Essay: Om goed te kunnen begrijpen hoe de VOC tot stand gekomen …

Om goed te kunnen begrijpen hoe de VOC tot stand gekomen is moeten ver terug in de tijd gaan. We hebben het dan echt over eeuwen, maar dat alles bij elkaar zorgt voor een duidelijk chronologisch verhaal.

1.1. Verval Mongools Rijk
Toen het Mongoolse Rijk eind 13de eeuw verviel, werd het voor de voor de handelaren in de 14de eeuw steeds moeilijker om nog handel te doen in die gebieden. Het Mongoolse Rijk dat toen van Oost-Europa tot Zuidoost-Azi?? liep, was voor de handelaren die over de zijde route trokken de plek om hun specerijen en andere, in Europa, waardevolle spullen te halen. Het gebied van de handelaren was nu tot Europa en het Middellands Zeegebied ingeperkt. Dit was dus een tegenslag voor de handelaren die hun goedverkopende goederen uit het oosten wilden hebben.

1.2. Ontdekkingsreizen
Er werd naar andere oplossingen gezocht en in de 15de eeuw gingen de Portugezen, die onder de vlag van Spanje reisde, er op uit om nieuwe gebieden te ontdekken. Zo werd in 1488 kaap de goed hoop ontdekt, was Vasco da Gamma de eerste die een succesvolle zeereis maakte van Europa naar India en weer terug en was de eer aan Christoffel Columbus die in 1492als eerste met zijn schip Amerika ontdekte. Dus de wereld werd beetje bij beetje op kaart gezet door de Portugezen en de Spanjaarden, die er vervolgens allemaal nederzettingen en handelsposten gingen neerzetten. Maar wie had de macht over deze nieuwe wereld?

1.3. Verdrag van Tordesillas
Om oorlogen te voorkomen tussen de Portugezen en de Spanjaarden, over wie waar mag komen en handel mag drijven, werd er in 1494 het verdrag van Tordesillas getekend door de paus. Dit hield in dat, dat alle niet Europese delen van de wereld werden opgedeeld in twee stukken. Alles ten westen van een bepaalde lijn behoorde toe aan de Spanjaarden, alles ten oosten van deze lijn behoorde toe aan de Portugezen. Deze lijn lag 480 kilometer van de archipel van Kaapverdi??. Dit betekende dus dat Portugal een monopolie had in Indi??. En Lissabon is in die tijd het handelscentrum voor de handelaren.

1.4. Oprichting Compagnie van Verre
In de eeuw erna is het Nederland die in opstand gaat tegen zijn katholieke bezethebber, Spanje. De Hollandse gewesten die in die tijd al niet zelf mochten handelen met andere wereld delen moesten doen met de handel vanuit Lissabon. Dat was de plek met een directe aanvoer van Portugezen schepen die specerijen mee namen uit Indi??. Doordat De Hollandse gewesten in opstand gingen werden ze uitgesloten van de handel met Spanje en Portugal. Dat leidde ertoe dat in 1594 door negen handelaren de Compagnie van Verre werd uit opgericht, met als doel zelf specerijen te gaan halen in Indi??, dat nog steeds in Portugezen handen lag.

1.5. Gebroeders Houtman
Voordat de Compagnie van Verre aan zijn eerste reis begon, waren er nog een paar belangrijke dingen vooraf gebeurt die dit allemaal mogelijk hebben kunnen maken. Er was nog weinig kennis over de scheppen die de Portugezen gebruikten voor de reizen die ze maakte naar het verre oosten. Daarom gingen de twee broers De Houtman in 1492 naar het Portugezen havengebied om op onderzoek uit te gaan. Nadat ze weer terug keerde in de Republiek met de benodigde informatie over de schepen, dat de expeditie schepen maximaal 460 ton mochten wegen. Begonnen ze met de bouw van vier schepen. Niet alle schepen wogen even veel. Zo woog er eentje maar 50 ton, zodat ze met die boot ondiepere wateren konden verkennen.
Wat voorheen ook altijd een probleem was, waren de kaarten om er te komen. De Spanjaarden en Portugezen waren in het bezit van deze kaarten. Zij hadden deze kaarten omdat zij degenen waren die veel van die gebieden ontdekt hebben en daarna ook nog het monopolie hadden om er mee te handelen. Zoals nu wel duidelijk is, is dat de Nederlanders hier geen bezit van hadden, maar daar kwam verandering door de publicatie van een boek. De auteur van dat boek was Jan huygen van Linschoten.

1.6. Jan Huygen van Linschoten
Jan Huygen van Linschoten, geboren in 1562, kwam er op jonge leeftijd er al achter dat hij achter zijn broers wilden aan reizen die toen in Spanje en Portugal werkten. Hij wilde daar ook koopmanschap leren en trad in hun voetsporen. Toen hij daar een tijdje werkte merkte hij dat reizen leuker vond. Hij wilde nieuwe volken en culturen zien. In 1581 kreeg hij de kans om als secretaris van een aartsbisschop te gaan werken in Goa, India. Die kans nam hij en vertrok. Eenmaal daar verzamelde hij in het archief van de aartsbisschop gegevens over de route en de meest winstgevende handelsproducten. De aartsbisschop vertrok in 1587 weer naar Portugal om daar uitgebreid verslag te gaan doen wat er allemaal gebeurden. Communicatie tussen Europa en Azi?? is natuurlijk heel moeizaam. En om die reden moest er om de zoveel tijd iemand terug naar Portugal komen om verslag uit te brengen. Jan Huygen bleef achter als boekhouder met de hoop ooit nog veder te kunnen reizen naar landen zoals China. Maar die gedachte veranderde na een jaar. In 1588 hoorde hij dat de aartsbisschop aan boord was overleden en dat zijn broer met man en muis was gezonken op en ander schip. Hiervan was hij zo geschrokken dat hij het liefst weer naar huis wilde.Toen hij vier jaar later, in 1492, weer terug in de havens van Lissabon was, besloot hij gelijk terug te gaan naar Nederland. In Nederland besloot hij boeken te gaan schrijven.
Net voordat de vier schepen van de Compagnie van Verre vertrok aan de zo genoemde ‘Eerste zeereis’, publiceerde Jan Huygen van Linschotenzijn kennis over de Portugese handelswegen naar Oost-Indi?? in zijn Reys-gheschriftvandenavigatien der Portugaloysers in Orienten. Een exemplaar kon nog net aan de vloot worden meegegeven.

In 1496 publiceerde hij het boek Itinerario. Dit boek had een grote toegevoegde waarde voor de Nederlandse handelaren. In het boeken stonden kaarten, handelsgegevens over Oost-Indi??. Dit boek was dus voor de handelaren goud waard en werd na korte tijd dan ook vertaald naar meerdere talen. Ook werd het boek gezien als de basis voor het reizen naar Oost-Indi??.

1.7. De eerste reis
De kaarten en de kennis hadden ze en het was eindelijk zo ver om met die vier gebouwde schepen te vertrekken. Het voornaamste doel was om de Bandam-Eilanden op de noordkust van Java te bereiken. Dat was destijds een van de grootste handelsplaatsen voor peper.

De reis ging gepaard met vele tegenslagen. En dan ook echt veel. Van dodelijke ziektes, kapingen, gehele zeeslagen, enz. Maar het lukte ze om de eilanden te bereiken.

Het was dan ook een wonder dat er nog twee boten en 87 bemanningsleden in 1597 aankwamen in de haven van Texel. De opbrengst was erg mager. Ze konden er financieel net de kosten mee drukken. Maar dat maakte destijds niet zo veel uit. Men was vooral heel blij dat het mogelijk was om te handelen met Oost-Indi??.


