TAAL EN CULTUUR

1.1 Cultuur

De ervaring met het zoeken naar een passende en eenduidige definitie voor het begrip cultuur bevestigde alvast het idee dat vele wetenschappers delen, dat het zeker geen gemakkelijk te omschrijven iets is. Het is een begrip dat vaak gebruikt wordt in het dagelijkse leven en toch is het ontzettend moeilijk om precies te vertellen wat het inhoudt (Samovar, 2014). Met de woorden van Johan Huizinga (zoals geciteerd in Bierman, 2002, p.1): “Het woord ligt ons in den mond bestorven.” Toch stuit men volgens Huizinga telkens op heel wat onduidelijkheden en verschillende opvattingen wanneer men tracht de betekenis te omschrijven. Niet alleen de variëteit aan definities toont aan dat het een complex begrip is, ook de geschiedenis van het woord zelf bevestigt de meerduidigheid ervan.

Met een kort overzicht van de evolutie van het woord cultuur en een combinatie van enkele betrouwbare definities wordt er getracht wat meer duidelijkheid te scheppen in de betekenis van het begrip, die later ook relevant zal blijken voor deze masterproef. Het is en blijft een poging om hier de inhoud van het begrip te bepalen en volgens Willie Bierman, auteur van het boek Van cultura tot cultur (2002), is het een moeilijke opdracht waar hij zelf na bijna twintig jaar onderzoek nog steeds niet in slaagde (persoonlijke communicatie, 2 februari 2016). In de wetenschap is het echter belangrijk dat wanneer er onderzoek wordt gedaan, er ook een te verifiëren taalgebruik wordt gehanteerd (Bierman, 2002). Het belang van een heldere omlijning van het begrip cultuur mag dan ook niet onderschat worden.

De vraag ‘wat is cultuur’ is er een die terugkomt in bijna alle bronnen binnen het domein van de interculturele communicatie. Een duidelijk antwoord op die vraag wordt echter nooit gegeven. Volgens Bierman is dit mede te wijten aan het feit dat er niet één enkele betekenis van het begrip bestaat. Heel wat wetenschappers gaan in hun werken op zoek naar een antwoord op de vraag, maar ze komen klaarblijkelijk nooit tot een duidelijke consensus. Bierman vergelijkt de vraag met een vraag naar de betekenis van een heel ander begrip. Hij haalt hiervoor de filosoof Augustinus aan die in zijn boek De Belijdenissen zichzelf de vraag stelt: Wat is tijd? “Zolang mij niemand vraagt wat tijd is, dan weet ik het wel. Maar als ze mij vragen wat tijd is, dan weet ik het niet.” (Bierman, persoonlijke communicatie, 1 februari 2016) Net zoals de zoektocht naar een duidelijke definitie voor het begrip cultuur zal later nog blijken dat de zoektocht naar de definitie voor tijd al even moeilijk is.

Het boek Van cultura tot cultur (2002) beschrijft de opvattingen van Joseph Niedermann over het begrip cultuur nadat Bierman eerst zijn eigen literatuuronderzoek over de geschiedenis van het woord uitgebreid uiteenzet. Hij geeft in zijn boek de geschiedenis weer tot op het moment waarop de betekenis lijkt te veranderen en zich begint uit te breiden. De periode die hij beschrijft loopt vanaf de oudheid tot het einde van de achttiende eeuw. Daarna lijkt de betekenis steeds moeilijker te omschrijven en komt men tot de huidige ambiguïteit van het begrip.

Op dit moment stelt cultuur grofweg twee verschillende zaken voor: cultuur als een breder synoniem voor kunsten, en cultuur in de betekenis van de levenswijze van een volk, samenleving, bedrijf of andere groep (Bierman, 2002). Deze twee begripsomschrijvingen komen voor het jaar 1770 echter niet voor. Waar het woord voor het einde van de achttiende eeuw dan wel voor staat, zal nu kort worden toegelicht. Het is belangrijk om op te merken dat de geschiedenis van het wóórd cultuur zal worden toegelicht. Later zal duidelijk worden dat de betekenis van het woord uiteindelijk zal samensmelten met de betekenis van het begrip (Bierman, 2002). Het is die samensmelting van woord en begrip die in deze masterproef duidelijkheid schept in waar cultuur nu werkelijk voor staat.

