Telecommunicatiewet in het licht van het toetsingskader voor wetgeving
Inhoud
Inleiding 2
Maatschappelijk probleem 2
Artikel 11.7a 2
Standpunt 3
Uiteenzetting 4
Wat is privacy? 4
Toestemming voor ‘Cookies’? 4
Oplossing van het probleem 4
Informatie over het toetsingskader voor wetgeving 6
Drie criteria ontleent aan het toetsingskader 7
Argumentatie aanwijzing voor regelgeving 8
Argumentatie interactionisme 8
Argumentatie Fuller 9
Weerleggingsargumenten 9
Conclusie 10
Literatuurlijst 11
Inleiding
Maatschappelijk probleem
Artikel 11.7a is een wetsvoorstel dat als doel heeft de persoonlijke levenssfeer te beschermen en de privacy te waarborgen.
Dit artikel komt voor uit artikel 5, derde lid, van richtlijn 2002/58/EG. Deze richtlijnbepaling heeft als doel om de persoonlijke gegevens van de internetgebruiker te beschermen. Er wordt in dit artikel gesproken over gegevens op randapparaten zoals laptops of smartphones. De persoonlijke gegevens die op deze apparaten staan zijn onderdeel van onze persoonlijke levenssfeer. Commerciële bedrijven kunnen soms ongestoord gegevens opslaan op de randapparatuur van de gebruiker. Hier blijft het echter niet bij, ongevraagd informatie en gegevens verzamelen van de niets vermoedende smartphonegebruiker is een grote inbreuk op de persoonlijke invloedsfeer. Bovendien wordt er geregeld schadelijk software aangetroffen op de randapparatuur die afkomstig is van de zo onschuldig lijkende web. Dit probleem is actueel en kan voor veel problemen zorgen omdat het merendeel van de persoonlijke gegevens tegenwoordig zijn opgeslagen op de randapparatuur. De internetgebruiker is vaak niet goed geïnformeerd en is zich niet bewust van de eventuele gevolgen.
Artikel 11.7a
De wet, luidt als volgt :
‘1. Onverminderd de Wet bescherming persoonsgegevens is het via een elektronisch communicatienetwerk opslaan van of toegang verkrijgen tot informatie in de randapparatuur van een gebruiker, alleen toegestaan op voorwaarde dat de betrokken gebruiker:
a. is voorzien van duidelijke en volledige informatie overeenkomstig de Wet bescherming persoonsgegevens, in ieder geval over de doeleinden waarvoor deze informatie wordt gebruikt, en
b. daarvoor toestemming heeft verleend.
2. De in het eerste lid, onder a en b, genoemde vereisten zijn ook van toepassing in het geval op een andere wijze dan door middel van een elektronisch communicatienetwerk wordt bewerkstelligd dat via een elektronisch communicatienetwerk informatie wordt opgeslagen of toegang wordt verleend tot op het randapparaat opgeslagen informatie.
3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing indien het de opslag of toegang betreft:
a. met als uitsluitend doel de communicatie over een elektronisch communicatienetwerk uit te voeren,
b. die strikt noodzakelijk is om de door de abonnee of gebruiker gevraagde dienst van de informatiemaatschappij te leveren of – mits dit geen of geringe gevolgen heeft voor de persoonlijke levenssfeer van de betrokken abonnee of gebruiker – om informatie te verkrijgen over de kwaliteit of effectiviteit van een geleverde dienst van de informatiemaatschappij.
4. Een handeling als bedoeld in het eerste lid, die tot doel heeft gegevens over het gebruik van verschillende diensten van de informatiemaatschappij door de gebruiker of de abonnee te verzamelen, combineren of analyseren voor commerciële, charitatieve of ideële doeleinden, wordt vermoed een verwerking van persoonsgegevens te zijn, als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet bescherming persoonsgegevens.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie nadere regels worden gegeven met betrekking tot de in het eerste lid, onder a en b, genoemde vereisten en de in het derde lid genoemde uitzonderingen. Het College bescherming persoonsgegevens wordt om advies gevraagd over een ontwerp van bedoelde algemene maatregel van bestuur.’