2. Ontstaan VOC

De eerste reis wordt dan ook wel als een belangrijke gebeurtenis gezien. Na deze succesvolle expeditie zouden er nog velen volgen. Het was immers bewezen, dat ondanks het monopolie van de Portugezen, handel toch vrij probleemloos was en zeker voor herhaling vatbaar. Maar wat maakte de Nederlandse Republiek nou zo succesvol?

Een belangrijk aspect van de ontwikkelingen in de Republiek, was de droog legging van Antwerpen. Dit gebeurde in 1585. Dit is nog een aantal jaar voordat daadwerkelijk de eerste commerci??le handelsschepen naar Indi?? voer. Toch heeft het wel daadwerkelijk effect gehad dat we nu verder gaan uitleggen.

2.1. Drooglegging Schelde
Nederland heeft een geweldige ligging; natuurlijk ligt Nederland aan de Noordzee en heeft ook vele rivieren zodat boten gemakkelijk de zee vanaf andere steden konden komen die veder in het binnenland lagen. Amsterdam was natuurlijk de grootste stad destijds, maar nog niet zo lang geleden was Antwerpen ook een grote handels stad met veel invloed. Dat veranderde door het beleg van Antwerpen ten tijden van de tachtigjarige oorlog, van 1584 tot 1585. Het plan was om Antwerpen te veroveren, hiervoor sloten ze de schelde af. Schepen konden niet meer naar en uit Antwerpen en velen handelaren en burgers besloten daarom ook om te vluchten naar de handelssteden in de Republiek. De bekendste plek voor de Antwerpenaren was om naar Amsterdam te vertrekken. Dit had voor de hele Republiek een positief effect.

De Nederlandse steden waren er na de ‘eerste reis’ er dan ook helemaal klaar voor om meer schepen uit Oost-Indi?? te ontvangen.

2.2. Oprichting VOC
Een man was heel belangrijk voor de oprichting van de VOC. Johan van Oldenbarnevelt. Maar wie was deze man en wat heeft die betekend voor de VOC.

Johan van Oldenbarnevelt was een ervaren politicus binnen de Republiek. Ten tijde van de oprichting van de VOC was die raadspensionaris van de Republiek. Van Oldenbarnevelt zag in dat de concurrentie strijd tussen de verschillende compagnie??n slecht was voor de winst van de Republiek.

Er ontstond een hevige concurrentie strijd tussen de verschillende compagnie??n. Iedereen wou natuurlijk mee profiteren. Dit ging op een gegeven moment zelfs zover dat ze elkaar gingen beschieten. Met het idee dat wanneer ik en een ander schip allebei koffiebonen brengen, er minder winst voor mij is want er is een groter aanbod. Daarom gingen de schepen elkaar beschieten zodat er een kleiner aanbod kwam en ze dus meer winst hadden.

De Republiek was op dat moment nog steeds in oorlog met Spanje. Er was daarom geen ruimte voor Nederlanders om elkaar te gaan bestrijden. Daarom besloot Johan Van Oldenbarnevelt om maatregelen te nemen. Hij dwong te compagnie??n om samen te werken. Echter was het probleem dat de bazen van deze Compagnie??n niet zomaar al hun macht op wouden geven. De oplossing waren de kamers en de Heren XVII. Hoe dit precies in haar werk ging zullen we in het volgende hoofdstuk uitleggen.


3. Bestuur van de VOC
Johan van Oldenbarnevelt had dus door middel van de Kamers en de Heren XVII een manier gevonden om de directeuren tevreden te houden. Maar hoe werkte deze vorm van bestuur precies?
3.1. Patria
De VOC werd decentraal bestuurd. Ze werd bestuurd vanuit kamers. In deze kamers zaten in totaal 72 bewindhebbers. Bewindhebbers waren de leiders van de zes voormalige compagnie??n waar de VOC vanuit werd opgericht. Er waren in totaal zes kamers: de kamer Amsterdam, de kamer Zeeland, de kamer Hoorn, de kamer Enkhuizen, de kamer Delft en de kamer Rotterdam.

3.2. De Heren 17
Alle kamers van de VOC werden vertegenwoordigd door een persoon, behalve de kamers Amsterdam en Zeeland. De kamer Amsterdam werd vertegenwoordigd door acht man en de kamer Zeeland door vier. Het zestiende lid was een advocaat en het zeventiende lid werd om de beurten gekozen uit de kamer Zeeland of een van de andere vier kleinere kamers. Dit werd gedaan zodat Amsterdam geen meerderheid kon krijgen. Amsterdam werd opgezadeld met de helft van de taken, Zeeland was verantwoordelijk voor een vierde deel van de taken, Enkhuizen en Hoorn zorgden samen voor een achtste van de taken en Delft en Rotterdam zorgden ook samen voor een achtste van de taken. Al deze kamers vertegenwoordigden de voormalige compagnie??n. Dat is ook de reden dat de kamers Amsterdam en Zeeland meer vertegenwoordigers. Uit deze gewesten kwamen de meeste compagnie??n.

In de praktijk werkte dit systeem niet geweldig. Doordat Amsterdam bijna de helft van alle leden had besliste Amsterdam bijna alles. Er werd dus vaak in het voordeel van Amsterdam beslist. Daarom was het zeventiende lid zo belangrijk, hierdoor kon Amsterdam nooit meer dan de helft van de leden hebben.