De woorden cultus en cultura zouden hun oorsprong ontleend hebben aan het Latijn. Cultus is feitelijk het voltooide deelwoord van het werkwoord colere, wat onder andere bewerken, bebouwen, onderhouden, havenen, vormen, ontwikkelen en/of cultiveren betekent. Het woord was vroeger geen zelfstandig naamwoord zoals vandaag de dag, maar een actief werkwoord. Het woord cultura zou afgeleid zijn van de term agri cultura, het bewerken van het land. Het is voornamelijk de agrarische context van het woord die de betekenis in de oudheid vormgeeft (Bierman, 2012). Ook vandaag de dag spreken we nog van de agricultuur in de betekenis van de landbouw. Dat is hier echter niet van belang en stelt tegenwoordig ook zeker niet de hoofdbetekenis van het woord voor. Daarom is het interessant om nog verder in te gaan op de evolutie van het woord. In 46 voor Christus werd er door de Romeinse filosoof Cicero een tweede betekenis aan het woord gegeven. Volgens hem stond de filosofie gelijk aan cultura animi, het bewerken van de geest. Het is een incidentele uitdrukking van Cicero die zelfs pas vijftienhonderd jaar later opnieuw gehoord wordt. Vooral de agrarische context van cultura blijft domineren tot aan de middeleeuwen (Bierman, 2002).

In de middeleeuwen vindt er al een eerste kleine betekenisverschuiving plaats. De betekenis vereren/aanbidden, geïntroduceerd door Seneca ca. 50 na Christus, gaat domineren (Bierman, 2002). Volgens Bierman tonen verschillende werken aan dat de religieuze context tijdelijk de betekenis van het woord domineert. Tijdens de Renaissance grijpt men terug naar de betekenis vormen. De vorming van de geest, ingeleid door Cicero, komt alsmaar meer centraal te staan. In de zestiende en de zeventiende eeuw begint men Cicero’s vorming ook met andere zaken te combineren zoals de vorming van goede gewoonten, van het lichaam, van de wereld. Zowel de agrarische als de maatschappelijke context bepalen in de zeventiende en achttiende eeuw de betekenis van het woord. In 1760 wordt het woord door de Duitser Hamann voor het eerst met een hoofdletter geschreven. Herder neemt deze schrijfwijze over en maakt iets statisch van het vroegere dynamische woord: het gevormde, de geestelijke gevormdheid wordt de nieuwe betekenis. Hier, bij Herder, worden dus het begrip en het woord cultuur samengevoegd tot eenzelfde concept. Aan de hand van de semantische driehoek is dat als volgt uit te leggen. Volgens het boek van Bierman (2002) was de mentale voorstelling al aanwezig in de teksten van Montesquieu, het begrip bestond dus al. Enkel het symbool om het begrip aan te duiden, het woord cultuur, werd nog niet gebruikt. Het is Herder die het woord Cultur laat aansluiten bij de mentale voorstelling van het begrip cultuur van Montesquieu. Bierman (2002) eindigt zijn hoofdstuk over de geschiedenis van het woord bij Herder, maar helaas stopt de zoektocht hier niet.

Volgens Bierman (2002) is Herders Cultur nog steeds niet gelijk aan wat vandaag de dag onze mentale voorstelling is van cultuur. Na 1770, volgens Bierman (2002) het symbolische jaar om de betekenisverandering aan te duiden, wordt Cultur verstaan als het resultaat van het vormen. Men kan zich nu de vraag stellen waarin dat zich dan uit. De definitie voor het begrip kreeg door Herder een bredere omvang en sloeg niet langer enkel op de vorming van de geest, maar meer op wat deze vorming allemaal als resultaat opbracht. Bierman (2002, persoonlijke communicatie, 2 februari 2016) linkt Herder’s gevormdheid aan een simpele hedendaagse omschrijving. ” Als je het woord niet te zeer wil compliceren, dan kun je zoiets gebruiken als alles van de mens wat niet erfelijk of natuurlijk is”, zegt hij. Cultuur is met andere woorden te omschrijven als alles wat door de mens werd gevormd. Stap voor stap werden er door de jaren heen definities ontwikkeld die dit ‘alles’ probeerden op te vullen. Het enige wat nu nog rest, is om kort tot de beschrijving van dit ‘alles’ te komen.