Standpunt
Privacy is vooral de laatste decennia van groot belang in onze samenleving. Door de opkomst en ontwikkeling van technologie is privacy echter niet meer zo vanzelfsprekend. Ondanks dit blijft privacy een van onze belangrijkste grondrechten.
Er wordt met artikel 11.7a gestreefd naar het beschermen van de persoonlijke levenssfeer en het waarborgen van de privacy. De wijziging binnen de telecommunicatiewet zorgt ervoor dat er een gecontroleerde regelgeving ontstaat die de internetgebruiker beschermt, informeert en waarschuwt. Hierdoor wordt de internetgebruiker zich bewust van de eventuele gevaren en gevolgen. Afgaande van de bovenstaande overwegingen vinden wij het wetsvoorstel uitermate geschikt om het geschetste probleem op te lossen en te handhaven.
Uiteenzetting
Wat is privacy?
In juni 2012 is artikel 11.7a van de telecommunicatiewet kenbaar gemaakt. De wet heeft als doel de persoonlijke levenssfeer van de internetgebruiker te beschermen en zodoende de privacy te waarborgen. Om te begrijpen hoe dit in zijn werk gaat moet er eerst worden gekeken naar wat privacy en het plaatsen van Cookies eigenlijk inhoudt.
Wat is privacy? Het recht op privacy is een grondrecht en staat vermeld in de Nederlandse grondwet. Artikel 10 GW: privacy.
1. ‘Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.
2. De wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens.
3. De wet stelt regels inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens en van het gebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens.’
Privacy wordt gezien als een belangrijk grondrecht dat de laatste tijd door de ontwikkeling van internet, communicatie en technologie kwetsbaar is geworden. Het wetsvoorstel is heeft dus als doel dit grondrecht te waarborgen.
Toestemming voor ‘Cookies’?
Door de komst van Cookies wordt de persoonlijke levenssfeer bedreigd. Artikel 11.7a stelt het verplicht om toestemming te vragen aan de internetgebruiker om Cookies te mogen plaatsen. Zo blijft de persoonlijke gegevens beschermt. Maar wat zijn Cookies eigenlijk?
Als een internetgebruiker een internetpagina bezoekt worden er Cookies geplaatst en gelezen. Cookies zijn kleine tekstbestanden en kunnen enerzijds een nuttig hulpmiddel zijn om ervoor te zorgen dat de website naar behoren functioneert. Anderzijds kunnen Cookies ook worden gebruikt op een manier die de privacy en de vertrouwelijkheid van de gebruiker kwijt raakt.
Oplossing van het probleem
De wetgever speelt met artikel 11.7a in op de veranderde situatie betreffende privacy. Zonder deze wet zouden commerciële internet bedrijven ongevraagd een volledig profiel van elke internetgebruiker kunnen schetsten, zonder enige toestemming van het nietsvermoedende slachtoffer. Deze wet stelt het verplicht om de internetgebruiker te informeren en de gevolgen van het geven van toestemming kenbaar te maken. Nadat de gebruiker is geïnformeerd hebben ze zelf de keuze om toestemming te verlenen om de zogenaamde Cookies te plaatsen. Het zogenaamde ‘profiling’, het vergaren van surfinformatie, is door de komst van Cookies een keuze geworden.
Deze oplossing zorgt ervoor dat de privacy gewaarborgd blijft.
Rechtswetenschappelijk en maatschappelijke discussie
Echter zijn veel mensen zich niet bewust van de eventuele gevaren die zich voordoen op het wereldwijde web, laat staan dat ze de gevolgen kennen.
Artikel 11.7a heeft dus ook als doel de internetgebruikers bewust te laten worden van het feit dat veel websites gebruik maken van Cookies.
Toch zorgt deze oplossing voor een maatschappelijke discussie, waarbij verschillende neveneffecten worden uiteengezet .
