Essay: Kenmerken van jagers en verzamelaars:

– Ze leefden in kleine groepen
– Woonden in primitieve, simpele woningen
– Leefden van wat ze konden verzamelen in de omgeving (fruit, groente en de jacht)
– Bleven nooit lang op dezelfde plek staan en trokken dus rond
– Maakten gebruik van eenvoudige werktuigen
– Iedere stam had zijn eigen godsdienst
Aanvulling op kenmerken:

1 – Onderverdeling man en vrouw
– Korte houdbaarheid van het voedsel

– Rondtrekkend, dus simpele woningen
– Simpele werktuigen
– Kleine groepen met een simpele samenlevingsvorm
2 – Het belang van magie en bijgeloof:
Onverklaarbaarheden werden toegeschreven aan de goden voor een gevoel van veiligheid
?? 2

Plaatsvinding van 2 vernieuwingen:
– Overgang van verzamelen en jagen naar de landbouw
– Overgang van landbouw naar industrie
Overgang van het jagen en verzamelen naar landbouw was na 7000 v. Chr. Dit werd voor het eerst gedreven in het Midden-Oosten. Dankzij het oogsten van de landbouw hoefde men niet meer rond te trekken ‘ vorming van kleine nederzettingen (of dorpen).
Het ontstaan van dorpen zorgden voor verschillende banen (smid, timmerman). Hieruit ontstonden de ambachten.
Verdere ontwikkeling van dorpen ‘ ontstaan van nieuwe beroepen (huisbediende, kunstenaar, priester). Door deze ontwikkelingen werkten in sommige plaatsen niet meer in de landbouw.
Geen landbouw ‘ ontstaan van steden.

Dus:
Niet meer hoeven rond te trekken door landbouw ‘ ontstaan van dorpen ‘ plaats voor verschillende beroepen en verdere ontwikkelingen ‘ ontstaan van steden (mits landbouw niet meer nodig was!)
De eerste steden ontstonden langs de rivieren de Tigris en Eufraat. Door politieke omstandigheden konden gebieden aan deze steden worden toegevoegd waardoor staten zich konden vormen. Koningen en priesters hadden het hierin voor het zeggen. Dit bleek uit opgravingen van paleizen en tempels. 5000 jaar geleden hadden ze een schrift bedacht zodat de koningen hun wetten van konden leggen en hoeveel belasting er moest binnenkomen. Met dit schrift kon kennis worden bewaard.
Qua geschriften, kwamen hier (in Mesopotami??) de oudste geschriften vandaan, zoals het epos Gilgamesj en het wetboek van Hammoerabie. De steden die elders aan rivieren ontstonden werden rivierdalculturen genoemd.
Dus:
1) Politieke leiders nemen land in buiten hun steden ‘ ontstaan van staten.
2) Bedenking van schrift ‘ vaststellen van wetten, belasting en het bewaren van kennis
3) Steden die ontstaan aan een rivier ‘ ontstaan van rivierdalculturen
Pas in de 1e eeuw n. Chr. eindigte de prehistorie in Nederland toen de Romeinen voor het eerst schreven. Uit de prehistorie waren de hunnebedden het meest bekend geworden. Deze hunnebedden werden gebouwd tussen 3500 tot 2700 v. Chr. Elders in Europa waren ook de bouwwerken Carnac en Stonehenge gebouwd in dezelfde periode. We weten weinig over deze samenlevingen doordat er geen schrift was.
?? 3
Tussen 5000 en 4000 v. Chr. was de Nijl de belangrijkste vondst. Boeren konden dankzij het water uit de Nijl akkerbouw en veeteelt bedrijven (belangrijkste middel van bestaan!). Hieruit ontstonden rondom de irrigatie dorpen en ook steden. Deze waterhuishouding werkte als volgt:
Dammen werden gebouwd langs de Nijl ‘Dammen werden doorbroken als het waterpeil hoog genoeg staat ‘ Een laag slib blijft achter als het waterpeil ging dalen ‘ Vruchtbare grond aanwezig om te worden geoogst.
Voor de waterhuishouding was er continu werkkracht en samenwerking nodig. Dit leidde soms wel eens dat dorpen grondgebied van andere dorpen gingen veroveren. Uiteindelijk waren rond 3100 v. Chr. alleen nog maar de bestuursgebieden Beneden-Egypte (noorden) en Boven-Egypte (zuiden) over. De koning Menes wist deze 2 gebieden tot een staat te verenigen waar hij de farao van werd.
De farao kon echter niet alles zelf besturen of over beslissen, dus nam hij ambtenaren in dienst. Deze mensen vormden het bestuursapparaat. De ambtenaren controleerden of iedereen zijn werk deed, de belasting betaald en ook hadden ze leiding over het aanleggen van wegen en andere bouwwerken (waar de burgers verplicht aan mee moesten bouwen naast de waterhuishouding). De grote voordelen hiervan waren dat je werd beschermd tegen vijanden en ook waren er meer banen beschikbaar.
Wanneer Egypte in een staat van oorlog was, konden ze zichzelf alleen met geweld beschermen. De burgers werden dan opgeroepen om mee te vechten. Communicatie was hierin zeer belangrijk. Ramses II was ‘?n van de strijdlustigste farao??s. Aan hem werden vele tempels toegewijd. Rond het jaar 30 v. Chr. Kwam het oude Egypte aan zijn einde als zelfstandige staat toen de Romeinen binnenvielen. De laatste farao Cleopatra pleegde zelfmoord.
In Egypte ontstond een gelaagde samenleving. Hierin hadden mensen meer machten dan de ander doordat er in een staat veel geregeld moest worden. Ook kregen sommige mensen meer bezittingen dan de ander. Als je in een laag was geboren, bleef je in deze laag. Priesters bijvoorbeeld, hadden veel macht; ze hadden rond de tempels veel grond in bezit waarop de boeren werkten. De priesters zelf verzorgden de tempels en leidden de verering van de goden. Egypte was verdeeld in 42 deelstaten, ieder bestuurd door een gouverneur. Als het een gouverneur (of een general) lukt om een zwakke farao van zijn troon af wisten te stoten, mochten ze zich zelf farao noemen.
Niemand kon begrijpen wanneer of hoe de Nijl ontstond. Laat staan waardoor het overstroomd. De bevolking schreef dit toe aan de goden. De farao, die hierover de leiding had, werd dus als een god gezien. Bij de eenheid van Egypte, begonnen de Egyptenaren de goden van elkaar over te nemen. Ook sommige dieren werden heilig genoemd (valk, scarabee). Deze twee dieren in het bijzonder, want de valk kon het hoogst vliegen en dus dichterbij de zonnegod Re en de scarabee, want de Egyptenaren dachten dat de scarabee zichzelf kon scheppen, net zoals Re. Verhalen over de goden die steeds werden doorverteld heten mythen. Een verzameling van deze mythen heet een mythologie.

Nog belangrijk om te weten (uit aantekeningen):
Rol van de farao, Ramses II
‘ actief en leidend
Rol van wapens
‘ Verdedigen en aanvallen
Rol van geografische ligging
‘ Nijl = leven ‘ trekt aandacht vijand
‘ Woestijn = verdediging

Chronologie tijd van hoofdstuk 1:
7000 v. Chr.: Eerste bedrijving van landbouw (in het Midden-Oosten)
Tussen 7000 en 3000 v. Chr.: Overgang jagen en verzamelen naar landbouw
Tussen 5000 en 4000 v. Chr.: Ontdekking vruchtbare Nijldal. Ontstaan waterhuishouding.
3500 tot 2700 v. Chr.: Bouw van hunnebedden en overige (stonehenge)
3100 v. Chr.: Egypte 2 bestuursgebieden, werd uiteindelijk ‘?n staat
Rond 2500 v. Chr.: Bouw piramiden van Gizeh
30 v. Chr.: Einde aan zelfstandig Egypte na verovering van de Romeinen
Rond 1e eeuw n. Chr.: Einde prehistorie van het vroege Nederland

Hoofdstuk 2

??1
Griekse steden ontstonden doordat volkeren van elkaar waren gescheiden door zee en bergen. Rond 800 v. Chr waren er ongeveer 200 van deze staten. E??n zo??n staat heet een polis. Het middelpunt was een versterkte heuvel, de acropolis (hoge stad), waar mensen naar toe vluchtten in geval van een aanval. Op deze acropolis was bijna altijd een tempel en een agora (plein) waar handelaren elkaar ontmoetten. Rondom de acropolis was de stad zelf.

De Grieken ontwikkelden nieuwe gedachten om de inwoners zich te laten betrekken in het bestuur.
In de stadstaten waren er verschillende soorten besturen:
– Autocratie: bestuur door alleenheersers
– Democratie: bestuursvorm waar alleen de burgers mee mochten doen
– Oligarchie: bestuursvorm waar alleen aanzienlijke mensen mee mochten doen
De machtigste mensen, de adel, bestond uit een groep rijke families (rijk in grondbezit). De raad van edelen nam alle belangrijke beslissingen. Ook was er een volksvergadering die sterk onder invloed was van de adel en besloot wat de adel wilde. Hierin kwam verandering toen Griekse steden overbevolkt raakten. Doordat er nog weinig vruchtbare grond over was, besloten de Grieken in 750 tot 500 v. Chr te koloniseren, vooral in het Middenlands-zeegebied. Deze kolonies stuurden goederen zodat naast de boeren en de adel, ook de handelaren belangrijk werden. Deze handelaren werden zelfs rijker dan de adel en eistten ook een plek in het bestuur. Langzaam maar zeker ontstonden de democratie??n (maar alleen mannen mochten stemmen!).
In 509 v. Chr. werd in Athene door edelman Kleisthenes de directe democratie ingevoerd. Alle beslissingen werden dan genomen door de volksvergadering waar de burgers voorstellen konden goed- of afkeuren. Deze vergaderingen werden voorbereid door de Raad van 500. De raad van 500 hield toezicht op de ambtenaren. De 500 leden werden aangewezen door loting in de volksvergadering. Het dagelijks bestuur bestond uit 50 mannen die telkens afwisselden. De volksvergadering koos ook 10 leiders van leger en vloot. Vrouwen, slaven en buitenlanders hadden geen stemrecht.
De voordelen van de directe democratie was de uitvoering, rechtspraak in handen van de bevolking en iedereen was gelijk. De nadelen waren dat de besluitvorming te lang duurt en dat de mensen alleen maar dachten aan het eigen belang.
??2

Sparta was een grote tegenstander van Athene. Om de overbevolking te beperken (in de belangrijkste stad Peloponnesos) veroverden de Spartanen grond van hun buren, de Messeni??rs. Opstand mocht niet baten en grote nood was er bijna altijd. Sparta was meer een leger met een bestuur. Door hun ijzersterke leger konden ze de Messeni??rs en de eigen bevolking goed in bedwang houden. Dit kwam doordat:
– Spartaanse mannen hoefden geen boer te worden
– Spartanen begonnen soldatenopleiding vanaf hun 7e tot hun 20e
– Indoctrinatie, niets is belangrijker dan Sparta
Door meer aandacht aan het leger waren er minder grote kunstenaars in Sparta dan in Athene.
In de volksvergadering mochten alle Spartaanse mannen voorstellen aannemen of verwerpen, maar de raad van edelen mocht de voorstellen doen. Het dagelijkse bestuur bestond uit 5 ephoren (opzichters). Deze 5 ephoren waren de voorzitters van de raad van edelen en de volksvergadering en bepaalden de buitenlandse politiek. Het leger werd aangevoerd door 2 koningen (onder toezicht van de ephoren). Voor het grootste deel van de bevolking waren ook geen burgerrechten, want echte Spartanen stamden af van de Dori??rs die rond het jaar 1000 v. Chr. de oorspronkelijke bewoners hadden veroverd.
??3
Het Perzisch Rijk begon een machtige staat te worden. Perzi?? kende geen democratie, maar een alleen heersende koning, Darius. Griekse kolonies kwamen rond 500 v. Chr. in opstand tegen de Perzische koning. Deze opstand was de aanleiding tot de Perzische Oorlogen. Perzi?? besloot dus Griekenland te veroveren. Een goede samenwerking tussen de Griekse staten was er ook niet omdat iedereen bang was dat een staat de macht over zou nemen.
De eerste aanval vond plaats in 490 v. Chr. Op het laatste moment kwam er toch een Griekse samenwerking, maar de Spartanen kwamen pas na de overwinning van Marathon. Opnieuw vielen de Perzen Griekenland aan in 480 v. Chr. onder koning Xerxes. De Spartanen hadden de leiding op het land, de Atheners op zee. Dit leidde tot de legendarische veldslag bij Thermopylae. De Perzen konden Griekenland toen toch nog veroveren, behalve de Peloponnesos. De Perzische vloot werd verslagen door de Atheense vloot en in 479 v. Chr. werd in Plataeae het Perzisch landleger verslagen.
??4
Uit angst voor een nieuwe Perzische aanval besloten veel Griekse staatjes te gaan samenwerken. Er ontstonden 2 groeperingen onder leiding van:
– Athene;
– Sparta.
Ze probeerden bondgenoten te winnen en van elkaar af te pakken.
De Peloponnesische oorlog: (431 tot 404 voor Chr.) Oorlog tussen Athene en Sparta. Griekenland had een sterke vloot, Sparta had sterk leger en geen vloot. Uiteindelijk won Sparta de oorlog, maar de Atheense democratie bleef bestaan tot het einde van de 4e eeuw.

