Sommige etiketten waren moeilijk leesbaar voor de consument waardoor een minimale lettergrootte bepaald werd voor de verplichte vermeldingen. “De zogenaamde x-hoogte moet minimaal 1,2 mm zijn. Voor verpakkingen waarvan de grootste zijde minder dan 80 cm² bedraagt, is dit 0,9 mm.”
“Op kleine verpakkingen, waarvan de grootste zijde minder dan 10cm² groot is, moeten enkel de verkoopsnaam, de ‘allergenen’, de nettohoeveelheid en de houdbaarheidsdatum worden vermeld.”
(N) Indien de verpakking te klein is, waardoor er geen ingrediëntenlijst op vermeld kan worden, dan is het mogelijk voor de consument om deze informatie te verkrijgen op aanvraag. Als voedingsmiddelen bijvoorbeeld via het internet worden verkocht, dus van op afstand, dan moet het voor de consument mogelijk zijn om nog voor de aankoop deze informatie (behalve het lotnummer en aanduiding van datums) kosterloos te krijgen. Ze moet ook worden verschaft bij de levering van de producten.
Wat moet er op het etiket staan?
De benaming, ingrediëntenlijst, allergenen, kwantiteit van ingrediënten, nettohoeveelheid, datum, bewaarvoorschriften en gebruiksvoorwaarden, exploitant, oorsprong en het alcoholgehalte zijn verplichte meldingen. Daarnaast zijn er nog bijkomende verplichte meldingen.
De benaming
De benaming zorgt ervoor dat er geen verwarring mogelijk is. Het geeft precies aan om welk product het gaat. Er kan sprake zijn van een omschrijving van een product, een wettelijke benaming of een gebruikelijke benaming. De benaming is niet hetzelfde als de merknaam of commerciële naam van een product.
Moest er een risico op verwarring bestaan, dan moet de benaming ook aangeven welke behandeling (vb. concentraat, poeder, snelgevroren, opnieuw ingevroren, gerookt,…) er werd toegepast of onder welke vorm het op de markt gebracht werd. Sommige verpakkingen van voedingsmiddelen worden gedesinfecteerd aan de hand van ioniserende straling en ook dat moet vermeld worden door ‘behandeld met ioniserende straling’ of ‘doorstraald’.
(N) Indien een consument verwacht dat een bepaald ingrediënt normaal gezien gebruikt wordt of van nature aanwezig is in een voedingsmiddel, en dit ingrediënt wordt vervangen, dan moet dit op het etiket staan. Deze vermelding zou dan ook dicht bij de benaming moeten staan. Indien de toegevoegde eiwitten van vleesbereidingen, vleesproducten en visserijproducten een andere dierlijke oorsprong bevatten, dan moet deze oorsprong, maar ook hun aanwezigheid zelf, vermeld worden in de benaming van het levensmiddel. Als er aan vleesbereidingen en vleesproducten die eruit zien als een plak, lap, braadstuk, karkas of portie meer dan 5% water is toegevoegd, dan moet dit vermeld worden in de benaming van het levensmiddel. Dit geldt ook voor visserijproducten (eventueel bereid) die eruit zien als een plak, lap, braadstuk, portie, filet of als een volledig visserijproduct. Indien visserijproducten, vleesbereidingen en vleesproducten uit verschillende stukken bestaan (“die gecombineerd zijn door middel van andere ingrediënten, met inbegrip van levensmiddelenadditieven en voedingsenzymen of op andere manieren”) , terwijl het lijkt alsof ze uit een stuk vis of vlees gemaakt zijn, moet dit vermeld worden door ‘samengesteld uit stukjes vis’ of ‘samengesteld uit stukjes vlees’.
Ingrediëntenlijst
Dit is een lijst waarin alle ingrediënten opgesomd worden die in een voedingsmiddel voorkomen, en dit ongeacht hun gehalte. Ze moeten wel op basis van gewicht (in dalende volgorde) en met hun specifieke benaming vermeld worden.
Indien het gaat om samengestelde ingrediënten, dan moeten de verschillende bestanddelen ook worden vermeld in de ingrediëntenlijst, tenzij:
– het eindproduct uit minder dan 2% van deze samengestelde ingrediënten bestaat en in de Europese regelgeving de samenstelling ervan is vastgelegd (vb. vruchtensappen).