Er kan bijvoorbeeld moeilijk onderscheid worden gemaakt tussen privacygevoelige Cookies en analytici Cookies waarbij alleen wordt gevraagd naar de effectiviteit en kwaliteit van de desbetreffende website. Verder hebben internetgebruikers vaak het gevoel dat ze geen vrije keuze hebben als er om toestemming wordt gevraagd. Zogenaamde Cookiemuren zorgen ervoor dat er zonder toestemming geen toegang wordt verleend tot de website. De Cookiemuren worden beschouwd als een negatief gevolg van het invoeren van artikel 11.7a. Dit kan namelijk gezien worden als een oplossing die in strijd met onze grondrechten en onze vrije keus. Rechtswetenschappelijk gezien wordt het probleem dus erkend maar kan de oplossing tot nieuwe discussie punten leiden.
Informatie over het toetsingskader voor wetgeving
Wetgeving en rechtspraak moeten voldoen aan specifieke eisen van het toetsingskader, omdat ze een algemene strekking hebben en voor alle burgers belangrijk zijn. Het toetsingskader voor wetgeving wordt toegepast om de kwaliteit van regelgeving te kunnen beoordelen. Uit het toetsingskader zijn er bepaalde criteria ontwikkeld die wij hieronder kort uiteenzetten.
Allereerst zijn er de eisen van Fuller met betrekking tot wetgeving. Fuller gaat ervan uit dat een regel een rechtsregel is wanneer de procedure totstandkoming goed is gevolgd. De kwaliteitseisen die door Fuller heeft opgesteld zijn gebaseerd op de waarden en rechtsgelijkheid en hebben het doel om het rechtssysteem te waarborgen. De kwaliteitseisen zijn als volgt. Ten eerste moet een wet een algemene strekking hebben op burgers, de wet moet worden gepubliceerd en begrijpelijk zijn. Bovendien mag er volgens Fuller geen sprake zijn van een terugwerkende kracht en discrepantie. Daarnaast moet de wet in praktijk worden uitgevoerd zoals de wet is bekendgemaakt, de burger moet de mogelijkheid krijgen om de wet na te leven. En ten slotte moet de rechtszekerheid worden gewaarborgd, de wet mag dus niet voortdurend veranderd worden.
Het tweede toetsingscriterium is de aanwijzing voor regelgeving. In totaal zijn er 345 aanwijzingen die door de wetgevende ambtenaren in Den Haag worden gehanteerd. Uit deze omvangrijke verzameling van aanwijzing volgt er een kleine selectie die van toepassing is voor deze uiteenzetting. De aanwijzingen 6 t/m 11 zijn van toepassing en die zijn als volgt:
– Aanwijzing 6: Noodzaak
– Aanwijzing 7: Analyse
– Aanwijzing 8: Zelfregulerende vermogen van de maatschappij
– Aanwijzing 9: Effectiviteit en neveneffecten
a) Effectiviteit van een regeling
b) Geen onbedoelde neveneffecten
c) Uitvoeringslasten van een regeling
– Aanwijzing 10: Transparantie en bestendigheid
– Aanwijzing 11: Handhavingsmogelijkheden en uitvoeringsmogelijkheden
Het derde toetsingscriterium komt voort uit de trias politica. De trias politica geeft een model voor de verhouding tussen de drie staatsmachten. De machtsverdeling wordt doormiddel van het model van de trias politica gewaarborgd, om machtsconcentratie en tirannie te voorkomen. Het model streeft naar scheiding der machten en onderscheidt de staatsmachten: wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechterlijke macht. De scheiding der machten is in praktijk niet gerealiseerd. In dat geval is er sprake van een model van evenwicht van machten.
Het model van evenwicht van machten onderscheidt de machten ook maar werkt de verhoudingen tussen de organen die met functies zijn belast, heel anders uit dan het model van scheiding der machten.
Het model laat ze bewust met elkaar inwerken. Daardoor ontstaat er een controlefunctie (checks and balances) voor alle drie staatsmachten om tirannie tegen te gaan. Ook zijn er bepaalde toetsingscriteria die voortvloeien uit de trias als scheiding van machten. De wetgever mag bijvoorbeeld geen concrete beslissingen nemen en als rechter optreden. Ook mag het bestuur geen wetgever zijn in eigen zaak en de gang naar de rechter verhinderen. Dat geldt ook voor de rechterlijke macht. Zo mag een rechter niet op de stoel van de wetgever gaan zitten en op de stoel van het bestuur gaan zitten.