De vergaderingen van de Heren 17 werden in het begin twee keer per jaar gehouden. Later werden er drie per jaar gehouden. De vergaderingen werden gepland rond de terugkeer van de vloot. De belangrijkste vergadering werd gehouden rond september, dit was namelijk de tijd dat de belangrijkste vloot van de VOC terugkeerde, de zogeheten retour vloot. De vergadering werd zes jaar lang in Amsterdam gehouden en daarna twee jaar in Middelburg. Na die twee jaar werd die weer zes jaar in Amsterdam gehouden en daarna weer twee jaar in Middelburg enzovoort. Deze vergaderingen namen vaak meerdere weken in beslag. Tijdens deze vergaderingen werden belangrijke beslissingen genomen over hoe de VOC tewerk moest gaan. Zo werd er besloten welke specerijen er gehaald moesten worden, hoe groot de omvang van de vloot moest worden, hoeveel goederen er naar Azi?? zouden gaan om mee te handelen, en hoeveel elke kamer maximaal mocht veilen< 3.3. Kamers Het was aan de kamers om de plannen van de VOC uit te voeren. Deze Kamers hadden haar eigen schepen, kantoren en personeel. Deze Kamers waren namelijk eigenlijk de oude compagnie??n. Het grote verschil was dat ze nu samenwerkten door middel van De Heren XVII. Hierdoor hadden ze een gezamenlijk beleid en concurreerden ze niet meer met elkaar. Een ander belangrijk verschil was dat ze de schepen niet meer verkochten en dat het personeel niet ontslagen werd. Dit deden ze niet meer omdat het houden en hergebruiken van de schepen veel winstgevender was dan het telkens laten bouwen en verkopen van schepen. De kamers waren niet onafhankelijk aansprakelijk voor de schulden die ze maakten. alle kamers waren gezamenlijk aansprakelijk voor elkaars schulden. De kamers bestonden uit drie commissies: de commissie van Ontvang, de commissie van de Rekenkamer, de commissie van de Equipage. De kamer van Amsterdam had als grootste kamer ook nog pakhuizen. Deze werden bestuurd door De Heren van het Pakhuis. De commissie van Ontvang ging over de geldmiddelen. De commissie van de Rekenkamer controleerde samen met de commissie van ontvang de kas van de desbetreffende Kamer. De commissie van de Rekenkamer had ook de taak om de boekhouding, soldijbetaling, veilingen en het aandeelhoudersregister te regelen, ook had zij een controlerende functie over de andere commissies. De Commissie van Equipage was verantwoordelijk voor de bouw, uitrusting en bemanning van de schepen. Deze manier van besturen werkte zeer effici??nt voor de VOC. Door dat de taken goed verdeeld waren zorgde het systeem overzichtelijk werkte, en dat was weer goed voor de winst van de VOC. En meer winst was uiteindelijk een van de doelen van de oprichting van de VOC. 3.4. Batavia Indi?? werd vanuit Batavia geregeerd. In Batavia zetelde de Raad van Indi??, ook wel de hoge Indische Regering genoemd. Aan het hoofd van deze raad stond de Gouverneur-Generaal. De bekendste Gouverneur-Generaal was Jan pieterzoon Coen. Onder de Gouverneur-Generaal stonden de zes raden van Indi??. De leden van deze raden werden benoemd uit de gewesten van Indi??. Beslissingen konden niet zonder toestemming van de Raad van Indi?? genomen worden. De Raad van Indi?? werkte nauw samen met de Heren XVII. Alle beslissingen die zij nam werden gecorrespondeerd met de Heren XVII. De Gouverneur-Generaal had geen absolute macht binnen de Raad van Indi??. De gouverneur-Generaal was wel de eerste man te 'rade' binnen Indi??. Hij had niet de macht om buiten de raad om belangrijke beslissingen te nemen.De directeur generaal was de tweede persoon in Indi??. Hij had het oppertoezicht over alle handel in van de VOC in Azi??. Elk van de zes Indische Raden bestond uit een persoon. Het idee achter deze raden was dat ieder van hen een bepaalde functie had. Een van de functies wasvisitateur-generaal, zijn taak was de boekhouding controleren. Een andere taak was de raad van justitie, deze ging over de rechtspraak. Er was ook iemand die zich met de militaire zaken bemoeide. Een ander bemoeide zich weer met de scheepvaart. De gouverneur-Generaal en de Directeur- Generaal waren de overige twee leden van deze raad. Maar echter door overlijden of andere redenen gebeurde het regelmatig dat niet iedere functie bezet was. Daarom werd de Raden extra-ordinair opgericht. Een van deze personen nam de stem over van de afwezige persoon binnen de Raad van Indi??, totdat er een vervanger was gevonden. Binnen het bestuur dat vanuit Indi?? werd geregeld waren ook nog zes colleges. Het eerste college was het college van schepenen. Deze werd opgericht in 1620. De taak van dit college was rechtspreken over iedereen die niet in dienst was van de VOC. Ze bestond uit burgers en mensen in dienst van de VOC. Het hoofd van de Chinese gemeenschap deed rechtspraken over de chinezen in Indi??. De leden van het college werden voor een jaar gekozen door de raad van Indi??. Het tweede college was de Weeskamer van Batavia. Deze werd opgericht in 1624. De taak van de weeskamer was het opvoeden en verzorgen van weeskinderen. Ook het verzorgen van minder begaafden was de taak dan de Weeskamer. In het begin bestond de Weeskamer uit twee dienaren van de VOC en drie burgers. In 1670 werd dat veranderd naar drie VOC dienaren en vier burgers. Er waren voor de rest nog vier andere colleges. De raad van justitie ging over de rechtspraak. Zij bestond uit twee fiscalen. Haar taak bestond uit het uitzoeken van misdaden en het aanklagen van de daders. Het college van Heemraden moest de grenzen in Indi?? uitzetten. Haar andere taak was het onderhouden van bruggen, wegen, dijken etc. Het college van Huwelijkszaken ging over de burgerlijke stand in Batavia. De visiteur-Generaal ging over de boekhouding. Hij moest niet zozeer de boekhouding bijhouden maar hij moest de boekhouding controleren. Directeur-Generaal De Directeur-Generaal had de macht over alle handel in Azi??. Dat betekende dat hij de macht had over de overige gebieden die niet onder de Gouverneur-Generaal vielen. De overige gebieden werden onderverdeeld in drie categorie??n: de buitengewesten met territoriaal gezag, de buitengewesten zonder territoriaal gezag en de minder belangrijke buitengewesten. Alle drie de buitengewesten werden op de zelfde manier bestuurd. Zij werden geregeerd door De Gouverneur en de Raad van Politie. De Gouverneur had de hoogste macht gevolgd door de secunde. De secunde was vaak een opperkoopman. Daaronder stonden nog de militair bevelhebber, de eerste boekhouder en de fiscaal. De fiscaal was de hoogste gerechtsdienaar. De Directeur-Generaal had ook nog vier assistenten. De eerste koopman, de Boekhouder-Generaal, het opperhoofd Soldijcomptoir, en de Equipagemeester. Het opperhoofd Soldijcomptoir was verantwoordelijk voor de personeelszaken binnen de VOC. De Equipagemeester was verantwoordelijk voor het herstel van de schepen. Het idee van deze vorm van besturen was dat de Heren XVII bijna alles wat de VOC deed kon controleren. In de praktijk werkte dit niet heel goed. Doordat de Heren XVII in Nederland zaten kon er moeilijk overleg gepleegd worden. Het duurde maanden voordat er antwoord kwam op een brief. Daarom handelde de Gouverneur-Generaal en de raad van Indi?? vaak op zich zelf, zonder dat de Heren XVII bij de beslissingen betrokken werd. Dit leidde soms tot irritaties tussen de Heren XVII en het bestuur in Batavia. 