Paragraaf 1: Inleiding

Deze signaleringsopdracht betreft een onderzoek naar mogelijke interventies en preventie bij het pesten van leerlingen op de basisschool, voornamelijk groep 5 leerlingen. Deze leerlingen bevatten de leeftijd tussen zeven en negen jaar. Dit vanuit het perspectief van de sociaalpedagogisch hulpverlener.

Stichting ProFor

Eerst zal ik kort informatie verschaffen over de stichting waar ik vrijwilligerswerk heb gedaan.

ProFor is een stichting die primair gericht is op Family coaching: het begeleiden, helpen en sturen van veelal eenoudergezinnen en cliënten die te maken hebben met verschillende problematieken. Voorts verricht ProFor al jaren verschillende projecten op het gebied van family coaching tevens taalles, cursussen, Future kids en andere actuele onderwerpen. (Bureau voor samenlevingsopbouw, sd)

Stichting ProFor is gevestigd in Amsterdam Zuidoost en richt zich op etnische minderheden met name Spaanse en Caribische achtergrond. De activiteiten van stichting ProFor worden uitgevoerd door projectmedewerkers en ervaren vrijwilligers.

ProFor is gespecialiseerd in diverse doelgroepen, zoals kinderen en jongeren die door hun achtergrond een leer- en taalachterstand hebben. Ook heeft deze doelgroep advies nodig met wat betreft hun voedingspatroon, als er sprake is van Obesitas. Daarnaast krijgen moeders empowerment trainingen ter ondersteuning van hun opvoeding en worden gezinnen begeleid.

Ook de vaders worden betrokken bij de opvoeding van de kinderen, doormiddel van trainingen gericht op hun opvoedingsrol. (Bureau voor samenlevingsopbouw, sd) De stichting helpt ouderen meerder vaardigheden bij te brengen.

In November heb ik voor mijn differentiatie minor jongerencoaching 2, vrijwillig als coach kinderen begeleid. Ik kwam hier terecht via een goede kennis van mij, die aangaf dat zij alle hulp zouden kunnen gebruiken, aangezien de stichting bestaat uit projectmedewerkers en vrijwilligers. ProFor is een stichting die als doelstelling heeft, het bevorderen van de participatie van etnische minderheden en alle groepen die een achterstand ondervinden. ProFor is een professioneel adviesbureau op het gebied van adviestrajecten, trainingen en projecten in het kader van diversiteit.

Aanleiding

Ik heb gekozen om als vrijwilliger bij deze organisatie te gaan werken, omdat ik voor de differentiatie minor jongeren coaching 2, vier jongeren moest coachen.

ProFor wilde heel graag dat ik de acht jongeren ging coachen die een achterstand hadden opgelopen op school.

De bedoeling van de stage was om erachter te komen waarom deze jongeren een achterstand hadden opgelopen en hoe stichting ProFor hen zou kunnen begeleiden.

Bij het coachen van de kinderen omtrent de achterstand die zij oplopen op school, kwam ter sprake dat zij gepest werden en hierdoor niet gemotiveerd zijn naar school te gaan. Door het pesten werden zij onzeker, dit belemmerde hun leerproces. Bij het coachen van de kinderen coachte ik ze individueel, ik besprak alles met hen en stelde hen op hun gemak. Hierdoor kwam veel los en kon ik mij een beeld vormen van hun vertoonde gedrag. Ik heb ervoor gekozen om een muzisch agogisch middel in te zetten, door middel van kaarten, tekeningen en door met een nulmeting met kleurstiften te werk te gaan. (Behrend, 2008)

Gesignaleerd vraagstuk en motivatie

In het kopje ProFor heb ik beschreven wat de doelgroep is en waar zij tegen aan lopen. Ik signaleerde bij vier van de acht leerlingen dat zij belemmering ervaren in het naar school gaan, doordat zij vaker het gevoel hebben gepest te worden. De helft was van de groep die deze belemmering als zwaar ervaarde, is mijn motivatie geweest om voor dit onderwerp te kiezen.