??5

Verandering denken over ontstaan wereld:
– Eerst mythologische verklaring;
– Later kwam natuurwetenschappelijk wereldbeeld;
– Vooral dankzij: Filosoof Aristoteles, wiskundige en astronoom Ptolemaeus;
– Hun waren de eersten die dachten dat de aarde rond was;
– Hier gebruikten ze ook al berekeningen voor;
– Dit beeld drong echter nog maar bij weinig mensen door.
Verandering denken over ontstaan mens:
– Eerst ook mythologische verklaring;
– Geleerden gingen vanaf de 6e eeuw voor Chr. mensen zien als zelfstandig wezen;
– In het begin de gemeenschap belangrijk, niet het individu. Later andersom.
Vragen en zoeken naar nieuwe kennis:
– Onderzoekers gingen onderzoeken hoe de wereld echt in elkaar zat;
– Ze geloofden niet dat natuurrampen door goden werden veroorzaakt;
– Dat was het gevolg van bepaalde krachten in de natuur;
– Hierdoor kwam de wetenschap in Griekenland in hoog aanzien te staan.
Geneeskunde: Hippocrates zocht de verklaring voor het ziek zijn in de natuur zelf. Hij schreef het verloop van de ziekte op. Zo probeerde hij erachter te komen hoe de ziekte ontstond en hoe die genezen kon worden.
Geschiedenis: Herodotus was de eerste geschiedschrijver. Hij beschreef niet alleen de gebeurtenissen maar probeerde ze ook te verklaren en gaf zijn eigen mening eraan.
Filosofie: Dit houdt zich bezig met de diepe levensvragen, zoals over geluk en ongeluk. Socrates (beroemd filosoof) meende dat mensen alleen slechte dingen deden omdat ze te weinig nadachten. Het theater was de belangrijkste plaats waar de filosofische vragen aan de orde werden gesteld.
Wedstrijd: Voor de Grieken was het leven, net zoals voor de goden ‘?n grote wedstrijd om rijk en succesvol te worden.
Onderwijs: De ideale Griek moest niet alleen handel kunnen drijven, maar ook goed kunnen deelnemen aan de democratie en goed zijn in sport en muziek.

Sport: Het belang hiervan kwam tot uiting d.m.v. veel sportwedstrijden (de Olympische Spelen bijvoorbeeld).
Politiek: Alle burgers moesten volgens de Grieken deelnemen aan het bestuur. Zoals de volksvergadering.
Kunst: Kunstwerken moesten aan een maatgetal, een grondregel/canon beantwoorden. Anders was het geen kunst. Kunstwerken moesten dus dezelfde verhouding hebben.
Bouwkunst: Tempels en theaters het belangrijkst. Omdat tempels huizen waren voor goden. Het altaar diende voor offers om de goden gunstig te stemmen. Het belangrijkste kenmerk van een tempel waren de zuilen (ook in perfecte verhouding).

??6
In 338 v. Chr. veroverde koning Philippus van Macedoni?? Griekenland. Toen de 20-jarige Alexander hem opvolgde, dacht hij het Griekse volk gunstig te stemmen door hun oude vijand Perzi?? aan te vallen. In 334 v. Chr ging hij met zijn leger op weg. Uiteindelijk had Alexander binnen 9 jaar al Perzi?? in zijn macht. Na de volledige verovering van het Perzische Rijk trokken Griekse kunstenaar het Midden-Oosten in om de kunst, wetenschap en taal bekent te maken. Alexander probeerde zelfs de Grieken en de Perzen met elkaar te verenigen, door bijvoorbeeld zijn generaals met Perzische vrouwen te laten trouwen. Alexander trouwde eerst met een 13-jarige Perzische prinses en daarna met de gevangen genomen dochter van Darius III (als 2e vrouw). Alexander wilde dat de Grieken Perzische gewoonten aannamen en hem als een Perzische koning begroeten. Alexander stierf uiteindelijk in 323 v. Chr. Zijn rijk werd onderverdeeld onder zijn generaals. Alexander de Grote werd beroemd door zijn goede legeraanvoering en voor zijn optreden voor het verspreiden van de Griekse kunst en cultuur over een groter gebied.
OP DE TOETS!
Groene Vraag 12 =
De tekst over Socrates is een voorbeeld van het wetenschappelijk denken bij de Grieken in die tijd, omdat eruit blijkt dat het handelen van de goden niet meer alleen het uitgangspunt is van de redenering/verklaring / dat Socrates de mensen wil leren kritisch te denken door vragen te stellen (bij alles wat vanzelfsprekend lijkt).

Chronologie tijd van hoofdstuk 2:

Athene en Sparta
800 v. Chr.: ongeveer 200 Griekse staten.
750 tot 500 v. Chr.: kolonisatie Grieken in Middenlands-zeegebied.
509 v. Chr. tot 4e n. Chr.: invoering democratie in Athene.
500 v. Chr.: opstand Griekse kolonies tegen Perzische koning Darius.
490 v. Chr.: eerste Perzische aanval op Griekenland. Overwonnen bij Marathon.
480 v. Chr.: tweede Perzische aanval onder koning Xerxes.
479 v. Chr.: perzen voorgoed verdreven na de slag bij Plataeae.
431 tot 404 v. Chr.: Peloponnesische Oorlog, Sparta tegen Athene.

Grieks denken

6e eeuw v. Chr.: Mens wordt gezien als zelfstandig wezen.
4e eeuw v. Chr.: Aristoteles legt de belangrijkste theorie??n over het heelal vast.

Alexander
338 v. Chr.: Verovering Griekenland door Philippus van Macedoni??.
Zijn zoon Alexander volgde hem hierna op.
334 v. Chr.: Alexander op pad met leger naar Perzi??
323 v. Chr.: Alexander sterft. Waarschijnlijk door malaria.
??7
Rond 800 v. Chr. veroverden de Etrusken een groot gebied rond Rome. Door deze verovering nam de handel sterk toe, en kon Rome uitgroeien tot eens stad. Rond 500 v. Chr. kwamen de mensen in opstand zodat de bevolking zich kon bevrijden. Rond 275 v. Chr. hadden de Romeinen het gehele vasteland van Itali?? van Itali?? veroverd.
Eerst werd Rome geregeerd door een koning, maar spoedig werd het een republiek. Deze werd geregeerd door de belangrijkste bestuurders, de twee consuls. Deze wisselde ieder jaar af met een nieuwe consul uit de volksvergadering. Belangrijk was ook de senaat, bestaande uit mensen die vroeger bestuurders waren geweest. De senaat gaf raad aan de bestuurders. De Romeinse mannen kwamen bij elkaar in de volksvergadering, die zelf weinig invloed had op het bestuur van Rome.
??8
Rijke Romeinen (de Patrici??rs) hadden de meeste macht in Rome. De rest waren plebejers. Positie werd bepaald door afkomst. Inmiddels waren er ook plebejers die even rijk werden als de Patrici??rs. Zij moesten even veel belasting betalen als de Patrici??rs, maar hadden geen invloed op het bestuur. Arme plebejers werden ontevreden door de hoge rente die ze moesten betalen bij een lening (ze konden slaaf worden).
Uiteindelijk moesten de Patrici??rs de rijke plebejers macht geven voor nieuwe veroveringen die geld en soldaten kostten. De rijke plebejers werden de Nobiles. Daarnaast kwamen de volgende verandering:
– Plebejers mochten niet meer als slaaf worden verkocht
– Plebejers en Patrici??rs mochten met elkaar trouwen
– Plebejers mochten de hoogste ambten uitoefenen, net als de Patrici??rs
Maar nog steeds waren de arme plebejers ontevreden; de hoge rente bleef en ze mochten geen hoge ambten uitoefenen want deze ambten waren onbetaald.
De groepen die helemaal geen invloed hadden waren vrouwen en slaven.
??9
De Romeinen stichtten een imperium, bestaande uit het Middellandse Zeegebied en een groot deel van Europa. De Romeinen veroverden, omdat:
– Dat land een bondgenoot zou aanvallen
– Dat land de handel of veiligheid van Rome zou bedreigen
– Rome meer grond nodig had voor zijn eigen bevolking
Als gevolg van de veroveringen:
– Het rijk werd verdeeld in provincies met een gouverneur aan het hoofd.
– De senaat werd machtiger. Door ervaring werd hun raad vaker opgevolgd.
– Versterking van de Griekse cultuur. Er werd veel van de Grieken overgenomen, zoals kunst, godsdienst en ook het bouwen van tempels
– Boeren raakten hun bedrijf kwijt. Wanneer de boeren ver van huis in het leger moesten werken, moest zijn familie het overnemen wat haast geen optie was. Deze boeren werden de proletari??rs.
– Aantal rijke mensen nam toe, door de buit tijdens veldtochten en door veel te hoge belastingen op te leggen in de veroverde gebieden.
– Veel slaven werden buitgemaakt. Een bekende opstandeling is onder andere Spartacus.
– Het Romeinse leger werd minder sterk. De soldaten moesten hun eigen uitrusting betalen, maar steeds meer werden proletari??rs.
??10
De broers Tiberius en Gaius Gracchus wilden het land verdelen onder de armen. Zo konden werklozen opnieuw boer worden en er zouden weer sterke boerenlegers komen.
Tiberius en Gaius Gracchus:
– steunden de plebejers
– vormden een gevaar voor de rijkere senatoren
– tastten de machten van de senatoren aan door landhervormingen
Tijdens gevechten kwamen beide broers om. Ze waren dood, maar:
– een blijvende haat tussen de groepen bleef
– ontstaan van burgeroorlogen
Er was een tekort aan soldaten door tekort aan boeren. Dit werd opgelost door invoering van beroepslegers. Na 16 jaar diensttijd, kreeg de soldaat van zijn bevelhebber een stuk grond in een provincie. Ook zorgde de bevelhebber hun soldij. Dit had een nadeel; de soldaat werd trouwer aan zijn bevelhebber dan de consuls in Rome. E??n zo’n bevelhebber was Julius Caesar, wat uiteindelijk leidde tot zijn dood in 44 v. Chr. Hierna ontstond er echter een burgeroorlog (door Octavianus (achterneef van Julius Caesar)). Octavianus werd de grote winnaar en liet zich Augustus (de verhevene) noemen. Augustus liet de huidige regering bestaan, maar wilde nog wel laten zien dat hij de macht had. Hij werd de eerste keizer van het Romeinse Rijk.
Hierna kwam een lange tijd van vrede (Pax Romana). Dit kwam doordat:
– het leger trouw bleef aan de keizer (meer grond, geld, door de keizer benoemde legeraanvoerders)
– er een goede handel werd gedreven (= meer welvaart)
– er geen krachtige vijanden aan de grenzen waren
Door de keizer konden handwerkslieden hun voordelen krijgen, doordat er meer te doen was. Steden konden veel verder uitgroeien en ook nieuwe steden konden ontstaan. Populair waren de gladiatorengevechten in amfitheaters, zoals het Colosseum. Wie niet in de stad woonde, was boer op het platteland (wat een groot merendeel was).
Iedere persoon in het Romeinse rijk kon staatsburger worden. Deze personen moesten dus kunnen bewijzen dat ze zich hadden aangepast op kleding, taal, godsdienst, literatuur, en vrijetijdsbesteding. In 212 kreeg iedereen in het Romeinse rijk burgerrechten.

??11

Romeinen namen bijna alles van de Grieken over, ook het wereldbeeld. De aarde was een platte, cirkelvormige schijf geori??nteerd naar het oosten. Daarnaast was het mensbeeld van de Romeinen ook anders:
Een meer militaire kijk
– Waarden zoals moed, gehoorzaamheid, opofferingsgezind waren van groot belang
– Het bouwen van tempels en theaters. Vooral het amfitheater was in trek waar strijd centraal staat.
– Het bouwen van militaire monumenten (triomfboog)
Een meer praktische kijk op de mens
– De Romein was iemand met rechten en plichten (aandacht op schriftstellen van wetten (basiliek voor rechtspraak))
– Het verbeteren van de kwaliteit van het leven (bouwen van aquaducten, thermen)
Eigen kijk op kunst
– Gebouwen geen godsdienstige functie meer
– Amfitheater een vrijstaande constructie, niet in een heuvel ingebed
– Romeinen bouwden tempels met een voorzijde, niet meer richtingloos
– Gebruik van halfzuilen i.p.v. vrijstaande zuilen
– Ontwikkeling van de koepel (zoals het pantheon)
Een juridisch voorbeeldige manier om met elkaar om te gaan
Bevolkingen in veroverde gebieden waardeerden de Romeinse rechtspreek heel veel. Zelfs uniek voor onze tijd. Belangrijke regels waren:
– Iemand is onschuldig tot zijn schuld is bewezen
– Iemand moet zich kunnen verdedigen als hij ergens van wordt beschuldigd
– Niemand mag worden gestraft voor wat hij denkt
– Alleen de rechters mogen recht spreken
??12
Jezus van Nazareth was een prediker die veel aandacht kreeg toen hij rondtrok en sprak over het ‘Koninkrijk van God’ dat in handen zou komen van de armen, hongerigen, onderdrukten en vervolgden. Centraal stond goedheid en vergevensgezind tegen de medemens. Jezus werd ter dood veroordeeld door Pontius Pilatus. De joden hadden een aanklacht ingediend, omdat ze bang waren hun leiderschap te verliezen. Apostelen verspreidden zijn idee??n door het Romeinse Rijk. Deze gaven hem de naam Jezus Christen (= gezalfde (gezalfd met olie was een teken van goddelijke uitverkiezing)). De vier apostelen Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes leverde ieder een evangelie (goede boodschap) over het leven van Christus. Deze vormden later de bijbel.
Het christendom kon profiteren van de Pax Romana. Apostel Paulus leverde een behoorlijke bedrage aan het verspreiden van het christendom. Jezus predikte over gelijkheid van alle mensen en gaf hoop op een beter leven na de dood.
Het Christendom werd een lange tijd verboden. Keizer Nero liet bijvoorbeeld Petrus en Paulus executeren. De Romeinse bevolking had veel bezwaar tegen de christenen, want zij wilden geen dienst nemen in het Romeinse leger en ook namen ze niet deel aan de feesten t.v.v Romeinse goden.
Bestuurders vonden dat ze meer trouw waren aan hun geloof dan aan de Romeinse keizer. Uiteindelijk werd het christendom in 313 toegestaan door keizer Constantijn die zelf ook christen werd. In 394 werd het christendom de enig toegestane godsdienst. De christelijke Kerk kreeg heel veel macht toegekend. Het kreeg een verfijnd netwerk van bestuur, belastingen, rechtspraak, wegen, posterijen en beveiliging. Het werd een sterke organisatie. Zelfs bij het uiteenvallen van het bestuurlijke gebied van het Romeinse Rijk in de 5e eeuw (Verwoesting van Rome, Germaanse stammen trokken binnen) bleef deze nog grotendeels bestaan. In deze organisatie stonden de bisschoppen centraal. Zij regeerden vanuit het bisdom. De hoogste was de Paus (vader) in Rome. Onderaan bij de basis waren kleine kerkelijke gemeenschappen, zoals dorpen, wijken en pastoors.
??13
In 395, na de dood van Theodesius, werd het Romeinse Rijk verdeeld onder zijn zonen tot het Oost- en West-Romeinse Rijk. Germanen trokken in de laatste eeuwen van het Romeinse rijk het rijk binnen. Zij die bleven romaniseerden zich, maar bleven nog trouw aan de Germaanse cultuur. Er was sprake van een gelaagde samenleving in de Germaanse stammen. Ook verschilden de Germaanse talen onder de stammen niet veel van elkaar. In oorlogstijd werden aanvoerders gekomen, en ieder van hen maakten kans om koning te worden.
In de 5e eeuw werd de invloed van de Franken steeds groter. Romeinse legioenen trokken weg, net als sommige geromaniseerde inwoners. Romeinse bouwwerken werden verwoest of vervielen. Het verlangen naar een leider nam toe door bedreigingen van andere volkeren zoals de Alemannen, de Th??ringers en de Goten. De leider van ‘?n van de Frankische stammen werd Clovis in 481. De kroning van koning Clovis duidde het begin aan van de Middeleeuwen.
Het West-Romeinse Rijk viel uiteen in Germaanse staten in het jaar 476. Het Oost-Romeinse rijk zou nog tot 1453 blijven bestaan.
Belangrijke dingen om te weten en tijd op chronologie
800 v. Chr.: Verovering van gebied rond Rome door de Etrusken
753-510 v. Chr.: Koningstijd vanuit Rome
500 v. Chr.: Opstand Roomse bevolking. Bevrijding volgde spoedig
486-44 c. Chr.: Republiek vanuit Rome
275 v. Chr.: Bijna geheel het vasteland van Itali?? veroverd door de Romeinen
2e eeuw v. Chr.: Tiberius en Gaius Gracchus strijden voor landverdeling onder de armen
63 v. Chr.: Ontstaan van het christendom in Palestina
44 v. Chr.: Julius Caesar sterft na een moordpoging
43 v. Chr.: Augustus sticht het Romeinse Keizerrijk
212 n. Chr.: Iedereen kreeg Romeinse burgerrechten
313 n. Chr.: Christendom toegestaan door keizer Constantijn
394 n. Chr.: Christendom de enige toegestane godsdienst in het Romeinse Rijk
395 n. Chr.: Theodisius sterft. Romeinse Rijk verdeeld in een Westelijk en Oostelijk deel
5e eeuw v. Chr.: Verwoesting van Rome. Germaanse stammen trekken binnen. Geen bestuur.
476 n. Chr.: West-Romeinse Rijk valt uiteen in Germaanse staten
1453 n. Chr.: Oost-Romeinse Rijk valt uiteen

