Het feminisme is ontstaan door een combinatie van economische, maatschappelijke, ideologische en politieke ontwikkelingen. Dit ging gepaard met het karakter van de negentiende eeuw als een periode van industrialisatie en modernisering. Die periode werd vooral gedragen door de mannen uit de middenklasse. De economische positie van de middenklasse mannen veranderde heel erg. Priv?? en openbaar werd strikt gescheiden. De man werkte en de vrouw zorgde voor het huishouden. Een vrouw mocht niet betaald werken, zelfs ongehuwde vrouwen mochten dit niet. Totdat zij gingen trouwen moesten ze ondersteund worden door de familie. Daarbij waren getrouwde vrouwen ‘handelingsonbekwaam’, dat betekent dat zij geen contracten mochten tekenen of zelf niets mochten kopen zonder toestemming van de man. Hun echtgenoot had de volledige zeggenschap over alles wat de vrouw deed en bezat. Een vrouw kon ook onmogelijk een echtscheiding aanvragen, terwijl het voor de man relatief makkelijk was. Vrouwen uit de middenklasse verveelden zich ook vaak, ze mochten eigenlijk niks doen behalve het huishouden en daarbij werden dingen vaak ook gedaan door dienstboden. Alle vrouwen waren ook uitgesloten van het politieke recht, ze konden geen openbare functies vervullen. Vrouwen mochten niet stemmen of zich verkiesbaar stellen. Het onderwijs was ook discriminerend tegenover meisjes. De basisopleidingen waren minder goed voor meisjes dan voor jongens, en hoger onderwijs was alleen voor jongens bestemd.
Met de Verlichting van de achttiende eeuw kwam ook het liberalisme. Dit is van grote invloed geweest op het feminisme. Veel vrouwen vroegen zich af waarom de punten van het liberalisme zoals de individuele vrijheid, de gelijke rechten en het recht op individuele ontplooiing niet voor hun gold. De Verlichting gaf ook een ander idee mee. De waarde van een goede opvoeding werd heel echt benadrukt. De moeder was heel erg belangrijk om kinderen een goede opvoeding te geven. Daarom mochten moeders niks anders dan aan het gezin en aan het huishouden te denken. De Verlichting was een stapje naar het negentiende-eeuwse ’emancipatie van het moederschap’. Voor veel negentiende-eeuwse vrouwen en ook feministen was dit geen probleem, ze vonden dat een goede moeder ook goede kanten had. Sommigen voelden zich daardoor zelfs superieur aan mannen. Eerste-golf-feministen stelden het niet ter discussie dat huwelijk en moederschap de ware bestemming voor vrouwen was. Ook werden in deze tijd huwelijken een emotionele verbinding in plaats van de zakelijke verbinding die het vroeger was.
Het feminisme begon in Nederland met liefdadigheidswerk. Rond 1840 kwamen er organisaties opgericht door ‘gegoede’ vrouwen die actief waren met de armenzorg en ziekenverpleging. Vrouwen uit het R??veil gaven dit een goede impuls. Het R??veil had geen formele structuur, het was geen organisatie waar je lid van kon worden. Het was een godsdienstige beweging. Ze kregen ‘volgelingen’ door vrienden, kennissen en familie. Gezamenlijk hielden ze dan huiselijke godsdienstoefeningen. Deze beweging had relatief veel vrouwen en hield zich bezig met vraagstukken zoals de bestrijding van de slavernij, alcoholmisbruik en prostitutie. Veel dochters van R??veilvrouwen hebben tientallen jaren later meegedaan aan het feminisme.
Rond 1870 was Nederland klaar voor het feminisme, met de vertaling van het boek van John Stuart Mill De slavernij der vrouw begon de Eerste feministische golf dan ook. In dit boek schreef Mill dat een vrouw niet als enige bestemming het huwelijk en moederschap heeft. Er waren twee groepen bourgeois-vrouwen die geprikkeld werden door alle discussies over de positie, de rechten en de plichten van vrouwen. Gehuwde vrouwen die zich begonnen te vervelen en hun dochters die klaargestoomd werden voor hun huwelijkse staat. De tweede groep was de wat armere bourgeois-vrouw die ongehuwd bleven of als weduwe afhankelijk bleven van hun familie. Ze hadden twee argumentaties voor betere opleidingen voor vrouwen. De ene was dat een hogere opleiding van de moeder de opvoeding van het kind ten goede zou komen. Aan de andere kant was er een soort medeleven voor degenen in ongehuwde staat die uit de zak van hun familie leefden. De vrouwen durfden niet het op te eisen door te wijzen op hun eigen belang dat ze er zelf als vrouw bij hadden.