Nu dit zich afspeelt ben ik nieuwsgierig naar wat de basisschool De Bijlmerdrie eraan doet, om het pesten terug te dringen en waarom er zo weinig docenten hiervan op de hoogte zijn. Ook ben ik benieuwd naar waarom er zo een groot achterstand plaatst vind. Ten slotte ben ik benieuwd wat de organisatie ProFor kan betekenen voor deze kinderen en hoe de school dit het beste zou kunnen aanpakken.

Ik merk dat de kinderen die gepest worden het niet makkelijk erover hebben. Voor een kind is het niet makkelijk om zich open te stellen aan een wildvreemde, dus zie ik ook van hun kant uit de voorzichtigheid. De omvang van dit probleem zie ik op school en drie van de acht vertellen dat dit soms ook thuis plaats vindt. Ik hoop dat Stichting ProFor hier een steentje bij kan dragen. Veel scholen hebben te maken met deze belemmering geeft Stichting ProFor aan. Dit kan ik beamen omdat dit ook in de media te zien is. Dit is dus een meeromvattend probleem, de aanpak tegen pesten kan ook op andere scholen toegepast worden.

Opbouw van mijn plan van aanpak signalering 1

Het onderzoek zal worden uitgevoerd bij stichting ProFor. ProFor staat voor Pro Forsa in het Papiamento en in het Nederlands betekent dat ‘voor kracht’.

Daarom zal ik eerst informatie verschaffen over stichting ProFor in paragraaf 1

Daarna maak ik een duidelijke omschrijving van het vraagstuk dat ik wil gaan onderzoeken in paragraaf 2 vervolgens geef ik verslag van het theoretisch kader in paragraaf 3, tot slot komt in paragraaf 4 het plan voor de oriënterende interviews en literatuurlijst ter orde.

Hierbij wens ik u veel leesplezier.

Paragraaf 2: Duidelijke omschrijving vraagstuk

Belemmeringen en tekorten

Om de achterstand te kunnen beperken bij de leerlingen is het van belang ervoor te zorgen dat hun zelfverzekerdheid weer te boven komt, zodat zij beter gaan presteren en beter voor zichzelf gaan leren opkomen. Dit zal voorkomen dat zij zich minderwaardig voelen en juist zin krijgen in het gaan naar school en durven mee te doen in de lessen. Het signaal is dat kinderen vaak niet actief mee doen, of helemaal niet willen komen naar school. Dit is een probleem omdat een kind zich op psychosociale ontwikkeling in een ongunstig geval de persoonlijkheidsontwikkeling kan stagneren. Als dit gebeurd kan het kind in de fase blijven steken, waardoor het kind het conflict niet kan uitwerken om naar de volgende fase in het leven te kunnen. Dit veroorzaakt een bepaalde blokkade. De ouders, kinderen en docenten hebben hiermee te maken, maar de kinderen en de ouders hebben er het meest last van. Want de kinderen geven aan dat zij buikpijn hebben als zij naar school moeten, waardoor ouders soms het kind thuis laten of naar oma en opa brengen. Daarnaast wordt ook gekeken naar de Sociale veiligheid van de leerlingen. Als ik dit op micro-niveau bekijk dan zijn de ouders, docenten, kinderen en vrienden bij betrokken. Het is belangrijk dat een docent het pestprotocol beheersen, zodat zij direct kunnen ingrijpen bij pestgedrag. Uit het pestprotocol kunnen docenten informatie vergaren over de gevolgen van pesten en hoe zij het pestgedrag kunnen signaleren en hoe te handelen om het pestgedrag zo effectief mogelijk aan te pakken. De ouders kunnen informatie krijgen van de docenten hoe thuis om te gaan met hun kind als slachtoffer. Dit zijn namelijk de interactiepatronen die plaatsvinden rondom het kind.

Gesignaleerde vraagstuk

De achterstand die de leerlingen oplopen had dus een oorzaak. Deze oorzaak blijkt niet alleen bij deze acht leerlingen af te spelen, want in de media kon je ook lezen dat er veel scholen zijn waar er gepest wordt.

Pesten is volgens social psychology of education een internationaal en veel voorkomend probleem op scholen (Rigby & Smith, 2011), Dit brengt voor de betrokkenen op microniveau zeker gevolgen met zich mee.