!!!OP TOETS!!!

17. De Romeinse Republiek was geen democratie, maar een aristocratie. Wel of niet eens?
Eensch, want je mocht alleen maar in het bestuur komen als je rijk in bezit wat.
18. Noem een voor en nadeel dat verbonden is aan de Romeinse regel, dat men voor een bestuursfunctie in de republiek niet werd betaald.
Voordeel: Het kostte niets
Nadeel: Je kan er niet rond van komen
27. Waardoor kon de Pax Romana enkele eeuwen lang blijven bestaan?
– Er werd goede handel gedreven
– Geen krachtige vijanden aan de grenzen
– Leger bleef trouw aan de keizer
– De senaat had een schijnmacht

De broers Tiberius en Gaius Gracchus wilden het land verdelen onder de armen. Zo konden werklozen opnieuw boer worden en er zouden weer sterke boerenlegers komen.
Tiberius en Gaius Gracchus:
– steunden de plebejers
– vormden een gevaar voor de rijkere senatoren
– tastten de machten van de senatoren aan door landhervormingen
Tijdens gevechten kwamen beide broers om. Ze waren dood, maar:
– een blijvende haat tussen de groepen bleef
– ontstaan van burgeroorlogen

Omwisseling van poly ‘monothe??sme ‘ Christus de Messias (= verlosser)
Ontstaan van het christendom en verspreiding van de gedachten van Jezus in Palestina in 63 v. Chr.

Volksverhuizing van Germaanse volken;
1) Vruchtbaar landbouwgrond
2) Dreiging van uit ”Rusland” van de Hunnen (Hunnen waren niet Germaans!)

Hoofdstuk 3
??1
Na het uiteenvallen van het West-Romeinse Rijk bleef alleen nog in Spanje en Itali?? de christelijke Kerk bestaan, want de Germaanse volkeren die binnenvielen waren al christelijk. Toen Clovis zich in 496 (?) zich bekeerde tot het christendom, kreeg hij veel steun van andere christenen. Als het nodig was, dwong Clovis mensen zich te kerstenen. Na zijn dood in 511 viel zijn rijk uiteen, maar werd opgedeeld en geleid door ‘Hofmeiers’ (bestuurders). Toen Karel de Grote als koning aan de macht kwam in 768, liet hij Saksen onder dreiging van de dood zich bekeren tot het christendom.
Het duurde tot de 7e eeuw toen het christendom in de Nederlanden kwam. Frankische monniken kwamen heidenen bekeren, waarvan de bekendste monnik Amandus was. Hij paste een bepaalde strategie toe:
– Monniken stichtten kloosters voor nieuwe monniken. Nieuwe kloosters werden uit deze kloosters gesticht en ga zo maar door.
– Regionale machthebbers werden bekeerd, om drang uit te oefenen op de bevolking om christen te worden. Grond werd aan de kloosters geschonken
??2
De bekendste koning van de Franken was Karel de Grote toen hij aan de macht kwam in 768. Hij stond voor een aantal problemen:
– Verdeeldheid in het rijk (door taal, stammen, eigengereide edelen)
– Armoede
– Geringe ontwikkelingen
– Dreiging van invasies
Om de verdeeldheid aan te pakken, ging Karel een sterke bondgenootschap aan met de christelijke Kerk. Karel liet een lettertype ontwikkelen (Karolingische minuskel) en benoemde geestelijken tot ambtenaar. Karel de Grote deed er ook alles aan om kennis te redden uit de bijna verdwenen Griekse en Romeinse tijd door veel te kopi??ren.
Voor de invasies had hij betere aanvallers nodig. Hij maakte hierdoor ruiterlegers (mensen te paard). Krijgers kregen een stuk land in leen, zodat boeren mee konden vechten als de vorst hen oproept. Deze krijgers werden de ‘adel’ genoemd. Hun hele leven bestond alleen maar uit trainen en paraat staan. Karel de Grote trok vrij regelmatig het land door zodat hij problemen in die gebieden kon aanpakken. Ook om bepaalde steden te verdedigen, zoals Rome tegen de Longobarden.
Na de dood van Karel de Grote viel zijn rijk weer uiteen. Dit kwam door:
– De Germaanse gewoonte om het rijk op te delen aan de zonen
– Oorlogvoering door opvolgers van Karel de Grote
– Aanvallen van de Noormannen, moslims en Hongaren

??3
Romeinse steden begonnen leeg te lopen. Dit had te maken met het uiteenvallen van het Romeinse Rijk:
– Romeinse soldaten en bestuurders trokken weg
– Wegen niet meer onderhouden, grote kans op berovingen onderweg
– Handwerkslieden kregen minder werk. Onder dwang werden ze boer
Steden konden blijven bestaan doordat ze binnen het bisdom zaten. De bisschop had nog mensen nodig voor onderhoud en voor voeding, dus deze mensen hadden nog steeds werk.
In het Romeinse Rijk bestond een agrarisch-urbane cultuur: de bevolking (90%) woonden als op het platteland ook in de steden. West-Europa veranderde in agrarische cultuur. Deze mensen leefden van de landbouw en woonden alleen maar op het platteland. Grootgrondbezitters als bisschoppen en Germaanse veroveraars exploiteerde en organiseerde hun land volgens het hofstelsel. Kenmerken hiervan waren:
– De kern was een versterkte boerderij, kasteel of klooster. Daaromheen de horigen die land pachten
– De mensen zorgden voor bijna alles wat ze nodig hadden.
Mensen die meerdere domeinen hadden lieten die besturen door een andere edelman, bisschop of abt.
Hier en daar waren er vrije boeren, waarschijnlijk nakomelingen van Germaanse veroveraars. Deze leefden op een zelfstandige boerderij of ook op een domein. Vrije boeren kwamen op een domein terecht voor bescherming. De heer sprak ook recht op zijn domein.
Mensen die op een domein werkten waren de ‘horigen’. Net als slavernij werd je hierin geboren en je bleef er levenslang. Zij hadden een verplichting aan hun heer:
– Een deel van de oogst afstaan aan de heer als pacht
– Herendiensten verrichten
??4
Edellieden kunnen worden onderscheiden in hoge en lage adel. Hoge adel hadden veel domeinen, wonen in burchten, aten elke dag vers vlees en droegen bont. De lage adel was net iets beter uit dan de gemiddelde horige, maar zij moesten ook weer geld uitgeven voor wapenuitrusting en een goed paard.
Hoge edelen bezaten honderden domeinen. Deze edelen konden niet alles zelf opeten. Noch kon de oogst worden verkocht, omdat er geen handel was. Edelen kregen behoeften aan goed bewapende volgelingen om zijn bezit te beschermen. In ruil daarvoor, kreeg de lage adel een stuk grond toegewezen, in ruil voor bescherming. De hoge adel (en geestelijken!) werd leenheer en de lage adel werd leenman of ‘vazal’ (dienaar, helper). De lage adel had soms zo veel stukken grond dat die het weer uitleenden aan achterleenmannen. Er werd een verdrag gesloten:
– De leenheer leende de leenman land
– De leenheer gaf de leenman bescherming
– De leenman beloofde zijn heer trouw te zijn
– De leenman kwam zijn leenheer met gewapende mannen te hulp als deze oorlog moest voeren
– De leenman gaf zijn leenheer raad als deze erom vroeg en hielp bij de uitvoering van besluiten
– De leenman sprak recht op zijn leen volgens de richtlijnen van de leenheer
– De leenheer kon een leenman zijn leen afnemen als de leenman zich niet aan zijn afspraken hield
– Als de leenheer of leenman stief, was het verdrag be??indigd. Er wordt dan een nieuw verdrag gesloten met een nieuwe leenman of leenheer.
Dit leenstelsel, of feodalisme, begon versnipperd te raken toen leenmannen zich zeer onafhankelijk stelden tegen hun leenheren (vooral in de 9e eeuw). Een leenheer kon zijn bezit toen niet meer terugeisen.
??5
De geestelijkheid is onder te verdelen in twee soorten:
1) De seculiere geestelijken.
Hierin was er een hoge en lage geestelijkheid. De lage geestelijkheid bestond uit:
– dorpspriesters:
‘ Hadden weinig tot geen opleiding gehad
‘ Waren afkomstig van een boerengezin
‘ Hielden toezicht op de mensen in een parochie (groep gelovigen die samenviel met een dorp in een domein)
‘ Gelovigen bereiden op het leven na de dood
‘ Werkte deels als boer
Daarnaast was er nog de hoge geestelijkheid. Deze bestond uit:
– De bisschop
‘ Hielden toezicht op de parochies
‘ Benoemden en ontsloegen dorpspriesters
‘ Beheerden het kerkelijk bezit
‘ Was leenman van de koning
– De aartsbisschop
‘ Hadden een eigen bisdom
‘ Hielden zicht op andere bisdommen en bisschoppen.
– De Paus (heeft grote macht)
‘ Bestuurde de Kerk
‘ Recht op bepalen en afkondigen van kerkelijke wetten
‘ Bijeenroepen van concilies (kerkvergadering van alle bisschoppen)
2) De reguliere geestelijken
Voornamelijk monniken en nonnen in een klooster. Kloosters lagen vaak op afgelegen plekken, want de monniken vonden dat je alleen zo niet bloot meer stond aan de verleidingen van de wereld. Monniken en nonnen verenigden zich tot orden, aan het hoofd stond een abt.
De oudste orde zijn de Benedictijnen, genoemd naar Benedictus. Hij stichtte het Monte Cassino op een berg in Itali?? in 529. Er was een stipte dagenplanning en strenge discipline heerste er. Nonnen mochten geen bezit meer hebben en mochten niet meer trouwen. Na een proefjaar was diegene levenslang monnik of non. Naast in afzondering leven gingen deze mensen het christendom verspreiden, zoeken naar verbetering van het verbouwen van grond, onderdak geven aan pelgrims, etc.