– de ingrediëntenlijst van deze samengestelde ingrediënten niet verplicht is.
– het eindproduct uit minder dan 2% aromatische planten of mengsels van kruiden bestaat.
Er zijn bepaalde voedingsmiddelen die geen ingrediëntenlijst hoeven te dragen:
– vers fruit en verse groenten, aardappelen inbegrepen, die niet gesneden of geschild zijn of bewerkingen in die aard hebben ondergaan;
– koolzuurhoudend water, dat ook zo in de benaming is aangeduid;
– gistingsazijn waaraan geen andere ingrediënten toegevoegd zijn aan het basisproduct waarop het gemaakt is;
– gezuurde melk, gezuurde room, boter en kaas waar geen andere ingrediënten aan toegevoegd zijn die voor het maken ervan noodzakelijk zijn.
– voedingsmiddelen bestaande uit een ingrediënt en die dezelfde benaming hebben als het ingrediënt, of met een benaming die de aard van het ingrediënt duidelijk aangeeft.
– dranken die meer dan 1,2% alcoholgehalte bevatten.
Sommige ingrediënten hoeven niet te worden vermeld in de ingrediëntenlijst:
– enzymen en additieven die in het eindproduct geen technologische functie hebben, maar wel aanwezig waren in een ingrediënt van het voedingsmiddel;
– technische bestanddelen of hulpstoffen die gebruikt worden als technische hulpstof;
– stoffen die als drager worden gebruikt voor aroma’s, voedingsstoffen, additieven en enzymen, in strikt noodzakelijke doses;
– bestanddelen van een ingrediënt die tijdens de bereiding onttrokken worden, om ze er vervolgens, in een hoeveelheid die het oorspronkelijke gehalte niet overschrijdt, weer in te verwerken;
– water dat dient als opgietvloeistof (gewoonlijk niet geconsumeerd) of dat er tijdens de bereiding aan toegevoegd wordt om een ingrediënt in gedehydrateerde of geconcentreerde vorm weer in zijn oorspronkelijke staat te brengen.
(N) De oorsprong van plantaardige vetten en oliën (palm, zonnebloem, koolzaad,…) moet in de ingrediëntenlijst worden vermeld. Ook elk ingrediënt dat in een product verwerk is als technisch vervaardigd nanomateriaal, moet in de lijst vermeld worden met ‘nano’ tussen haakjes. Indien er water is toegevoegd (zelfs minder dan 5% van het eindproduct) aan onverwerkte visserijproducten, vlees of vleesbereidingen, dient dit in de ingrediëntenlijst te staan.
Etikettering van allergenen
In de lijst van belangrijkste allergenen zijn maar liefst veertien stoffen opgenomen die allergieën of intoleranties kunnen veroorzaken:
1. Granen die gluten bevatten, namelijk gerst, rogge, haver, tarwe (zoals khorasantarwe en spelt) of de hybride soorten ervan en producten op basis van granen die gluten bevatten, uitgezonderd:
a) glucosestroop op basis van tarwe, dextrose inbegrepen;
b) maltodextrinen op basis van tarwe;
c) granen die voor de vervaardiging van alcoholhoudende distillaten, zoals ethylalcohol afkomstig uit landbouwproducten, worden gebruikt;
2. Schaaldieren en producten op basis daarvan.
3. Eieren en producten op basis daarvan.
4. Vis en producten op basis daarvan, uitgezonderd:
a) visgelatine die als drager voor carotenoïden- of vitaminepreparaten wordt gebruikt;
b) vislijm of -gelatine die als klaringsmiddel in wijn en bier wordt gebruikt.
5. Aardnoten en producten op basis daarvan.
6. Soja en producten op basis daarvan, uitgezonderd:
a) volledig geraffineerde sojavet en -olie;
b) natuurlijk D-alfa-tocoferolsuccinaat van soja, natuurlijke gemengde tocoferolen, natuurlijk D-alfa-tocoferolacetaat en natuurlijk D-alfa-tocoferol;
c) fytosterolesters en fytosterolen van plantaardige oliën afkomstig van soja;
d) plantenstanolesters die geproduceerd zijn uit sterolen van plantaardige oliën afkomstig van soja.
7. Melk en producten op basis daarvan, uitgezonderd:
a) wei die voor de vervaardiging van alcoholhoudende distillaten gebruikt wordt, waaronder ethylalcohol afkomstig uit landbouwproducten;
b) lactitol.