Er zijn ook bepaalde toetsingscriteria die voortvloeien uit de trias als evenwicht van machten, maar de essentiële kenmerken van de trias politica vind je terug bij de machtenscheiding. De toetsingscriteria van de trias als evenwicht worden daarom niet verder uiteengezet.
Ten slotte het laatste toetsingscriterium dat wij gaan bespreken heeft betrekking op de drie visies op het recht namelijk het rechtspositivisme, het natuurrechtsdenken en het interactionisme. De drie visies vertegenwoordigen ieder voor zich een bepaalde school in het denken over het recht. De rechter kan in de praktijk bijvoorbeeld gebruik maken van de drie visies op het recht om oordeel over een zaak te kunnen geven. Daarnaast zijn deze visies uitermate geschikt wanneer een wet getoetst wordt volgens de toetsingscriteria van deze visies. Met behulp van de drie visies op het recht is het mogelijk om de wet vanuit diverse optieken te bekijken.
1. Rechtspositivisme
Volgens het rechtspositivisme is het van belang of een wet bevoegd tot stand is gekomen. Dit houdt in dat een wet tot stand is gebracht door de bevoegde instantie en op de juiste wijze tot stand komt.
2. Natuurrecht
Het natuurrecht neemt als uitgangspunt dat een wet in overeenstemming is met het ideale hogere recht. Binnen deze visie vormen de universele beginselen de hoogste normen in het recht. Het ideaal van rechtvaardigheid, de morele waarden en normen worden kunnen hieronder worden verstaan.
3. Interactionisme (pragmatisme/cultuurrecht)
Bij het interactionisme moet de wet overeenstemmen met regels en beginselen, procedures en verwachtingen die mensen in een bepaalde gemeenschap ten opzichte van elkaar hebben. Hiermee wordt er bedoeld dat de normen en waarden die voortkomen uit een gemeenschap als het belangrijkst wordt aangezien. Het recht kan heel flexibel inspelen op maatschappelijke veranderingen en er is aandacht voor de rechtvaardiging in het concrete geval.
Drie criteria ontleent aan het toetsingskader
Wij hebben gekozen om de toetsingscriteria ‘effectiviteit van een regeling’ (aanwijzing voor regelgeving), interactionisme (3 visies op het recht) en ‘wet moet een algemene strekking hebben’ (de acht eisen van Fuller) te gebruiken voor onze argumentatie. Wij hebben deze toetsingscriteria gekozen omdat ze tijdens het literatuuronderzoek sterk naar voren kwamen. Daaruit hebben we voldoende achtergrondinformatie opgedaan om de Telecommunicatiewet zo secuur mogelijk te toetsen aan het toetsingskader voor wetgeving.
Argumentatie aanwijzing voor regelgeving
Kijkend naar de toetsingscriteria beginnend bij de aanwijzing voor de regelgeving, effectiviteit van een regeling, staan wij positief tegenover de wijziging van de wet, bedoeld in artikel 11.7 lid a telecommunicatiewet. Om de effectiviteit van een regel, zoals bedoeld in aanwijzing 9, te meten moet er gekeken worden naar meerdere aspecten, als volgt:
1. De uitvoerbaarheid
2. Te verwachten mate van naleving
3. Mogelijkheid tot handhaving
De uitvoerbaarheid van deze wet ligt bij elke site zelf, die gebruik wilt maken van cookies om te kunnen functioneren, de enige aanpassing is het om toestemming vragen van de gebruiker na duidelijk geformuleerde doeleinden van hun gegevens kenbaar te maken, wat voor elke site uitvoerbaar is.
De te verwachten mate van naleving van dit wetsvoorstel ligt in onze optiek hoog, aangezien het slechts om een kleine wijziging gaat en er voor de betrokken partijen geen overdreven nadelig effect kan ontstaan zolang zij zich ook aan de overige regelgeving houden. In tegenstelling tot onlangs gebeurd is door een website waar huisartsen zich hebben verenigd, zijn er persoonlijke gegevens gedeeld met derden doormiddel van ‘tracking cookies’. Na een waarschuwing van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) werd de software die ‘tracking cookies’ plaatste vervangen.