Omdat er weinig andere bronnen te vinden zijn die net zoals Bierman de geschiedenis van het woord cultuur proberen te bepalen en omdat Bierman het jaar 1770 aanduidt als het jaar waarin de betekenis voor het eerst aanleunt bij wat wij vandaag de dag onder het begrip verstaan, verplaatsen we ons naar de negentiende eeuw. In het jaar 1871 omschreef de antropoloog Edward Burnett Tylor in zijn boek Primitive Culture cultuur als “that complex whole which includes knowledge, belief, art, morals, law, custom, and any other capabilities and habits acquired by man as a member of society” (Samovar, 2014, p.9). Het onbepaalde voornaamwoord ‘alles’ dat in de omschrijving van Bierman (persoonlijke communicatie, 2 februari 2016) voorkomt, wordt hier opgevuld met onder andere de kennis, kunst, gedragingen en gewoonten van een samenleving. De definities die hierna volgen kunnen gezien worden als een hedendaagse aanvulling, bewerking, herschrijving of verbetering van bovenstaand citaat. Ze zeggen tegelijk hetzelfde, maar ook weer iets anders en dat is wat het zo moeilijk maakt om het begrip een eenduidige en alomvattende definitie te geven (Bierman, 2002).

In 1952 werden er door Kroeber en Kluckhohn ruim 200 definities verzameld. Volgens Bierman (persoonlijke communicatie, 2 februari 2016) zou men vandaag de dag wel twintig jaar bezig zijn met het verzamelen van alle definities uit de verschillende taalgebieden en zou men zich kunnen afvragen of het woord dan nog wel nut heeft. Het zou volgens hem voor een duizendtal zaken kunnen staan. Ook Salman Rushdie ziet de waarde van het woord niet langer. Hij vermijdt het gebruik ervan zelfs liever omdat het door zijn overmatige toepassing inhoudsloos zou zijn geworden (Bierman, 2002). In deze masterproef kunnen we het begrip niet inhoudsloos laten, want dan zou het onderzoek geen enkele betekenis hebben. Daarom wordt de omschrijving die in de volgende paragraaf wordt weergegeven diegene die de lezer van deze masterproef in zijn achterhoofd dient te houden.

Elementen die vaak voorkomen in de definities van het begrip cultuur zijn onder andere gedeeld, bindend, dynamisch, waarden, gedragingen, normen en gemeenschappelijk. In het boek Interculturele Communicaie: Een stap verder (Pinto, 2012) wordt getracht al deze gemeenschappelijke kenmerken bijeen te voegen. Het eerste deel van de definitie klinkt dan als volgt (Pinto, 2012, p. 28): “Cultuur is een evoluerend systeem van waarden, normen en leefregels. In een groep van mensen die zich lid voelen van hun groep wordt cultuur van generatie op generatie doorgegeven en zo geïnternaliseerd.” Waarden, normen en leefregels zijn dingen die niet van nature aanwezig zijn in de mens, maar ze zijn door de tijd heen gevormd en ze worden nog steeds gevormd door de mens. De bovenstaande definitie is dus duidelijk te linken aan Herders betekenisverschuiving.

Waarom wordt er nu zo veel moeite gedaan om het begrip te omschrijven? En waarom is dat zo belangrijk in deze masterproef? Het is ondertussen wel duidelijk dat cultuur iets enorm complex is. Die complexiteit wordt ook door vele wetenschappers beaamd (Samovar, 2014; Bierman, 2002). Volgens Hofstede hangt de betekenis van cultuur af van de manier waarop we het definiëren. In deze masterproef is het dus van groot belang om cultuur te definiëren, aangezien we het begrip zo ook inhoud geven. De inhoud is dan weer interessant, omdat die kan gezien worden als een model voor de werkelijkheid. Hiermee wordt bedoeld dat alle gedragingen, leefregels en normen binnen een samenleving bepalen hoe men er de werkelijkheid ziet. Hagendoorn (zoals geciteerd in Pinto, 2012) zegt dat mensen de richtlijnen voor hun gedrag uit hun cultuur overnemen. Shadid (1998) ondersteunt dit gegeven door te zeggen dat cultuur van binnenuit bepaalt wat de mens ervaart en hoe hij de dingen om zich heen waarneemt. “We see, hear, feel, taste and even smell the world through the criteria that culture has placed on our perceptions” (Samovar, 2014, p.13).

