In de literatuur worden verschillende namen gebruikt voor lezen via een beeldscherm. De auteurs hebben soms verschillende betekenissen of interpretatie van beeldschermlezen voor ogen terwijl ze dezelfde benaming gebruiken. De verzamelnaam, die vaak wordt gebruikt, is online lezen.
Online teksten verschijnen in verschillende vormen. Lineaire teksten zijn teksten die overgenomen zijn van offline teksten, zoals boeken en PDF documenten. Niet lineaire teksten zijn webteksten, die speciaal voor internet zijn ontworpen. Deze zijn meestal scherm vullend met hyperlinks. Met betrekking tot het lezen van teksten via een beeldscherm worden verschillende namen gebruikt, zoals online geletterdheid, informatievaardigheden, mediawijsheid, mediavaardigheden, online tekstbegrip, ict-competenties of 21st century skills en functioneel geletterdheid.
2.1.1 Zijn er verschillen in begrijpend lezen van papier of via een beeldscherm?
Offline teksten, dus papieren teksten, zijn lineair opgebouwd. Er is sprake van een inleiding, kern en slot. De tekst is een afgesloten cluster met een begin en een eind, waarbij eventueel plaatjes zijn bijgevoegd. De tekst is statisch en verandert niet. Bij een offline tekst is het mogelijk aantekeningen te maken, onderstrepen of markeren. Je hebt de tekst letterlijk in handen. Voor begrijpend lezen van een papieren tekst zijn heel veel didactische werkvormen beschreven, in diverse methodes uit het basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Bonset (2013) beschrijft wat de kerndoelen en referentieniveaus zijn van begrijpend lezen, hoe deze opbouw plaats vindt en geeft diverse lessuggesties en handvatten om deze einddoelen te behalen.
Volgens Marianne Driessen (2012) is uit diverse onderzoeken gebleken dat lezen van een beeldscherm veel moeilijker is, en langzamer gaat dan lezen van papier. De leeftijd van de lezer heeft hierop geen invloed. Ze lezen heel globaal en missen vaak details. Het uitvoeren van cognitieve taken, zoals het vinden van fouten of het onthouden van feiten, vinden ze moeilijker. De teksten voor leesboeken, artikelen en studieboeken worden niet geschreven om via een beeldscherm te lezen. Ze zijn opgemaakt om op A4- of A5 formaat te lezen, om in te bladeren en om tekst en afbeeldingen bij elkaar te overzien. Bij het lezen van deze teksten op een beeldscherm is er geen overzicht over de hele tekst. Vaak moet er gescrold worden en het is het lastiger om taken, die horen bij begrijpend lezen van een tekst op papier, uit te voeren. Bij teksten die voor websites zijn geschreven wordt meestal wel rekening gehouden met de afmeting van het beeldscherm. Ook het lettertype en de plaats van de afbeeldingen zijn anders. Er wordt ook rekening gehouden met het ongeduld van de lezers en hyperlinks worden toegevoegd. Bij het lezen vanaf een beeldscherm is er te veel afleiding om lange tijd geconcentreerd te lezen.
Amanda Rockinson (2013) zegt dat omgekeerd studies, waarbij meerdere passages gelezen worden, leiden tot het verminderen van het begrip. Bij het lezen van langere teksten baren vermoeidheid van de ogen en mentale belasting ook zorgen. Kang (in Rockinson 2013) suggereerde al in 2009, dat met name lager contrast op computers en draagbare elektronische apparaat in vergelijking met afgedrukte versies kunnen bijdragen aan vermoeidheid van de ogen bij het langdurig lezen. Dit onderzoek concludeert dat studenten die lezen via een beeldscherm mogelijk meer vermoeidheid van de ogen ervaren en een verhoogde mentale belasting hebben, dan hun leeftijdsgenoten die lezen van papier. Het gevolg van vermoeide ogen en mentale vermoeidheid kan verminderd begrip veroorzaken en een negatieve invloed hebben op het leren. Wanneer uitgevers besluiten om studiemateriaal vaker online aan zullen bieden, zullen volgens Rockinson, meer tools ontwikkeld moeten worden en onderzoek worden gedaan, om lezen en leren via een beeldscherm geschikt te maken voor de affectieve, psychomotorische en cognitieve leerbehoeften van de studenten.
Het lezen vanaf een E-reader is wel geschikt om lineaire teksten te lezen wanneer je niet hoeft te zoeken of bladeren. Teksten met afbeeldingen en een speciale opmaak, zoals studieboeken, zijn lastig te lezen vanaf een E-reader en soms is dit zelfs onmogelijk.