8. Noten, namelijk macadamianoten, walnoten, paranoten, hazelnoten, amandelen, pistachenoten, cashewnoten, en producten op basis daarvan, uitgezonderd noten die voor vervaardiging worden gebruikt van alcoholhoudende distillaten, waaronder ethylalcohol afkomstig van landbouwproducten.
9. Selderij en producten op basis daarvan.
10. Mosterd en producten op basis daarvan.
11. Sesamzaad en producten op basis daarvan.
12. Sulfieten en zwaveldioxide in concentraties die hoger zijn dan 10 mg/l of 10 mg/kg.
13. Lupine en producten op basis daarvan.
14. Weekdieren en producten op basis daarvan.
Al deze allergenen moeten altijd vermeld worden indien ze gebruikt worden bij de bereiding of de productie van een levensmiddel en nog aanwezig zijn in het eindproduct, zelfs in een gewijzigde vorm.
Ze moeten ook, ongeacht hun gehalte, altijd in de lijst van ingrediënten worden opgenomen, met uitzondering van sulfiet, waarvoor een meldingsdrempel vastgelegd is (10mg/l of kg).
(N) De allergenen moeten op een duidelijke manier te onderscheiden zijn van de andere ingrediënten, bijvoorbeeld door de namen van de allergenen in een andere kleur, in het vet of in hoofdletters te drukken. Hierdoor vallen ze op.
Indien het levensmiddel geen ingrediëntenlijst heeft, wordt er ‘bevat’ gebruikt, met daarachter de naam van de allergenen.
Als de benaming van het levensmiddel een duidelijke verwijzing heeft naar het product of de desbetreffende stof (vb. ‘geroosterde pinda’s’), dan hoeven de allergenen niet vermeld te worden.
Kwantitatieve vermelding van ingrediënten
Indien een ingrediënt vermeld wordt in de benaming van een voedingsmiddel (vb. yoghurt met aardbei) of op een andere manier afgebeeld of benadrukt, dan moet de hoeveelheid ervan ook weergegeven worden (in percentage). Dit percentage kan in de ingrediëntenlijst staan of in de benaming van het product.
Nettohoeveelheid
Het gewicht van een voedingsmiddel, zonder de verpakking, is de nettohoeveelheid. Voor de meeste producten wordt dit uitgedrukt in gram of kilogram, voor vloeistoffen in milliliter, centiliter of liter.
Als het gaat om een voeding dat in opgietstof verpakt is (vb. groenten in blik), dan moet het ‘netto uitgelekt gewicht’ ook vermeld worden.
Indien een voedingsmiddel verkocht wordt per stuk, en het aantal vermeld is op de verpakking of deze stukken makkelijk geteld kunnen worden, dan hoeft de nettohoeveelheid niet aangegeven te worden.
Datum van minimale houdbaarheid en uiterste consumptiedatum
De uiterste consumptiedatum en de minimale houdbaarheidsdatum zijn twee verschillende zaken.
Wanneer er op de verpakking ‘te gebruiken tot’ staat, spreekt men van een consumptiedatum. Deze is meestal van toepassing vis en vers vlees, aangezien het voedingsmiddelen zijn die snel bederven. Indien deze producten niet op tijd geconsumeerd worden, houden ze een reëel gezondheidsrisico.
Wanneer er op de verpakking ‘ten minste houdbaar tot’ staat, spreekt men van een minimale houdbaarheidsdatum. Deze datum geeft aan hoelang een bepaald voedingsmiddel zijn kleur, smaak en andere eigenschappen behoudt, indien het wordt bewaard onder de juiste omstandigheden.
Na de minimale houdbaarheid blijven veel producten (zoals bvb. Pasta) nog eetbaar. Het is voldoende om dan te controleren of het voedingsmiddel geen andere smaak of uitzicht heeft en of de verpakking nog intact is.
Op sommige voedingsmiddelen hoeft de houdbaarheidsdatum niet vermeld te worden:
– vers fruit en verse groenten (met uitzondering van gekiemde zaden en producten in dezelfde aard zoals scheuten van peulvruchten) die niet gesneden of geschild zijn of bewerkingen in die aard hebben ondergaan;
– wijnen en dranken waarvan het alcoholgehalte zich boven de 10% bevindt;
– banketbakkerij- of broodbakkerijproducten die te consumeren zijn binnen de 24 uur na hun bereiding;
– azijn;
– keukenzout;
– suikergoedproducten die uit zo goed als enkel suikers bestaan en suiker in vaste vorm;
– kauwgom.
