In dit hoofdstuk willen we de eerste deelvraag beantwoorden. Wat is de visie van de Belgen op de oorzaken van de afscheiding van België in 1830?
Over het algemeen waren de meeste Belgen erg blij met de Afscheiding van België. Dit heeft natuurlijk verschillende oorzaken.
Voordat het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden ontstond, door het samengaan van de zuidelijke en de noordelijke Nederlanden, zaten de inwoners van de zuidelijke Nederlanden al niet echt te wachten op een overheersing van een Hollandse vorst. De beide delen van Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden hadden wel een gedeeld verleden. Toch hadden zij al meer dan 200 jaar allemaal afzonderlijke ontwikkelingen doorgemaakt. Vooral het noorden was veel zelfstandiger dan het zuiden, en ook had het een eigen identiteit gekregen.
Tijdens de jaren die kwamen na de samenvoeging bleek dat het voor de Zuidelijke Nederlanden inderdaad niet zo gunstig was. De spanningen en ook de onopgeloste tegenstellingen tussen het noorden en zuiden zorgde voor onder andere in 1828-1829 een gezagscrisis. En dit was niet alleen in Nederland, maar ook in andere landen groeide de kritiek van een nieuwe generatie liberalen op de vaak autoritaire regering. De meesten die kritiek hadden waren er niet op uit op het kapotmaken van het Verenigd Koninkrijk, omdat ze dachten dat dat toch niet zou worden toegestaan.
De zuidelijke Nederlandse liberalen en katholieken waren samen met de noordelijke Nederlanden voor modernisering van het systeem.
De zuidelijke Nederlanders hadden veel verschillende visies op de oorzaken van de Afscheiding. Hieronder worden er vier besproken.
Visie op godsdienstig gebied
De zuiderlingen waren bang dat de koning Willem I hun godsdienst zou overheersen. Koning Willem was namelijk een protestantse vorst, en de Belgen waren katholiek. Ze vreesden dat de koning vrijheid van godsdienst niet toe zou staan.
Na de Franse overheersing bleven de Belgen bij hun katholieke godsdienst, en ze beschouwden de katholieken nog steeds als ketters en afvalligen van het ware katholieke geloof. Hierdoor was het dus voor de zuidelijke Nederlanden moeilijker om de koning te gehoorzamen in tegenstelling tot de noordelijke Nederlanden die wel dezelfde godsdienst hadden als koning Willem I. Het streven van Willem was een nationale protestantse kerk. Dit doel was ook te merken op onderwijsgebied. Het onderwijs onder gezag van de katholieke kerk werd namelijk afgeschaft. Hierdoor was een katholiek liberalisme ontstaan dat zich verzette tegen het ingrijpen van de koning in kerkzaken.
De zuidelijke katholieken wilden graag vrijheid om hun eigen gang te gaan in de zaken van onderwijs en godsdienst in plaats van de bemoeizuchtige Willem I.
Visie op politiek gebied
De meeste staatsinstellingen waren allemaal in het noorden gevestigd. Dit kwam omdat driekwart van de ministers uit het noorden kwam en maar een kwart uit het zuiden. Deze indeling is natuurlijk niet in balans.
Dit zie je ook terug in het leger. Eén op de zes kwam uit de zuidelijke Nederlanden, de rest kwam allemaal uit het noorden, want de koning was opperbevelhebber, en wilde graag goede noordelijke officieren die hem goed konden bijstaan en helpen. Daarom waren de laagste rangen, de infanterie en de cavalerie ook beschikt voor de zuiderlingen. De media bestede hier wel aandacht aan, maar dat werd door de koning natuurlijk niet goedgekeurd en beperkte de persvrijheid van de Nederlanden. Door dit alles voelden de zuidelijke Nederlanden zich natuurlijk erg achtergesteld en niet eerlijk behandeld.
De Belgen en de Nederlanden kregen wel dezelfde grondwet en de regering was verdeeld, want de ene keer was die gevestigd in Den Haag, en de andere keer in Brussel, maar toch was het niet helemaal eerlijk. Dit kwam voornamelijk door de koning. Hij regeerde bijna als een absolute vorst, en ondernam ook acties waarbij de Zuid-Nederlanders achter waren gesteld. De Tweede Kamer bestond toen uit 110 leden, 55 leden voor de zuidelijke Nederlanden met 3,5 miljoen inwoners en 55 leden voor de noordelijke Nederlanden met 2 miljoen inwoners.
Visie op economisch gebied
Er waren ook nog kritiekpunten op economisch gebied. Het was de bedoeling dat er door de samenvoeging een economische bloei zou komen. Ze dachten dat er wel een succesvolle handel zou komen. Het noorden was gespecialiseerd in de landbouw en de ambachtsnijverheid, en het zuiden had juist een hoogontwikkelde textiel industrie, dus men dacht dat het een goede combinatie was en dat het een bloeiende handel werd. Maar het zuiden was hier niet mee eens, want ze dan ook een samenvoeging van staatsfinanciën zouden krijgen en de staatschulden van het noorden was veel hoger dan van het zuiden, dus dan moest het zuiden meer betalen om de schulden weg te werken. Het zuiden had maar een schuld van 26 miljoen gulden en het noorden had wel 1726,5 miljoen schuld. Dit kwam onder andere ook omdat het zuiden overheerst was door grote mogendheden die deze schulden zelf moesten betalen. Aan het begin van 1830 ging de economie al helemaal niet goed. de winter was streng en ook lang. De landbouw en de veeteelt waren in slechte staan. Ook was er in het zuiden overproductie. Dit leidt natuurlijk tot verlaging van de lonen, werkeloosheid en krimping. Het zorgde natuurlijk ook voor een grote ontevredenheid en ellende.
Visie op cultureel gebied
Iedereen werd het hoe langer hoe meer ontevreden over de koning, Willem I wilde de Nederlandse taal ook invoeren in de zuidelijke Nederlanden. Maar hier had het Frans een dominante invloed, en dus werd het plan niet enthousiast ontvangen. De bemoeizucht van de koning irriteerde veel verschillende groepen in het zuiden: de katholieken, de Fransensprekende en de liberalen. Ook vonden ze dat hij veel te machtig was. Maar ze waren niet alleen tegen de koning, ze voelden ook de aversie van de Hollanders en ze bleven daarom wantrouwig tegenover elkaar.
De noorderlingen maakten ook bezwaar tegen de koning, maar dit deden ze wel op een veel rustiger manier.