Het gebruik van een tablet is meer functioneel. Door gebruik van speciale apps, die ervoor zorgen dat teksten passend zijn voor het scherm en extra functies hebben om te zoeken, markeren en koppelen aan andere functies, is de leeservaring verbetert ten opzichte van een computer beeldscherm. Ook hierbij speelt het nadeel dat de aandacht moeilijker bij de tekst kan worden houden vanwege alle afleiding die een tablet biedt.
Nieuwsberichten en mail worden tegenwoordig vaker op de smartphone gelezen. Om die reden brengen uitgevers speciale apps uit voor de mobiele telefoon waarbij teksten sterk zijn ingekort. Ook het lezen van korte verhaaltjes, de zogenaamde ‘cell phone novels’ zijn populair onder de jongeren.
Leu (2015) geeft aan dat men verschil maakt tussen offline begrijpend lezen en online begrijpend lezen binnen de context van ‘Nieuwe Geletterdheid’. Dit impliceert dat die twee gescheiden zijn en heel anders, terwijl zijn onderzoek aantoont dat het een complex mengsel is van nieuwe elementen, zowel offline als online, die plaatsvinden tijdens het online te lezen. Het is dan ook de vraag of er echt iets “nieuws” is. Misschien denkt men dit omdat onderzoekers eerst zijn uitgegaan van een beperkte inzet van het online lezen. Er zijn veel situaties waarin we online lezen, zoals het lezen van een e-mail bericht, een online krant, of een enkele webpagina. Wanneer deze zich voordoen als geïsoleerde leesonderwerpen, verschillen ze niet veel ten opzichte van offline begrijpend lezen. Behalve de online context is er volgens hem waarschijnlijk weinig wezenlijk nieuws.
Volgens Jeroen Clemens (2013 c) zijn teksten die integraal als PDF online staan niet veel anders dan een papieren variant en zijn de vaardigheden die je daarvoor nodig hebt dan ook vrijwel hetzelfde. Ondanks deze bewering geeft hij aan dat het lezen vanaf een beeldscherm moeilijker is. Op mijn vraag: ‘Wat is er dan moeilijker?’ gaf hij tijdens de workshop aan dat hij hierop geen antwoord had en dat zijn onderzoek zich vooral richt op het gericht zoeken van, en in online teksten voor het toepassen tijdens lessen en werkstukken.
Lui (Liu, in Driessen, 2012) geeft aan dat het duidelijk is, dat met de toevloed van digitale teksten via onze computers en telefoontjes de mensen meer tijd besteden aan lezen dan in het verleden. Het is echter zo duidelijk dat het een heel ander soort lezen betreft. ‘Er ontstaat een soort “schermlezen” dat zich kenmerkt door browsen en scannen, het opsporen van trefwoorden, eenmalig en non-lineair lezen. De tijd die we besteden aan diepgaan en geconcentreerd lezen neemt aan de ander kant langzaam maar zeker af.’
In het leesonderwijs speelt het aanleren van leesstrategieën een belangrijke
rol (Driessen, 2012). Leerlingen leren zich te oriënteren op de tekst door deze eerst als geheel te bekijken, kopjes of inhoudsopgaven te lezen. Dit helpt bij het lezen en begrijpen van de tekst. Deze leesstrategieën en de volgorde waarin ze ingezet worden, zijn gebaseerd op het lezen van papier. Voor het lezen van een beeldscherm, bij onder andere de Examentester, van een E-reader en van een tablet zijn andere leesstrategieën nodig. Veel mbo-studenten lezen via de smartphone, tablet of laptop. Hierbij skimmen en scannen ze waarbij ze zich een zeer specifieke leesstrategie aanleren, die handig is bij het snel opzoeken van informatie. Dit is niet hetzelfde als de strategie die nodig is voor begrijpend of studerend lezen. De studenten leren in de les leesstrategieën, die gebaseerd zijn op lezen van papier, welke ze nauwelijks kunnen toepassen op hun manier van lezen van het beeldscherm. Anderen hebben veel moeite met lezen van digitale teksten omdat ze ook al moeite hebben met teksten op papier. ‘Een didactiek voor het nieuwe lezen,
waarin het lezen van papier een volwaardige plek behoudt naast het
digitale lezen, is dringend noodzakelijk. Niet alleen om straks te slagen
voor het digitale leesexamen, maar vooral om goed toegerust te zijn voor
een leestoekomst die al is begonnen’ (Driesen, 2010).