Die ervaring van de wereld kan simpelweg ook omschreven worden als het wereldbeeld van een cultuur. Volgens Samovar (2014) draagt het wereldbeeld bij tot de vorming van een cultuur en is het iets dat het belangrijkste onderscheid uitmaakt tussen verschillende culturen. Een belangrijke vraag die wordt beantwoord in het artikel Het Verborgen Leven van de Cultuur (Wildiers, 1988) is de vraag hoe dat wereldbeeld van een cultuur ontstaat. In het artikel wordt eerst ook getracht het begrip cultuur te omschrijven. Net zoals Bierman (2002) komt Wildiers tot het besluit dat het onmogelijk is om dat concreet te doen. Daarom schakelt hij over naar de totstandkoming van een cultuur, die volgens hem gebeurt door middel van de ontmoeting tussen mens en natuur. “In zijn diepste wezen zouden wij cultuur kunnen opvatten als de concretisering van de ononderbroken dialoog die wij voeren met de natuur” (Wildiers, 1988, p. 20). Die dialoog verloopt volgens hem in drie fasen en die zijn alle drie belangrijk voor het verdere onderzoek. In de eerste fase gaat een gemeenschap zich een beeld vormen van de werkelijkheid. In de tweede fase gaat men een gepaste levenswijze voor dit wereldbeeld zoeken. In de laatste fase komen wereldbeeld en levenswijze samen en worden er instellingen, gewoonten en gebruiken rondom ontwikkeld. In deze masterproef zal het uiteindelijke gevormde wereldbeeld centraal staan als de “toegangspoort” tot de kennis van een cultuur (Wildiers, 1988). Elke gemeenschap die vandaag de dag wordt aangeduid met het begrip cultuur voerde door de tijd heen zijn eigen dialoog met de natuur en ontwikkelde op die manier een wereldbeeld. Gebaseerd op dat wereldbeeld ontwikkelde men er een gepaste levenswijze rond die dan uiteindelijk resulteerde in verschillende instellingen, gewoonten en gebruiken. In het volgende onderdeel wordt de zogenaamde dialoog tussen mens en natuur uitgebreid en wordt er besproken wat er gebeurt als de gevormde wereldbeelden met elkaar in contact komen.

1.2 Interculturele communicatie

Vandaag de dag is de wetenschap van de interculturele communicatie niet meer weg te denken uit de onderzoekswereld. Meer nog, zelfs in het dagelijkse leven worden mensen continu geconfronteerd met interculturele contacten. Volgens Samovar (2014) is het echter geen geheel nieuw fenomeen, het is zo oud als de mensheid zelf. Ook toen de vroegere mensen verhuisden naar andere streken, de eerste handel begonnen te drijven of elkaars gebieden veroverden, kwamen ze telkens in contact met elkaars verschillende achtergrond. Oorspronkelijk werden de eerste echte interculturele contacten enkel gelegd door missionarissen, handelsreizigers, toeristen en wetenschappers. Het is door de verbetering van de transportmogelijkheden, de invloed van de massamediacommunicatie, de uitbreiding van de internationale handel en de groei van arbeidsmigratie, kortom de globalisering van de laatste eeuwen, dat tegenwoordig bijna iedereen in deze wereld in aanraking komt met een vorm van interculturele communicatie (Bogaerts, 2015; Shadid, 2012). Die culturele verscheidenheid waarin we leven en communiceren is uitgegroeid tot een wetenschap waarbinnen heel wat te onderzoeken is. De term werd voor het eerst gebruikt door Edward Hall, een antropoloog die ook verder in deze masterproef nog uitvoerig besproken zal worden. Tijdens zijn verblijf bij de Indiaanse volken in Amerika viel het hem op dat misverstanden in communicatie voornamelijk te wijten waren aan de culturele verschillen tussen hem en de stammen waarbij hij verbleef. Communicatie tussen verschillende talen verloopt dan ook altijd tussen culturen met verschillende waarden, gedragingen, patronen en talen en dat is wat Hall met z’n nieuwe term duidelijk wilde stellen (Munday, 2009). Vandaag de dag wordt de interculturele communicatie gezien als een multidisciplinair onderzoeksveld dat niet alleen de antropologie, maar ook de psychologie en communicatie- en cultuurwetenschappen bevat. In dit onderdeel zal de focus liggen op de communicatie- en cultuurwetenschappen. Later zal ook de antropologie nog van groot belang blijken.