??6
In het Midden-Oosten en delen van de wereld ging de Islam steeds meer invloed te krijgen op de cultuur. De Islam ontstond in de 6e eeuw op het Arabisch schiereiland, waar Mekka de belangrijkste en welvarendste stad is. Rond 570 werd daar Mohammed geboren. Hij kreeg eens een boodschap van Allah om het woord te verspreiden over de Islam. Hierdoor werd Mohammed de profeet genoemd. Hij werd eerst geweerd in Mekka maar week uit naar Medina in het noorden in 622. In 630 kwam Mohammed triomfantelijk terug na de strijd, maar overleed 2 jaar later.
Islam betekent ‘onderwerping aan Gods wil’. De aanhangers heten de moslims.
Nog voor de dood van Mohammed had de Islam spectaculaire successen. In 711 stak een Arabisch leger onder leiding van Tarik de straat van Gibraltar over naar Spanje waar ze het grootste deel van het Iberisch schiereiland konden veroveren. Ze werden echter teruggedrongen na een gefaalde slag tegen het Frankisch leger in 732. Via de Balkan Europa binnen komen lukte ook niet, want Constantinopel was haast ondoordringbaar. Ruim een eeuw na de dood van Mohammed strekte het rijk van de Arabieren van de Atlantische oceaan (over Noord-Afrika) tot de Indus.
De bevolking in veroverde gebieden mochten zelf kiezen of ze zich wilden bekeren tot de Islam. Andere volkeren gaven zich gelijk tot de Islam. Bijdragen hiervan waren:
– Niet-moslims waren tweederangsburgers; ze mochten geen wapen dragen en ook niet met vrouwelijk moslims trouwen
– Niet-moslims moesten een speciale belasting betalen
– Men hoefde alleen maar een geloofsbelijdenis uit te spreken om moslim te worden.
??7
Net als het Jodendom en het Christendom gelooft de Islam in een god die alles heeft geschapen. Woorden van profeten als Abraham, Mozes en Jezus zouden door hun volgelingen verkeerd zijn doorgegeven in de loop der eeuwen. Maar die van Mohammed weer niet.
Mohammed was zelf beide een religieus en politiek leider. Zijn opvolgers, de kaliefen, waren dat ook. Staat en godsdienst waren sterk met elkaar verbonden, dus werd de wereld ingedeeld in:
– dar al-islam: het gebied van de islam
– dar al-harb: het gebied van de oorlog
De Ka??ba (zwarte doos) werd door de moslim als het middelpunt van de wereld gezien (overgenomen van het beeld van Ptolemaeus). Vooral Islamitisch gebied werd gedetailleerd in kaart gebracht.
??8
In 1096 riep de Paus alle Europeanen op om Palestina van de moslims te bevrijden. Palestina was de plaats waar pelgrims sinds de 3e eeuw naar trokken. Van de moslims mochten de pelgrims later weer komen en mochten de christenen en joden hun godsdienst blijven uitoefenen. Dit veranderde toen in de 11e eeuw de Turkse Seldsjoeken een groot deel van het Midden-Oosten veroverde. Als gevolg van slechte behandeling van de pelgrims, zocht de Paus naar militaire steun. Veel mensen uit alle lagen begonnen aan zo??n lange tocht door enthousiasme voor het christendom en voor de bevrijding van heilige plaatsen. Voor anderen om rijkdom, roem en avontuur. Wie ging, zou van zijn zonden worden verlost.
Tussen 1096 en 1270 trokken zogenaamde kruistochten naar Palestina. In de Eerste Kruistocht in 1096 verzamelden alle christenen in Constaninopel om door te stromen naar Palestina. Na 3 jaar werd Jeruzalem veroverd en de moslimbevolking uitgemoord. In 1187 werd Jeruzalem heroverd door Saladin, de Egyptische sultan. Een kruistocht hiernaartoe faalde echter. De daaropvolgende kruistocht kwam niet verder dan Constantinopel en de Vierde tot Zevende Kruistocht van 1217 tot 1270 waren ook niet veel succesvoller.
Belangrijke dingen om te weten en tijd op chronologie
496: Clovis bekeert zich tot het christendom
511: Clovis overlijdt en zijn rijk valt uiteen
529: Oprichting Monte Cassino in Itali??
570: Geboorte van Mohammed in Mekka
7e eeuw: Christendom komt in de Nederlanden
622: Mohammed trekt naar Medina om het daar over te nemen
630: Mohammed keert terug naar Mekka
632: Mohammed komt te overlijden
711: Een Arabisch leger neemt een groot deel van het Iberisch schiereiland over
732: Mislukte poging om het Frankisch rijk binnen te vallen. Arabieren trekken uit Europa
768: Karel de Grote komt aan de macht
800: Karel de Grote wordt tot keizer gekroond door de paus
9e eeuw: Leenmannen begonnen zich onafhankelijk te stellen tegen hun leenheren
1096: Paus roept Europeanen voor bevrijding Palestina. Begin Eerste Kruistocht
1096 tot 1270: Eerste en verdere kruistochten naar Palestina
1187: Herovering van Jeruzalem door Saladin, sultan van Egypte
1217 tot 1270: Vierde tot Zevende Kruistocht
!!!OP DE TOETS!!!
14. A. Welke Romeinse steden bleven grotendeels wel bestaan?
Steden waar bisschoppen zetelden.
14. B. Hoe kwam dat?
De bisschoppen bleven hun bisdom vanuit steden besturen. Daardoor bleven die steden bestaan, want de bisschop en andere geestelijken zorgden voor werk in de stad
30. In de Middeleeuwen had de geestelijkheid een veel groter invloed in Europa dan nu:
A. Geef eerst in enkele zinnen weer waaraan de geestelijken hun grote invloed hadden te danken
1) Iedereen is christelijk
2) Alleen stand 1 (de geestelijken) konden lezen en schrijven
3) Alleen zij reizen om hun boodschap te verspreiden

Bisschop = 1e stand (geestelijkheid)
Bidden
Adel = 2e stand
Bescherming geven
Boeren= 3e stand
Werken

In de Romeinse tijd: Veel landerijen die vaak ‘?n product maken voor de handel
Richting de Middeleeuwen: Geen handel meer mogelijk ‘ geen inkomsten grootgrondbezitter
In de middeleeuwse tijd: Slaven werden vrij, land in pacht geven

Grote economische verandering in de vroege middeleeuwen, Autarkie ‘ leenheer kan soldaten niet in geld betalen, dus dan maar met land.

?? 9
Nadat de handel in Europa in de 5e eeuw bijna was verdwenen, kon dat in de 11e en 12e eeuw worden hersteld, omdat:
– Kooplieden in elke stad gingen samen werken ‘ gilden ‘ mensen die ‘?n beroep uitoefenen.
– Steun van landsheer en hoge edelen ‘zagen belang in steden ‘ gaven bescherming aan kooplieden, verbetering in de wegen, einde aan tol en belastingen
– Niet meer in natura betalen, maar met de munt
Itali?? kon profiteren van de handel door de gunstige ligging tussen het Midden-Oosten en de rest van Europa. Contact kon met het Byzantijnse Rijk worden gemaakt door de kruistochten.
In Noordwest-Europa ontstond de Hanze; een samenwerking van kooplieden in verschillende steden. De invloed van de Hanze werd zelfs zo groot dat zij het bestuur van steden in handen kregen. Om handelsbeperkingen te verminderen gebruikten ze dezelfde munt, maten en gewichten. Handelswaar werd gedeeld in geval van verlies van een schip. De Hanze kon zelfs een land van de handel afsluiten. In de 13e en 14e eeuw werd de Hanze oppermachtig. Steden herleefden weer en nieuwe ontstonden. Dit was een direct gevolg van de herleving van de handel, want steden waren de beste bewaar- en handelsplaatsen. De werkgelegenheid zorgde voor de groei van steden. Mensen trokken van het platteland weer de steden in.
Ook herleefden de ambachten weer. Stedelingen hadden geen tijd om zelf producten te vervaardigen, dus deden de ambachtslieden dat voor hen.
Door de herleving van de handel, ambachten en steden kwam er weer een agrarisch-urbane samenleving.
Ondanks de groei bleven de steden klein en bestonden uit niet meer dan een marktplein, een hoofdstraat en enkele zijstraten met minder dan 5000 inwoners. De voornaamste bevolkingsgroep waren de ambachten. In andere grote steden als Parijs groeide het aantal arbeiders en begonnen met producten maken op grote schaal. Meer bedrijvigheid was er doordat kooplieden contacten hadden uit andere Europese steden (bijv. jaarmarkt).
?? 10
Stedelingen hadden in het begin verplichtingen aan de landheer. Ook de kooplieden konden niet aan de herendiensten voldoen naast het drijven van handel. Het feodale stelsel moest worden afgeschaft en de meeste hoge edelen waren bereid om stadsrechten te geven in ruil voor belastingen en erkenning als landheer. Deze konden dan rekenen op militaire en financi??le hulp. In het algemeen betekenden stadsrechten:
– Geen verplichting en tegenover de landheer
– Zelf bestuur en rechtspraak regelen
– Zelf bepalen wie wel of geen burger was
Hier werd misbruik van gemaakt wanneer de graaf of hertog kinderloos of minderjaren naliet. Kandidaat-opvolgers werden dan gesteund in ruil voor meer zelfstandigheid en meer invloed op het landsbestuur (zoals de Brabantse steden dat deden in 1312).

Gilden werden opgericht om concurrentie tegen te gaan en om de beroepen beter te verenigen in deze groepen (bakkers, wevers, etc.). Dit regelden de stadsbestuurders die daarnaast ook regelementen opstelden (een Gildebrief(pg. 57)). De inkomens waren vrijwel gelijk en de burgers konden rekenen op goede kwaliteit.
Aan het einde van de middeleeuwen had zich een arbeidsdeling plaatsgevonden; het platteland produceerde voedsel en grondstoffen, de steden nijverheidsproducten (waren afhankelijk van elkaar). Beide betaalden belasting en onderhielden zo de adel en de geestelijkheid die in ruil zorgden voor onderwijs, bestuur, rechtspraak en verdediging. De stedelingen bestonden voornamelijk uit horigen, gevlucht van het platteland. Steden werden groter en/of rijker en kregen steeds meer contact met andere landen. Het platteland werd door zijn achterstand ‘achterlijk’. In de 16e eeuw had de naam ‘boer’ veel negatieve betekenissen, maar in de 17e eeuw kregen steeds meer mensen aangetrokken tot leven op het platteland. Landman staat dan weer symbool van het goede, van eerlijkheid en eenvoud.
?? 11
In de 14e eeuw de welvaart niet meer groeide (arbeiders konden daarvoor al niet profiteren) verloren veel arbeiders hun baan. Opstanden waren hiervan het gevolg, om het bestuur van de stad over te nemen. De opstandelingen hadden echter weinig bestuurservaring en de adel en geestelijkheid konden de opstandelingen vaak met bloedige hand onderdrukken.
Toen ontstond de ketterij. Ketterij wil zeggen dat een mens iets doet wat door de offici??le Kerk is verboden. Mensen keerden zich tegen de kerk, want geldwolven verkleed als abt of bisschop waren er alleen maar voor eigen profijt. Als gevolg hiervan gingen christenen de leer van eenvoud, naastenliefde en vergevingsgezind serieus naleven en begonnen scherpe kritiek te uiten. De Kerk nam deze kritiek heel serieus en verklaarde zo’n beweging als ketterij. Aanhangers werden vervolgd en verbrand op de brandstapel. Stedelingen die zich echter verbonden voelden met de ketters leerden dan het verschil tussen arm en rijk onrechtmatig is en dat God de rijken heel erg zou straffen.
De Franciscanen en Dominicanen waren er om de ketterijen te bestrijden. Deze streefden naar de originele normen en waren van het de Kerk en probeerden mensen van de ketterij te weerhouden. Geestelijken die naar speciale kerkelijke gerechtshoven gingen konden in de ban worden gedaan of werden uitgeleverd naar een normale burgerrechter die het vonnis voltrok. In de 13e eeuw werden de speciale gerechtshoven het doel voor het opsporen en berechten van ketters. Ook wel, de rechtbanken van de inquisitie. De ketters konden zo in de 14e en 15e eeuw stevig worden onderdrukt.
?? 12
Alleen de keizer van het Romeinse Rijk hadden de macht om hoge priesters en bisschoppen (pontifex maximus) te bekleden. Dit deden ook de Frankische vorsten na de ondergang van het West-Romeinse Rijk. Toen Karel de Grote in 800 tot keizer werd gekroond door de paus, is het niet duidelijk omschreven wie het hoogste gezag bezat.
In de 11e eeuw begon een klooster in Cluny zich te verzetten tegen de machten van de vorsten over de Kerk, want die vonden dat alleen de paus en de bisschoppen anderen tot geestelijken mochten benoemen. Hildebrand, raadgever van de paus, pleitte ervoor dat de paus voortaan werd gekozen door de geestelijkheid van Rome in 1059. De Investituurstrijd (strijd om wie de bisschoppen, abten en andere geestelijken mocht kiezen) begon echt toen Hildebrand in 1073 zelf paus Gregorius VII werd. Hier deed Gregorius VII een verbod op het zelf benoemen van geestelijken. Koning Hendrik IV van het Duitse Rijk liet echter ‘zijn’ bisschoppen Gregorius niet meer als paus erkennen. Gregorius deed Hendrik daarna in de kerkelijke ban. Hendrik z’n leenmannen kozen voor de kant van de paus, want ze waren bang dat de koning te machtig zou worden. Hendrik reisde af naar Rome en wist zich van de ban te ontdoen in 1077. Hendrik bleef echter zijn eigen bisschoppen benoemen waardoor Gregorius hem alweer in de ban deed. Hendrik krijg zijn bisschoppen zover om een tegenpaus te benoemen en met een leger naar Rome te gaan om Gregorius te verdrijven. De tegenpaus kroonde Hendrik IV tot keizer in 1084.
Ondanks dat Hendrik V (opvolger van Hen. IV) het gezag van de Kerk erkende bij de benoeming van bisschoppen en abten (Concordaat van Worms, 1122) bleven de vorsten invloed uitoefenen. De paus was regelmatig in conflict met de Franse en Engelse koningen, maar moest inzien dat hij niet genoeg macht bezat om vorsten af te zetten of politiek te volgen. Er kwam een gedeeltelijke scheiding tussen Kerk en staat toen geestelijken ook belangrijke taken kregen in het bestuur van een land.
?? 13
Door de komst van nieuwe staten zijn nog maar weinig originele grenzen hetzelfde gebleven. Die wijzigingen hadden te maken met de komst van nationalisme. Noodzakelijke voorwaarden daarvoor waren:
– Het besef van gemeenschappelijke ervaringen
– Het besef van gemeenschappelijke belangen
Omstandigheden voor het ontstaan van nationalisme ontstond doordat bepaalde gemeenschappen dezelfde taal spraken, dezelfde godsdienst uitoefenden, hetzelfde vorstenhuis erkenden. Dit hoefde echter niet te betekenen dat ze samen een staat wilden vormen.

