Voordat ik volgend schooljaar met mijn BPV3 ga starten, wilde ik door middel van mijn gekozen thema een klein onderzoek doen naar mijn doelgroep van mijn BPV3. Mijn doelgroep tijdens mijn BPV3 zal voornamelijk in de psychogeriatrie zijn. Om meer duidelijkheid te geven, geef ik hieronder eerst een korte beschrijving over de organisatie waar ik mijn BPV3 ga uitvoeren.
BPV3 organisatie:
Archipelzorggroep locatie Ekelhof te Eindhoven levert specialistische zorg in een omgeving waar cliënten met een bijzondere zorgvraag zich thuis voelen op gebied van wonen en welzijn (Archipel, 2016). Men is gespecialiseerd in psychogeriatrische zorgbehoefte. Ekelhof is een kleine locatie met vijf verdiepingen waar in totaal 60 cliënten wonen. Beleving is een belangrijk uitgangspunt binnen Ekelhof.(Archipel, 2016). Ze volgen het leefritme van de cliënten en luisteren naar hun wensen en behoeftes. Door warme zorg en een uitgebreid aanbod aan activiteiten, creëren ze een fijne genoeglijke woonomgeving (Archipel, 2016). Ik ga binnen de Ekelhof stage lopen als dagbestedingscoach. Hierbij zorg ik samen met de cliënten en familie dat er een zo’n goed mogelijk op maat gemaakt activiteitenprogramma opgesteld wordt. Dit programma moet passen bij de interesses en mogelijkheden van de cliënten, waarbij de beleving van de cliënt erg belangrijk is. Er wordt iedere dag een breed aanbod van verschillende activiteiten in clubverband georganiseerd in samenwerking met een grote groep vrijwilligers. Hierbij ga ik een rol spelen in het opstellen en begeleiden van deze activiteiten. De doelgroep waar ik het meeste mee in aanraking zal komen zijn cliënten met psychogeriatrische zorgbehoefte zoals Korsakov, Lewy body, Alzheimer in de leeftijd van zestig – honderd jaar.
Waarom dit thema:
Tijdens mijn MBO opleiding heb ik wel ervaring opgedaan in psychogeriatrie maar daar had 90% van de cliënten de ziekte van Alzheimer en ben nog nooit echt opzoek gegaan naar literatuur over deze doelgroep. De locatie Ekelhof is echter specifiek gespecialiseerd in alle uitzonderingen zoals Vasculaire, Lewy body etc. Ik heb daarover nog weinig achtergrondinformatie en dat is ook meteen de reden waarom ik ervoor gekozen heb om een kort onderzoek te doen. Daarbij wil ik om te beginnen de basiskennis gaan onderzoeken zoals fases, kenmerken etc. Daarna op zoek gaan naar de specifieke begeleidingsbehoeftes en benaderingen en als laatste nog de interesses, wensen en behoeftes gekoppeld aan dagbesteding omdat dit ook een uitgangspunt is van de Archipel (Archipel, 2016). Mij lijkt dit thema relevant om er op deze manier voor te zorgen dat ik vooraf achtergrond- informatie heb over deze doelgroep zodat ik ze sneller leer kennen en kan inspelen op hun ziektebeeld, begeleidingsbehoefte en interesses rondom dagbesteding.
Hoofdstuk 2: Kernvragen
De drie hoofdthema’s die ik wil gaan onderzoeken zijn:
-Algemene basiskennis van de verschillende ziektebeelden
-Specifieke begeleidingsmethodes/benaderingen voor de doelgroep
-Interesses, wensen en behoeftes gekoppeld aan dagbesteding
Ik stel dadelijk drie kernvragen op gekoppeld aan de drie thema’s. Op deze drie kernvragen wil ik aan het einde van mijn verslag een antwoord kunnen geven en eraan koppelen wat ik hiervan mee ga nemen naar mijn BPV3.
Vraag 1: Wat was er het meest opvallend wat ik gevonden hebt over de basiskennis van de verschillende ziektebeelden?
Vraag 2: Welke benaderingen denk ik het meeste in te gaan zetten tijdens mijn BPV3?
Vraag 3: Waarom is het van belang dat ik inspeelt op de interesses, wensen en behoeftes van mensen met dementie op het gebied van dagbesteding?