Zoals eerder werd gesteld, staat het begrip cultuur gelijk aan de regels of richtlijnen die men volgt om te kunnen leven in een bepaalde samenleving (Samovar, 2014). Die regels of richtlijnen staan in verband met bijvoorbeeld religieuze praktijken, kunst, literatuur, normen en waarden. In andere woorden kan worden gesteld dat de richtlijnen gebaseerd zijn op collectieve opvattingen of waarden, de algemeen geldende normen en de algemeen aanvaarde basisprincipes binnen een samenleving (Bogaerts, 2015). Samengevat noemt men dit ook wel de code van een cultuur. Elke cultuur beschikt over zijn eigen code die alle bovengenoemde zaken omvat. Hoe mensen met elkaar omgaan, hun gevoelens uiten, de wereld rondom hen heen vormgeven en ervaren binnen een groep, wordt door deze specifieke code bepaald en kan natuurlijk enorm verschillen (Bogaerts, 2015). Als men een cultuur binnenstapt met een heel andere code, is het niet meer dan normaal dat er problemen ontstaan. Vaak is het de onbekendheid van andermans culturele code die zorgt voor communicatieproblemen (Pinto, 2012). Volgens Samovar (2014) is het aan beide gesprekspartners om tijdens interculturele contacten steeds een duidelijk idee te hebben over de eigen code, begrip te tonen naar de andere code toe en in staat te zijn om een evenwicht te zoeken tussen beide codes in.

1.3 Taal

Een van de elementen waaruit de code van een cultuur bestaat, is de taal. Shadid (2012) stelt dat een groep een eigen cultuur heeft als ze onder andere over een eigen taal beschikt. Hij zegt ook dat die eigen taal noodzakelijk is in de vorming van de cultuur, aangezien die de groep in staat stelt om collectieve cultuurelementen te ontwikkelen. Al deze elementen worden volgens Kramsch (1998) gesymboliseerd, geuit en gerepresenteerd door de taal. Hofstede versterkt dit gegeven door te zeggen dat taal een heel belangrijk oordeel is geworden in het onderzoek binnen culturen (Bogaerts, 2015, p. 2): “Language is the most clearly recognizable part of culture and the part that has lent itself most readily to systematic study and theory building.”

De taal die wordt gesproken binnen een groep zou zelfs kunnen worden gezien als een venster op de cultuur van een volk en dat is wat in deze masterproef centraal zal staan. Omdat de interculturele communicatie wordt gezien als een interdisciplinaire wetenschap kunnen er verschillende onderzoeksdomeinen gezien worden als relevant voor verder onderzoek. De domeinen die in dit onderzoek centraal zullen staan zijn de taalwetenschap, de antropologie en de etnolinguïstiek. Eerst en vooral kan de wetenschappelijke studie van natuurlijke talen, de taalwetenschap, informatie bieden over de verschillen in de betekenis en het gebruik van woorden. Elk taalverschil zou kunnen worden gezien als een cultuurverschil en zoals eerder werd toegelicht kunnen deze verschillen gemakkelijk misverstanden veroorzaken. De kennis over de taal van een cultuur zou het interculturele communicatieproces dan ook enorm verbeteren. De antropologie, de wetenschap die de mens in al zijn aspecten bestudeert, mag ook zeker niet vergeten worden, aangezien via dit studiegebied alle elementen verzameld worden die bepalend zijn voor de vorming van een cultuur. De etnolinguïstiek, ten slotte, stelt het domein voor dat uiteindelijk de antropologie en de taalwetenschap met elkaar doet versmelten. Het domein heeft als hoofddoel om de taal van een specifieke etnische groep te bestuderen.

De wetenschappers die zullen worden voorgesteld in het volgende onderdeel zijn steeds actief en zeer belangrijk geweest binnen een van die onderzoeksdomeinen. Het basisidee dat ze met elkaar delen is dat al onze pogingen om een beeld te krijgen van de wereld waarin we leven op verschillende en vaak complexe manieren gebonden zijn aan de taal. Elk van hen probeert aan de hand van hun specifieke studiegebied die verschillende manieren te beschrijven en zo aan te tonen dat er een relatie bestaat tussen de taal en de werkelijkheid waarin een cultuur leeft.

In het praktische deel van deze masterproef wordt getracht die relatie aan te tonen aan de hand van een ander belangrijk element waaruit de code van een cultuur bestaat, de tijdsperceptie. Als men erin slaagt de relatie tussen de taal van een cultuur en de tijdsperceptie te bevestigen, dan zal kunnen worden afgeleid dat er een relatie is tussen de taal en het wereldbeeld van een cultuur. In het volgende onderdeel wordt eerst toegelicht hoe wetenschappers tot dit idee kwamen en hoe het vandaag de dag wordt gewaardeerd.