Aletta Jacobs was de eerste vrouw in Nederland die in 1871 aan de universiteit mocht studeren, waar zij geneeskunde volgde. Ze kreeg vanaf het ziekbed van Thorbecke, twee dagen voor zijn dood schriftelijke toestemming. De liberale staatsman Thorbecke stond tamelijk positief tegenover vrouwen die een betere opleiding wilden. Als een meisje examen deed werd er altijd gezegd dat het iets was dat de vader graag wou, maar dat de meisjes nooit van plan waren om er daadwerkelijk iets mee te doen. In 1865 richtte mevrouw Storm van der Chijs de eerste Industrieschool voor de Vrouwelijke Jeugd op in Amsterdam. Zo wilde ze vrouwen en meisjes niet zozeer opvoeden voor het leven, als wel voor een beroep. Meisjes uit lagere stand bezochten de school en leerden er handvaardigheidsvakken en werk dat geschikt werd gevonden voor meisjes uit die stand, zoals apothekersassistente. Aletta Jacobs was een van de eerste leerlingen. In de jaren zeventig gingen de ontwikkelingen snel, daarom wordt gezegd dat 1870 het begin is van de Eerste feministische golf. Met de oprichtingen van Arbeid Adelt in 1871 door Betsy Perk en de stichting Tesselschade in 1872 van Jeltje de Bosch-Kemper probeerden ze vrouwen die moesten werken arbeidstrots bij te brengen. Er was wel een verschil tussen de vrouwen van goede afkomst en de armere vrouwen. Ze streden allebei voor Recht op Arbeid, maar de arme vrouwen mochten al lang werken. Zij kregen nog slechter betaald dan mannen en werkten meestal verborgen in de huisindustrie, onder ellendige werkomstandigheden. Waar de dames dus voor werk vochten, vochten de vrouwen uit de arbeidersklasse voor werk dat net zo betaald werd als voor mannen en betere werkomstandigheden.
In dezelfde tijd dat Wilhelmina Drucker de Vrije Vrouwen Vereniging had opgericht die toegang eiste voor vrouwen op de arbeidsmarkt, werd er in liberale en linkse kringen gepraat over uitbreiding van arbeidsbeschermende maatregelen. Zo werd er een wet gevormd dat vrouwen ui de arbeidersklasse minder lange uren mocht maken, met lange uren verwaarlozen vrouwen hun eigenlijke taak: het moederschap. In de Nationale Tentoonstelling Vrouwenarbeid in 1898 werden alle problemen met betrekking tot de vrouwenarbeid tentoongesteld. Door dit evenement laaide er de discussie over beschermende maatregelen pas echt op. De gedachte achter de tentoonstelling, dat vrouwen economisch onafhankelijk moesten zijn, gold voor zowel de bourgeois-vrouwen en de arbeidersvrouwen. De tentoonstelling was zeer geslaagd, ze telden wel 90.000 bezoekers en bezoeksters. Door de tentoonstelling werden er ook diverse instellingen opgericht, zoals het Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid.
Als er pogingen werden gedaan om de wetgeving op het van de beschermende maatregelen op vrouwenarbeid uit te breiden reageerde Wilhelmina Drucker altijd woedend. Ze vond aparte wetten uit den boze, ze was bang dat als er speciale arbeidsbescherming zou komen voor vrouwen dat werkgevers vrouwen helemaal niet meer aan zouden nemen. Er bestond ook een gevaar dat dit soort maatregelen kon leiden tot een geheel arbeidsverbod voor gehuwde vrouwen. Er werd later in de politiek ook gesproken over de volledige afschaffing van vrouwenarbeid. Het idee dat gehuwde werkende vrouwen naast het werk buitenshuis ook hun huishoudelijke taak moesten blijven verrichten was voor iedereen vanzelfsprekend.
Ook was de dubbele moraal op het gebied van seksualiteit iets wat veranderd moest worden. Er werd gedacht dat mannen een grote seksuele behoefte hadden en vrouwen geen of minder grote behoefte. Zo werd overspel van vrouwen veel zwaarder bestraft dan die van mannen. Vrouwen die overspel pleegden werden gerekend tot de categorie ‘onzedelijke’ vrouwen, prostituees en ongehuwde moeders behoorden tot dezelfde categorie. In Nederland was de gereglementeerde prostitutie toegestaan, ze werden ingeschreven bij politieregisters en er werd onderzoek gedaan naar geslachtsziektes. Dat onderzoek was zeer denigrerend voor de vrouwen. Ook was het bij wet verboden om onderzoek te doen naar vaderschap als ze zwanger was geraakt. Door feministische organisaties kwam er in 1909 een wet dat de vader het kind moest onderhouden totdat het volwassen werd. De vader hoefde het kind niet wettelijk te erkennen. In 1911 kwam er ook een wet dat bordelen verboden waren, dit meer in een conservatieve richting. Tegen het dubbele moraal propageerden feministen voor een kuisheidsideaal. Er werd niet gevochten voor een grotere seksuele vrijheid van de vrouw, maar juist dat mannen net zo kuis moesten worden als vrouwen. Feministen uit de eerste golf wouden niks weten van seksuele vrijheid en waren tegen alles wat ermee te maken had.