Over de mogelijkheid tot handhaving kunnen wij zeggen dat deze eveneens positief uitvalt, aangezien websites die gebrekkig zijn in principe gebannen kunnen worden uit het bereik van de Nederlandse burger door de overheid dit te laten doen. De Autoriteit Consument en Markt is de toezichthouder namens de overheid. ACM treedt niet op tegen elke cookie die zonder toestemming is geplaatst door een website. Maar treedt op als er sprake is van ernstige risico’s voor de privacy. Bijvoorbeeld wanneer de persoonlijke gegevens niet verwijderd kunnen worden omdat er verborgen cookies zijn geplaatst. ACM handhaaft deze kwestie door een bestuurlijke boete op te leggen tot 450.000 euro per overtreding.
Argumentatie interactionisme
Hiernaast kijken wij naar de argumentatie op basis van het interactionisme (3 visies op het recht) en kunnen wij deze toespitsen op de praktijk. Volgens het interactionisme zijn rechtsregels geen absolute normen, maar juist flexibel. Dit past volgens ons binnen de wetswijziging die als flexibel gezien kan worden. Men kan na deze wetswijziging nog steeds gebruik maken van cookies voor websites, maar de gebruiker van deze website dient wel zorgvuldig geïnformeerd te worden over de eventuele gevolgen die deze met zich meebrengen.
Daarnaast is het zo dat omstandigheden binnen het interactionisme een grote rol spelen. Deze omstandigheden kunnen positief opgevat worden over dit onderwerp aangezien men kan stellen dat voor het gebruik van websites en daarmee het goed functioneren van websites cookies een noodzakelijk onderdeel zijn, waar men over het algemeen geen leven meer kan indenken zonder het gebruik van internet en dus websites maakt dit het gebruik van cookies dus noodzakelijk.
Argumentatie Fuller
Vervolgens kijken we naar de argumentatie op basis van de 8 eisen van Fuller, in het specifiek de eis: een wet moet een algemene strekking hebben.
Bij deze eis kunnen we voorop stellen dat qua grammaticale betekenis die ontleend kan worden aan het bovengenoemde artikel 11.7a de wet algemeen bindend is voor een ieder die een website onderhoud, waarvan gebruikers gebruik kunnen maken en die gebruik maakt van cookies.
Weerleggingsargumenten
Als eerste tegenargument is er gekozen voor het volgende: ‘de wet heeft geen algemene strekking omdat niet een ieder een website onderhoudt’.
Waarop de volgende weerlegging van toepassing is, elk persoon(binnen Nederland, zonder opgelegde sancties) staat het vrij om gebruik te maken van het internet en indien gewenst een website op te richten met de bijbehorende verantwoordelijkheden en plichten, hierdoor heeft de wet alsnog een algemene strekking.
Voor het tweede tegenargument is gekozen voor: ‘de omstandigheid dat cookies noodzakelijk zijn voor het functioneren van websites is niet waar aangezien een website geen kennis behoeft te hebben van zijn gebruikers, opdat hun privacy niet hoeft te worden ingebroken’.
Hierop is de volgende weerlegging gebaseerd, niet elke vorm van cookies is direct noodzakelijk, toch zou zonder het gebruik van cookies een website niet in staat zijn te onthouden wat in een winkelmandje gestopt word op een webshop, welke taal gebruikt word voor het lezen van artikelen etc. Hierom zijn bepaalde cookies wel degelijk noodzakelijk, met hoofdzaak de functionele cookies. Daarnaast kan het voor websites als nuttig ervaren worden om hun doelgroep in die mate te kennen dat zij hun online feed hierop kunnen aanpassen, waarbij hun privacy ondermijnen niet het doel is van de partijen.
Dan het laatste tegenargument: ‘de mogelijkheid tot handhaving komt in het geding omdat het over zoveel verschillende websites gaat, wat de kosten voor handhaving te hoog laat oplopen’.
De weerlegging van dit tegenargument is dan als volgt, vanwege de verwachte mate van naleving komt de mogelijkheid tot handhaving niet in het geding aangezien er niet zoveel websites zullen zijn die weigeren de wet na te leven, daarnaast kan de benadeelde burger elke site die niet voldoet aan de nieuwe richtlijn melden bij de overheid voor eventuele verdere consequenties.