4. De Financiering van de VOC Als je kijkt naar de grootte en de machtspositie van de VOC, is het vanzelfsprekend dat het een financieel goed geregeld was. Maar hoe ging dat nou allemaal te werk? Hierbij kijken we eerst naar de eerste 50 jaar en daarna ook nog hoe het in de loop van de 17de en 18de eeuw ging. De VOC was een naamloze vennootschap. Dat houdt in dat je eigenvermogen verdeeld is onder de aandeelhouders. Leuk om hierbij te weten is dat de VOC het allereerste bedrijf op de wereld was die volgens dit systeem werkte. Het begon allemaal bij de oprichting in 1602, waarin iedereen zich kon opgeven. Wat in eerste instantie een mislukking leek te worden, door te weinig inschrijvingen, was het de laatste week dat mensen pas echt hun intresses gingen tonnen. Ook was het voor iedereen toegankelijk door de versoepelde regels. Geen minimaal inlegbedrag en het betalen op termijnen maakte het mogelijk voor zowel boer piet en een rijke handelaar om zich bijde zonder moeite te kunnen inschrijven. Uiteindelijk werd er voor ongeveer 6,5 miljoen ingezameld. Dat was voor die tijd (voor nu waarschijnlijk ook nog wel) een goed startkapitaal was om me te beginnen. De aandeelhouders, ook wel de participanten genoemd, moesten hun inleg in delen afbetalen. Er werd van iedereen verwacht dit van 1602 tot 1604 stapsgewijs te betalen. Maar in de realiteit bleken de meesten pas in 1606 te betaald te hebben. De nieuwe participanten kregen het aandeel niet op brief. Iedereen werdt genoteerd in het participatieboek. Overigens, was het wel mogelijk om je aandeel te verhandelen. Nadat alle participanten, rond 1606, betaald hadden was het wachten geblazen, want de eerste dividenden werden pas in in 1610 uitbetaald. Dus snel geld verdienen zat er ook niet in. Maar hoe komt het nou dat ze pas zo laat begonnen met uitbetalen? Deels had het er mee te maken dat ze in het begin nog amper tot geen winst maakte. Dit kwam weer omdat de eerste expedities gericht waren om de Portugezen uit de Aziatische delen te krijgen. Dit koste zo veel geld dat winst maken vrijwel onmogelijk was. Dus, in 1610 kregen de participanten pas voor het eerst hun dividend uit gegedeeld. Je zou zeggen dat ze daar blij mee waren na al die jaren gewacht te moeten hebben, maar toch waren niet zo te vreden door dat ze bijna alleen maar in natural werden uitbetaald. De participanten wilden geld op tafel zien en terecht. De afspraak was: 5 procent dat de compangie ontving bij het verkopen van de goederen die ze meenamen uit Indi??, zou worden uitgekeerd als dividend. Nu zaten de participanten zelf met de goederen en dat gecombineerd met het feit dat ze al zo lang moesten wachten, zat ze niet lekker. Bij de oprichting in 1602 was bepaald dat het kapitaal voor tien jaar zou worden ingelegd en dan zou worden teruggegeven. De eventuele winst zou aan de participanten worden uitgekeerd. Vervolgens zouden ze opnieuw het kapitaal bij elkaar moeten verzamelen voor een tweede periode van tien jaar. In 1622 zou wederom geliquideerd worden en in geval de VOC zou worden voortgezet opnieuw kapitaal aangetrokken. De bewindhebbers zagen deze methode alleen niet zo zitten. Zij wilden van de Compagnie een krachtige, permanente onderneming maken. In het belang van de continu??teit had men het geld dat normaliter aan dividend uitgekeerd zou worden hard nodig voor herinvestering. Daarbij drong Jan Pieterszoon Coen er vanuit Bantam op aan om een eigen Aziatisch handelsnetwerk te stichten. Door de participanten met zakken peper en fijne specerijen het bos in te sturen slaagden de bewindhebbers in hun opzet. De VOC werd dus geen gelegenheidsonderneming en wist een indrukwekkend Aziatische handelsnetwerk op te zetten. Dit beleid ging ten koste van de participanten. In de periode tot 1622 hadden zij jaarlijks gemiddeld 10% rendement behaald op hun kapitaal. Dit was beneden de verwachting. Tevens waren zij zich ervan bewust geworden dat zij op geen enkele manier invloed konden uitoefenen op dit beleid dan wel op het beleid in het algemeen. Protesteren deed men wel maar dat had geen enkel resultaat, omdat de aandeelhouders geen machtsinstrumenten tot hun beschikking hadden en de bewindhebbers zich daarnaast gesteund wisten door de Staten-Generaal. Na 1623 nam de ontevredenheid onder de participanten af omdat de uitkering van dividend steeds vaker en regematiger plaatsvond. Vanaf 1630 gebeurde dit zelfs bijna ieder jaar. De hoogte ervan werd door de Heren XVII meestal in augustus of september vastgesteld, dat wil zeggen na het binnenlopen van de retourvloot maar v'?r de verkoop van de goederen. Het lijkt merkwaardig al een winstverwachting te hebben voor de verkoop, maar de Heren XVII konden de veilingprijzen aardig voorspellen. Bij sommige goederen werd er ook niet geveild maar tegen een vastgestelde prijs verkocht. In de loop van de 17e eeuw werd de VOC een populaire belegging. Soms ging het beter of slechter maar de koersen lagen meestal boven de 400%. Het dividendbeleid van de Heren XVII in de 17e eeuw was realistisch. De uitkeringen waren in verhouding met de gemaakte winst. Wanneer de situatie er om vroeg werd er geen dividend uitgekeerd. De VOC opereerde zoals men dat van een vroeg-kapitalistische onderneming mocht verwachten. Hoe anders was dat in de 18e eeuw? Tussen 1703 en 1782 werd er steeds jaarlijks dividend uitgekeerd van 12,5% of meer. Was er in de 17e eeuw nog een duidelijke relatie tussen winst en dividend, in de 18e was deze meer en meer verdwenen. Zelfs in het begin van de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784), toen de kas al leeg was, ging men door met dividend uit te keren, zo dat men nog steeds dacht dat het goed ging met de VOC. Van 1786 tot 1795 werd er door de slechte staat van de VOC weer een dividend van 12,5% uitgekeerd. Het beleid van het stabiel houden van de uitkeringen heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de financi??le ondergang van het bedrijf. Om dit te kunnen blijven doen moest men zich steeds dieper in de schuld steken, in de vorm van obligaties en kortlopende leningen. Men kan zich afvragen waarom het beleid in de 17e eeuw wezenlijk verschilde van dat in de 18e eeuw. Er is wel beweerd dat de toename van de oligarchische verhoudingen in bestuurlijke kring hierbij een rol heeft gespeeld. In de 17e eeuw kwamen de bewindhebbers van de VOC voornamelijk voort uit de koopliedenstand. Zij waren terzake kundig en voerden een dividendbeleid dat overeenkwam met het bedrijfsresultaat. In de 18e eeuw kwamen de bewindhebbers voornamelijk uit de regentenstand. Dat waren eigenlijk meer renteniers dan kooplieden. Zij waren vooral ge??nteresseerd in het behalen van een zo hoog mogelijk rendement op hun investeringen en minder in het langere termijn van het bedrijf. ' 5. De VOC in Indi?? Hoe ging de VOC te werk en wat had dat voor gevolgen in Indi' De VOC handelde in Indi??. Ze handelden in Indi?? maar dat hield niet in dat ze de baas waren in heel Indi??. Over bepaalde gebieden was de VOC compleet de baas, met andere gebieden dreven ze alleen handel. De VOC handelde het meest met Indi??, daar viel het meeste te halen voor de VOC. In Indi?? was men meestal niet ge??nteresseerd in Europees goed of zilver. Daarom werd er vaak in andere landen in Azi?? ruil waar ingekocht, zoals textiel. Dit werd dan geruild voor bijvoorbeeld nootmuskaat of andere dingen die alleen Indi?? te verkrijgen waren. Dit systeem van handel binnen Indi?? werd bedacht door Jan Pieterzoon Coen. Hij hoopte hiermee de VOC zelfvoorzienend te maken. Dat betekende dat de VOC geen geld of specerijen meer uit de Republiek hoefde te halen. Dit was het idee. In de praktijk leverde dit systeem wel veel winst op maar lukte het de VOC niet om vanuit Azi?? zelfvoorzienend te zijn. Een van de redenen dat dat niet lukte was omdat Nederlanders niet wouden emigreren naar Indi??. Jan Pieterzoon Coen dacht dat dit nodig was om de VOC zelfvoorzienend te maken. Dit systeem stond ook wel bekend als de 'Indische buitenhandel' genoemd. De VOC wou een Monopolie hebben op de handel met Indi??. Dit ging echter niet zonder slag of stoot. De VOC vocht vele gevechten uit met Engeland, Portugal en Spanje. De VOC moest het ook uitvechten met de Indische vorsten. Met name Jan Pieterzoon Coen ging zeer bloederig te werk in Indi??. Hij staat dan ook niet voor niets bekend om zijn brute handelswijze. De VOC zag ook in dat voor een monopolie bepaalde gebieden compleet over genomen moesten worden. Als beste voorbeeld geld de Banda Eilanden. 