Trouw zijn aan de koning woog in Engeland en Frankrijk zwaarder dan het gevoel Engelsman of Fransman (door honderdjarige oorlog) te zijn. Pas vanaf de 16e helft ontstonden in de republiek nationale gevoelens met de oorlog tegen Spanje als gemeenschappelijke ervaring. Alleen waren de mensen nog wel burger van hun eigen gewest.
In Engeland begon de eerste vorm van centralisatie en staatsvorming nadat de Normandische Willem de Veroveraar in 1066 Engeland wist te veroveren. Hij wist Engeland in zijn macht te houden door:
– Land in leen te geven aan zijn ridders ‘ kleine gebieden om geen machtige concurrent te worden
– Land verdelen in counties (graafschappen) ‘ werkelijke bestuurder was de sheriff
– Vastleggen hoeveel mensen waar wonen ‘ uitzenden van 13.418 ambtenaren ‘ Domesday Book (1086) om belasting op te leggen ‘ weten hoeveel steden en dorpen er in het rijk waren (Willem was de eerste)
De opvolgers van Willem de Veroveraar bleven echter last hebben van de groeiende invloed van de adel, geestelijkheid en de burgerij. De Engelse koning Jan zonder Land moest in 1215 de Magna Charta ondertekenen waarin stond dat hij alleen nog maar belasting kon opleggen met toestemming van de adel, geestelijkheid en de burgerij. Dat was een vorm van centralisatie en was het begin van een grondwet. In de 14e eeuw ontstond het Hogerhuis waarin de koning en de hoge adel zitten om te overleggen. Daarnaast was er ook het Lagerhuis waar de lage edel en de burgerij petities aan de koning voorlegde. Ook was er een volksvertegenwoordiging.
De Franse koning Filips Augustus wist in zijn regeerperiode van 1180 tot 1223 zijn macht sterk uit te breiden in Frankrijk. Pas in 1453 werden de Engelsen compleet uit Frankrijk verdreven en tegen de 15e eeuw beheersten de Franse koningen het hele gebied van hedendaags Frankrijk. De macht van leenmannen en hoge edelen wisten ze te verbreken door steun te zoeken in steden en door het aanstellen van de allereerste ambenarencorps vanuit het Louvre.
De Honderdjarige Oorlog begon door een ruzie tussen familieleden na het sterven van de Franse koning in 1328; De Engelse koning of een Franse graaf. Rond 1420 was geheel Noord-Frankrijk in Engelse handen en in 1422 stierf de Franse koning. Maar toen, in 1429, verscheen Jeanne d??Arc die grote successen had in veldslagen. In het jaar 1453 sloten Engeland en Frankrijk vrede en Engeland hield alleen nog een stuk grond over rond Calais.
?? 14
In de middeleeuwen waren er maar weinig mensen naar verre plaatsen geweest dan de geleerde monniken. Gebieden buiten Europa werden beschouwd als de Islamitische wereld die hun kennis weer van de Europeanen hadden. Verder waren alle handelsroutes naar Azi?? en Afrika in hun handen.
Het voornaamste kenmerk van het joods-christelijk wereldbeeld was: God heeft de aarde (woonplaats en centrum van het heelal) en de hemellichamen geschapen ten behoeve van de mens. Uit de klassieke oudheid werd overgenomen wat overgenomen kon worden en verder werd weer aangenomen dat de aarde plat was.
De meeste kaarten waren altijd rond gemaakt met Jeruzalem als middelpunt. Dit waren de OT-kaarten.
(O = ronde vorm, T voor de 3 continenten die worden gescheiden door de zee??n in de vorm van een T). De Kerk had meer behoefte aan en symbolische dan een realistische. Idee??n van Aristoteles en Ptolemaeus werden weer ontdekt door de Europeanen door contact met geleerden uit de Islamitische wereld.
God heeft alles geschapen, met als belangrijkste schepsel de mens die een godgewilde orde moeten nastreven. Als beloning zal God hem/haar eeuwig belonen in de hemel. De mens is dus niet afhankelijk van de willekeurige gunsten van goden of natuurkrachten.
De mens is door onvolmaaktheid altijd geneigd tot het kwade. Adam en Eva overtraden de geboden en de nakomelingen (de toekomstige mensheid) droegen de last van Gods boosheid. Een gelovige mens wordt geacht te leven naar het voorbeeld van Jezus gristus om in de hemel te komen ‘christelijke waarden en deugden.
De mens heeft een vrije wil, maar God kan hem/haar daar ook voor straffen als hij/zij tegen de wil van God in gaat. Hierin verschilt het met de Grieken dat niet de mens maar God centraal staat. Leven in de middeleeuwen was enkel een voorbereiding op het eeuwige leven na de dood ‘ geestelijke begeleiding. Ieder persoon zal persoonlijk worden beoordeeld door God om uiteindelijk naar de hemel te gaan of naar de hel. De Kerk begon later met het opsporen van afvalligen (‘ inquisitie).

?? 15
Het onderwijs was verbonden aan kloosters en kerken. In het algemeen werd lezen en schrijven geleerd, maar in de hogere klassen kwamen ook sterrenkunde en muziek (want geestelijken moesten de data kunnen berekenen en de mis zingen). In de Late Middeleeuwen kwam er meer vraag naar ambtenaren door de steden en regering. Zo werden scholen opgericht (‘ bloei onderwijs) die leerlingen uit heel Europa aantrokken. Deze scholen ontwikkelden zich vanaf de 13e eeuw tot universiteiten waar studenten zich op een bepaald gebied konden specialiseren. Na de examens hadden de studenten zelf het recht om les te geven. Dit was ongekend in de Griekse en Romeinse wereld.
De invloed van de Kerk op het onderwijs werd in de Late Middeleeuwen iets kleiner. Het monopolie van het lezen en schrijven moest worden gedeeld voor belangrijke vakken zoals rekenen en boekhouden. Ook de geleerden beperkten zich niet meer tot wat de Kerk voorschreef. Toen het Romeinse recht kon worden gestudeerd, werd het godsoordeel afgeschaft en werden bekentenissen en getuigenverklaringen als bewijsmateriaal ingevoerd.
De kerkgebouwen zijn de belangrijkste voorbeelden van de middeleeuwse bouwkunst, want iedere tijd wordt gekenmerkt door een bepaalde stijl. Veel kerken werden echter gesloopt of omgebouwd naar de tijd waarin ze waren naar de smaak van de mens. De kathedralen die in de Late Middeleeuwen kwamen, was de plek waar de bisschop zetelde. Zo’n bouwwerk kostte erg veel geld van de bevolking (verplichte bekostiging) en de bouw duurde wel eens meer dan een eeuw. Rijke mensen begonnen ook de bouwstijl toe te passen op hun huizen.

Heiligen blijken vaak als kind over wonderbaarlijke gaven te bezitten (door God gegeven). Ze bestrijden onrechtvaardigheid, maar dan zonder het gebruik van geweld. Hun dood wordt vaak gekenmerkt door voortekenen. Bij het graf rond het wonderbaarlijke gebeente blijken nog veel mirakels te geschieden.
Literatuur werd voornamelijk geschreven voor de adel (zoals een epos ‘ heldendicht/ridderroman). Door het doen opkomen van een belangrijkere positie van de vrouw ontstond de lyriek (korte gedichten). Deze werden vaak gezongen. In de 13e eeuw kwamen tot slot de korte spotdichten, novelles (korte verhalen), fabels, leerdichten en satires.

Belangrijke dingen om te weten en tijd op chronologie
5e eeuw: Volledige verdwijning handel in Europa
1059: Paus voortaan gekozen door geestelijkheid van Rome
1066: Normandische hertog Willem de Veroveraar verovert Engeland
1073: Begin Investituurstrijd
1077: Gregorius VII heft ban op van Hendrik IV
1084: Tegenpaus kroont Hendrik IV tot keizer
11e eeuw: Verzet benedictijnen tegen macht van vorsten over de Kerk
1122: Concordaat van Worms
1180 tot 1223: Regeerperiode Filips Augustus
11e en 12e eeuw: Overwinning hindernissen handel door kooplieden
13e eeuw: Verschijning van spotdichten, novelles, fabels, leerdichten en satires
1215: (Gedwongen) ondertekening Magna Charta
13e en 14e eeuw: De Hanze was oppermachtig
14e eeuw: Groei welvaart stopt, mensen raakten banen kwijt, grote opstanden
14e eeuw: Ontstaan Hogerhuis en Lagerhuis
1328: Franse Koning sterft ‘ aanleiding Honderdjarige Oorlog om wie mocht opvolgen
1337 tot 1453: Honderjarige Oorlog
1363: Neurenberg had 1217 gildemeesters over 50 gilden
1420: Grootste deel Noord-Frankrijk veroverd door engelsen
1422: Overlijden Franse koning, weinig erkenning voor kroonprins Karel
1429: Verschijning Jeanne d’Arc
1431: Gevangenneming en terechtstelling Jeanne d’Arc
1453: Complete verdrijving van Engelsen uit Frankrijk
(einde) 15e eeuw: Bijna geheel tegenwoordig Frankrijk veroverd
16e eeuw: De naam ‘boer’ heeft veel negatieve betekenissen
16e eeuw: Ontstaan nationale gevoelens in de Republiek
17e eeuw: Stedelingen aangetrokken tot leven op het platteland
Aantekeningen en waarschijnlijk op de toets

Vagevuur: ‘ Tussenfase naar de hemel of hel
Aflaathandel: ‘ Plaats in de hemel ‘ reactie: kritiek
55: Waarover ging de Investituurstrijd?
Over de manier hoe bisschoppen konden worden benoemd
56: Wie won de strijd en op welke wijze?
Hendrik IV, want het lukte hem om de paus te verdrijven door de paus zijn eigen vergevingsgezindheid
57: Wat was het uiteindelijke resultaat?
Gregorius verdreven, Hendrik V erkende de paus als de enige benoemer (Concordaat van Worms, 1122)
58: Waarom was er aan het einde van de middeleeuwen geen volledige scheiding tussen Kerk en staat?
De geestelijken en de staat waren afhankelijk van elkaar. De paus had zelf te weinig macht om de vorsten af te zetten, maar tegelijk hielden de vorsten zich aan de wensen van de Kerk.
Aanvulling vraag 55:
Investituurstrijd

Aanvulling vraag 56:
FASE 1: Gregorius wint, doet Hendrik in de ban
FASE 2: Gregorius heft ban op Hendrik na smeking om vergeving
FASE 3: Hendrik blijft bisschoppen benoemen, stelt tegenpaus aan, dreef Gregorius weg
OP DE TOETS!
(groen)14a: In de 11e eeuw ontstaat er een langdurig conflict tussen keizer en paus. Waarom is beeldbron 1 (AB blz. 38) propaganda in dit conflict?
Het laat de machtsverhouding zien tussen Kerk en staat
(groen)14b: Hoe kon de paus dit beeldmateriaal gebruiken als propaganda?
Het laat zien dat de koning hoger staat dan de paus.
61: Waarom was de Magna Charta zowel een beperking van de macht van de koning zowel een versterking van centralisatie?
Het was een oorkonde waar de koning niets meer kon opleggen zonder instemming van de adel, geestelijkheid en de burgerij. Het veto kwam dus bij het volk en alleen maar het volk te liggen.
Voor centralisatie is nodig:
1: Land bestuurd/geregeerd vanuit 1 punt
2: ‘ wetten voor heel het land
‘ Ambtenaren die controleren
‘ 1 sterke leider/machtsapparaat
63a: Wat hield het beeld van de joods-christelijke wereld in?
God heeft de wereld geschapen voor de mens om erop te wonen
63b: Hoe veranderde het wereldbeeld in de middeleeuwen?
Geleerden namen over en toetsten overgedragen kennis uit de klassieke oudheid
66: Waardoor nam in de Late Middeleeuwen de vraag naar onderwijs aan niet-geestelijken toe?
Onafhankelijkheid, minder invloed Kerk door opkomende beroepen

Hoofdstuk 4
?? 1
Het wereldbeeld in de middeleeuwen bestond enkel uit een platte schijf met daarop Europa, het Middellandse-Zeegebied en Jeruzalem als middelpunt. Willem van Rubroek en Marco Polo maakten al reisverslagen van hun reizen naar Azi??, maar weinig mensen kwamen hiervan te weten. In het wereldbeeld kwam pas verandering toen de Portugezen in de 15e en 16e eeuw op zoek gingen naar Azi??. De Portugezen, die in contact waren met Noord-Afrika, hoorde van de moslims over Azi?? waar zij hun specerijen vandaan haalden.
De Portugezen volgden de Afrikaanse kust, helemaal naar het zuiden waar ze bondgenoten zochten tegen de moslims en hoop voor een nieuwe zeeweg naar Azi??. Het zuidelijkste punt (Kaap de Goede Hoop) werd in 1488 bereikt en in 1498 bereikte de Portugese schepen onder leiding van Vasco da Gama India. In 1519 tot 1521 voer de Portugees Magelhaen zijn schip door het zuidelijkste punt van Amerika om ook zo Azi?? te bereiken. De Portugezen stichtten op verschillende plaatsen factorijen; een handelspost bestaande uit een fort, een haven en wat pakhuizen waaruit ook handel kon worden gedreven. Ook konden ze dienst nemen om proviand aan boord te nemen.
In 1492 voer de Italiaan Columbus in opdracht van de Spaanse koning en koningen in westelijke richting om Azi?? te bereiken. Ze kregen in 3 maanden land in zicht en aangekomen noemden ze de bevolking ook indianen. In feite hadden ze Amerika ontdekt. Daarna kwamen veel Spanjaarden en Portugezen naar Amerika om daar een nieuw bestaan op te bouwen. Zij stichtten daar echter geen factorijen en dreven geen handel met de bevolking, maar legden plantages en zilvermijnen aan en buitten de mensen uit. De lokale bevolking (Indianen) was niet genoeg, dus werden meer slaven gehaald uit Afrika. De inheemse bevolking kon niet op tegen de wapens en snellere schepen van de Europeanen.
Naast het beter in kaart brengen van gebied buiten Europa, begon met beter zicht te krijgen op het heelal. Nicolaus Copernicus toetste de berekeningen van Ptolemaeus en kwam in 1543 tot de volgende conclusies:
– De zon is een vaste ster waar de planeten omheen draaien en het middelpunt
– Er zijn secundaire planeten (de manen)
– De aarde is een hoofdplaneet
– De beweging van de sterren is een illusie door de draaiing en schommelingen van de aarde
Deze beweringen gingen echter in strijd met beweringen van de bijbel en het scheppingsverhaal en daarnaast tastte het ook de waarde van de mens aan, want dan zou de woonplaats niet meer het centrum van het heelal zijn. Door groeiende bekendheid van zijn boek (revolutionibus orbium coelestium) werd het door de katholieke Kerk verboden in 1616 en werd pas in 1835 opgeheven.
?? 2
Aan het einde van de 15e eeuw werd de boekdrukkunst uitgevonden. Boeken werden betaalbaarder en steeds meer mensen konden de bijbel voortaan zelf gaan lezen. Er kwam kritiek doordat mensen erachter kwamen dat de bijbel anders werd ge??nterpreteerd door de katholieke Kerk. Mensen zoals Erasmus zou dit misbruik (aflaathandel) graag zien worden afgeschaft. Andere mensen zoals Maarten Luther (1483-1546) en Johannes Calvijn (1509-1564) scheidden zich van de Kerk en stichtten hun eigen Kerk. Zij waren de Hervormers en hun beweging was de Hervorming of Reformatie. Deze religies waren protestants en de aanhangers waren protestanten. Dit werd sterk verhoogd toen aan het einde van de Middeleeuwen dat de katholieke Kerk het mogelijk maakte om jouw zonden (schending kerkelijke voorschriften) af te kopen. Deze aflaat was het toppunt van verloedering waar vooral Luther zich fel tegen keerde. Luther begon het Lutheranisme; hier verschilde met de katholieke Kerk dat er een vorst aan het hoofd zat en dat mensen niet in verzet mochten komen (na aanleiding van de boerenopstand 1524-1525). Calvijn begon het Calvinisme; hierin werd het bestuur in iedere gemeente gekozen en mochten de mensen wel in opstand komen als de vorst tegen de wil van God in gaat.
In Engeland daarentegen begon koning Hendrik VIII de Anglicaanse Kerk om het mogelijk te maken om van zijn vrouw te scheiden in 1532. Naast dat Hendrik aan het hoofd van deze Kerk stond, benoemde hij ook de aartsbisschop van Canterbury en andere bisschoppen die steun verleenden in ruil voor grond. Naar aanleiding van de opheffing van het celibaat, de katholieke mis en het Latijn als offici??le kerktaal, werden ook de kloosters opgeheven.
Door succes van deze hervormingen, was de katholieke Kerk genoodzaakt tegenmaatregelen te nemen. Tussen 1545 en 1563 vergaderden de paus, kardinalen en bisschoppen (Concilie van Trente) om de volgende besluiten te maken:
– Handhaving van heiligenverering, verkoop van aflaten en absolute macht van de paus
– Alle geslaagde hervormingsbewegingen waren ketterijen
Op gebied van kerkelijke discipline werden de volgende maatregelen verstrekt:
(belangrijkste)
– De Kerk stelt een lijst op met verboden boeken (Index)
– De Kerk verbood andere inkomsten dan voor priesters dan van de Kerk zelf
– De Kerk verbood het afhandelen van kerkelijke aflaten en ambten
– De Kerk aanvaard de oude vertaling van de bijbel
– De Kerk stelde de leer op schrift in een leerboek (catechismus)
– De Kerk verplicht een gedegen opleiding en het celibaat
– De Kerk verplicht priesters een vaste woonplaats
Het controleren of deze maatregelen werden nageleefd werd door de Orde van Jezu??eten toevertrouwd. Zij hadden de missie om onderwijs, rechtspraak en de kerkelijke tucht te herstellen. Daarbuiten moesten zij ketters opsporen, vervolgen en veroordelen voor de kerkelijke rechtbanken (de inquisitie). Als gevolg hiervan werden weer of bleven mensen katholiek. Dit optreden wordt de Contra-Reformatie genoemd.
Tot in de 18e eeuw geloofden de Europese koningen dat hetzelfde geloof noodzakelijk was. Anders zouden de onderdanen elkaars vijanden kunnen worden of een gedeelte zou niet meer naar de koning luisteren ‘ reden waarom regeringen mensen met een ander geloof vervolgden. In de 18e eeuw, ten tijde van de Verlichting, kwam er een scheiding tussen Kerk en staat; de Kerk houdt zich bezig met godsdienstige zaken, de staat met bestuur en rechtspraak. Als gevolg van de Franse Revolutie werd dit zelfs als grondwet officieel vastgesteld.

