Het begin van de adolescentie wordt bepaald door de natuur. Voor ieder mens is dit hetzelfde, dit komt doordat de veranderingen in het lichaam een biologisch gegeven zijn. Het einde van de adolescentie is niet bij ieder mens hetzelfde, dit komt door de verschillende culturen. Nadat het lichaam na alle veranderingen een nieuw evenwicht heeft gevonden is het afhankelijk van de cultuur wanneer hij of zij zich een volwassene mag noemen. Het proces van lichamelijke rijping wordt gereguleerd door de hypothalamus. De hypothalamus geeft signalen aan de hypofyse om gonadotrope hormonen af te scheiden. Deze hormonen hebben invloed op de geslachtsklieren die worden aangezet tot groei en ontwikkeing in de richting van hun definitieve voortplantingsfunctie. Voor de geboorte is de mogelijkheid om de pubertijd in gang te zetten al aanwezig in de hypofyse, de hypothalamus en de geslachtsklieren, maar dit wordt lange tijd niet geactiveerd door iets in de hypothalamus. De prepubertijd is de periode tussen het begin van veranderingen en de eerste lichamelijke kenmerken. Gedurende de pubertijd worden er in het algemeen vijf lichamelijke veranderingen onderscheden:
1) Bij meisjes is dit het uitgroeien van de eierstokken en het afscheiden van oestrogeen door de eierstokken. Dit gebeurd rond het elfde jaar en leidt tot de eerste menstruatie die meestal rond het dertiende jaar plaats vindt. Dit wordt ook wel de menarche genoemd. Anderhalf jaar daarna beginnen meisjes met ovuleren, ze zijn dan echt geslachtsrijp. Bij jongens is dit het uitgroeien van de zaadballen en het aanmaken van androgenen. Dit gebeurt vanaf gemiddeld het dertiende jaar. Na verloop van tijd onstaat de eerste zaadlozing die overigens nog niet vruchtbaar is. Jongens zijn gemiddeld met zestien jaar vruchtbaar, bij meisjes is dit vijftien jaar.
2) De tweede soort veranderingen zijn het onwikkelen van de secondaire geslachtskenmerken. Deze zijn van buitenaf waar te nemen. Hieronder vallen het groeien van okselhaar, schaamhaar en zwellende borsten bij meisjes. Bij jongens is dit het groeien van het geslachtsdeel en het schaamhaar.
3) De derde verandering is seksespecifiek. Dit betreft de verdelingen van vet- en spierweefsel over het gehele lichaam.
4) Veranderingen in de luchtwegen en in de bloedsomloop. Een voorbeeld hiervan is de vergroting van de longen.
5) De groeispurt. De groeispurt duurt ruim vier jaar. Naast de groei in de lengte gaat dit gepaard met het toenemen van het gewicht.
Meisjes die hun groeispurt eerder hebben krijgen meestal hun menstruatie eerder dan meisjes die later beginnen met groeien. En jongens die eerder beginnen met groeien krijgen ook eerder secundaire geslachtskenmerken.
(www.members.chello.nl, 11 september 2014)
Cognitieve ontwikkeling
Tijdens de adolescentie krijgt de mens meer inzicht in sociale verhoudingen en zelfkennis. In de cognitieve ontwikkeling staat het ontdekken van mogelijkheden, grenzen en zelfstandigheid centraal. De cognitieve veranderingen komen in de adolescentie tot uitdrukking in:
Het veranderen van de intelligentie. Intelligentie verandert in instrumentarium (het denkvermogen) en in reikwijdte (de mens heeft meer tijd gehad om informatie te verzamelen en informatie op te doen).
Drie kwantitatieve veranderingen die het gevolg zijn van verandering in het neurologisch functioneren van de hersenen: (1) het concentratievermogen en aandacht nemen toe. Door het toenemen van de selectieve aandacht is de mens in staat om zich met meerdere dingen tegelijkertijd bezig te kunnen houden. (2) De geheugencapaciteit neemt toe, zowel wat betreft het korte- als het langetermijn geheugen. (3) Adolescenten kunnen steeds systematischer en planmatiger te werk gaan.
Kwalitatieve verschillen in het denkvermogen. Er ontstaat assimilatie: de werkelijkheid wordt aangepast aan wat het kind cognitief aankan. Door beleving en ervaring moet het denkkader, een denkstrategie, met verloop van tijd worden aangepast. Er is dan sprake van accommodatie. Assimilatie en accommodatie zijn beiden vormen van adaptie die in afwisseling zorgen voor de ontwikkeling van de denkstructuren. Tijdens de adolescentie treedt een verschuiving in beschouwing op van concrete operaties naar formele operaties (Piaget). Het formele denken maakt propositioneel denken mogelijk.