Bij de feministen kwam ook het idee van kiesrecht ook op. Op initiatief van Wilhelmina Drucker werd in 1894 de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht opgericht. Aletta Jacobs was mede-oprichtster. Zij deed mee omdat zij tot de hoogste inkomensgroep hoorde en zoveel belasting betaalde dat ze eigenlijk voor kiesrecht in aanmerking kwam. De tegenstanders van het vrouwenkiesrecht zeiden dat de vrouw door haar zwakke en emotionele aard niet in staat was een objectief oordeel te vellen. Volgens hen waren mannen goed genoeg in staat om de belangen van de vrouw te behartigen. De voorstanders vonden juist dat het belangrijk was voor vrouwen om te stemmen, omdat de overheid zich steeds meer ging bemoeien met gezinsaangelegenheden. Vrouwenorganisaties hielden bijeenkomsten en schreven pamfletten voor de strijd van vrouwenkiesrecht. Deze strijd duurde een aantal jaren, maar in 1917 kregen vrouwen passief kiesrecht. Een jaar later bij de Tweede-Kamerverkiezingen kwam Suze Groenweg als eerste vrouw in de Tweede Kamer voor de SDAP. Bij de gemeenteraadsverkiezingen kwamen er grofweg honderd vrouwen in verschillende gemeentes. In 1919 was het doel bereikt en was er actief vrouwenkiesrecht. Dit werd vooral gegeven uit angst voor revolutie, met het schrikbeeld van Rusland voor ogen.
‘
Tweede feministische golf
De tweede feministische golf duurde in Nederland ruwweg van 1965 tot 1985. In 1949 verscheen er een boek van de Franse filosofe Simone de Beauvoir ‘Le deuxi??me sexe’. Dit boek beschreef de mannenoverheersing en besprak hoe vrouwen tot de ondergeschikte sekse werden gemaakt. Het boek kreeg in die tijd nog geen plaats in het leven van Nederlandse mensen en werd ook pas in 1965 vertaald naar het Nederlands toen er wel aandacht aan werd besteed. Net zoals met de eerste feministische golf begon ook de tweede golf in Amerika. In 1963 verscheen er een boek van Amerikaanse psychologe Betty Friedan genaamd ‘The feminine mystique’, in het Nederlands vertaald naar ‘het misverstand vrouw’. Dit boek werd een echte bestseller. Drie jaar later werd de National Organisation of Women opgericht. In november 1967 verscheen er een artikel in het Nederlandse maandblad De Gids genaamd ‘Het onbehagen van de vrouw’ geschreven door Joke Kool-Smit. Door de reacties op het stuk besloten Joke Kool-Smit en de publiciste Hedy d’Ancona om een groep op te richten. Dit werd de Man Vrouw Maatschappij. Begin december 1969 ontstond er een andere groep, Dolle Mina. Deze beide groepen werkten nauw samen met mannen, de maatschappij kon namelijk niet veranderen zonder het meewerken van de man. In de tweede helft van de jaren ’70 begonnen vrouwen echter anders te denken. Er ontstonden kleine praatgroepen van 8 tot 12 vrouwen. Bij deze groepen waren mannen verboden. De praatgroepen hadden als ideologie het radicaal-feminisme. Deze ideologie ging uit van een mannenheerschappij over vrouwen. De vrouwen werden heftig onderdrukt door mannen, hier wouden ze dus verandering in brengen. Ze waren anarchistisch en wouden niks met mannen te maken hebben. Vrouwen hadden een gebrek aan zelfvertrouwen, omdat ze altijd onderdrukt waren. Zo was tenminste de gedachte. Daarom werd er in de praatgroepen een anti-leidersbeginsel gehanteerd. Geen enkele vrouw met autoritaire neigingen kon daardoor over andere vrouwen heersen. In de MVM kwamen in 1971 ook praatgroepen, dit om te zorgen dat vrouwen zich konden ‘opladen’ voor verdere acties. Dit principe werkte deels, maar in 1972 splitste een paar praatgroepen zich af van de MVM. Ook bij Dolle Mina waren er voorstandsters van het radicaal-feminisme. Zo kwam er een tegenstelling tussen die voorstandsters en de links geori??nteerden. De mannen probeerden ervoor te zorgen dat de groep links bleef, zo ontstond er een echt man-vrouw-conflict. Ze hebben door die tegenstelling veel aanhangers verloren. In het najaar van 1972 werd er een nieuwe zelfstandige radicaal-feministische groep opgericht door drie vrouwen, Paarse September. Ze waren maar met zijn drie??n, maar dat maakte hen niet minder spraakmakend. Door deze groep kwam werd de homoseksualiteit aan het licht gebracht. De heteronorm was een van de belangrijkste dingen die de ongelijke machtsverhouding tussen de seksen in stand hield, aldus Paarse September. Zij bleven in hun originele vorm tot 1974. 