5.1. Banda eilanden De Banda Eilanden waren voor de VOC zeer belangrijk aangezien het de enige plek op aarde was waar muskaatnoten en foelie verwerkt konden worden. De VOC deed verschillende pogingen om vreedzame afspraken te maken met de inwoners van de Banda eilanden. De inwoners hadden echter geen zin om zich te laten controleren door de VOC. De eerste reis van Jan Pieterszoon Coen was een poging van de VOC om iets van een overeenstemming te bereiken met de Bandanezen. Dit liep echter uit op een debacle want de leider van deze expeditie werd vermoord. In 1621 werd Jan Pieterszoon Coen samen met een expeditie vloot naar de Banda eilanden gestuurd. Zijn taak was om deze eilanden groep volledig onder Nederlandse controle te brengen. Zijn taak was echter niet het compleet uitmoorden van de bewoners van deze eilanden. Na de slachtingen van Coen waren en nog maar 600 van de oorspronkelijke 15.000 bewoners over. Het grootste deel werd vermoord. Er werd ook een deel gevangen genomen. Tenslotte was er nog een deel dat de bergen in vluchtte maar die zijn daar waarschijnlijk allemaal verhongerd. Coen liet ook de belangrijkste bewoners van de Banda eilanden vermoordden. Hij liet ze vermoorden door samoerais. Hij liet ze vermoordden omdat er een complot was ontdekt om Coen te laten vermoorden. Coen beschuldigde deze Bandanezen van dit complot. Zelfs de Heren XVII keurde het brute uitmoordden van deze eilanden af. De Engelsen waren zo geschrokken van de bruutheid van het optreden van de Nederlanders dat zij ook weg vluchtte van de Banda eilanden. 5.2. China De VOC vond China een zeer interessant gebied. In China was veel porselein en zijde te verkrijgen, producten die bijna nergens anders op de wereld te verkrijgen waren. China was begin 1600 in handen Portugal. Het was dus niet mogelijk voor de VOC om te handelen met China. Daarom moest China veroverd worden op de Portugezen. In 1622 stuurde de VOC een vloot van acht schepen naar China onder leiding van Cornelis Reijersen. Deze expeditie mislukte echter. Een van de schepen werd geraakt in de kruidopslag. De Nederlanders besloten om de aanval te staken. De Nederlanders besloten om op het eiland Pehu een fort te bouwen. Dit zorgde echter voor woede bij de Chinezen. In 1624 werd het eiland aangevallen door een Chinese invasie macht. Zij dwongen de Nederlanders om het fort af te breken en te vertrekken. Om toch nog te kunnen profiteren van de zijde handel bouwde de Nederlanders een fort op het eiland Formosa. Dit eiland lag verder van de kust dan Pehu. Het fort werd in eerste instantie Fort Oranje genoemd, maar in 1627 werd het Fort vernoemd naar Fort Zeelandia. Doordat er alsnog een hoop schepen van uit China langs dit eiland voeren kon de VOC alsnog profiteren van de zijde en porselein handel. 5.3. Abel Tasman Abel Tasman was een nederlandse ontdekkingsreiziger in dienst van de VOC. Hij is het meest bekend geworden door z'n ontdekking van Nieuw-Zeeland. Eerste reis In 1642 stuurde de Gouverneur-Generaal van dat moment Antonie van Diemen Abel Tasman naar Australi??. Australi?? heette in die tijd Zuidland. Zuidland was in die tijd nog groten deels onbekend terrein. Het was de taak van Tasman om zuidland beter in kaart te brengen en om op zoek te gaan naar goud en zilver. Tasman vertrok in aurgustus 1642 met twee schepen, de Heemskerck en de Zeehaen, richting zuidland. Op 24 November ontdekte Tasman Tasmani??. Hij noemde het eiland zelf Antonie van Diemensland. Op 13 december 1642 kwam Tasman aan in Nieuw-Zeeland. Abel Tasman en zijn bemanning waren de eerste Europeanen die Nieuw-Zeeland zagen. Toen Tasman aan land ging werd die begroet met trompet geschal. Tasman antwoorde op zijn beurt ook met trompet geschal. Tasman werd vriendelijk ontvangen. De bewoners van Nieuw-Zeeland hadden echter geen interesse in de specerijen die Tasman meebracht dus hij was niet instaat om te handelen. Praten met deze mensen was ook onmogelijk aangezien deze mensen een andere taal spraken dan de eerder ontdekte eilanden. Een dag na de aankomst van Tasman werden vier van zijn mannen gedood. Hierom besloot Tasman om verder te reizen. Tasman gafde plek waar die aan land was gegaan de naam moordenaarsbaai. Op 20 December voer Tasman langs de zogeheten Straat Cook. Dit is het stuk water tussen de twee eilanden van Nieuw-Zeeland. Hierdoor dacht Tasman dat Nieuw-zeeland deel uitmaakte van het Zuidland, oftewel australi??. Later voer Tasman nog langs verschillende eilanden zoals Nieuw-Guinea. Uiteindelijk besloot Tasman om vroeg tijdig terug te keren Naar Batavia vanwege het slechte weer. Hierna zou Abel Tasman nog twee grote ontdekkingsreizen maken. De eerste van de twee reizen was in 1644. Tasman ging terug naar Nieuw-Guinea om dit verder te onderzoeken. Op de terug weg voer die langs de kust van noord Australi??. Hij bracht deze kust volledig in kaart. Op zijn derde en laatste grote reis ging die naar de Filipijnen. Hij vertrok in april 1648 Hij had het commando gekregen over acht schepen met aanboort 250 soldaten. Zijn taak was om bij de Filipijnen een Spaanse zilvervloot te onderscheppen. Dit mislukte echter aangezien de zilvervloot zichzelf tot zinken bracht. Bij zijn terugkomst in Batavia werd Abel Tasman aangeklaagd aangezien die een matroos zonder proces had laten ophangen. Uiteindelijk moest Abel Tasman een flinke geldboete betalen. Abel Tasman nam in 1652 ontslag. De VOC was nooit erg tevreden over het werk van Abel Tasman. Hij had nooit nieuwe handels mogelijkheden. Ook vonden ze dat die te weinig aan land ging en dat die te oppervlakkig zijn reisverslagen maakte. Uiteindelijk waren de reizen van Tasman overbodige investeringen voor de VOC Door al deze expedities en oorlogen om Monopolyen te veroveren kon de VOC zeer machtig worden. Dit leidde echter wel tot irritatie van de bevolking van de overgenomen gebieden, en tot irritatie van de andere koloniale machten. Zeker ook de manier waarop de VOC te werk ging. Met name in de tijd dat Jan Pieterzoon Coen Gouverneur-Generaal was ging de VOC zeer bruut te werk. Zo bruut dat zelfs honderden jaren later er nog haat is tegen de Nederlanders. Toch had deze manier van werken ook voordelen. Weinigen durfde in te gaan tegen de Nederlanders. Sommigen vluchtte zelfs voor de VOC, zoals de Engelsen bij de Banda-eilanden. Er is al een hoop verteld over Jan Pieterzoon Coen. Het is duidelijk dat hij een belangrijk man was voor de VOC. Maar wie was deze man eigenlijk en wat heeft die betekend voor het grootste bedrijf uit haar tijd, de VOC. 5.4. Jan Pieterszoon Coen Jan Pieterszoon Coen was een belangrijke gouverneur-generaal in zijn tijd. Hij was de man die het hoofdkwartier van de VOC verplaatste vanuit Nederland naar Indonesi??. Tegenwoordig staat die echter meer bekend om de gruwelijke daden die hij deed op de Banda-eilanden en op andere plekken in Indonesi??. Jan Pieterszoon Coen werd geboren op 7 januari 1587 in Hoorn. Zijn vader was koopman in San Lucar in spanje. Pieterszoon Coen maakte al vroeg een verre reis naar het buitenland en ging studeren in Rome. Daar kreeg die les van Joost de Visscher, een Vlaamse lakenkoopman. Hier leerde een nieuwe techniek van boekhouden, het dubbele boekhouden. Het idee van het dubbele boekhouden is dat elke transactie of gebeurtenis op twee verschillende manieren wordt genoteerd. Het voordeel hiervan is dat je aan de ene kant de credit kant hebt en aan de andere kant de debet kant. Een ander belangrijk iets wat die leerde waren talen. Zo leerde die Spaans en Portugees, twee talen die werden gesproken door de grote koloniale machten uit die tijd. In 1607 vertrok hij voor het eerst naar Indonesi??. Hij was onderkoopman op het VOC schip Hoorn. Onderkoopman was een vrij hoge functie voor een twintig jarige jonge. Op zijn eerste reis ging die naar Oost-Indi??, naar Banda. Begin april 1609 bereikte de Hoorn samen met 13 andere schepen Banda. In deze eerste reis lag ook de grondslag voor Pieterszoon Coen z'n houding richten de Bandanezen. De leider van de expeditie, Pieter Willemszoon Verhoeff werd namelijk vermoord door de Bandanezen. Over Coen z'n eigen ervaringen tijdens deze reis is echter weinig bekend aangezien het verslag dat die maakte over de reis verloren is gegaan. In 1611 keerde Coen terug in Nederland. In 1612 keerde Coen terug naar Indonesi?? aan boord van de Galiasse. Ditmaal in de functie van opperkoopman. En hij was de commandeur van twee schepen. Dit keer reisde die naar Bantam. Toen die in Bantam, een havenstad op Java, aankwam bleek dat een groot deel van de VOC mensen die daar werkte waren uitgemoord. Coen bleef in Indonesi?? en werd in 1613 benoemd