Gekoppeld aan de literatuur:
Tijdens het opstellen van mijn kernvragen heb ik alvast een kort literatuur onderzoek gedaan en daaruit is gebleken dat psychogeriatrie (dementie) een verzamelnaam voor aandoeningen die achteruitgang met zich meebrengen in vooral in het geheugen maar ook in stemming en gedrag van mensen (Zorggroep Atlans, 2016). De meest voorkomende vorm van dementie is de ziekte van Alzheimer. Maar deze vorm komt het minste voor tijdens mijn BPV3 volgend schooljaar. De andere vormen zoals Lewy body, vasculaire dementie etc. worden vaak vergeten. Deze vormen zijn ook steeds meer in opkomst en is het van belang dat daar meer aandacht voor komt (Zorggroep Atlans, 2016). Hiervoor biedt Ekelhof gespecialiseerde zorg (Archipel, 2016). Waardoor het relevant is dat ik hierover een basiskennis beschik. Het meest opvallende kenmerk van dementie is, volgens Zorggroep Atlans (2016), het achteruitgaan van het geheugen. Maar iemand die alléén geheugenproblemen heeft, hoeft nog geen dementie te hebben. Daarom vind ik het van belang om eerst onderzoek doen naar de basiskennis omtrent dementie zodat ik daarna verder de behoeftes, begeleiding en stijlen van de bewoners zijn kan onderzoeken. Zodat ik op het begin van mijn stage al voorkennis heb. Een van de belangrijkste punten bij het omgaan met iemand met dementie, is het belang om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de veranderende belevingswereld (Alzheimer Nederland, 2016). Volgens Alzheimer Nederland (2016) helpt vaak rust en een vast ritme. Iemand corrigeren heeft weinig zin (Alzheimer Nederland, 2016). Ik wil graag gaan onderzoeken welke benaderingen ik kan inzetten zodat ik tijdens mijn BPV3 weet welke het beste bij mij past zodat ik daar rekening mee kan houden. Ook vanuit Alzheimer Nederland (2014) geven ze aan dat het voor iemand met dementie het steeds moeilijker wordt om aan activiteiten te beginnen, eraan deel te nemen en deze af te maken. Door samen activiteiten uit te zoeken, die passen bij wat de cliënt nog kan en wil doen, helpt men zijn/haar weer plezier in het leven te geven (Alzheimer Nederland, 2014). Hierin wil ik ook graag globaal kijken naar de meeste interesses, wensen en behoeftes van mensen met dementie op het gebied van dagbesteding.
Hoofdstuk 3: Het resultaat
1) Algemene basiskennis:
Dementie is een verzamelnaam van symptomen, waarbij de verwerking van informatie van de hersenen verstoord wordt (Alzheimer Nederland, 2016). Dementie is dus een verzamelnaam voor de ruimt vijftig ziektes die zorgt voor verstoring in het verwerken van informatie. De meeste vormen die je ziet onder ouderen zijn de ziekte van alzheimer, vasculaire dementie, Lewy Body, Korsakov en Frontoemproale dementie. Oorzaken hiervan kunnen zijn hersentrauma, vergiftiging maar ook meerdere CVA’s (herenbloedingen, herseninfarcten) en frontaalkwabdementie die veroorzaakt wordt door een fout in chromosoom 17 die stapeling van eiwitten in de zenuwcellen veroorzaakt (Dementia, 2016). Kenmerken die het meeste bij dementie passen zijn geheugenstoornissen, taalstoornissen, problemen in de praktische vaardigheden, problemen in de visuele herkenning, stoornissen in de uitvoerende functies. Al deze vormen komen al op 1 op de 5 mensen voor volgens Alzheimer Nederland (2016).
Verschillende fases van dementie:
Ieder persoon ervaart dementie op zijn eigen manier volgens Alzheimer Nederland (2016). Maar om door het verloop in fasen voor te kunnen stellen als hulpverlener kun je veranderingen die je na verloop van tijd bij een cliënt beter begrijpen. Je kunt de kenmerken verdelen in drie verschillende fases zoals de vroege, midden en late fasen. Deze kenmerken zijn over het algemeen bekeken van alle verschillende vormen (Dementie, 2016). Maar iedere vorm van dementie heeft weer een andere specifieke verloop van deze ziekte (Alzheimer Nederland, 2016).
1)Vroege fase:
Dementie begint vaak geleidelijk aan met kleine veranderingen in het gedrag of capaciteiten van een persoon. Vaak worden in die tijd deze tekens onterecht gekoppeld aan stress of een schokkende gebeurtenis, of gewoon aan het ouder worden. Achteraf wordt het pas duidelijk dat het de eerste tekenen van dementie waren (Alzheimer Nederland, 2016).
Meeste duidelijk kenmerken die zichtbaar worden zijn:
-Meest recente gesprekken en gebeurtenissen vergeten;
-Zich gaan herhalen;
-Nieuwe ideeën trager begrijpen;
-De draad van een verhaal verliezen;
-Verward zijn;
-Minder vloeiend gaan spreken;
-Het moeilijk vinden om beslissingen te nemen;
-Interesse in andere mensen en activiteiten gaan verliezen.
In deze fase is volgens Alzheimer Nederland (2016) het belangrijkste dat deze cliënten geholpen wordt met het behouden van zijn onafhankelijkheid. Het is verleidelijk om dingen voor deze persoon over te nemen, maar mensen met dementie behouden meer hun gevoel van eigenwaarde als ze nog de kans krijgen om dingen zelf te doen, met ondersteuning indien ze dat nodig hebben.
2)Midden fase:
Wanneer een cliënt na verloop van tijd de dementie vordert, worden steeds meer veranderingen zichtbaar en groter. Zo is er meer ondersteuning nodig bij de dagelijkste bezigheden (Alzheimer Nederland, 2016). Zo kan er in deze fase hulp nodig zijn bij het regelmatig herinneren aan of te helpen bij het eten, wassen, naar het toilet gaan etc. dus de dagelijkste bezigheden. De cliënt gaat zichtbaar meer vergeten zoals namen, steeds dezelfde vraag stellen of zij herhalen (Alzheimer Nederland, 2016). Het herkennen van mensen wordt ook lastiger en daardoor halen mensen door elkaar. In deze fase moet je er ook rekening mee houden volgens Alzheimer Nederland (2016). Dat sommige personen makkelijk overstuur, boos of agressief of achterdochtig worden. Nog meer kenmerken die zichtbaar worden in deze fase hieronder op een rijtje:
-Ze worden verward zijn ze zijn;
-Weglopen of de weg kwijtraken;
-Verward zijn over te tijd;
-Moeite in een dag/nacht ritme te blijven
-Zichzelf of andere in gevaar brengen (bijvoorbeeld gas van het fornuis aan te laten staan)
-Problemen met waarneming.
3)Late fase:
In de laatste fase van dementie zal de cliënt nog meer hulp nodig hebben en geleidelijk aan volledige afhankelijke van anderen worden (Alzheimer Nederland, 2016). Het verlies van geheugen kan erg op de voorgrond zijn, waarbij de persoon bekende voorwerpen, mensen of omgeving helemaal niet meer herkent. Soms kan er wel een plotselinge moment van herkenning zijn volgens Alzheimer Nederland, 2016). Niet alleen het geheugen is in de fase aangetast maar ook gaan deze personen lichamelijk achteruit. Ze gaan onvast lopen, gaan schuifelen en kunnen uiteindelijk bedlegerig worden (Alzheimer Nederland, 2016). De laatste meest voorkomende kenmerken in deze late fase zijn:
-Ze krijgen moeite met kauwen en slikken;
-Aanzienlijk gewichtsverlies;
-Incontinentie voor urine en later ontlasting;
-Geleidelijke verlies van spraak;
-Onrustig worden
-Verdrietig en agressief zijn, vooral als ze zich bedreigd voelen;
Het gemiddelde verloopt van mensen met dementie is tussen de acht en tien jaar nadat de eerste verschijnselen beginnen. De levensverwachtingen daarin tegen varieert echter aanzienlijk van persoon tot persoon volgens Alzheimer Nederland (2016) en ka uiteenlopen van drie tot twintig jaar.
Vormen en symptomen van dementie:
1) Alzheimer:
Alzheimer is de meest voorkomende ziekte van dementie. Zo’n 70 procent van de mensen net dementie hebben deze vorm (Dementia, 2016). Bij de ziekte van Alzheimer verloopt de afbraak van eiwitten in de hersenen niet meer goed waardoor de zenuwcellen steeds minder goed met elkaar verbonden blijven. Dit wordt steeds erger tijdens het verloop van deze ziekte. Bij Alzheimer wordt nieuwe informatie steeds minder goed opgenomen (Dementia, 2016). Handelingen worden minder gemakkelijk uitgevoerd dat noemen we apraxie. Het moeilijk zeggen wat er bedoelt wordt noemen we afasie (Dementia, 2016). Agnosie betekend dat voorwerpen, geuren geluiden etc. minder wordt herkent.
Vaak is er daarbij nog sprake van desoriëntatie (Dementia, 2016). Helaas is op dit moment geen genezing mogelijk van Alzheimer. Hoe snel deze ziekte zich ontwikkelt hangt ook af per persoon.
2) Frontotemportale dementie:
Bij deze vorm van dementie is de frontaalkwab (voorste deel van je hersenen) en/of de temporaalkwab beschadigd. Deze hersengebieden zijn verantwoordelijk voor ons gedrag, emotionele reacties, taalvaardigheid en motoriek. Deze vorm kun je opdelen in drie verschillende vormen volgens Dementia (2016):
1. Veranderingen in persoonlijkheid, emoties, gedrag en het beoordelen van situaties.
2. Veranderingen in taalvaardigheid, waarbij spreken, begrijpen, lezen en schrijven moelijker wordt.
3 Veranderingen in motoriek, waarbij bewegen, lopen en coördineren moelijker wordt.
Deze vorm komt het meest voor op jonge leeftijd al tussen den 40 en 60 jaar (Dementia, 2016). Ook voor deze vorm is op dit moment geen genezing mogelijk. Wel zijn er behandelingen die zich richten op vermindering van deze kernmerken die hierboven staan beschreven.
3.Lewy body dementie:
Bij Lewy body dementie liggen de zenuwcellen ingekapseld, waardoor de verbindingen tussen de zenuwcellen verstoord worden (Dementia, 2016). Daarom kunnen de symptomen per dag verschillen in hoeverre de zenuwcellen impulsen doorlaten. Meest voorkomende symptomen zijn:
-Alertheid wordt vaak afgewisseld met verwardheid;
-Er is vaak sprake van hallucinaties;
-Verschijnselen zoals stijfheid, langzame bewegingen en gebogen postuur (Dementia, 2016).
Al deze symptomen lijken veel op de ziekte van Alzheimer als Parkinson waardoor er vaak op het begin een verkeerde diagnose gesteld wordt (Dementia, 2016). Ook deze vorm is vooralsnog niet te genezen.
4.Vasculaire dementie:
Vasculaire dementie is een vorm waar bepaalde hersengebieden afgestorven zijn, wat vaak door een beroerte veroorzaakt wordt. De symptomen hangen af van het gebied dat beschadigd is, maar volgens Dementia (2016) is er vaak sprake van de volgende kenmerken:
-Concerteren wordt moeilijk;
-Het tempo van denken, prakten en handelingen uitvoeren neemt af;
-Lichamelijke gevolgen als verlamming, gevoelsverlies en spierverstijvingen treden op.
Ook voor deze vorm is nog geen genezing mogelijk (Dementia, 2016).
5. Zeldzame vormen:
Er zijn ook nog diverse zeldzame vormen van dementie, zoals korsakov, aids dementie en de ziekte van Creutzfeldt-Jakob. Daarnaast zijn er ziektes die dementieachtige verschijnselen geven, zoals het Korsakov syndroom, de ziekte van Parkinson en het organisch psycho syndroom, ook wel schildersziekte genoemd (Dementia, 2016). Deze vormen ga ik tijdens mijn stage verder onderzoeken indien ik deze tegen ga komen op mijn stageplaats.
2) Begeleidingsbehoefte en benaderingen:
Dementie heeft een grote invloed op het leven van mensen met dementie en ook hun nabije omgeving (Van Maar, 2016). Een persoon met dementie wordt steeds afhankelijker van zijn omgeving waardoor het van belang dat de omgeving maar ook de hulpverleners aansluiten bij de begeleidingsbehoeftes van deze persoon (Van Maar, 2016). Je krijgt steeds te maken met het proces van verlies en veranderende zorgtaken. Het werken vanuit belevingsgerichte zorg dus het in te spelen op de ‘ik-beleving’ pas je de zorg/begeleiding aan op de behoeften van de persoon met dementie (Van Maar, 2016). De ik-beleving (hoe ervaart de cliënt zichzelf en de wereld om hem heen) is verdeeld in 4 fases (Van Maar, 2016). Zoals fase van ‘het bedreigde ik’ wordt de cliënt geconfronteerd met verlies van mogelijkheden als gevolg van cognitieve stoornissen. Hierbij kun je als hulpverleners volgens Van Maar (2016) proberen het gevoel van angst en onveiligheid te verminderen en daarnaast beroep doen op de vaardigheden die niet achteruit zijn gegaan. Beroep doen op de mogelijkheden en terughalen naar de werkelijkheid (realiteitsoriëntatiebenadering). In de volgende fase van ‘het verdwaalde ik’ raakt de cliënt steeds meer gedesoriënteerd en verdwaalt in de werkelijkheid en het eigen verleden (Van Maar, 2016). Hierbij kun je als hulpverlener houvast bieden, de dagelijkste leefomgeving structureren. Verder zoveel mogelijk aansluiten bij de interesses en behoeftes van de cliënt. Het aanbieden van Validation dus het aansluiten bij het unieke persoon en behandelproces met eigen wensen en behoeftes. In de volgende fase volgens Van Maar (2016) is ‘het verborgen ik’. In deze fase is de cliënt verdwijnt in zijn eigen innerlijke wereld en bijvoorbeeld geen tijdsbesef meer. In deze fase gaat het contact met de omgeving ook verloren. Bij deze fase kun je als hulpverlener het beste aansluiten op de directe zintuigelijke behoefte (warmte, rust, sfeer, beleving) van de cliënt (Van Maar, 2016). Hierbij is een rustige en prikkelarme omgeving van belang. In de laatste fase ‘het verzonken ik’ is het besef van zichzelf en de leefomgeving helemaal verloren. Er is in deze fase nauwelijks nog sprake van emotie. Beleving gaat voornamelijk nog alleen via de zintuigen (Van Maar, 2016). Als hulpverlener kun je inspelen via snoezelen op de zintuigelijke/lichamelijke behoeftes. Je kunt contact maken volgens Van Maar (2016) lichamelijk contact maken, praten (zacht en rustig) en zintuigelijke prikkels aanbieden.
3) Interesses, wensen en behoeftes gekoppeld aan dagbesteding:
Volgens Alzheimer Nederland (2014) blijkt dat plezierige activiteiten in combinatie met lichaamsbeweging leiden tot het verminderen van gedragsproblemen, angst en depressie. Het dus ook volgens Dementia (2015) van belang bij dementie om je hersenen aan de gang te houden waar dagbestedingen een belangrijk onderdeel van is bij mensen met dementie.
Het is dus volgens Alzheimer Nederland (2014) belangrijk dat activiteiten even belangrijk zijn als goede zorg. Waarbij is gebleken dat 70% van de mensen met dementie met activiteiten stopt door gebrek aan zelfvertrouwen, 39% komt slechts één keer per week buiten de deur, 50% vermijdt de buurt want men voelt zich gehinderd door hun eigen beperkingen. Oftewel: de uitdaging is om te voorkomen dat mensen stoppen met activiteiten (Alzheimer Nederland, 2014). Volgens Alzheimer Nederland (2014) hebben de nieuwe ouderen andere interesses en behoeften, met meer aandacht voor natuur, cultuur en welzijn en sport. Mensen met dementie willen blijven meedoen, ergens bij horen en een zinvolle bijdrage leveren. Ook mensen met dementie willen iets betekenen voor anderen. Waarbij van belang is dat je de activiteiten afstemt op mogelijkheden en talenten van de mensen met dementie. Dus je moet vooral een beroep doen op wat mensen met dementie nog wel kunnen (Alzheimer Nederland, 2014). Je moet daarbij wel letten op dat je aansluit op de fase van dementie waar de cliënten inzitten. Cognitietraining is vooral aan het begin een passende activiteit volgens Alzheimer Nederland (2014), terwijl Muziektherapie ook later in het ziekteproces aansluit. Daar kun je alleen maar achter komen door activiteiten uit te proberen en goed op de hoogte zijn van welke cliënten eraan gaan deelnemen. Naar mate je meer ervaring krijgt, volgens Alzheimer Nederland (2014), kun je je activiteiten steeds beter afstemmen op de interesses, wensen en behoeftes van de doelgroep.
Hoofdstuk 4: De conclusie
Als ik terug kijkt op het literatuuronderzoek wat ik gedaan heb met behulp van mijn vooraf opstelde kernvragen zoals over de basiskennis, begeleidingsbehoeftes/benaderingen en interesses, wensen en behoeftes gekoppeld aan dagbesteding, is de doelgroep waarmee ik volgend jaar stage ga lopen complexer dan ik dacht. Doordat er allemaal verschillende vormen, fases, behoeftes en wensen door elkaar wonen is het belangrijk dat ik schakelen en flexibel te zijn. Als je alleen al kijkt naar de basiskennis weet ik nu al dat ik volgend jaar er mijzelf nog verder in wil gaan verdiepen. Er is zoveel interessante stukken te vinden maar voor nu heb ik geleerd dat er allemaal verschillende fases zijn en vormen met daarbij passende kenmerken. Maar als ik dan een specifieke cliënt heb, hoop ik de gevonden literatuur eraan te kunnen koppelen. Ik denk als ik er echt mee te maken ga krijgen in de praktijk dus een beter plaats kan geven. Want ik weet dat ik het meeste ervan leer als ik literatuur kan koppelen aan een beeld of persoon (beeld denker). Kijkend naar het tweede stukje over de begeleidingsbehoeftes en benaderingen, verwacht ik volgend jaar tijdens stage met van alles wat mee te maken te krijgen. Er zitten zoveel verschillende vormen en fases van mensen met dementie door elkaar binnen Ekelhof dat ik alle benaderingen wel in moet zetten. Maar mijn voorkeur gaat naar de realiteitsoriëntatie benadering, het proberen terug halen naar de realiteit en het blijven stimuleren van zelfstandigheid om er voor te zorgen dat ze niet harder achteruit gaan dus het proberen uit te stellen, dat lijkt mij een uitdaging om dat samen te doen op het gebied van dagbesteding. Dus dat kan je koppelen aan de cliënten in de bedreigde en verdwaalde ik. Verder is het snoezelen iets wat mij heel erg aantrekt dus de cliënten in de verbogen en verzonken ik. Het in contact komen met zintuigelijke waarnemingen en lichaamscontact om zo ervoor te zorgen dat deze ouderen toch nog van alles ervaren. Ik heb hier nog geen ervaring mee en zou dat graag volgend jaar gaan leren. Zeker in de laatste fase van iemands leven toch niet iets te kunnen betekenen. Uit het laatste stukje over de interesses, wensen en behoeftes gekoppeld aan dagbesteding, kwam naar voren hoe belangrijk het is om in te spelen op de wensen en behoeftes van dementerende ouderen. Ook is er uit onderzoek gebleken dat activiteiten leiden tot vermindering van gedragsproblemen. Maar ook dat er veel mensen stoppen met activiteiten omdat ze de grip verliezen. Daarom is het nog belangijker dat ik binnen Ekelhof leer om e.e.a. af te stemmen op de wensen en behoeftes van de cliënten. Maar dat dit wel een proces is, want ik moet eerst de cliënten leren kennen en daarna kan ik erop leren inspelen. Want ieder mens is uniek!
Kortom: Ik heb met dit onderzoek een basiskennis aangelegd waarmee ik de eerste weken op mijn BPV3 aan de slag kan. Maar ook waar ik het aankomend schooljaar mezelf verder in ga verdiepen en ga ontwikkelen in de praktijk. Ik ben heel benieuwd wat ik nog meer ga leren volgend schooljaar maar ik heb er zin in!