Volgens alle onderzoekers is er verschil tussen begrijpend lezen van papier en lezen vanaf een beeldscherm. Het lezen vanaf een beeldscherm is moeilijker en gaat langzamer. Geen enkel onderzoek geeft echter aan wat dan het verschil is en enkele onderzoekers concluderen zelfs dat er geen verschil is.
2.1.2 Vaardigheden voor begrijpend lezen op de computer
De digitale toets leesvaardigheid in combinatie met luistervaardigheid is ontwikkeld door Cito met behulp van de software Examentester. Dit systeem, dat volgens ict-termen verouderd is, komt absoluut niet overeen met de leeservaring van de lezers. De teksten uit boeken, kranten, tijdschriften en websites met hun eigen opmaak zijn allemaal terug gebracht tot ‘kale teksten’ in een klein schermpje. Hiermee is een leesmedium gecreëerd dat op geen enkele wijze aansluit bij de authentieke leeservaring.
Marianne Driesen zegt dat aandachtig, reflectief lezen problematisch is geworden. We zijn gewend geraak aan digitale teksten waarin we klikken en scrollen. Voor diepgaand, begrijpend lezen hebben we overzicht nodig en een prikkelarme omgeving. Niet alleen in het leesmedium maar ook daarbuiten. Zij geeft aan dat de technologie hiervoor al mogelijkheden biedt, maar dat die dan wel gekend en gebruikt moeten worden. Volgens Carr (In Versluis 2010) kunnen we ons brein verpesten. Door het vele surfen op internet zijn onze hersenen alleen nog in staat om oppervlakkig te scannen en zijn we snel afgeleid. Deze gedragingen zijn ondertussen al zo in ons brein gegrift, dat we ook in andere settings zo handelen. We zijn te onrustig geworden om ons ergens op te concentreren, dingen te onthouden, te leren en een boek lezen. Volgens neurologen en psychologen is er nog te weinig onderzoek verricht om deze conclusie te trekken. De Leuvense cognitief psycholoog Van Nimwegen, die wordt aangehaald door Carr, geeft aan dat nieuwe technologie altijd invloed heeft op ons gedrag. Ook de Groningse hoogleraar kunstmatige intelligentie Taatgen zegt dat internet kan leiden tot negatieve gedragsverandering en dat mentaal inspannende taken zich niet lenen voor multitasken.
Cho (2015) heeft op de Iowa State University onderzoek gedaan naar de online leesvaardigheid. Uit dit onderzoek komt naar voren dat studenten, afkomstig uit een lagere milieuklasse minder vaardig zijn in online begrijpend lezen dan leerlingen uit een hogere milieuklasse. Hij wijt dit verschil aan, het wel of niet in aanraking komen met verschillende devices en leesboeken op jonge leeftijd. Wanneer in de omgeving niet of weinig gelezen wordt en de mogelijkheid tot het gebruik van internet beperkt is tot school of bibliotheek, leren de lezers minder goed intensief lezen. Volgens hem is deze inkomensongelijkheid mede de oorzaak dat deze studenten, ondanks vergelijkend intelligentieniveau, meer problemen ervaren met het verwerken van online tekstgegevens. De studenten kregen vervolgens een jaar lang de ‘Ik denk hardop cursus’. In Nederland noemen we dit moddelen. De uitkomst van deze cursus laat zien dat de studenten uit de ‘lagere milieuklasse’ in dit jaar minimaal 44% van hun achterstand inhaalden ten opzichte van de studenten uit de ‘hogere milieuklasse’. Cho geeft aan dat er waarschijnlijk geen wezenlijk verschil is tussen online- en offline begrijpend lezen. Het enige verschil is de context. Lezen van papier kan veel vormen aannemen en het lezen is ter ontspanning, om een probleem op te lossen of een vraag te beantwoorden. Online intensief lezen is vooral geconcentreerd rond onderzoek en leren. Gezien het toegenomen belang van online informatie in ons leven, wordt het begrijpend lezen ontzettend belangrijk voor de studenten en hierdoor ook het onderwijzen in deze manier van lezen.
Samenvattend zijn de vaardigheden die gebruikt worden voor begrijpend lezen van papier, dezelfde als die voor het lezen via een beeldscherm. Door het gebruik van onder andere de smartphone, lezen studenten wel meer, maar vluchtig en niet intensief. Volgens Cho is het mogelijk deze houding te veranderen door aandacht te besteden aan de manier waarop gelezen moet worden via een beeldscherm.