tot boekhouder-generaal van alle kantoren en hij werd zelfs benoemt tot president van de kantoren Jakarta en Bantam. Na dat die z'n taken goed volbracht besloten de Heren XVII om Coen te benoemen tot Gouverneur-Generaal van de VOC, de hoogste functie binnen de VOC. Op 25 oktober 1617 werd Jan Pieterszoon Coen officieel benoemd tot Gouverneur-Generaal. Dit bericht bereikte hem echter pas op 30 april 1618. Vanaf toen bekleedde hij officieel de functie van Gouverneur-Generaal. Zijn voorganger, Laurens Reael, werd naar huis gestuurd. Oprichting Batavia Als Gouverneur-Generaal was zijn voornaamste doel om het bestuurscentrum van de VOC te verplaatsen naar Indi??. Coen bedacht dat Jakarta wel een geschikte plaats zou zijn voor dit bestuurscentrum. Hij vertrouwde de bewoners daar alleen niet dus liet die een sterk fort bouwen. De Engelsen begonnen in de buurt van Batavia, wat toen nog Jakarta heette, met de bouw van een fort. Coen vond dit niet kunnen en stuurde een vloot op de Engelsen af. Als antwoord op deze actie stuurde de Engelsen een nog grotere vloot. Coen besloot om te vluchten en om hulp te halen. Uiteindelijk keerde Coen terug met een leger van 1000 Molukken en bracht die Jakarta weer in Nederlandse handen. Door de brute Het fort was echter wel bijna compleet vernietigd en Coen moest het opnieuw op laten bouwen. Het nieuwe fort werd negen keer zo groot als het oude. Jakarta werd op 18 Januari 1621 officieel Batavia genoemd. Coen wou het nieuw Hoorn noemen aangezien die zelf geboren was in Hoorn. Dit mocht alleen niet van de Heren XVII. Terug komst in Nederland In 1620 had Jan Pieterszoon Coen al een verzoek gestuurd naar de Heren XVII om ontheven te worden uit z'n functie als Gouverneur-Generaal. Dit verzoek heeft die dus gestuurd voordat die de slachtpartij op de Banda eilanden aanrichtte. Op 19 september 1623 kwam die terug in Nederland. Hij had z'n functies overgegeven aan Pieter de Carpentier. Terug in Nederland werd Jan Pieterzoon Coen ontvangen als een nationale held. Later die week bracht hij verslag uit aan de Heren XVII over z'n daden en ervaringen. Hij ontving als beloning voor z'n daden een gouden keten met medaille een vergulde degen en een flink geld bedrag. In Nederland werd die bewindhebber van de kamer Hoorn bij de Heren XVII. Tweede termijn en overlijden In 1627 begon Jan Pieterszoon Coen aan zijn tweede termijn als Gouverneur-Generaal in Batavia. Tijdens de tweede ambtstermijn van Coen werd Batavia twee keer belegerd. Coen overleed onverwachts aan een lichte ziekte. Hij overleed op 21 september. Coen werd een dag later begraven. Op de dag dat Coen begraven werd kwam Jacques Specx aan in Batavia. Hij was de opvolger van Coen en kon dus gelijk zijn functies overnemen Coen ligt begraven in de kerk in Batavia. Tot op de dag van vandaag wordt Jan Pieterzoon Coen als controversieel gezien. Aan de ene kant is die een held, hij bracht de VOC veel rijkdom is was zeel belangrijk in z'n tijd. Aan de andere kant wordt Coen ook wel gezien als het voorbeeld van de wandaden die door Nederland gedaan zijn in ons koloniale tijdperk, en dan met name de VOC. Maar meer over dit onderwerp volgt nog. 6. Forten van de VOC De VOC had vele forten in Azi?? en Afrika. De forten in Afrika diende vooral om rust te geven aan de bemanning van de schepen en om voedsel in te slaan. De forten in Azi?? dienden als handelsposten en regeringsgebouwen. Vanuit deze forten werd gehandeld. Een paar van de bekendste en belangrijkste forten waren Batavia en Kaap de Goede hoop. Een aantal van deze forten waren forten die de VOC had veroverd op de Portugezen. 6.1. Batavia Hoe Batavia gebouwd werd hebben we al beschreven maar we zullen hier meer ingaan op wat Batavia als functie had en wat de verdere geschiedenis was van dit fort. Batavia was een fort gelegen bij de stad Batavia, in dit hoofdstuk zal ik ook vertellen over de stad Batavia. Batavia diende als bestuurscentrum van de VOC in Azi??. Van hieruit werd alle handel in heel Azi?? geregeld en werden de besluiten genomen door de Heren XVII uitgevoerd. Origineel was het idee dat Batavia slechts zou dienen als stapelmarkt. Maar door de vele veroveringen van de VOC werd het een steeds belangrijker bestuurscentrum. De bevolking van Batavia bestond uit het Nederlandse VOC personeel en de originele bewoners van het gebied. Jan Pieterzoon Coen zijn idee was om Batavia en de omliggende gebieden te laten bewonen door Nederlandse gezinnen. Het bleek echter dat er weinig Nederlanders zin hadden om vrijwillig naar Nederlands-Indi?? te vertrekken. Daarom werd besloten om de originele bewoners te gebruiken om de stad te bewonen. Deze mensen moesten de stad onderhouden. Deze mensen, de Javanen genoemd, mochten niet als slaven gehouden worden. Dit werd gedaan om opstanden te voorkomen. Er werden echter wel slaven naar Batavia gebracht. Deze waren vaak afkomstig uit landen zoals India. Er werd ook geprobeerd om Chinezen naar Batavia te lokken. Hierdoor ontstond er een grote bevolkingsgroep bestaande uit Chinezen in Batavia. Ook waren er een hoop mardijkers in Batavia. Dit waren krijgsgevangen die gevangenen genomen waren tijdens gevechten met de Portugezen. De pakhuizen en gebouwen leken sterk op die in Nederland. Hierdoor had Batavia wel wat weg van een Nederlandse stad. Deze huizen waren uiteraard wel aangepast aan het klimaat in Azi??. Ook was er veel pracht en praal aanwezig in Batavia. In Nederland waren er wetten die het weeldevertoon moesten beperken. De Heren XVII hadden deze wetten ook ingevoerd voor de VOC steden. De inwoners van Batavia trokken zich hier echter weinig van aan en dat zorgde voor veel pracht en praal. Uiteindelijk zou een latere Gouverneur-Generaal hier een einde aan maken. In Batavia ontstond een interessante cultuur richting vrouwen. Aangezien er weinig Nederlandse vrouwen aanwezig waren in Batavia hadden een hoop mannen een relatie met een Javaan of andere buitenlander. Ze mochten echter niet trouwen met deze vrouwen want dan mochten ze niet meer terug de VOC in. Dit werd de Mestizocultuur . De zonen van deze mannen gingen vaak studeren in Nederland daar waar de dochters achter moesten blijven in Batavia. Zij trouwden vaak weer met andere VOC-dienaren. Wanneer de echte vrouwen van de VOC-dienaren naar Batavia kwamen werden de Javaanse vrouwen vaak verstoten en werden ze van hun kinderen ontnomen. Fort Batavia diende tot aan het einde van de VOC als bestuurscentrum van de VOC in Indi??. Inmiddels is er weinig meer over van fort Batavia. Er staan tegenwoordig nog maar enkele muren. Op de plek waar het fort stond staat nu een industrie terrein. 6.2. Kaap de Goede hoop Kaap de goede hoop is het bekendste verversingsfort van de VOC. Het lag in Zuid-Afrika, aan de punt van Afrika dus. Onderweg naar Azi?? moesten alle schepen om Afrika heen dus om precies hier een fort te bouwen was een slimme keus van de VOC. In 1652 ging Jan van Riebeeck naar Kaap de Goede hoop in opdracht voor de VOC. Kaap de Goede hoop was sinds de oprichting van de VOC al een belangrijk punt. Een hoop VOC schepen maakte er een tussenstop om nieuwe rantsoenen in te slaan en om uit te rusten. Daarom besloot de VOC om er een fort te bouwen. Bij zijn aankomst liet Jan van Riebeeck een houten fort bouwen. Dit fort bleek echter niet goed bestand tegen de stormen in dit gebied. Ook driegde er een oorlog tussen Nederland en Engeland, en de VOC was bang dat dit fort aangevallen kon worden. Daarom werd in 1664 besloten om een stenen fort te bouwen. Dit fort werd Kasteel de Goede Hoop genoemd. De opvolger van van Riebeeck, Zacharius Wagenaer, kreeg de opdracht om dit fort te bouwen. De bouw van dit fort ging niet zonder tegenslagen. Doordat alle bouwmaterialen uit Nederland aangevoerd werden duurde het lang voordat bepaalde materialen aanwezig waren en kon er vaak niks gedaan worden, simpelweg omdat er nog geen spullen waren. Hierdoor duurde het redelijk lang voordat het fort af was. Uiteindelijk was het fort in 1674 ver genoeg afgebouwd dat het in gebruik genomen kon worden. De VOC-dienaren die aanwezig waren in Kaap de Goede Hoop gingen nu in het nieuwe fort wonen. Het originele fort van