1972 was het jaar van de oprichting van de vrouwenkrant door praatgroepen. In dat jaar werd ook het eerste congres van verscheidene praatgroepen gehouden te Ockenburg. Juni 1973 werd er een huis gekraakt in Amsterdam door een aantal vrouwen en werd het eerste vrouwenhuis opgericht. In de maanden daarna volgde andere steden hun voorbeeld. De radicaal-feministische vrouwenbeweging, met hun separatistische karakter, breidde zich snel uit. Er kwamen Blijf-van-mijn-lijf huizen, vrouwenkranten en vrouwenhuizen. Die kleine autonome groeperingen hebben veel gedaan voor de vrouw.
Man Vrouw maatschappij (MVM)
De MVM was een feministische actiegroep in Nederland opgericht door Joke Smit en Hedy d’Ancona in oktober 1968. Een paar jaar eerder was de National Organisation of Women in de Verenigde Staten opgericht. Na het, in 1967, gepubliceerde stuk Het onbehagen van de vrouw, geschreven door Smit, werd de groep geboren. Hierin stond wat er allemaal moest veranderen in de maatschappij maar ook aan de denkwijze van de vrouwen. De MVM wou dat de rechten die de vrouwen formeel hadden gekregen tijdens de eerste feministische golf nu ook echt inhoud kregen. Zij vertrouwden dit toe aan de overheid en ze vonden dat de overheid een ander beleid uit moest voeren. De MVM hoopte dat de overheid veel maatregelen zou nemen om hun wensen voor getrouwde vrouwen te verwezenlijken. Getrouwde vrouwen moesten namelijk in staat zijn hun plichten zowel als goede moeder en huisvrouw als in hun eigen beroep goed uit te kunnen voeren. De overheid moest zorgen dat er meer part-time werk kwam; dat schooltijden en -vakanties werden gelijkgetrokken; dat er meer cr??ches kwamen; dat er overblijfmogelijkheden op school werden georganiseerd; dat het belastingstelsel zo werd georganiseerd dat het verdiende geld van een getrouwde vrouw niet meteen weer door de belasting op was; dat hulp in het huishouden van de belasting kon worden afgetrokken; dat getrouwde vrouwen ook werkloosheidsuitkeringen kregen; dat voor de ziektewet rekening zou worden gehouden met de huishoudelijke taak van werkende vrouwen; dat bij de planning van de woningbouw de woon-werk-afstand kleiner zou worden gemaakt; dat meisjes gelijke kansen zouden krijgen in het onderwijs. Dit was nog niet eens alles wat ze wouden.
De Man Vrouw Maatschappij bracht haar idee??n niet uit als feminisme maar als emancipatie. Zo hoopten zij meer mensen te trekken en er ook mannen bij te betrekken. De mannen moesten namelijk ook veranderen om het emancipatieproces echt in werking te brengen. De MVM was een hi??rarchische, bureaucratische organisatie met besturen en afdelingen, afdelingsbesturen en commissies en veel vergaderingen en notulen. Veel mannen die geschoold waren zaten in het bestuur en hadden een grote invloed op de manier van werken. Zij gingen dan ook niet de straat op om hun idee??n te propageren maar ze probeerden hun idee??n te verwezenlijken door middel van politici. Opgestelde rapporten werden aan politici gegeven en daarmee hoopten ze op antwoord. De hele organisatie sprak de meeste vrouwen niet aan. De groep focuste zich namelijk op getrouwde en geschoolde vrouwen. De groep Dolle Mina kreeg meer aandacht door een radicalere aanpak en een feministische visie voor alle lagen van de bevolking. De MVM bestaat nog steeds, maar is minder belangrijk geworden door het aantal verschillende feministische groeperingen.
