In de wetenschappelijke literatuur wordt burgerparticipatie gedefinieerd als het proces waarbij individuen deelnemen aan de besluitvorming van instellingen, programma’s en omgeving die hen aangaan (Perkins & Florin & Rich & Wandersman & Chavis 1990).
Volgens Broesse van Groenou & Deeg (2010) (pag 448) zijn er drie verschillende soorten van burgerparticipatie, te weten:
– Sociale participatie. Dit houdt in dat men betrokken is bij sociale activiteiten buitenshuis welke kansen bieden om nieuwe mensen te leren kennen in productieve of recreatieve activiteiten;
– Formele participatie. Dit refereert aan activiteiten waarin een persoon namens een groep actief betrokken is bij politieke- of vrijwilligersorganisaties;
– Informele participatie. Dit verwijst naar actieve betrokkenheid in de gemeenschap, waarbij de eigen ontwikkeling en welzijn centraal staan.
Conclusie welke participatie het meest wenselijk is
De wens voor de toename van burgerparticipatie komt voort uit de groeiende vraag naar formele zorg. Formele zorg is te defini??ren als alle mensen die beroepsmatig in de zorg werkzaam zijn.
Hier tegenover staat informele zorg, wat neerkomt op zorg en ondersteuning welke wordt verleend door mantelzorgers, familieleden, buren, vrienden en vrijwilligers aan mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben, zonder daarvoor aanspraak te maken op betaling van loon (Op het Veld & Wachtmeester, 2012).
Om deze vraag af te laten nemen, staat het verbeteren van de ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers, zij die informele zorg leveren, centraal.
Broesse van Groenou & Deeg (2010) (pag 448, 449, 450)
??f burgers zullen participeren in de samenleving hangt af van meerdere persoonlijke factoren. Als eerste is het opleidingsniveau van belang. Een opleiding definieert de kwaliteiten, vaardigheden en kennis van een persoon welke eventueel van waarde kunnen zijn voor de gemeenschap. Zo zal een accountant w??l kunnen participeren bij bijvoorbeeld financi??le problemen, maar zal hij bij emotionele problemen niet het eerste aanspreekpunt zijn.
Ten tweede is de persoonlijke gezondheid van de burger van belang. Als een burger last ondervindt van een chronische ziekte of een lichamelijke beperking, zal dit de participatiemogelijkheden aanzienlijk verminderen.
Ten derde is het hebben van een betaalde baan een factor. Mensen met een fulltime baan hebben minder tijd voor participatie en besteden hier derhalve ook minder tijd aan. Echter is er tussen mensen met een parttime baan en vrijwilligerswerk sprake van een positieve correlatie.
Tot slot is de burgerlijke staat van een persoon van belang voor het participeren in de samenleving. Hiervoor verwijzen Broesse Van Groenou & Deeg naar de empirische onderzoeken van Choi 2003, Erlinghagen & Hank 2006 en Kalmijn & Broese van Groenou 2005. Uit deze onderzoeken kan geconcludeerd worden dat het hebben van een partner steun en gezelschap geeft bij sociale gelegenheden en getrouwde mensen derhalve meer deelnemen in vrijetijd activiteiten, zoals vrijwilligerswerk.
Daarnaast is er tussen mannen en vrouwen een groot verschil in participatie en de vorm van participatie. Mannen en jongvolwassenen participeren vaker op een formele wijze, terwijl vrouwen vaker deelnemen aan informele participatie (Klumb & Baltes 1999).
Het opvallende aan participatie van Nederlanders in de informele zorg is opvallend. Waar bijna 80% aangeeft terug te kunnen vallen op informele hulp, wordt hier weinig gebruik van gemaakt. Sterker nog, in vergelijking met andere Europese landen is de relatie tussen formele en informele zorg het scheefst het scheefst in Nederland (Pommer & Woittiez & Stevens, 2007).
Om deze verhouding dichter naar de rest van Europa te brengen is het doorvoeren van de decentralisatie, en daarmee het stimuleren van de burgerparticipatie, een goede zet. Hierdoor zal de vraag naar formele zorg afnemen en de vraag naar informele zorg toenemen.
Of informele zorg de formele zorg (deels) kan vervangen, is niet eenvoudig vast te stellen. Het is eenvoudig te stellen dat simpele zorgtaken overgenomen kunnen worden door informele zorg, echter is een duidelijke grens hiervoor niet op te stellen.
Een van de speerpunten van de ingevoerde decentralisaties is het vergroten van de burgerparticipatie in de samenleving. Dit is met de invoering van de Wmo in 2007 reeds ingezet en vertoont door De Kanteling in 2010 sterke beweging naar deze participatie. Voorbeelden van deze kanteling zijn: