Grondrechten zijn niet absoluut. Deze mogen begrensd worden als daarvoor een objectieve rechtvaardiging bestaat. Zoals in het geval een islamitische man op grond van zijn geloofsovertuiging weigert om (ongehuwde) vrouwen de hand te schudden. Bij de weigering om personen van het andere geslacht de hand te schudden, conflicteren twee grondrechten met elkaar. Dit zijn het recht van gelijke behandeling van mannen en vrouwen en het recht van godsdienstvrijheid. Aan de hand hiervan wil ik inzicht krijgen welke belangenafweging voor de rechter in dit geval juridische basis vormt. Deelvragen.
Gelijke behandeling en godsdienstvrijheid
Het grondrecht gelijke behandeling gaat over het gelijkheidsbeginsel. Elke burger moet in gelijke gevallen op een gelijke manier behandeld worden. Hierdoor is discriminatie op basis van godsdienst, politieke gezindheid, levensovertuiging, ras, geslacht, of op welke andere grond dan ook, verboden. Daarnaast is een ieder in Nederland door de grondrecht vrijheid van godsdienst vrij om zijn godsdienst of levensovertuiging te kiezen. Tevens is een ieder vrij om zowel binnen als buiten de muren te laten zien wat zijn godsdienst of levensovertuiging is. Echter zijn gelovigen in dit geval verplicht om aan andere artikelen van de Grondwet en aan andere wetten te houden.
Conflicterende grondrechten
Het schudden van handen is in de westerse samenleving een gebruikelijke, algemeen geaccepteerde begroetingsvorm. Daarmee wordt wederzijds respect uitgedrukt. Het weigeren van een aangeboden hand wordt als een belediging opgevat. Voor moslims is het verboden om iemand van een ander geslacht, die geen familie is, een hand te geven. Het geven van een hand wordt aangemerkt als in strijd met de goede zeden, omdat de persoon van het andere geslacht er door in verleiding zou kunnen worden gebracht. Vanuit de cultuur bij orthodoxe moslims geeft de weigering om handen te schudden dus juist blijk van respect of eerbied voor een persoon van het andere geslacht. Ook wordt het schudden van handen als onrein gezien. Dit heeft tot gevolg dat een orthodoxe moslim na het schudden van handen, niet zijn volgende dagelijkse gebed mag doen zonder rituele wassing. De weigering van moslims om personen van het andere geslacht de hand te schudden, wordt aangemerkt als een geloofsuiting. Dit past binnen de ruime uitleg die aan het begrip godsdienst wordt toegekend. Bij de weigering om personen van het andere geslacht de hand te schudden conflicteert de
De onderlinge verhouding van grondrechten
Oud- Tweede Kamerlid Boris Dittrich diende in 2001 een motie in. Hij verzocht de regering om een notitie uit te brengen over het spanningsveld tussen verschillende grondrechten. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties bracht hierop de ‘Nota grondrechten in een pluriforme samenleving’ uit. In deze nota is het kabinet tot de conclusie gekomen dat de onderlinge verhouding van grondrechten van geval tot geval dient te worden ingekleurd. Het is uitsluitend aan de rechter om, alle relevante feiten en omstandigheden (o.a. intentie, context, positie van betrokkene) in aanmerking te nemen en te bepalen welk grondrecht in de concrete situatie prioriteit verdient. De vraag is echter welke aspecten de rechter afweegt en welke zwaarder worden geacht.
Afwegende aspecten
In de westerse samenleving is het schudden van handen een gebruikelijke wijze van begroeting. Net als het hof is de kantonrechter van oordeel dat weliswaar een andere wijze van begroeten eveneens respectvol zal kunnen zijn, maar dat het niet schudden van de (uitgestoken) hand ook niet wanneer werknemer zijn motieven toelicht, zoals werknemer zegt te doen in de Nederlandse samenleving als kwetsend en beledigend wordt ervaren, te meer wanneer daarbij een onderscheid naar sekse wordt gemaakt. Dat dit ook daadwerkelijk het geval is, blijkt wel uit de klachten die Stichting Welzijn heeft ontvangen over dit gedrag van werknemer. De werknemer wilt zijn gedrag niet aanpassen. Daarbij schaadt hij de relatie tussen Stichting Welzijn en haar partners. De kantonrechter acht de beperking van de godsdienstvrijheid dan ook objectief gerechtvaardigd gelet op de belangen van Stichting Welzijn als werkgever.