(N) Op de verpakking van individuele porties en ijsjes moet tegenwoordig een minimale houdbaarheidsdatum staan. Wanneer een verpakking bestaat uit individueel verpakte porties, dan moet op elk van deze een uiterste consumptiedatum vermeld worden. Dit is niet van toepassing voor de minimale houdbaarheidsdatum.
Het is niet verplicht om de houdbaarheid in hetzelfde gezichtsveld als de nettohoeveelheid, het alcoholgehalte en de verkoopnaam te vermelden.
Bewaarvoorschriften en gebruiksvoorwaarden
Voorbeelden van bewaarvoorschriften zijn ‘droog en donker bewaren’ of ‘koel bewaren’.
Indien er op het etiket ‘koel bewaren’ staat, dan moet het voedingsmiddel vervoerd, verkocht en bewaard worden bij een maximale temperatuur van 7°C.
Een gebruikswaarde is bijvoorbeeld ’20 minuten voor gebruik openen’.
Indien een levensmiddel moeilijk te gebruiken is zonder gebruiksaanwijzing, dan is deze noodzakelijk.
(Handels)naam en adres van de exploitant
(N) Vroeger was het toegelaten om te kiezen tussen het vermelden van de gegevens van de verkoper, van de fabrikant of van de verdeler. Sinds de nieuwe wetgeving moeten “de gegevens van de exploitant onder wiens naam het voedingsmiddel wordt verkocht” verplicht op de verpakking staan. Stel dat het een bedrijf is dat niet in de EU gevestigd is, dan is de vermelding van de gegevens van de invoerder verplicht.
Land van oorsprong of plaats van herkomst
Indien het weglaten van de plaats van herkomst of het land van oorspong de consument zou kunnen misleiden, dan moet dit vermeld worden. “Dit geldt bijvoorbeeld als de informatie op het etiket kan impliceren dat het voedingsmiddel een andere herkomst of oorsprong heeft.”
(N) Vroeger was het verplicht om op de verpakking van rundvlees het land van oorsprong te vermelden, nu geldt dit ook voor ingevroren, gekoeld en vers schapenvlees, varkensvlees, gevogelte en geitenvlees. Soms zijn er producten waarop de oorsprong vrijwillig of verplicht vermeld is, maar bevatten deze ingrediënten van een andere oorsprong. Ook dit moet verplicht vermeld worden.
Alcoholgehalte
Indien het alcoholvolume van een drank hoger ligt dan 1,2%, dan moet op het etiket het exacte gehalte vermeld worden.
Bijkomende verplichte vermeldingen
In sommige gevallen zijn bijkomende vermeldingen verplicht, namelijk bij:
– ‘met suikers’ of ‘met suikers en zoetstoffen’, indien deze zijn toegevoegd;
– verpakt onder beschermende atmosfeer’, indien men de houdbaarheid van een voedingsmiddel verlengd heeft door middel van verpakkingsgassen;
– ‘overmatig gebruik kan een laxerend effect hebben’, indien meer dan 10% polyolen aanwezig zijn in een voedingsmiddel
– …
(N) – indien in de ingrediëntenlijst het E-nummer en niet de naam van aspartaam gebruikt wordt moet het volgende vermeld worden: ‘bevat aspartaam (een bron van fenylalanine)’;
– indien dranken meer dan 150 mg cafeïne per liter bevatten is ‘hoog cafeïnegehalte’ niet voldoende en moet ‘niet aanbevolen voor kinderen en vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven’ ook vermeld worden.
Bijkomende verplichte vermeldingen
(N) Indien er andere levensmiddelen dan dranken zijn waaraan cafeïne toegevoegd werd met fysiologische doelenden, dan moet er vermeld staan: ‘Bevat cafeïne. Niet aanbevolen voor kinderen en zwangere vrouwen’, met daarachter het cafeïnegehalte, uitgedrukt in mg/100g/ml. Dit moet in de buurt staan van de benaming van het levensmiddel;
(N) De datum van de eerste invriezing (indien het product meermaals ingevroren werd) of de datum van invriezing moet aanwezig zijn op bevroren vlees, diepgevroren onverwerkte visserijproducten en diepgevroren vleesbereidingen.