Dolle Mina
Dolle Mina was een linkse, radicaal feministische vrouwengroep die opgericht was in december 1969 te Amsterdam. Deze groep bestond niet alleen uit vrouwen maar er zaten ook een paar mannen bij. Het was zelfs opgericht door een paar mannen. In de jaren zestig was er in Nederland veel onrust en werden er veel protesten gehouden. Tijdens de bezetting van het Maagdenhuis in Amsterdam op 17 mei 1969 groeide het besef onder een paar meisjes dat ze niet eerlijk behandeld werden. De vrouwen zagen dat de meisjes de broodjes smeerden en alleen de mannelijke activisten aan het woord waren. Ook na de bezetting zagen zij de ongelijke behandeling. De activisten kregen boetes maar de vrouwen kregen lagere boetes dan de mannen. Nadat Michel Korzec terugkwam van Amerika zei hij tegen Huub Phillipens: ‘Huub we moeten een vrouwbeweging oprichten.’ Michel Korzec, zijn broer Alex Korzec en Huub Phillipens richtten toen samen met hun vriendinnen Dunya Verwey, Rita Hendriks en Anne-Marie Vankan Dolle Mina op. Zij hadden eigenlijk dezelfde doelen als de MVM, maar ze begrepen dat daar door de media niet veel aandacht aan werd besteed. De media was juist nodig om hun feministische idee??n echt naar buiten te brengen en het niet binnen een kleine groep te houden. Dolle Mina was radicaler en gingen echt de straten op om de aandacht van de media te trekken. Dat lukte. Op 23 januari 1970 voerden zij hun eerste actie uit, de bestorming van kasteel Nijenrode. Dit was toen alleen toegankelijk voor mannelijk studenten. Hier hield het die dag niet mee op. De bestorming werd gevolgd door het verbranden van een korset bij het standbeeld van Wilhelmina Drucker. De vrouw uit de eerste feministische golf waar de groep haar naam aan heeft te danken. Een paar dagen daarna werden openbare urinoirs voor mannen met roze linten dicht gebonden, vrouwen hadden namelijk ook recht op openbare toiletten. Dit alles met aanwezigheid van camera’s van de KRO-nieuwsrubriek Brandpunt. Na deze ludieke acties kreeg Dolle Mina duizenden aanhangers en werden ze over de hele wereld bekent. In de periode januari/februari werden er in andere steden ook Dolle Mina groepen opgericht. Een maand daarna deden zelfs Belgische steden mee zoals Antwerpen, Gent, Leuven en Brussel. Op 4 april 1970 kwamen de Dolle Mina’s eindelijk bij elkaar en hadden zij hun eerste congres in Arnhem. Dit was een rommelige boel, er werd over en weer geroepen, er werd geruzied en ze kwamen nergens op uit. De tweede dag hadden ze meer succes en waren ze eensgezind over waar hun acties tot moesten leiden. Ze kwamen uit op ‘gelijke ontplooiingskansen voor iedereen en onafhankelijk van de sekse’.
Ze hebben nog een aantal acties gevoerd, een van de bekendste was wel de actie ‘Baas in eigen buik’, de strijd voor legalisatie van abortussen. Ook hun strijd voor de pil is een bekende actie geweest.
Figuur 2 Actie voor de pil van Dolle Mina
In het begin was de relatie tussen de MVM en Dolle Mina redelijk goed. Zo hadden zij samen een succesvolle landelijke actie Op de man af op 9 en 10 november 1970. Gesteund door de VARA, NOS en vrouwenblad Margriet brachten zij de vrouwenemancipatie aan het licht. Na verloop van tijd liep die relatie op de klippen. Dat kwam door het generatieverschil en het verschil in sociale omstandigheden. Op het tweede landelijke Dolle Mina congres van 17 en 18 april 1971 in Vught was de linkse stroming de overwinnaar. Voortaan was het uitgangspunt van de organisatie dat de meest fundamentele tegenstelling in de maatschappij de klassen- en niet de seksentegenstelling was. Ondanks hun tegenstellingen hadden de MVM en Dolle Mina een aantal overeenkomsten, zo vochten ze beiden tegen de klassenstrijd en werkten ze nauw samen met mannen. Wat in andere landen niet gebruikelijk was. Na het congres van Dolle Mina te Vught verloren ze veel aanhangers, ze werden afgeschrikt door het vooruitzicht aan een streng links bewind. In 1972 ging het bergafwaarts met de organisatie. Radicaal-feministische groepering stootten de Dolle Mina’s van de eerste plaats. In 1977 was er een stil einde voor de groep.
‘