‘Marc Dutroux is toerekeningsvatbaar en heeft geen spijt. Hij vindt zelfs dat hij niet in de fout ging. Drie psychiaters en een psycholoog schetsten een vernietigend portret van Marc Dutroux: Hij is de ergste psychopaat die we ooit zagen en er bestaat geen hoop dat hij ooit verandert’ (Nieuwsblad, 6 mei 2004).
Psychopathie is een begrip dat steeds vaker voorkomt in de media, vooral wanneer het gaat om ernstige criminele feiten. Wat psychopathie nu precies is, wordt echter vaak verkeerd begrepen, zowel door de algemene populatie (Morgan, Gray, & Snowden, 2011), alsook in de psychologische wetenschappen is dit nog steeds ‘?n van de meest fundamentele vragen (Skeem, Polascek, Patrick, & Lilienfeld, 2011). In de forensische context wordt psychopathie omschreven als ‘?n van de belangrijkste constructen (Cooke, 2010; Morgan et al., 2011).
In 1891 werd door Koch voor het eerst het woord ‘psychopathic inferiorities’ gebruikt in plaats van ‘moral insanity’. Hij wilde aantonen dat het morele onvermogen in verband kon worden gebracht met een genetisch gedetermineerde ziekte (Millon, Simonsen, & Birket-Smith, 1998). Echter het is pas vanaf de 20e eeuw dat er echt observaties werden gedaan bij psychopaten, hetwelke resulteerde in een verfijning van het concept (Karpman, 1941). In 1941 sprak Hervey Cleckley in zijn boek ‘The Mask of Sanity’ over 16 karakteristieken dewelke aanwezig kunnen zijn bij mannelijke volwassen psychopaten, gaande van gedrags-, interpersoonlijke tot affectieve kenmerken (zie tabel 1; Cleckley, 1988). Echter de criteria zoals beschreven door Cleckley kregen nogal wat kritiek te verduren vanuit Europese hoek, gezien psychopathie volgens Cleckley hoofdzakelijk geoperationaliseerd werd aan de hand van chronisch antisociaal gedrag (antisociale persoonlijkheidsstoornis). In Europa werd er echter een onderscheid gemaakt tussen psychopathie en een antisociale persoonlijkheidsstoornis (Basisopleiding PCL-R, oktober 2014). Robert Hare (1996) beschreef psychopathie als een persoonlijkheidsstoornis dat bestaat uit zowel affectieve, gedragsmatige als interpersoonlijke karakteristieken. Het was zijn bedoeling om het construct meetbaar te maken vanuit de forensische context.
De prototypische psychopaat wordt volgens Hare op interpersoonlijk vlak beschreven als een grandioze, manipulatieve, egocentrische leugenaar met een oppervlakkige charme aanwezig. Affectief toont de prototypische psychopaat ondiepe emoties, gebrek aan berouw en empathie, en vertoont hij geen angst. Zijn levensstijl wordt gekenmerkt door prikkelhongerigheid, en impulsieve en onverantwoordelijke gedragingen (Hare, 2003). Er is ook vaak gebrekkige gedragscontrole aanwezig en vaak vond de betrokkenheid in verscheidene criminele activiteiten reeds vroeg in de adolescentie plaats (Cooke, Hart, Logan, & Michie, 2006; Decuyper, De Paus, De Fruyt, De Bolle, & De Clercq, 2009; Hare, 2003). Hare (1991) baseerde zich bij de ontwikkeling van de Psychopathie Checklist (PCL) op een constellatie van deviante trekken en gedragen, zoals deze beschreven door Cleckley. Psychopathie wordt in de forensische context voornamelijk gemeten door gebruik te maken van de Psychopathie Checklist Revised second edition (PCL-R 2ed.; Hare, 2003). Hare beschrijft de prototypische psychopaat aan de hand van 20 kenmerken, dewelke onderverdeeld kunnen worden in 2 factoren en 4 facetten (tabel 2; Hare 2003).
Echter de PCL-R is gevalideerd binnen een forensische context. Dit wil zeggen dat buiten de forensische sector deze vragenlijst niet kan worden gebruikt. Terwijl onderzoek aantoont dat niet alle psychopaten volwassen mannelijke criminelen zijn. Om psychopathie buiten de forensische context te meten werd er een zelfrapportagevragenlijst dewelke gebruikt kan worden in de algemene populatie ontwikkeld (Lilienfeld & Widows, 2005), alsook een youth version voor gebruik bij minderjarigen (Forth, Kosson, & Hare, 2003). Zodoende kon psychopathie ook buiten de forensische context betrouwbaar en valide worden vastgesteld
In de literatuur wordt er melding gemaakt van verscheidene soorten psychopaten. Skeem en collega’s (2011) beschrijven in hun review onder andere primaire of Cleckleyaanse psychopathie en secundaire psychopathie. Deze eerste wordt gekarakteriseerd door lage angst en onverschilligheid, lijken emotioneel meer stabiliteit en minder stress te vertonen en zijn over het algemeen psychisch gezonder dan de secundaire psychopaten. Secundaire psychopaten hebben meer de neiging angst te vertonen, dewelke een signaal kan zijn voor het ervaren van negatief affect en de ontwikkeling van een ernstige psychopathologie. Onderzoek toont aan dat ze meer vatbaar zijn voor het ervaren van gevoelens van vijandigheid, agressie en woede. Het lijkt er tevens op dat het eerder de secundaire psychopaten zijn die een verleden hebben van misbruik en trauma in de kindertijd.