(N) Vernieuwde etikettering van de voedingswaarde
Tegenwoordig is het enkel in specifieke gevallen verplicht om de etikettering van de voedingswaarde te vermelden. Dit is voornamelijk het geval wanneer beweringen over gezondheidseffecten of voedingswaarde op de verpakking van een voedingsmiddel staan, of wanneer een product met mineralen of vitaminen verrijkt is.
De etikettering van de voedingswaarde zal vanaf 13 december 2016 voor het merendeel van voedingsmiddelen die verpakt zijn verplicht worden. Er zullen nog steeds uitzonderingen zijn.
De nieuwe reglementering zorgt ook voor een grondige aanpassing van de presentatie, inhoud en uitdrukking van de voedingswaarde. In de etikettering zullen minstens de energetische waarde, en de gehaltes aan koolhydraten, eiwitten, verzadigde vetzuren, vetten, zout en suikers opgenomen moeten worden. Deze gegevens zullen uitgedrukt worden per 100gr of 100 ml en worden voorgesteld in een tabel of, indien er niet voldoende ruimte is, na elkaar. Sommige van deze gegevens mogen ook herhaald worden aan de voorzijde van de verpakking. De voedingswaarde per portie vermelden is niet verplicht, maar mag.
FOD Volksgezondheid heeft een flowchart ontwikkeld voor de industrie. Deze flowchart zou een hulpmiddel zijn bij het correct toepassen van de nieuwe regels, maar dient niet ter vervanging van de tekst uit de reglementering.
De maatregelen over de etikettering van voedingswaarden zullen dus van kracht worden in twee fasen:
– Vanaf 14 december 2014: de regels voor de uitdrukking, inhoud en presentatie moeten worden nageleefd indien de voedingswaarde vrijwillig of verplicht vermeld wordt;
– Vanaf 13 december 2016: Voor zo goed als alle voorverpakte voedingsmiddelen wordt de etikettering van de voedingswaarde verplicht.
(N) Niet-voorverpakt voedingsmiddelen
Allergenen zijn het enige wat verplicht vermeldt moet worden op voedingsmiddelen die niet voorverpakt zijn. ” De toepassingsmodaliteiten op basis waarvan deze informatie aan de consument moet worden gegeven, staan in het KB van 17 juli 2014 tot vaststelling van de bepalingen inzake de mededeling van bepaalde stoffen en producten die allergieën of intoleranties veroorzaken voor niet-voorverpakte levensmiddelen.”
Er wordt in het KB van 17 juli 2014 bepaald dat men zowel schriftelijk als mondeling de consument moet informeren over allergenen. Er gelden, zowel voor schriftelijke als mondelinge mededelingen, criteria zodat de correcte en volledige informatie op elk moment beschikbaar is voor de klant.
Wanneer de informatie mondeling meegedeeld wordt, moet de consument in staat zijn om informatie te verkrijgen bij een personeelslid die in de zaak aanwezig is. Indien dit niet het geval is (het kan zijn dat een verkoper niet onmiddellijk beschikbaar is, bijvoorbeeld in een zelfbedieningszaak) dan moet de informatie betreffende allergenen in schriftelijke vorm beschikbaar zijn. Zo is het mogelijk dat de informatie duidelijk zichtbaar afgebeeld staat of kan de consument erop gewezen worden waar hij precies de juiste informatie kan verkrijgen (bijvoorbeeld in een register die aanwezig is op de toonbank).
Deze bepalingen zijn van toepassing op alle zaken die niet-verpakte voedingsmiddelen verkopen of leveren zoals hotels, restaurants, kantines van scholen of bedrijven, slagerijen, bakkerijen, supermarkten, …
Deze regels hebben als doel om de consumenten overal en altijd toegang te bieden tot informatie over de allergenen die mogelijk in levensmiddelen zitten, alvorens deze te kopen.
Bevoegde overheden
De FOD van de Economie, de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Middenstand en Energie en KMO spelen elk hun rol in de etikettering van levensmiddelen en hebben hieromtrent dus een gedeelde verantwoordelijkheid.
De FOD Economie en het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen staan in voor de controle van de etikettering van voedingsmiddelen.