van Riebeeck werd afgebroken. In 1697 werd het fort officieel voltooid. De ingang van het fort was origineel richting zee geplaatst. Het water reikte met hoogwater echter tot aan de ingang van het fort. Daarom werd besloten om de ingang te verplaatsen. Bij deze nieuwe ingang werd een klokkentoren gemaakt. Dit was de eerste klok in Zuid-Afrika. Deze klok was gebaseerd op de Groothoofdspoort in Dordrecht. In 1691 werd de Katmuur gebouwd. Deze muur werd gebouwd in het binnenhof. Dit werd gedaan zodat de bevolking van het fort naar de binnenkant van het binnenhof kon vluchten mocht het fort aangevallen worden door bijvoorbeeld de Engelsen. Het fort was een stad op zich. Aan alle behoeften van de VOC-dienaren werd voldaan. Er was een kerk, er waren cellen, winkels, werkplaatsen woonkwartieren en cellen aanwezig. Het hele fort was geel geverfd. Dit was gedaan vanwege de warmte in Zuid-Afrika. Fort de Goede Hoop is het op een na oudste Europese bouwwerk in Zuid-Afrika dat nog steeds bestaat. Het oudste is Rustenburg, een stad in Zuid-Afrika. Een hoop ontslagen VOC-dienaren gingen mochten naar Kaap de Goede Hoop om daar als het ware hun pensioen vieren. Zij kregen een stuk land en mochten daar op wonen en groente of fruit laten groeien. Zij moesten het voedsel dat ze groeide verkopen aan schepen die langs kwamen in Kaap de Goede Hoop. Deze mensen werden vrijbuiters genoemd. De VOC was niet uit in het koloniseren van Zuid-Afrika. Toch ontstond er een kleine kolonie rond Kaap de Goede Hoop. Dit kwam omdat vrijbuiters vaak hun gezinnen over lieten komen. De kinderen van deze vrijbuiters bleven vaak in Zuid-Afrika en zo ontstond er een steeds grotere kolonie. Het contact met de inheemse bevolking was voor de VOC belangrijk. De VOC hoopte goede handelscontacten op te kunnen bouwen met de inheemse bevolking. Daarom was het verboden om voor de vrijbuiters om de inheemse bevolking als slaaf te nemen. Uit deze Kolonies is Uiteindelijk Kaapstad ontstaan. Tegenwoordig is het Fort Kaap de Goede Hoop een van de best bewaarde forten van de VOC. Het fort staat sinds 1936 op de werelderfgoed lijst. Andere verversingsstations waren op Mauritius en Sint Helena. Deze waren echter niet zo grootschalig als Kaap de Goede Hoop. Dit zijn voorbeelden van de belangrijkste forten die de VOC had. De VOC had echter nog veel meer forten. Sommige forten dienen alleen als handelspost, andere forten dienden als bestuurscentrum voor gekoloniseerde gebieden. De VOC had in heel Azi?? handelsposten. Zelfs in Irak en Iran. Op het hoogte punt had de VOC bijna 100 handelsposten en forten. Tegenwoordig zijn een hoop van deze forten nog gedeeltelijk of compleet heel gebleven. Ze behoren vandaag te dag tot een belangrijk deel van de vaderlandse geschiedenis. 7. Einde van de VOC De VOC is bijna 200 jaar lang het grootste bedrijf van de wereld geweest. Maar hoe kon het dat dit zo sterk lijkende bedrijf toch verdween? In de 18e eeuw kreeg de VOC last van concurrentie van Engelsen en de Fransen. Deze landen hadden ook allebei een Oost-Indische compagnie opgericht. De kracht van de VOC was dat het nieuw was. Ze introduceerden een systeem dat nieuw was voor die tijd. Maar de Engelsen en de Fransen zaten ook niet stil. In de 18e eeuw hadden zij hun compagnie??n gebaseerd op de VOC. Hierdoor vormden ze nu flinke concurrentie voor de VOC. Een ander probleem was de oorlog met Engeland uit 1780. Door deze oorlog konden er geen schepen meer naar Nederland. Hierdoor lag de handel van de VOC twee jaar bijna compleet stil. Dit zorgde uiteraard voor grote financi??le problemen. Dit leidde ertoe dat de VOC grote schulden kreeg. Deze schulden werden opgekocht door de Republiek. Ook de aandelen van de VOC storten in. Aandelen waren een belangrijke inkomsten post voor de VOC. Er gingen ook geruchten dat er sprake was van corruptie binnen de VOC. Zo werd de VOC na het opheffen in de volksmond "Vergaan Onder Corruptie" genoemd. Na de inval van de Fransen in Nederland in 1995 ging het helemaal mis voor de VOC. De Engelsen namen de meeste forten en kolonies in Azi?? en Afrika over. Zo werd in 1795 Kaap de Goede Hoop over genomen. Java, dus Batavia, bleef wel in Nederlandse handen. Hierdoor bleef Nederland de controle houden over het grootste deel van Indi??. Als gevolg op deze zware tegenslag voor de VOC werd door de pas opgerichte Bataafse Republiek besloten om de VOC op te heffen. Op 24 december 1795 werd besloten dat de VOC per 1 maart 1976 overgenomen zou worden door de Bataafse Republiek. Het octrooi dat binnenkort zou aflopen werd verlengd tot 31 december 1798 zodat de Republiek lopende zaken van de VOC kon afhandelen. Alle bewindhebbers van de Kamers werden ontslagen. Officieel bestond de VOC niet meer per 1 januari 1800. De Kamers Delft, Hoorn en Enkhuizen werden pas in 1803 op geheven. De Kamers Rotterdam en Middelburg bleven onafhankelijk bestaan als verkoopkantoren. ' 8. Hoe denkt men tegenwoordig over de VOC? Zoals wij over de VOC schrijven klinkt het net alsof het, het best is wat ons land had kunnen overkomen. Ook wij zijn hier voorstanders van ook al denken wij dan nog steeds te veel aan de positieve dingen. Wij leren op school over de goede tijden, de gouden eeuw, en vergeten daar vaak bij wat de effecten hiervan zijn geweest in andere delen op de aarde. De '?n zijn brood is de ander zijn dood. We vinden dit een erg toepasselijk spreekwoord dat voor die tijd erg normaal was. Een gek idee als je daar over nadenkt. Zoals iedereen dat jaren blijft leren hoe goed we het hier hebben zonder te kijken naar de omstandigheden op andere plekken op de wereld. Misschien is het niet helemaal gepast om te zeggen dat niemand ervan weet, omdat er genoeg mensen zijn die hier wel bewust van zijn en zelfs nog mensen waarbij dit nog erg gevoelig ligt. Dit is het probleem waar we nu veder op in zullen gaan en een idee proberen te schetsen van hoe men er toen naar keek en hoe we daar nu naar kijken. Dit deelonderwerp schrijven we na aanleiding van de discussie rond het standbeeld van JP Coen. We vonden het wel interessant, omdat het erg actueel is en betrekking heeft met het onderwerp waar wij het over doen. Dit zette ons aan het denken over de negatieven dingen die VOC met zich heeft mee gebracht, maar eigenlijk nooit over gesproken wordt. Het is in 2011 dat het standbeeld van JP Coen, dat in Hoorn staat, per ongeluk van zijn voetstuk werd afgestote door een kraanmachinist die daar toen lantarenpalen op haalde. We zeggen hier niet mee dat het voor vele nieuw licht tot de zaak heeft gebracht, sommige wisten van zijn daden of waren het er mee of niet mee eens, maar door de aandacht van de media zijn veel mensen gaan nadenken over wat de JP Coen in het verleden allemaal gedaan heeft. Die is zoals we net al vermeld hebben erg dubbelzijdig. Is het nou een held of een schurk? Deze vraag willen we beantwoorden door te kijken hoe ze hier vroeger over dachten en hoe we er nu over denken. Het omgevallen standbeeld van JP Coen dat later voor zo veel problemen zou zorgen ' 8.1. Historisch redeneren Het eerste wat we gaan onderzoeken, is hoe de mensen er vroeger tegen aan keken. Hierbij vonden we het nog wel even handig om de PowerPoint 'Historisch redeneren' er nogmaals bij te pakken. Niet alles daarvan was relevant met wat we proberen uit te zoeken. Vandaar dat we alleen kijken naar het kopje 'Tijd- en plaatsgebondenheid' en 'Waarde'. Dit moet je goed toepassen als je een probleem wilt begrijpen en er een oordeel over wilt uitbrengen. Ook spreken we over het gebruik van feitelijke bronnen als je een goed oordeel wilt uitbrengen. Natuurlijk erg belangrijk, maar de sites die we gebruiken, of bronnen, zijn allemaal overeenkomsten en we weten zeker dat ze allemaal feitelijk zijn en dus niet relevant bij het uitbrengen van ons oordeel. Dus wat hier uit nu wel duidelijk geworden is dat mensen vroeger anders naar dingen kijken en zo zal het in de toekomst ook zijn. "Een argument voor het standbeeld was dat het beeld van Coen iedereen juist herinnert aan de schaduwzijde van de Gouden Eeuw", museumdirecteur Ad Geerdink (http://nos.nl/artikel/390616-standbeeld-jp-coen-mag-blijven.html)

