Er is gezocht naar relevante literatuur voor de deelvraag ‘Wat is de meerwaarde van een studieplanner voor de leerling?
De studieplanner die binnen de methode Kun je leren leren dan? Ontwikkeld is wordt alleen maar op het Sint-Janscollege gebruikt. Deze studieplanner wordt ingezet om de metacognitieve vaardigheid van het plannen aan te leren en/of te verbeteren.
Recente aandacht voor leren leren heeft geleid tot hernieuwde belangstelling voor vormen van leren waarbij leerlingen hun eigen leerproces vorm geven. Het beheersen van zelfregulerende vaardigheden zoals doelen stellen, activiteiten plannen, reflectie toepassen, voortgang controleren, alternatieven overwegen en verantwoording tonen, (Eilam & Aharon, 2003) blijken bij het plannen een belangrijke rol te spelen.
Uit onderzoek naar de ontwikkeling van tekstbegrip en schrijfvaardigheid bij leerlingen in het VO blijkt, dat metacognitieve kennis een sterke samenhang vertoont met de leerling-prestaties (Van Gelderen, Schoonen & Stevenson, 2003). Gezegd kan worden dat metacognitie een van de sterkste determinanten is van leerresultaten (Wang, Haertel en Walberg, 1990). Het betreft hier metacognitieve vaardigheden die leerlingen inzetten om het eigen leerproces te reguleren (planning, bewaking en aanpassing van uitgevoerde taken) en te evalueren.
Bevestiging voor het idee dat aanleren van metacognitieve en zelfregulatieve vaardigheden effectieve instructiecomponenten zijn, kan worden afgeleid uit de meta-analyse van Hattie, Biggs en Purdie (1996). Vooral het vooruit plannen en overzien van de studie is problematisch. Planning wordt algemeen beschouwd als een essenti??le stap in het leerproces (Azevedo, Guthrie en Seibert, 2004; Boekaerts, Pintrich en Zeidner, 2005; Hattie 2009; Zimmerman en Schunk, 2001). Meerdere onderzoeken belichten het belang van planning. Er zijn grote effecten gevonden voor strategie??n die gericht zijn op de initi??le fase van leren, zoals het stellen van doelen en het gebruik van studieplanners. Dit wordt bevestigd in een studie door Moos en Azevedo (2008a), die rapporteren een positief verband tussen het aantal planningsactiviteiten en de verworven kennis.
Verder stelt ook Hattie (2009) in zijn beschrijvende meta-analyses dat het stellen van doelen en het gebruik van planners effectief is voor het leerproces. Manlove, Lazonder, en de Jong (2009) ervaren echter geen relatie tussen het gebruik van een studieplanner en het leren in twee van hun onderzoeken. Een van hun onderzoeken laat zelfs een negatieve relatie zien. Een vermoedelijke verklaring van hun bevinding is dat de gebruikte studieplanner cognitief te veeleisend, te ingewikkeld en te moeilijk zou zijn geweest.
De denkbeelden over hersenontwikkeling bij pubers zijn de afgelopen jaren behoorlijk veranderd. Door het vele onderzoek van neurowetenschappers met behulp van MRI-scans zijn vele inzichten veranderd. Veel modellen uit het verleden geven aan dat de relatief snellere rijping van subcorticale affectieve hersengebieden in vergelijking met de meer langzaam rijpende frontale corticale hersengebieden, de reden is dat jongeren de neiging hebben om meer emotionele besluiten (dat wil zeggen minder rationele) te nemen. Dit resulteert in acties die niet voldoende aandacht hebben voor eventuele gevolgen op lange termijn. In het bijzonder het overzien en het vooruit plannen van de studie komt daardoor in het geding (Crone & Dahl, 2012).
Herhaling van leerstof speelt een belangrijke rol in de studieplanner. De vergeetcurve van Ebbinghaus (Ebbinghaus, 1885) laat zien hoe snel iemand ingeprente informatie vergeet. Het gaat hierbij om het vergeten van informatie uit het menselijk werkgeheugen (niet uit het korte termijngeheugen). Het vergeten verloopt eerst vrij snel, daarna eerder vlak. Na een dag haalt iemand gemiddeld nog maar 20% van de informatie uit het lange termijn geheugen. Dus beter vijf keer twee kwartier inprenten (gespreid in de tijd), dan twee keer vijf kwartier (van den Brandhof, 2009).
Vooral de gespreide herhaling (dit is een leermethode waarbij kennis herhaald wordt over een telkens langer wordend tijdsinterval) werkt uitermate goed. Wanneer iemand iets nieuws wil leren dan dient dit aanvankelijk met korte tussenpozen herhaald te worden en deze periodes kunnen verlengd worden naarmate iets beter bekend is. Bij een woordenleerexperiment bleek namelijk dat leerlingen die 30 minuten aan-eengesloten hadden geleerd, bij een direct afgenomen toets net zo goed presteerden als leerlingen die op drie opeenvolgende dagen telkens 10 minuten hadden geleerd. Maar toen diezelfde toets vier dagen later overnieuw werd afgenomen, bleek dat de leerlingen die ‘in de tijd gespreid’ hadden geleerd, maar liefst 35% meer hadden onthouden dan de leerlingen, die aaneengesloten hadden geleerd. Een fors verschil dus, bij dezelfde totale tijdsinvestering (Bloom & Shuell, 1981).
Het herinneren van het geleerde blijkt beter te verlopen door een combinatie van testen en studeren dan alleen door studeren (Carpenter, Pashler, Wixted, & Vul, 2008). De actie op het terugroepen van de herinnering werkt dus positiever (test/studie) dan alleen het herhalen. Herhalen van de leerstof is en blijft cruciaal in het leerproces.
Docenten spelen een belangrijke rol in het omgaan met de studieplanner. Meer leerlingen gaan aan de slag als docenten bij het huiswerk de specifieke doelen aangeven van het huiswerk, helpen met de studievaardigheden, opstellen van werkschema’s en het plannen van de benodigde tijd (Epstein & Van Voorhis, 2001). Ook passen leerlingen meer planningsactiviteiten uit wanneer ze worden ondersteund door docenten (Azevedo et al. , 2008).
Uit een onderzoek van Vermaas & Van der Linden (2007) komt naar voren dat leerlingen te weinig tijd aan huiswerk besteden. Docenten kunnen leerlingen helpen om het huiswerk te plannen. Van belang daarbij is om een toelichting te geven over wanneer wat en op welk tijdstip iets af moet zijn en erbij aan te geven hoeveel tijd huiswerk maken in beslag neemt.
De vraag of er meerwaarde zit in het werken met een studieplanner bij pubers lijkt daarmee positief beantwoord te worden vanuit de literatuur. Naast onderontwikkelde onderdelen binnen het puberbrein die plannen niet mogelijk maken in de adolescentie is er een andere reden die meerwaarde toont voor het werken met een studieplanner. Het gespreide aanbod aan leermomenten zorgt voor een betere herinnering van het geleerde op langere termijn. Iets waar we onze leerlingen bij het voorbereiden op afsluitende proefwerken of examens absoluut op moeten wijzen. Het inzetten van een studieplanner is dus onontbeerlijk om studieresultaten te verbeteren en rendementen te verhogen.