Conclusie
Wanneer de wijziging van de Telecommunicatiewet aan het toetsingskader voor wetgeving wordt getoetst en specifiek de eisen van effectiviteit, het interactionisme en de algemene strekking, dan voldoet de wijziging van het wetsvoorstel aan de hierboven genoemde criteria die voortvloeien uit het toetsingskader voor wetgeving.
Echter moet we opmerken dat er ook (tegen) argumenten zijn die ervoor zorgen dat het wetsvoorstel niet voldoet aan het toetsingskader voor wetgeving. De tegenargumenten zijn ook terug te vinden in onze argumentatie. Daarentegen blijven we bij onze standpunt dat het wetsvoorstel wel voldoet aan de eisen van het toetsingskader omdat de argumenten voor het wetsvoorstel zwaarder wegen dan de argumenten tegen dit wetsvoorstel.
Dat blijkt uit het toetsingscriterium van de effectiviteit van het wetsvoorstel. De wijziging van artikel 11.7a zorgt ervoor dat het beoogde doel worden verwezenlijkt. De bezoeker van website moet een toestemming afgeven voor dat er gegevens wordt verzameld voor andere doeleinden. Echter, komt het weleens voor dat de wet niet wordt nageleefd, bijvoorbeeld dat de samenwerkende huisartsen onbedoeld persoonlijke gegevens uitwisselde met derden. Daarop is de mogelijkheid tot handhaving door de ACM, websites die zich niet aan de wet kunnen een bestuurlijke boete krijgen. Verder is de wijziging van toepassing op een ieder die website een onderhoud, waarvan gebruikers gebruik kunnen maken en die gebruik maakt van cookies.
Ten slotte kunnen we volgens het interactionisme concluderen dat het wetsvoorstel voldoet aan de normen en waarden die voortkomen uit een gemeenschap. Het recht kan flexibel inspelen op maatschappelijke veranderingen. Bovendien is het gebruik van cookies noodzakelijk voor het gebruik van internet zolang er geen risico’s zich voordoen m.b.t. privacy.
Op basis van het literatuuronderzoek zijn we van mening dat de Telecommunicatiewet wel voldoet aan de specifieke eisen die vanuit het toetsingskader voor wetgeving zijn gesteld. Want dat wordt bevestigd door de toetsing van het wetsvoorstel aan het toetsingskader en de uiteenzetting van de argumenten. De wijziging van de Telecommunicatiewet zorgt ervoor dat de privacy wordt gewaarborgd.
Literatuurlijst
1) Kamerstukken I 2013/14, 33902,2.
2) Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002, betreft de verwerking van persoonlijke gegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie.
3) Minister van economische zaken, Concept wetsvoorstel ten behoeve van internetconsultatie: pdf. p.1
4) Toelichting artikel 10 van de Grondwet: Privacy’ Europa-nu.nl (zoek op Artikel 10: Privacy)
5) Minister van economische zaken, Concept wetsvoorstel ten behoeve van internetconsultatie: pdf. p. 5.
6) L.D.E.M. van Wijk & M.G. IJzermans (red.), Perspectieven op Recht, Nijmegen: Aers Aequi Libri 2014 – LL. Fuller, The Morality of Law, New Haven/London: Yale University Press 1969, p.46.
7) aanwijzingen voor regelgeving, Overheid.nl (zoeken op aanwijzingen voor regelgeving).
8) W.J. Witteveen, ‘Trias’, De geordende wereld van het recht: Amsterdam university press 2001, p. 258-279.
9) W.J. Witteveen e.a. ’Drie sterke posities’, in L.D.E.M. van Wijk & M.G. Ijzermans (red.), Perspectieven op het recht, Nijmegen: Aers Aequi Libri 2014, p.13-14
10) de Volkskrant 27 oktober 2015
‘Thuisarts.nl volgde bezoekers met tracing cookies’, de Volkskrant 27 oktober 2015 (online).
11) ‘Toezicht op Cookies’, Acm.nl (zoek op cookies).
12) De Autoriteit Consument en Markt 11 maart 2015
‘ACM gaat nieuwe cookieregels actief handhaven’, 11 maart 2015, Acm.nl (zoek op boetes Cookies)