Pesten is sinds eind 2012 expliciet op de Nederlandse onderwijsagenda terechtgekomen nadat pesten in verband gebrachte werd met zelfmoord van twee jongeren Tim Ribberink en Fleur Bloemen. Dit stond uitgebreid in de media. (Dekker & Dullaert, 2013, p. 1)

Het probleem speelt zich af sinds einde van het vorige schooljaar en vervolgde in het nieuwe schooljaar.

Ontwikkelingen in de organisatie

De ontwikkeling in de Stichting ProFor verloopt niet naar behoren, omdat zij te weinig man hebben om de verscheidene problemen aan te pakken werd deze opdracht aan mij gegeven. De overheid subsidieert niet alles meer, waardoor zij dus geen professionals het geschikte loon kunnen betalen, dus vandaar vrijwilligers die een relevante opleiding hebben gedaan of stagiaires. Ook is hun werkwijze veranderd ten opzichte van vier jaar geleden, dit dat je niet meer met meerdere krachten de instelling kunt verlaten. De scholen hebben niet de tijd om één op één met de leerlingen te zitten en te achterhalen wat het achterliggend probleem is. De docenten moeten bijscholen m.b.t. het aanpakken van pesten. Staatssecretaris en kinderombudsman gaan scholen praktische handvatten bieden om pesten tegen te gaan. ( Apa norm ombudsman)

Maatschappelijke ontwikkelingen

Pesten is een actueel thema dat zich al vele jaren voordoet in onze maatschappij. Dit is te zien door de aandacht op televisie bijvoorbeeld in het programma Johnny de Mol en in reclamespotjes. Ook is in krantenartikelen er aandacht voor, zoals in een Algemeen Dagblad (AD) waaruit beweerd wordt dat de jeugd elkaar steeds heftiger pest (Zie artikel 1 in de bijlage 3). Op deze manier wordt aandacht gevraagd voor dit zorgelijke thema. (Machielse, 2014) Pesten is sinds eind 2012 expliciet op de Nederlandse onderwijsagenda terechtgekomen nadat pesten in verband gebrachte werd met zelfmoord van twee jongeren Tim Ribberink en Fleur Bloemen. Dit stond uitgebreid in de media. (Dekker & Dullaert, 2013, p. 1)

Rol SPH’er en MWD’er

Als sociaal Pedagogische hulpverlener ondersteun je de kinderen bij het weerbaarder worden, door handvaten te geven en motiverende gesprekken te voeren met de kinderen. Als SPH’er heb je een begeleidende en coördinerende rol, die begeleid en coördineert de verschillende programma’s voor zowel de kinderen als ouders, allochtone gezinnen. Het is belangrijk dat je als SPH’er inzicht hebt in het herkennen van pestgedrag/ pesten. Om pestgedrag tijdig te kunnen signaleren is het belangrijk te weten wat pesten inhoudt, hoe je het kunt aanpakken en hoe je het kunt herkennen. Daarnaast dien je als SPH’er bewust te zijn in wat voor schade pesten aan kan richten bij een kind. Zowel het slachtoffer als de Pesters die krijgen met de gevolgen van pesten te maken, daarom kan de rol van de SPH’er niet gemist worden bij dit vraagstuk, want die houdt zich bezig met een zo ultiem mogelijke ontwikkeling van een kind.

Ik hoop dat ik als vrijwilliger bij stichting ProFor en met mijn signaleringsopdracht een steentje kan bijdragen om het pestgedrag voor kinderen op deze school tegen te gaan. Ondanks zij een pestprotocol hanteren op school, vind pesten alsnog plaats op school tussen de leerlingen. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat het pestprotocol volledig aanslaat bij de kinderen.

Paragraaf 3: Theoretisch kader

De achterstand die jongeren oplopen met etnische achtergronden komt door leeftijd, zittenblijven, onvoldoende schoolprestaties, persoonlijkheidskenmerken, sociaal- economische status en schooladvies die leerlingen krijgen.

Leeftijd speelt een rol bij vroegtijdig school verlaten, maar op de basisschool komt dit nauwelijks voor en gebeurt dit vooral op de middelbare school. De leerlingen op de basisschool hebben leerplicht. Wel stapelen risico’s zich al op jonge leeftijd op en begint het geen zin hebben om naar school te gaan op een jonge leeftijd.