8.2. JP Coen held of schurk?
Dus, nadat het standbeeld van JP Coen was gevallen gingen veel mensen er anders over het standbeeld denken. Het scheen zo te zijn dat hij daar afgebeeld stond als lokale held en er stond alleen vermeld welke goede dingen hij allemaal wel niet gedaan had. De gemeente was het zich ook bewust, maar het was pas na een aantal klachten en een buurtvoorstel, voor er iets aan gedaan werd. Het heeft ook niet lang geduurd voordat het veranderd was. Van nu af aan staat er onder het standbeeld een boordje met zowel zijn goede als slechte daden.

Zo te zien waren was de bevolking er erg ontevreden mee. Maar toen we gingen opzoeken hoe lang het beeld er al stond bleek het er al sinds 1893 te staan, onder het motief dat Nederland meer standbeelden van helden nodig hadden. Dus het beeld staat er al meer dan 100 jaar. Het verbaast ons dan ook dat er pas na dik 100 jaar iets aan gedaan is. Is dat ook wel zo van zelfsprekend?
Toen aan het eind van de 19de eeuw, er meer vraag was voor nieuwe helden was JP Coen misschien wel de grootste. Hij gold als krachtdadig, was de vormgever van het handelsimperium van de VOC in Azi?? en de stichter van de stad Batavia. Dat is duidelijk hoe ze het toen bekeken. Geen gezeik over wat ze allemaal fout hebben gedaan we willen helden die grote en goede dingen aan onze geschiedenis hebben bij gedragen om zo de eer van het Nederlandse volk hoog te houden. Wij zelf kunnen dat denkbeeld goed begrijpen, misschien zagen ze het toen nog als een moreel goed iets, omdat Nederlands-Indi?? destijds ook nog bestond en hij daar een soort van grondlegger van is geweest.

Maar tijden veranderen en wij zijn duidelijk mee veranderd. Dit is een van de goede voorbeelden bij de begrippen: Tijd- en plaatsgebondenheid. Dat geld voor de tijd van JP Coen, 100 jaar geleden en ook voor nu. Laten we we dan eerst eens kijken hoe men dacht ten tijden van de VOC.

Ten tijden van de VOC

Honderd jaar geleden

Nu

Toekomst

text in here…

Leave a Comment

Time limit is exhausted. Please reload the CAPTCHA.