Hoofdstuk 10
?? 2
Sinds 925 hoorde ons grondgebied tot het Duitse Rijk. Het hoogste in gezag was de Duitse koning of keizer. Sinds de 12e eeuw streefden de hertogen van Bourgondi?? in zo veel mogelijk land in bezit te krijgen. Toen werd Nederland pas belangrijk door de groei en opkomst van steden, gunstige routes van rivieren naar andere zee??n en de oprichting van de Hanze. Vanaf de 14e eeuw begonnen de hertogen van Bourgondi?? (De Lage Landen) stukjes land aan hun bezit toe te voegen; wie het meeste in bezit had, had de meeste verstedelijking, handelsroutes en belastingopbrengsten om vloten en legers te bekostigen. Filips de Goede (1396-1467) werd uiteindelijk heer van ruim driekwart van de gewesten. Deze gewesten waren echter zelfstandig en de heer moest zich houden aan de burgerlijke rechten (hetzelfde voor steden met stadsrechten). Floris V (1254-1296) is een voorbeeld, want met hem liep het slecht af omdat hij zich niet hield aan de burgerrechten.
Filips de Goede voerde een bewuste centralisatie uit in Bourgondi?? om van de gewesten een eenheid te maken en meer macht te krijgen:
– Brussel werd de hoofdstad
– Instelling Staten-Generaal, bestaande uit de adel, geestelijkheid en de burgerij ‘ heer doet bede (verzoek)
– Aanstelling stadhouders om Filips te vertegenwoordigen
Karel V (regeerpr. 1515-1555) wilde zijn gebied uitbreiden tot de Nederlanden. Na langdurige oorlogen van 1524 tot 1543 met Karel van Gelre wist hij dit te bereiken. In 1568 begon er echter een opstand tegen de opvolger van Karel V, zijn zoon Filips II. Reden van deze opstand waren:
– het streven naar centralisatie
Karel en Filips stelden in de Nederlanden een landvoogd(es) aan als plaatsvervanger als ze in Spanje zijn. Daarnaast werd er een centrale regering gevormd voor alle gewesten (17x) in Brussel bestaande uit de landvoogd(es) en drie centrale Raden, bestaande uit hoge edelen en juristen. Dit botste echter met het zelfstandiger worden van steden die liever vrijheidsrechten kregen en politieke rechten wilden behouden en vastleggen.
– De splitsing van de christelijke Kerk door de Hervorming/Reformatie
Door de Hervorming ontstond er een splitsing tussen de katholieke Kerk en de protestantse Kerken. Om te zorgen dat eenheid werd gehandhaafd werden de protestanten vervolgd met strengere plakkaten (verorden-
ingen), uitgevoerd door de plaatselijke bestuurders. Mensen in de Nederlanden echter keurden vervolging af en konden het verdragen. De plakkaten waren bovendien inbreuk op hun rechten.
In 1566 ontstond het openlijke verzet tegen de katholieke Kerk, de Beeldenstorm. Onder aanvoering van voornamelijk calvinisten werden de kerken ‘gezuiverd’ van katholieke zaken. Filips II zond als gevolg in 1567 de hertog Alva naar de Nederlanden om degenen die meededen met de Beeldenstorm voor de Raad van Beroerten (Onlusten) te zetten. In 1568 vielen Willem van Oranje en zijn broers, na te zijn gevlucht voor Alfa zoals duizenden andere bewoners, de Nederlanden binnen om de bevolking in opstand te laten komen tegen Alfa. Dit mislukte echter, maar de aanhangers van Willem van Oranje (de Geuzen) bleven doorstrijden.

Belangrijke dingen om te weten en tijd op chronologie
Hfst. 4
Einde 15e eeuw: Uitvinding boekdrukkunst
15e en 16e eeuw: Portugezen en Spanjaarden op zoek naar Azi??
1473-1543: Tijd van Nicolaus Copernicus
1483-1546: Tijd van Maarten Luther
1488: Portugezen bereiken zuidelijkste punt Afrika
1492: Columbus ontdekt Amerika (dacht Indi?? te hebben bereikt!)
1498: Portugese schepen bereiken India
1509-1564: Tijd van Johannes Calvijn
1519-1521: Magelhaen naar Azi?? via zuidpunt Amerika
1532: Hendrik VIII richt Anglicaanse Kerk op
1543: Copernicus brengt boek
1545-1563: Vergadering paus, kardinalen en bisschoppen ‘ Concilie van Trente
1563: Afschaffing celibaat, katholieke mis, Latijn als kerktaal en kloosters
1616: Boek van Copernicus verboden
17e eeuw: Hollanders grootste invloed in Azi??
Tot in de 18e eeuw: Onderdanen moeten hetzelfde geloof hebben
18e eeuw: De Verlichting
18e en 19e eeuw: Fransen en Engelsen machtigste in Azi??
1835: Verbod boek van Copernicus opgeheven
Hfst. 10
925: Nederlands grondgebied deel van het Duitse Rijk
12e eeuw: Groei steden in de Nederlanden ‘ trekt aandacht van de hertogen
1254-1296: Tijd van Floris V
14e eeuw: Hertogen Bourgondi?? voegen stukken land toe
14e eeuw: Andere gewesten hadden al een soort Staten-Generaal
14e en 15e eeuw: Nederlanden zijn politieke eenheid
1396-1467: Tijd van Filips de Goede van Bourgondi??
1515-1555: Regeerperiode van Karel V
1524-1543: Langdurige oorlogen tussen Karel V en Karel van Gelre
1566: Begin Beeldenstorm
1567: Filips II stuurt Alfa naar de Nederlanden
1568: Opstand tegen Filips II
1568: Willem van Oranje valt met zijn broer de Nederlanden binnen

Aantekeningen en waarschijnlijk op de toets (hfst. 4)
5: Wat hield de overzeese expansie in van de Spanjaarden en Portugezen in de 16e eeuw?
– Het vinden van andere bewoners in de nieuwe wereld
– Stichten van kolonies (blijven vestigen)

Verdieping 4.2
Gedachtegang Calvijn, calvinisme, vindt voedingsbodem in de gewesten van de Nederlanden. Een punt van de leer is namelijk: een volk mag/moet in opstand komen tegen haar vorst wanneer deze ‘handelt tegen Gods gebod.
Gewest (17x): meer land dan provincie
– Eigen regels
– Eigen bestuur, die wordt geleid door een landvoogd(es)
– Eigen munt
Aantekeningen en waarschijnlijk op de toets (hfst. 10)

Hoofdstuk 3
?? 9
Nadat de handel in Europa in de 5e eeuw bijna was verdwenen, kon dat in de 11e en 12e eeuw worden hersteld, omdat:
– Kooplieden in elke stad gingen samen werken ‘ gilden ‘ mensen die ‘?n beroep uitoefenen.
– Steun van landsheer en hoge edelen ‘zagen belang in steden ‘ gaven bescherming aan kooplieden, verbetering in de wegen, einde aan tol en belastingen
– Niet meer in natura betalen, maar met de munt
Itali?? kon profiteren van de handel door de gunstige ligging tussen het Midden-Oosten en de rest van Europa. Contact kon met het Byzantijnse Rijk worden gemaakt door de kruistochten.
In Noordwest-Europa ontstond de Hanze; een samenwerking van kooplieden in verschillende steden. De invloed van de Hanze werd zelfs zo groot dat zij het bestuur van steden in handen kregen. Om handelsbeperkingen te verminderen gebruikten ze dezelfde munt, maten en gewichten. Handelswaar werd gedeeld in geval van verlies van een schip. De Hanze kon zelfs een land van de handel afsluiten. In de 13e en 14e eeuw werd de Hanze oppermachtig. Steden herleefden weer en nieuwe ontstonden. Dit was een direct gevolg van de herleving van de handel, want steden waren de beste bewaar- en handelsplaatsen. De werkgelegenheid zorgde voor de groei van steden. Mensen trokken van het platteland weer de steden in.
Ook herleefden de ambachten weer. Stedelingen hadden geen tijd om zelf producten te vervaardigen, dus deden de ambachtslieden dat voor hen.
Door de herleving van de handel, ambachten en steden kwam er weer een agrarisch-urbane samenleving.
Ondanks de groei bleven de steden klein en bestonden uit niet meer dan een marktplein, een hoofdstraat en enkele zijstraten met minder dan 5000 inwoners. De voornaamste bevolkingsgroep waren de ambachten. In andere grote steden als Parijs groeide het aantal arbeiders en begonnen met producten maken op grote schaal. Meer bedrijvigheid was er doordat kooplieden contacten hadden uit andere Europese steden (bijv. jaarmarkt).
?? 10
Stedelingen hadden in het begin verplichtingen aan de landheer. Ook de kooplieden konden niet aan de herendiensten voldoen naast het drijven van handel. Het feodale stelsel moest worden afgeschaft en de meeste hoge edelen waren bereid om stadsrechten te geven in ruil voor belastingen en erkenning als landheer. Deze konden dan rekenen op militaire en financi??le hulp. In het algemeen betekenden stadsrechten:
– Geen verplichting en tegenover de landheer
– Zelf bestuur en rechtspraak regelen
– Zelf bepalen wie wel of geen burger was
Hier werd misbruik van gemaakt wanneer de graaf of hertog kinderloos of minderjaren naliet. Kandidaat-opvolgers werden dan gesteund in ruil voor meer zelfstandigheid en meer invloed op het landsbestuur (zoals de Brabantse steden dat deden in 1312).
Gilden werden opgericht om concurrentie tegen te gaan en om de beroepen beter te verenigen in deze groepen (bakkers, wevers, etc.). Dit regelden de stadsbestuurders die daarnaast ook regelementen opstelden (een Gildebrief(pg. 57)). De inkomens waren vrijwel gelijk en de burgers konden rekenen op goede kwaliteit.
Aan het einde van de middeleeuwen had zich een arbeidsdeling plaatsgevonden; het platteland produceerde voedsel en grondstoffen, de steden nijverheidsproducten (waren afhankelijk van elkaar). Beide betaalden belasting en onderhielden zo de adel en de geestelijkheid die in ruil zorgden voor onderwijs, bestuur, rechtspraak en verdediging. De stedelingen bestonden voornamelijk uit horigen, gevlucht van het platteland. Steden werden groter en/of rijker en kregen steeds meer contact met andere landen. Het platteland werd door zijn achterstand ‘achterlijk’. In de 16e eeuw had de naam ‘boer’ veel negatieve betekenissen, maar in de 17e eeuw kregen steeds meer mensen aangetrokken tot leven op het platteland. Landman staat dan weer symbool van het goede, van eerlijkheid en eenvoud.
Hoofdstuk 4
?? 2 Christelijke Kerk valt uiteen
Aan het einde van de 15e eeuw werd de boekdrukkunst uitgevonden. Boeken werden betaalbaarder en steeds meer mensen konden de bijbel voortaan zelf gaan lezen. Er kwam kritiek doordat mensen erachter kwamen dat de bijbel anders werd ge??nterpreteerd door de katholieke Kerk. Mensen zoals Erasmus zou dit misbruik (aflaathandel) graag zien worden afgeschaft. Andere mensen zoals Maarten Luther (1483-1546) en Johannes Calvijn (1509-1564) scheidden zich van de Kerk en stichtten hun eigen Kerk. Zij waren de Hervormers en hun beweging was de Hervorming of Reformatie. Deze religies waren protestants en de aanhangers waren protestanten. Dit werd sterk verhoogd toen aan het einde van de Middeleeuwen dat de katholieke Kerk het mogelijk maakte om jouw zonden (schending kerkelijke voorschriften) af te kopen. Deze aflaat was het toppunt van verloedering waar vooral Luther zich fel tegen keerde. Luther begon het Lutheranisme; hier verschilde met de katholieke Kerk dat er een vorst aan het hoofd zat en dat mensen niet in verzet mochten komen (na aanleiding van de boerenopstand 1524-1525). Calvijn begon het Calvinisme; hierin werd het bestuur in iedere gemeente gekozen en mochten de mensen wel in opstand komen als de vorst tegen de wil van God in gaat.
In Engeland daarentegen begon koning Hendrik VIII de Anglicaanse Kerk om het mogelijk te maken om van zijn vrouw te scheiden in 1532. Naast dat Hendrik aan het hoofd van deze Kerk stond, benoemde hij ook de aartsbisschop van Canterbury en andere bisschoppen die steun verleenden in ruil voor grond. Naar aanleiding van de opheffing van het celibaat, de katholieke mis en het Latijn als offici??le kerktaal, werden ook de kloosters opgeheven.
Door succes van deze hervormingen, was de katholieke Kerk genoodzaakt tegenmaatregelen te nemen. Tussen 1545 en 1563 vergaderden de paus, kardinalen en bisschoppen (Concilie van Trente) om de volgende besluiten te maken:
– Handhaving van heiligenverering, verkoop van aflaten en absolute macht van de paus
– Alle geslaagde hervormingsbewegingen waren ketterijen
Op gebied van kerkelijke discipline werden de volgende maatregelen verstrekt:
(belangrijkste)
– De Kerk stelt een lijst op met verboden boeken (Index)
– De Kerk verbood andere inkomsten dan voor priesters dan van de Kerk zelf
– De Kerk verbood het afhandelen van kerkelijke aflaten en ambten
– De Kerk aanvaard de oude vertaling van de bijbel
– De Kerk stelde de leer op schrift in een leerboek (catechismus)
– De Kerk verplicht een gedegen opleiding en het celibaat
– De Kerk verplicht priesters een vaste woonplaats
Het controleren of deze maatregelen werden nageleefd werd door de Orde van Jezu??eten toevertrouwd. Zij hadden de missie om onderwijs, rechtspraak en de kerkelijke tucht te herstellen. Daarbuiten moesten zij ketters opsporen, vervolgen en veroordelen voor de kerkelijke rechtbanken (de inquisitie). Als gevolg hiervan werden weer of bleven mensen katholiek. Dit optreden wordt de Contra-Reformatie genoemd.
Tot in de 18e eeuw geloofden de Europese koningen dat hetzelfde geloof noodzakelijk was. Anders zouden de onderdanen elkaars vijanden kunnen worden of een gedeelte zou niet meer naar de koning luisteren ‘ reden waarom regeringen mensen met een ander geloof vervolgden. In de 18e eeuw, ten tijde van de Verlichting, kwam er een scheiding tussen Kerk en staat; de Kerk houdt zich bezig met godsdienstige zaken, de staat met bestuur en rechtspraak. Als gevolg van de Franse Revolutie werd dit zelfs als grondwet officieel vastgesteld.
Vervolg ?? 2 Christelijke Kerk valt uiteen
Onder de bevolking moest er hetzelfde geloof blijven bestaan. De koning was anders dat de bevolking vijandig zou worden. Ook zou een verdeelt volk nooit als ‘?n man achter de koning staan.
Hedendaags is er een scheiding tussen Kerk en staat, want beiden zouden hun eigen taken moeten hebben; De Kerk houdt zich bezig met godsdienstige zaken, de staat met bestuur en rechtspraak. Iedereen is vrij om te geloven wat hij wil en mag daarop niet worden gediscrimineerd. Dit idee kwam voort uit de Verlichting in de 18e eeuw. De scheiding werd officieel vastgelegd na het invoeren van grondwetten na de Franse Revolutie. Er heerste toen een vreedzame samenleving. Toch bleef er nog altijd enige mate van discriminatie op grond van religie.
?? 3 Westerse Wortels in de Grieks-Romeinse wereld
In de 14e eeuw kwam in Itali?? voldoende vrijheid aan individuen om nieuwe vindingen en nieuwe denkvormen te ontwikkelen. Als voorbeeld kwam de Grieks-Romeinse cultuur, want in Itali?? was daar genoeg van overgebleven. Contacten met Arabi?? maakte het mogelijk om Grieks-Romeinse literatuur bekend te maken in Itali??. De stroming van deze vernieuwers wordt het humanisme genoemd. Deze humanisten (zoals Erasmus) gingen uit zelfstandig denken en niet van het goddelijke. Deze periode van vernieuwing werd de Renaissance (wedergeboorte) genoemd.