De invloed van etniciteit op schooluitval is onderzocht, de resultaten zijn niet concreet. Enkele Amerikaanse onderzoekers concluderen dat leerlingen met een Afro- Amerikaanse en Spaanstalige afkomst frequenter vroegtijdig het onderwijs verlaten. Volgens enkele andere studies verdwijnt dit verschil als de negatieve kenmerken die samenhangen met het behoren tot een minderheidsgroep. Enkele voorbeelden van deze negatieve kenmerken zijn; wonen in een slechte buurt en een lager gezinsinkomen. (Battin-Pearson, Newcomb, Abbott, Hill, Catalano & Hawkins, 2000).

Mits kenmerken van een individu, gezin en school niet verschillen, kunnen jongeren met zowel een Nederlandse als andere etnische achtergrond evenveel risico oplopen bij het vroegtijdig school verlaten, zonder diploma. Allochtone jongeren verlaten minder vaak het onderwijs nadat ze hun vmbo- diploma hebben behaald, dan autochtone jongeren. Met andere woorden blijven allochtone jongeren langer op school, mogelijke verklaring hiervoor is dat ze hun best doen om hun achterstandsituatie te kunnen compenseren. Volgens Herweijer zijn de leerlingen uit minderheidsgroepen een groter risico op uitval vergeleken met de autochtone leerlingen. De Antillianen, Arubanen en overige niet-westerse allochtonen zijn vaak de eerste generatie allochtonen die vroegtijdig school verlaten.

De gesproken taal thuis, opvoedingsgewoonten en lichte bekendheid met het Nederlandse onderwijs wijzen erop dat de achterstand in het basisonderwijs hieraan te wijten is. De leerlingen bleken volgens onderzoek van Battin-Pearson en collega’s minder gemotiveerd en ervoeren de school als minder positieve omgeving. Daarnaast laat Batin Pearson ook zien dat slechte schoolprestaties een voorloper is van vroegtijdig schoolverlaten. Volgens de Inspectie van Onderwijs kunnen een kwart van de kinderen onvoldoende lezen bij het verlaten van de basisschool, waardoor ze moeite hebben met het lezen van teksten uit schoolboeken. Dit heeft nadelen voor hun prestaties en motivatie.

Persoonlijkheidskenmerken

Junger-Tas (2002) geeft aan dat persoonlijkheidskenmerken zoals temperament, impulsiviteit, aandachtsstoornissen, gebrekkige sociale vaardigheden, gebrekkige zelfcontrole en hyperactiviteit een risicofactoren kunnen zijn voor het vroegtijdig schoolverlaten. Ook is het mogelijk dat bepaalde angststoornissen leiden tot schoolweigering en dit het vroegtijdig schoolverlaten bevorderd, maar helaas is hierover weinig bekend

Ook in het basisonderwijs zijn leeftijdsgenoten van groot belang voor de leerlingen. Jongeren zonder verhoogd risico tot vroegtijdig school verlaten hebben meer vrienden die ze van school kennen, waardoor ze minder vaak door hun leeftijdgenoten worden afgewezen. Dit in tegenstelling tot jongeren met een verhoogd risico tot vroegtijdig schoolverlaten. De omgang met antisociale leeftijdgenoten blijkt de kans op, het geen zin meer hebben naar school te gaan, te vergroten. Ook als de desbetreffende leerling zichzelf nog kan redden op school. (Battin-Pearson et al., 2000).

De vroegtijdige schooluitval in grote steden is aanzienlijk groter dan in de rest van het lans volgens de inspectie van Onderwijs ( 2007, in Herweijer, 2008). Een deels is dit af te leiden van de samenstelling van schoolpopulaties, maar hierin spelen ook de kenmerken van het leven in een grote stad een rol, bijvoorbeeld; alternatieve vormen van vrijetijdsbesteding, risicocumulatie en ruimere mogelijkheden om aan sociale controle te ontsnappen.