1.4 Taal en werkelijkheid

De achtergrond waarin deze masterproef dient gesitueerd te worden, omvat voornamelijk de relatie die hierboven werd ingeleid. De relatie tussen de taal en het wereldbeeld van een cultuur blijkt zeker uit de inmiddels omvangrijke geschiedenis van zowel voorstanders als tegenstanders (Zalizniak, 2013). Toch laat het idee zich steeds weer opnieuw verder ontplooien en krijgt het vandaag de dag nog altijd bijzondere aandacht van belanghebbende taalkundigen. In Oost-Europa groeide het idee uit tot een aanzienlijk taalkundig concept dat met zijn naam meer dan ooit beschrijft waar het voor staat. In de Russische taal wordt het aangeduid met de term jazykovaja kartina mira. Als men poogt dit te vertalen naar het Engels, wordt het vertaald als “the linguistic picture of the world”. Dat de term in het Russisch veel meer betekenis heeft dan in de vertaalde Engels term weerspiegelt in feite al perfect het idee erachter, dat er bepaalde termen uit de ene taal niet zomaar kunnen worden overgedragen naar de andere taal zonder betekenisverlies en dat omwille van een verschillend wereldbeeld. In het boek Language and Culture van Kramsch (1998) wordt dat als volgt weergegeven. Als bepaalde concepten uit de ene taal niet verstaanbaar zijn in de andere taal, is dat niet omdat ze zogenaamd onvertaalbaar zijn, maar wel omdat ze in de ene cultuur anders of misschien wel helemaal niet ervaren worden. Als het om vertaling of in het algemeen om interculturele communicatie gaat, is het noodzakelijk om hier kennis van te nemen. Dat is dan ook de reden waarom onderzoek naar het idee zo populair blijft en waarom het in deze masterproef centraal staat.

In dit onderdeel zal worden toegelicht hoe het idee achter het Oost-Europese concept jazykovaja kartina mira over een periode van enkele eeuwen werd ontwikkeld en in stand gehouden, hoe het vaak werd onderworpen aan kritiek, uiteindelijk overleefde en vandaag de dag nog steeds gebruikt wordt in taalkundig onderzoek. In het Russisch zijn er een heleboel artikels en boeken te vinden die de term jazykovaja kartina mira zelfs al in de titel vernoemen. Allemaal staan ze dus ook achter datzelfde idee van Wierzbicka en haar voorlopers: dat iedere taal zijn eigen manier van kijken op de wereld heeft of anders gezegd zijn eigen jazykovaja kartina mira. (Levontina, Sjmelev & Zalizniak, 2014) Om de betekenis achter elke stukje schilderij te achterhalen, is het belangrijk om concepten te vinden in de ene taal die in de andere taal niet voorkomen. Aan de hand daarvan kan men de karakteristieke ideeën achter het concept vergelijken door culturen heen. Op die manier is het mogelijk om meer inzicht te krijgen in het wereldbeeld van een cultuur en dus ook te zorgen voor een betere en vlottere communicatie, en in dit geval een meer betekenisvolle vertaling.

Om een duidelijk overzicht te behouden wordt er een onderscheid gemaakt tussen twee groepen van namen die een bijdrage leverden aan de totstandkoming van jazykovaja kartina mira. Eerst zullen de namen Schleiermacher, Humboldt, Herder en Leibniz centraal staan. Zij weerspiegelen de Duitse traditie van het concept. Zij behoren tot de eerste wetenschappers die fundamentele uitspraken deden over een link tussen de taal en het denken en dus gezien kunnen worden als de grondleggers van het idee. Daarna zullen de namen Boas, Sapir en Whorf aan bod komen, omdat zij het idee verder ontwikkelden tot de theorie van de linguïstische relativiteit. De kritiek van wetenschappers met andere ideeën werd telkens weerlegd of genegeerd en zo wist de theorie van de linguïstische relativiteit tot vandaag de dag te overleven. Als laatste zal het belang van de taalkundige Anna Wierzbicka worden aangetoond. Op basis van de theorie van Sapir en Whorf ontwierp zij een model waarmee onderzoek naar het jazykovaja kartina mira nog interessanter werd gemaakt.

• De Duitse traditie

Leave a Comment

Time limit is exhausted. Please reload the CAPTCHA.