De mens was eerst een nietig iets die de Grieks-Romeinse achtergrond gebruikte om het Christendom aan te vullen. Maar in de Renaissance ging mensen leven naar de Grieken en Romeinen:
– De mens hoeft zich niet op de achtergrond te plaatsen
– Ieder mens in belangrijk en leeft alleen voor zichzelf
– Het leven is geen voorbereiding op de dood, maar moet worden genoten (carpe diem, pluk de dag)
– Talenten en mogelijkheid mochten niet worden beperkt.
De ideale nieuwe mens werd de uomo universale; een mens die zich ontplooide op een zo breed mogelijk vlak (Da Vinci ‘ schilder, beeldhouwer, architect, etc.)
?? 4 Wetenschappelijke Revolutie (Verdere uitwerkingen volgende paragrafen vanaf pg. 44)
Vanaf de Renaissance wilden wetenschappers zich niet langer bezig houden of laten onderwerpen met onderzoeken die met godsdienst hadden te maken. Het gevolg van vele uitvindingen zou later de Wetenschappelijke Revolutie heten met als belangrijkste kenmerken:
– Nieuwe manier van onderzoeken ‘ observeren, experimenteren en redeneren
– Verandering leven van mensen ‘ vooruitgang in de medische zorg en nieuwe energiebronnen door gedane uitvindingen
– Verzet tegen de Kerk, overheid en bevolkingsgroepen (met geweld)
De Renaissance-onderzoekers wilden elk onderzoek van de natuur baseren op waarneming, ervaring en experiment ‘ de Empirische Methode.
Personen in ?? 4
Andreas Vesalius (BE) (1514-1564): schreef Over de bouw van het menselijk lichaam (1543). Grondlegger van de moderne westerse geneeskunde. Grote steun op anatomische ontleding van de mens.
Giordano Bruno (IT) (1548-1600): sloot zich in 1563 aan bij de Orde van de Dominicanen. Werd priester in 1972. Vluchtte daarna op verdenking van ketterij. Hij was een aanhanger van Copernicus en sprak zich uit voor Luther. Werd gearresteerd in 1592 en terechtgesteld in 1600 op de brandstapel.
Galileo Galilei (IT) (1564-1643): Bewees Copernicus gelijk. Werd van ketterij beschuldigd en gevangen genomen.
Isaac Newton (EN) (1642-1727): Werd in vergelijking met de vorige hervormers opgenomen in de adellijke stand. Newton werd bekend door de leer van zwaartekracht (denk aan appel die uit de boom viel).
Van Leeuwenhoek (NL) (1632-1723): Ontwierp microscopen. Bewees erg belangrijk in de geneeskunde door micro-organismen die niet met het blote oog zichtbaar waren. Werd in 1680 lid van de Royal Society.
Deze mensen hadden ervoor gezorgd dat Europa een grote voorsprong had in vergelijking met de rest van de wereld.

?? 5 Het Ancien R??gime gaat in Europa de toon aangeven
De geschiedenis van Frankrijk tussen 1660 en 1789 wordt het Ancien R??gime genoemd, het oude bewind. Frankrijk, met name Parijs, stond model voor andere grote steden in Europa.
Steden gingen zich bevrijden van de macht van de edelen door een overeenkomst te sluiten met de vorst. Een groot leger (onder leiding van de vorst) kon zo op touw worden gebracht om de macht aan de edelen te onderwerpen. In de loop van de 14e eeuw veranderde het lappendeken in grote bestuurlijke eenheden (Engeland, Frankrijk, Pruisen, etc.). De edelman beschikte over de belasting vanuit de steden.
Koningen in staten die steeds meer macht kregen, waaronder Frankrijk, maakten een compleet nieuwe regeringsvorm in hun land, het absolutisme (‘ autocratie) (15e tot 17e eeuw). De vorst heeft de overtuiging door God te zijn gekozen om zijn onderdanen te besturen (‘ absolute macht).
De vorsten wisten hun macht vooral op te bouwen met behulp van twee versterkende monopolies:
– het belastingsmonopolie
– het geweldsmonopolie (zeggenschap politie en leger)
Koningen Lodewijk 14e, 15e en 16e (1660-1789) hadden de absolute macht. De burgers zouden er uiteindelijk een einde aan maken tijdens de Franse Revolutie.
Ons land, toen de Republiek der 7 Nederlanden, en Engeland was het niet gelukt om het absolute gezag in te voeren. De Engelse koning werd gedwongen de Magna Charta te ondertekenen (waaruit dan het Engels Parlement met het Hoger en Lagerhuis uit konden ontstaan). In de 17e eeuw werd Willem III koning van Engeland. Hij stemde in met de Bill of Rights (1689). Hierin werd vastgelegd dat het parlement de meeste macht kreeg. Wetten en belasting konden voortaan alleen worden doorgevoerd met instemming van het parlement. Daarnaast kwam er ook een grondwet.
?? 6 De Verlichting
In de 18e eeuw kwam de Verlichting. Onderzoekers uit die tijd werden verlichters genoemd. Deze vonden het even belangrijk als in de Renaissance dat mensen ook op aarde gelukkig moesten zijn. Daaruit kwam vrijheid als belangrijkste begrip: vrijheid om te zeggen wat je wilt, je gedachten uiten en te publiceren en vrijheid op de handel. Iedereen moest gelijk van elkaar zijn. Er mochten geen mensen worden vervolgd om hun religie. Daaruit kwamen agnosten (niet-wetenden) zoals Voltaire.
Adam Smith schreef over de vrijheid van eigenbelang in zijn boek. Volgens hem zou die uitlopen tot meer welvaart voor iedereen.
De verlichters waren voor volkssoevereiniteit: degenen die de macht uitoefenen, ontlenen hun macht aan het volk en zijn daarom verantwoording schuldig.
Idee??n van de belangrijkste verlichters;
John Locke:
– Regeringen moeten beleid baseren op wetten die voor iedereen gelijk zijn
– Belasting alleen met toestemming van de volksvertegenwoordiging
– De staat mag niet aan geloofsonderdrukking doen
– Alle religies moeten gelijk worden behandeld.

Jean-Jacques Rousseau:
– Maatschappelijk verdrag waar iedereen aan moet gehoorzamen voor de gemeenschappelijke wil ‘ iedereen zal doen wat goed is voor het volk ‘ Algemene Wil (volont?? g??n??rale)
– Men zal worden gedwongen tot de Algemene wil
Montesquieu:
– Pleitte voor een trias politica;
Rechtsprekende macht: rechters bestraft of oordeelt
Wetgevende macht: maakt de wetten
Uitvoerende macht: besluiten door de koning/overheid
– Vrijheid hoog in het vaandel ‘ geen trias politica = geen vrijheid
?? 7 De verlichte despoten
De verlichte despoten (18e eeuw) waren de mensen die verlichte idee??n uit mochten voeren onder toezicht van de vorst, want iemand moest nog de staat kunnen besturen. Deze vorsten begonnen alleen meer rekening te houden met de belangen van het volk. Frederik de Grote van Pruisen bijvoorbeeld vond dat hij met zijn invloed en rijkdom iets goeds moest doen onder bewondering van het werk van Voltaire. Hij voerde persvrijheid in, schafte de pijnbank af en christenen kregen meer vrijheid. Hij bleef echter absolute vorst. Hetzelfde gelde voor Catharina de Grote van Rusland; zij liet Europese architecten van alles bouwen in Rusland en de Academie van Wetenschappen werden uitgebreid. Van de scheiding van de machten van Montesquieu moesten beide vorsten niets hebben.
?? 8 De oorzaken van de Franse Revolutie
In Frankrijk heerste een gelaagde samenleving:
– Eerste stand: geestelijkheid
– Tweede stand: edelen
– Derde stand: gegoede burgers/boeren
De arme bevolking telde niet mee.