Het is belangrijk voor elk kind dat je een positieve kijk hebt op wie de leerling is. Voor leerlingen die een gekwetste binnenkant en een laag gevoel van eigenwaarde hebben, bijvoorbeeld kinderen die opgroeien in armoede, is het nog belangrijker. Een positieve relatie met een leerkracht kan helend werken en een goed handvat zijn om te bouwen aan zelfvertrouwen, motivatie en leerprestaties.

Jongeren vertelden op de basisschool in België over leerkrachten die respectvol en motiverend omgaan met wie ze zijn en niet alleen met wat ze wel of niet kunnen en hoe zij zich gedragen. Het is het totaal plaatje. Naast deze relaties heb je ook relaties die een gebrek hebben aan respect, begrip en communicatie, hierdoor verloopt een relatie stoef en moeilijk. Veel verhalen wijzen op een scheur op hun leefwereld en die van de leerkrachten. Vaak kunnen leerkrachten zich niet voorstellen in wat voor situatie de jongeren opgroeien. Het lijkt erop dat de leerkrachten niet vertrouwd zijn met de realiteit van de dagelijkse overlevingsstress in veel gezinnen, waardoor het moeilijk is voor leerlingen die in armoede leven. Deze leerlingen kunnen niet voldoen aan de verwachtingen van school. Het is vaak zo dat gezinnen die in armoede leven het minder breed hebben, er is geen plaats om rustig te studeren en geen geld voor computer met internetverbinding. Als één op de vijf kinderen opgroeit in armoede heeft dat ook invloed op school.

Ook in het bso zitten veel allochtone jongeren die ook gedragsproblemen hebben. Deze reageren ze thuis en op school af, daarnaast is het ook moeilijk als de ouders van de allochtone leerlingen geen Nederlands spreken of nieuw zijn in het land. Dit kan een reden zijn tot stress. De leerkrachten lijden naast de leerlingen zelf onder de gevolgen dat er te weinig wordt geïnvesteerd in de permanente ondersteuning op de werkvloer en de maatschappelijke opleiding. Het werkt niet in het voordeel voor Leerkrachten en leerlingen om met meer stress, uitval, burn-out en escalerende conflicten op school

(Inter)nationaal literatuur

In de literatuur zijn verschillende definities van pesten te vinden. Soms is de definitie toegespitst op kinderen of wordt er al een oorzaak gegeven. Bijvoorbeeld in de definitie hieronder gaat het vooral om schoolkinderen en wordt machtsongelijkheid een oorzaak genoemd:

Er is sprake van pesten als iemand herhaaldelijk en langdurig wordt blootgesteld aan negatieve handelingen door één of meer personen (Dan Olweus). Pesten doet zich voor in een specifieke groepscontext, deze kenmerkt zich door een onveilige en negatieve basissfeer in de groep (Mieke van Stigt).

“Pesten is ongewenst agressief gedrag tegenover schoolkinderen waarbij er sprake is van een echte of vermeende machtsongelijkheid. Het gedrag is herhaald of kan dat worden. Beide partijen, kinderen die gepest worden en kinderen die anderen pesten, kunnen serieuze blijvende problemen houden”. (Bullying Definition)

Volgens de “home of the Olweus bullying prevention program” neemt pesten op school vele vormen aan en er wordt zowel door jongens als meisjes gepest. Een recente U.S.-studie heeft bewezen dat studenten die gerapporteerd hebben, dat zij soms of vaak gepest werden, zij hebben aangegeven dat zij gepest worden. Dit is ongeveer 17 procent van alle studenten die geïnterviewd waren.

Pesten werd opvallend veel aangekaart in discussies, gesprekken en op de postkaartjes. Leerkrachten en scholen moeten streng optreden, want kinderen en jongeren lijden er zwaar onder. Vaak zijn het de kinderen die er niet bij horen die gepest worden, waardoor zij zich nog minder goed gaan voelen op school. Voor veel jongeren is pesten een echte rem om op school te blijven.

Relevante Methodieken en interventies

Prima is een antipest programma voor basisscholen. De scholen worden twee jaar begeleid bij het in- en uitvoeren van een integrale aanpak van pesten op schoolniveau (o.a. training van leerkrachten), groepsniveau (groepslessen) en individueel niveau (individuele begeleiding). Het doel is het verminderen en voorkomen van pestgedrag.