2.1.3 Wat biedt de vakliteratuur aan didactische mogelijkheden, om de studenten vaardiger te maken in het online begrijpend lezen
Veel docenten denken volgens Clemens (2014 e) onterecht, dat ze jongeren die opgegroeid zijn met internet, niets meer kunnen leren. Jongeren, ‘digital natives’ zijn opgegroeid met internet en zijn goed in het gebruiken van nieuwe apps en programma’s. Dit betekent niet dat ze ook alle online informatie begrijpen. Nieuwe teksten en vormen van communicatie vragen ook om nieuwe vaardigheden om goed te kunnen lezen en schrijven. Deze vaardigheden en strategieën beheersen leerlingen niet vanzelf, waardoor het traditionele onderwijs in lees- en schrijfvaardigheid niet voldoende blijkt te zijn (Coiro & Moore, 2012; Leu, Zawilinski, Forzani & Timbrell, 2011).
Karsmakers (in Driessen, 2010) heeft onderzocht voor de ontwikkelaars hoe een examen lezen eruit zou moeten zien. Zij geeft de volgende aanbevelingen:
– Biedt de leesteksten op papier aan en de items op de computer.
– Geef kandidaten de kans om vooraf te oefenen met de usersinterface.
– Biedt korte teksten aan die in hun geheel op het scherm passen, zodat er niet gescrold hoeft te worden.
– Indien een langere tekst niet helemaal op het scherm past, kies dan voor paginering in plaats van scrollen.
– Biedt teksten die langer zijn dan een scherm ook op papier aan.
– Zorg ervoor dat de items en de tekst tegelijk op het scherm staan.
– Biedt telkens één item tegelijk aan op het scherm.
Lezen vanaf een laptop of computer vinden de meeste mensen onprettig en ze houden het niet lang vol. Het is belangrijk de volledige aandacht aan het leesproces te geven en alle signalen die kunnen afleiden uitschakelen. Multitasken gaat niet bij begrijpend lezen, ook al denken jongeren hier anders over. Voor taaldocenten betekent dit dat zij in hun leesonderwijs expliciet aandacht hieraan moeten besteden door middel van directe instructie, en veel ruimte voor interactie en reflectie in de groep. Daarnaast moeten docenten zelf zoveel mogelijk ervaring opdoen met het lezen van digitale teksten, om ‘ervaringsdeskundige’ te worden (Driessen, 2013).
Noyes en Carland (2008) zeggen dat we voorzichtig moeten zijn met onze interpretaties van de uitkomsten van onderzoeken wat betreft online lezen.
De onderzoeken spreken elkaar tegen. Het is nodig dat er verdergaand onderzoek wordt verricht, welke vaardigheden nodig zijn om te lokaliseren, evalueren en communiceren van de informatie op internet. Er moet meer aandacht besteedt worden aan het ontwikkelen van valide en betrouwbare beoordelingen van online begrijpend lezen binnen de context van de studierichting die de studenten volgen. Vaardigheden en strategieën die ontwikkeld zijn bij het traditionele lezen moeten ook ontwikkeld worden om bekwaam te lezen via een beeldscherm. Het traditionele begrijpend lezen is een geschikte uitvalsbasis om toekomstige hypotheses te vergemakkelijken, waarbij de bestaande kennis gebruikt moeten worden voor de leesvaardigheid van offline- en online teksten. Begrijpend lezen vanaf een scherm is niet een op zichzelf staand item, maar heeft ook te maken met cognitieve taken, motivatie en voorkennis.
De meeste onderzoeken richten zich op zoekvaardigheden en er wordt weinig aandacht besteed aan kritische evaluatie en leesvaardigheid volgens Zang (2012). In zijn onderzoek constateert hij dat docenten zich er niet van bewust zijn, dat de studenten de neiging hebben om online bronnen op een oppervlakkige manier te lezen. Een software tool die ontworpen is om studenten in het lezen te ondersteunen moet belangrijke strategieën bevatten zoals een skim-lees-samenvatten structuur met behulp van aanwijzingen om de studenten te stimuleren en te begeleiden. Verder moet de tool hulp bieden bij het denkproces, die aansluit bij het lezen om te leren.
Om ‘stressvrij’ te kunnen lezen op internet is de kennis van slimme hulpmiddelen onontbeerlijk. Voor verschillende devices zijn hulpmiddelen ontwikkeld zoals de apps Readablility en Showliner. Iedere gebruiker zal zijn eigen voorkeur voor bepaalde apps hebben en dagelijks worden nieuwe apps ontwikkeld. In de literatuur wordt wel aangegeven dat studenten andere vaardigheden nodig hebben om via een beeldscherm te lezen maar er wordt niet expliciet aangegeven welke didactische aanpak dan wel gevolgd moet worden.