Beleid

Diverse instanties en beroepen kunnen bijdragen om het probleem van pesten te verminderen en het hanteerbaarder te maken. Het kan op het niveau van de school, van de overheid, van de professional zoals de sociaal pedagogisch hulpverlener, maar ook ieder individu kan bijdragen.

Pesten ligt niet alleen in handen van scholen maar ook van de maatschappij. De maatschappij dat zijn wij allemaal en iedereen kan hieraan iets doen. Het is belangrijk dat wij als maatschappij de boodschap uitdragen dat elk kind goed is zoals hij of zij is en dat iedereen het nodig heeft om erbij te horen. Dit kunnen wij doen door kinderen te stimuleren, ‘anders’ zijn, ‘minder goed’ te presteren, of juist ‘te’ slim zijn goed te vinden en te accepteren. Hierdoor gaan ze anderen eerder helpen en dragen wij als maatschappij een hand bij aan een veiliger (school) klimaat waarin pesten minder makkelijk geaccepteerd wordt. (Machielse, 2014)

Overheid heeft een wet gemaakt. Volgens deze wet en regelgeving worden scholen in 2015 verplicht om een veiligheidsplan te hebben, waarvan het antipestprotocol deel van uitmaakt. Volgens kinderombudsman Marc Dullaert, zal pesten op scholen teruggedrongen kunnen worden door anti- pestlessen te verplichten. Er zijn eenenzestig methodes die pesten moeten tegengaan, maar waarvan dertien methodes werken. Staatssecretaris Sander Dekker gaf opdracht tot dit onderzoek. Om het pesten beter aan te pakken wil de staatssecretaris Dekker met behulp van de wettelijk verplichte anti- pestlessen toepassen op scholen. Volgens Wim Ludeke van de PO- Raad, de belangenbehartiger van het primair onderwijs zijn scholen zelf in staat een passend aanbod te doen om het pesten aan te pakken.

De scholen worden regelmatig gecontroleerd door de Inspectie van het onderwijs. De Inspectie dient na te gaan of de scholen het anti-pestprogramma effectief uitvoeren en of zij hun verplichtingen nakomen. De komende jaren zullen de dertien methodes verder onderzocht worden in de praktijk. Deze methoden gaan o.a. over kanjertraining, KiVa en sta sterk. (Antibjz, 2014)

Dus kort samengevat komt schooluitval voort uit verschillende risico factoren, zowel armoede, omgeving, taal en schoolprestaties, persoonlijkheidskenmerken. Door jezelf als kind minder te voelen kun je een slachtoffer worden om gepest te worden, maar je kunt zien dat pesten niet de enige oorzaak is dat de leerlingen het liefst thuis willen blijven. Maar vroegtijdig schoolverlaten komt zowel voor bij allochtone als autochtone jongeren. Het vroegtijdig schoolverlaten begint al van kinds af in de gedachten onbewust naar voren te komen.

Paragraaf 4.1.: Plan oriënterende interviews

Plan respondenten en benadering

Om deze kinderen de ‘juiste’ handvaten mee te geven hoe om te gaan met pesten, zal ik meerdere respondenten interviewen. Ik wil twee leerkrachten en de directeur interviewen en daarnaast de 28 kinderen. Zij zijn allen op de hoogte van dit vraagstuk en kunnen zelfs ook veel vertellen over wat zij tot nu aan toe hebben waargenomen of ervaren.

Door de kinderen te benaderen d.m.v. een enquête en hen vervolgens vragen hoe zij dit ervaren hebben, hoe zij nu naar pesten kijken en wat voor gevolgen pesten kan hebben voor anderen. Dit zorgt voor bewustwording van zowel de Pesters als het slachtoffer, dat pesten veel en langdurige gevolgen kan hebben. Dit krijgen de leerlingen mee in de workshop over de streep die ik samen met twee medestudenten ga geven op de basisschool de Bijlmerdrie.

Bij dit onderwerp betrek ik de leerkrachten, directeur, en de leerlingen en ouders.

Als sleutelfiguur gebruik ik twee leerkrachten, de directeur en de 28 kinderen.

Ik wil de leerkrachten spreken omdat die het dichts bij de kinderen staan en het best kunnen aangeven wat zij meemaken, waar zij tegenaan lopen, hoe zij het pestprotocol toepassen. De directeur weet hoe het pestprotocol werkt en die ziet het van een afstand. De belangrijkste sleutelfiguren vind ik de kinderen, omdat zij het ervaren of uitvoeren. De kinderen benader ik nadat ik mij heb voorgesteld aan hen en wij de workshop hebben gedaan. Daarna ga ik anticiperen op wat ik zie en over het pestgedrag en benader ik hen met de enquête.

De twee leerkrachten die ik uitkies zijn de leerkrachten die deze klas les geeft. Die kent haar leerlingen en kan meer kwijt over wat zich afspeelt in haar klas. Aangezien ik ben gestart met 8 leerlingen uit deze klas. Doordat ik eerst voor mijnschoolopdracht jongeren moest coachen die een leerachterstand opliepen heb ik al een opening gecreëerd om via ProFor de docenten en leerlingen te benaderen.

Mijn begeleider van ProFor kan ik makkelijk telefonisch of via de mail benaderen, de schooldocenten kan ik aanspreken als ik op de basisschool de Bijlmerdrie ben. De directeur kan ik mailen voor afspraken, of aankloppen als ik haar nodig heb. Voorafgaand de interviews zal ik hen die toe mailen, zodat zij de context goed helder hebben en voorbereid zijn.

Onderzoeksinstrument interviews

Bij mijn onderzoek maak ik gebruik van literatuur met bestaande informatiebronnen, enquête en interviews. De oriënterende interviews die ik ga uitvoeren zijn gestructureerd, de vragen staan vast. Ik heb een enquête gemaakt voor de 28 leerlingen, deze vragen zijn voor elk leerling hetzelfde, zodat er onderling goed vergeleken kan worden. Voor de leerkrachten en directeur maak ik gebruik van half-gestructureerd interview, ik heb een lijst met vragen gemaakt voor de directeur en een aparte lijst met vragen voor de leerkrachten. De vragen zijn niet identiek omdat de respondenten verschillende rollen hebben met betrekking tot het onderwerp. De interviewvragen zijn te vinden in bijlage 2 en de enquête vragen zijn te vinden in bijlage 1.

Om mijn interview goed uit te werken ga ik geluidsopnames maken van het interview met de twee docenten en de directeur. Hierdoor kan ik bij het terugluisteren van de opnames ook aantekeningen maken van de kern van het gesprek, zodat ik een goede leidraad heb.

Ethische aspecten

Om de geheimhoudingsverklaring van de respondenten is besloten om de respondenten anoniem te laten blijven. Zij worden benoemd als sleutelfiguur 1 en sleutelfiguur 2. En de kinderen worden op leeftijd geordend. Ik vind het belangrijk duidelijkheid te geven omtrent de gang van zaken van het interview, hoe ik het ga uitvoeren. Daarnaast vraag ik altijd toestemming aan de desbetreffende persoon om het interview op te mogen nemen. Als de respondent geen akkoord geeft voor opname dan dien ik aantekeningen te maken van de interview en de wensen van de respondent te respecteren. Ik werk transparant, dat houdt in dat als de respondent het verslag of het interview wilt nalezen zij dit ten alle tijden kunnen aangeven, zodat zij deze kunnen inzien.

Ik vraag de ouders toestemming, zodat de kinderen mijn enquête kunnen invullen. De ouders benader ik via een brief die ik door de directeur laat ondertekenen. Dit heeft te maken met de leeftijd van de kinderen en ook dat de ouders op de hoogte zijn hiervan en aangeven via een formulier of zij toestemming geven voor hun kind.

Paragraaf 4.2.: Tijdsplanning uitvoering signalering 2

In de zomerperiode mag ik aan signalering 1 en 2 werken en deze inleveren op 1 september. Aangezien ik deze opdracht al eens eerder heb uitgevoerd, heb ik besloten om hetgeen ik gesignaleerd heb aan te passen aan signalering 1 en 2 van het nieuwe afstudeerprogramma. Voor de uitvoering van Signalering 2 heb ik een tijdschema

Leave a Comment

Time limit is exhausted. Please reload the CAPTCHA.