Lodewijk XVI kwam in grote moeilijkheden wat leidde tot een revolutie. Oorzaken waren:
– De geestelijkheid had het beter
‘ weinig tot geen belasting
– Ontevredenheid onder de bevolkingsgroepen
‘ hard, onderbetaalde arbeid
‘ alleen de adel kreeg belangrijke functies
‘ wilden vrijheid van meningsuiting en drukpers
– Het land wordt slecht bestuurd
‘ grote schulden regering
‘ mensen met veel geld eerder gekozen dan geschikte mensen
‘ koning verbeterde de toestand niet
?? 9 Het verloop van de Franse Revolutie
In 1789 werd de Staten-Generaal bijeen geroepen om te stemmen over het verhogen van de belasting voor de edelen. Het was echter een oneerlijke stemming, want het stemmen verliep per stand, dus was het 2 tegen 1. De derde stand reageerde hierop door ergens anders apart te gaan vergaderen (‘ Nationale Vergadering). Frankrijk moest een grondwet krijgen waarin moest staan dat de koning minder macht moest krijgen, samen met de rechten en plichten van alle inwoners. De derde stand kreeg hiervoor steun van de lage geestelijkheid en ook enkele edelen.
Als woedend gevolg op het negeren van het verbod van de koning voor de NV liet hij zijn troepen komen naar de randen van Parijs. De NV deed dit slechts op de wil van de bevolking. De bevolking bestormde kort hierna de Bastille, ondanks dat de troepen werden weggestuurd. Er werden geruchten verspreid dat edelen de soldaten op de boeren worden afgestuurd om ze te vermoorden, dus besloten de boeren om landgoederen te plunderen van de edelen. De koning besloot uit angst voor nieuwe problemen alle besluiten van de NV goed te keuren. Daartoe behoorden:
– afschaffing voorrechten edelen en geestelijkheid
– openstelling ambten regering, Kerk en leger
– rijke boeren/burgers mogen grond kopen dat van de Kerk was
– sterke beperking macht van koning
– invoering trias politica
– invoering beperkt kiesrecht (‘ macht vooral in handen van gegoede burgers)
De idee??n van de verlichting gingen voortaan dienen als inleiding voor de grondwet.
In 1792 verklaarde Oostenrijk de oorlog aan Frankrijk (‘ te bang dat de Revolutie zou overslaan EN wraak op dood van Lodewijk XVI en vrouw) met steun van Pruisen. In 1791 te zijn opgepakt met zijn vrouw en kinderen, werd Lodewijk XVI in 1793 ter dood veroordeeld met zijn vrouw. Robespi??rre, leider van de Jacobijnen (radicale parlementsleden), vond dat Lodewijk dood moest ‘om het land te laten leven’. De Girondijnen (gematigde parlementsleden) vonden dat er nu genoeg was veranderd. Enkele maanden later kwamen de Girondijnen aan de macht met steun van de armen voor stemrecht voor iedereen, hogere lonen en lagere prijzen. Onder leiding van Robespi??rre (die werd parano??de), kwam de Terreur tot stand. Van meer dan 35.000 werden de kop eraf gehakt. De radicalen organiseerden de staat en het leger goed; er werd een maximumprijs ingevoerd en er gelde een algemene dienstplicht (‘ vergroting Franse Leger). Uiteindelijk was niemand meer veilig voor de Terreur en er kwam een opstand. De radicale leiders werden uiteindelijk afgezet en de kop eraf gehakt.
Het bleef onrustig in Frankrijk tot 1799 (tot 1812) toen Napoleon Bonaparte de macht greep. Ondanks dat hij in 1815 (Slag om Waterloo) definitief werd verslagen, bleven in de door Napoleon veroverde landen de Code Napol??on (met idee??n van de Verlichting) bestaan:
– IEDEREEN was gelijk voor de wet
– Niemand mocht gevangen worden genomen zonder rechtspraak en je moest je kunnen verdedigen
Hoofdstuk 10
?? 2
Sinds 925 hoorde ons grondgebied tot het Duitse Rijk. Het hoogste in gezag was de Duitse koning of keizer. Sinds de 12e eeuw streefden de hertogen van Bourgondi?? in zo veel mogelijk land in bezit te krijgen. Toen werd Nederland pas belangrijk door de groei en opkomst van steden, gunstige routes van rivieren naar andere zee??n en de oprichting van de Hanze. Vanaf de 14e eeuw begonnen de hertogen van Bourgondi?? (De Lage Landen) stukjes land aan hun bezit toe te voegen; wie het meeste in bezit had, had de meeste verstedelijking, handelsroutes en belastingopbrengsten om vloten en legers te bekostigen. Filips de Goede (1396-1467) werd uiteindelijk heer van ruim driekwart van de gewesten. Deze gewesten waren echter zelfstandig en de heer moest zich houden aan de burgerlijke rechten (hetzelfde voor steden met stadsrechten). Floris V (1254-1296) is een voorbeeld, want met hem liep het slecht af omdat hij zich niet hield aan de burgerrechten.
Filips de Goede voerde een bewuste centralisatie uit in Bourgondi?? om van de gewesten een eenheid te maken en meer macht te krijgen:
– Brussel werd de hoofdstad
– Instelling Staten-Generaal, bestaande uit de adel, geestelijkheid en de burgerij ‘ heer doet bede (verzoek)
– Aanstelling stadhouders om Filips te vertegenwoordigen
Karel V (regeerpr. 1515-1555) wilde zijn gebied uitbreiden tot de Nederlanden. Na langdurige oorlogen van 1524 tot 1543 met Karel van Gelre wist hij dit te bereiken. In 1568 begon er echter een opstand tegen de opvolger van Karel V, zijn zoon Filips II. Reden van deze opstand waren:
– het streven naar centralisatie
Karel en Filips stelden in de Nederlanden een landvoogd(es) aan als plaatsvervanger als ze in Spanje zijn. Daarnaast werd er een centrale regering gevormd voor alle gewesten (17x) in Brussel bestaande uit de landvoogd(es) en drie centrale Raden, bestaande uit hoge edelen en juristen. Dit botste echter met het zelfstandiger worden van steden die liever vrijheidsrechten kregen en politieke rechten wilden behouden en vastleggen.
– De splitsing van de christelijke Kerk door de Hervorming/Reformatie
Door de Hervorming ontstond er een splitsing tussen de katholieke Kerk en de protestantse Kerken. Om te zorgen dat eenheid werd gehandhaafd werden de protestanten vervolgd met strengere plakkaten (verorden-
ingen), uitgevoerd door de plaatselijke bestuurders. Mensen in de Nederlanden echter keurden vervolging af en konden het verdragen. De plakkaten waren bovendien inbreuk op hun rechten.
In 1566 ontstond het openlijke verzet tegen de katholieke Kerk, de Beeldenstorm. Onder aanvoering van voornamelijk calvinisten werden de kerken ‘gezuiverd’ van katholieke zaken. Filips II zond als gevolg in 1567 de hertog Alva naar de Nederlanden om degenen die meededen met de Beeldenstorm voor de Raad van Beroerten (Onlusten) te zetten. In 1568 vielen Willem van Oranje en zijn broers, na te zijn gevlucht voor Alfa zoals duizenden andere bewoners, de Nederlanden binnen om de bevolking in opstand te laten komen tegen Alfa. Dit mislukte echter, maar de aanhangers van Willem van Oranje (de Geuzen) bleven doorstrijden.

Tijdbalk hoofdstuk 3, 4 en 10
Herleving ambachten 11e en 12e eeuw
Magna Charta 1215
Reformatie 15e eeuw
Da Vinci 1452-1519
Wetenschappelijke Revolutie/Renaissance 16e eeuw
Andreas Vesalius 1514-1564
‘ Over de bouw van het menselijk lichaam 1543
Regeerperiode Karel V 1515-1555
Giordano Bruno 1548-1600
Galileo Galilei 1564-1642
Beeldenstorm 1566
Alva naar de Nederlanden 1567
Opstand in de Nederlanden 1568
80-jarige oorlog 1568-1648
Verovering Den Briel door Geuzen 1572
De Pacificatie van Gent 1576
Willem van Oranje stelt religievrede voor 1578
De Unie van Atrecht/Utrecht 1579
Oranje in de ban door Filips II door Parma 1580
Plakkaat van Verlaatinghe 1581
Van Oranje 1584
Verovering Antwerpen door Parma 1585
Spaanse Armada naar Engeland 1588
12-jarig Bestand 1609-1621
John Locke 1632-1704
‘ Two treatises of government 1670
Van Leeuwenhoek 1632-1727
Isaac Newton 1642-1727
Vrede van Munster 1648
Ancien R??gime (Lodewijk XIV, XV, XVI) 1660-1789
Bill of Rights 1689
Montesquieu 1689-1755
De Verlichting, Franse Revolutie 18e eeuw
Einde absolutisme onder Lodewijk XVI 18e eeuw
Jean-Jacques Rousseau 1712-1778
Adam Smitch 1723-1790
‘ An inquiry into th nature and causes of the wealth nations 1776
Catharina de Grote aan de macht in Rusland 1762
Staten Generaal en Nationale Vergadering 1789
Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger 1789
Eerste Franse grondwet, Lodewijk XVI vlucht en wordt opgepakt 1791
Oorlog tussen Frankrijk en Oostenrijk 1792
Machtstrijd Girondijnen en Jacobijnen, Lodewijk dood, Jacobijnen winnen 1793
Veroveringen van Napoleon van Europa 1797-1812
Napoleon grijpt de macht 1799
Slag bij Waterloo 1815

Aantekeningen en op de toets

(‘ bij paragraaf 5)
1) Adel (‘ leenman)
3) Burgerij ‘ Stedelingen
‘ krijgen eigen bestuur
‘ geld
‘ militaire hulp
—————————————————————————————————————————
22a Welke factoren droegen bij tot het ontstaan van de Opstand?
Het streven naar centralisatie, splitsing van de Kerk door reformatie
22b Welke Nederlandse en welke Spaanse handelingen betekenden het begin van de opstand?
Nederland: Beeldenstorm, Spanje: Alva naar Nederland

Beeldenstorm: 1566

Toetsvraag: Waarom zou een katholieke Franse koning de Nederlanden helpen?
De vijand van mijn vijand is mijn vriend. (Beide de Nederlanden en Frankrijk zijn vijanden van Spanje!!)

—————————————————————————————————————————
In het Anci??n Regime (= oude bestuur in de nieuwe tijd):
– Europese vorsten absolute macht
– Einde feodalisme (geen lappendeken meer)
– Staten met 1 (absolute) baas gaan ontstaan met geweld/belastingmonopolie
Feodalisme vervalt door geslaagde centralisatie

—————————————————————————————————————————

TOETS!!! Begrip Verlichting: rationeel optimisme:

Locke: wetten voor iedereen gelijk
Jean-Jacques Rousseau: volont?? g??n??rale
Montesquieu: trias politica

—————————————————————————————————————————
Op de toets!

Stand 2: Meer belasting? Roep de Staten-Generaal bijeen!
Staten-Generaal ‘ Voor de drie standen

Reactie 3e stand hierop: Is dit de democratie waar wij in leven? Wij beslissen het zelf wel!
—————————————————————————————————————————
3a. Wat is het belangrijkste begrip van de Verlichting?
Onderzoeken doen om problemen in de samenleving op te lossen
3b. Wat waren de belangrijkste idee??n?
Verlichting in’ Belangrijkste idee??n
1. Sociale verhoudingen -Vrijheid van meningsuiting
-Vrijheid op handel drijven
-Vrijheid van godsdienst
-Vrijheid van drukpers
2. Godsdienst God = schepper, maar grijpt niet in ‘ agnosten

3. Economie Iedereen vrijheid op eigen belang ‘ leidt tot verhoging welvaart

4. Politiek (overeenkomstig met de 3 politieke Verlichters Uitvoerende macht moet verdragen sluiten

5. Natuur Mens is van nature goed

6. Andere culturen Van elkaar een voorbeeld nemen en van elkaar leren

Verdere uitwerking vlak voor en na de Verlichting
?? 1 Verlichte idee??n over de ideale samenleving
Vanaf de Renaissance gingen onderzoekers geen onderzoeken meer doen op gebied van religie, maar liever vanuit proeven doen, observeren en nadenken. Dit was een periode waar grote uitvindingen werden gedaan, ook wel de Wetenschappelijke Revolutie. Kenmerken waren:
– Observeren, experimenteren en redeneren, conclusies trekken
– Uitvindingen ‘ vooruitgang medische zorg en ontdekking en benutting van nieuwe energiebronnen (gas, magnetisme, stoom, elektriciteit)
– Verzet tegen de Kerk, vaak met geweld
Onderzoek op basis van waarneming, ervaring en experiment werd het empirisme genoemd. Het verschil tussen de oudheid is dat die in de Renaissance systematischer waren. Alleen werd het voor de katholieke Kerk een probleem dat kerkelijke opvattingen werden ondermijnd.
Eind 16e eeuw, toen het wat rustiger werd, gingen mensen samenwerken in wetenschappelijke verenigingen. Deze verenigingen zorgden ervoor dat Europa een voorsprong kreeg door gedane uitvindingen (wapens, stoomschepen, spoor). Ook gingen steeds meer mensen op hun eigen verstand vertrouwen dan wat in de bijbel stond.
Nu moest worden besloten hoeveel invloed godsdienst moest hebben op de mensen. Zo kwam de overgang naar de Verlichting in de 18e eeuw. De onderzoekers werden de verlichters. Door middel van rationalisme (dus uit gezond verstand) konden maatschappelijke problemen worden opgelost. Ook stond vrijheid hoog in het vaandel. Zo moest er vrijheid komen op meningsuiting, handel drijven, geloof en het publiceren van jouw gedachten. Iedereen moest gelijkwaardig worden. Echter waren er verschillen:
– Ondanks dat verlichters het wel wilden, mochten vrouwen geen politieke rechten hebben, want ze moesten als echtgenote, moeder en huisvrouw zijn.
– Je was gelijk voor de wet, ongeacht jouw culturele achtergrond. Alleen was afschaffing van de slavernij wat te veel gevergd.
Verlichters waren het met elkaar op de volgende gebieden met elkaar over eens:
– Godsdienst
‘ Religieuze tolerantie (niet bestrijden, maar moet verdraagzaam zijn)
‘ Scheiding Kerk en staat (beiden hebben een eigen taak)
MAAR
‘ God kan wel bestaan, maar greep niet in de wereld in, want die wordt beheerst door natuurkrachten
‘ Wel of geen God? (‘ agnost)
-Economie
‘ Vrijheid op eigen belang, zodat welvaart op iedereen uit zal lopen
‘ Vrije markteconomie, vrijhandel en zo weinig mogelijk ingrijpen van de overheid
– Politiek
‘ Volkssoevereiniteit (de macht moest bij het volk komen en hoeft zich niet meer in te richten op plichten of religie)
‘ Een sociaal contract tussen vorst en volk of burgers onderling, zodat de kans kleiner zal worden op oorlog met elkaar. Alleen de rechtspraak moest worden overgelaten aan de overheid die de rechten van de burgers moet waarborgen
‘ De scheiding van machten in een staat
Vooral op politiek gebied was er sprake van meningsverschil. Zo waren de gedachten van de volgende verlichters:
– Locke: een representatieve (indirecte) democratie
– Montesquieu: iets tussen democratie en aristocratie, zolang ze hun eigenbelang voor zich hielden
– Rousseau: democratie, maar twijfelt of het zal werken
– Voltaire: absoluut geen democratie, want alles zal verloren zijn als het volk zijn verstand gebruikt
Verlichters kwamen bijeen in zogenaamde salons. Alles mocht hier worden gezegd. Het moest er maar aan liggen in welke landen de verlichters bij elkaar kwamen door de heersende censuur. In Engeland en de Republiek kon je vrijwel wat je maar wilde publiceren. In Frankrijk echter was het veel strenger. De censuur kon wel worden ontweken door:
– Niet directe kritiek te uiten, maar op iets fictiefs.
– Dubbelzinnige formuleringen, zodat de schrijver op een herroeping alle kanten op kan. Alleen voor de lezer was het duidelijk.
– Illegale of buitenlandse uitgaven.
Belangrijke verlichters
Voltaire (1694-1778)
Volgens Voltaire maakten de autoriteiten misbruik van hun machten. Vooral bij rechtzaken zouden bewijzen vooral zijn gebaseerd op wat zij zelf dachten. Deze vocht hij altijd zo veel mogelijk aan. Verder uitte hij erg veel kritiek op regeringsvormen, waar de geestelijkheid en adel het voordeligst uit kwam met bijvoorbeeld belasting.
Spinoza (1632-1677)
Er bestaat weldegelijk een God, omdat alles wat bestaat een verschijning is van Hem. Wonderen waren echter het bewijs van menselijke onwetendheid. Wonderen bestaan niet, maar zijn gewoon orden van de natuur. De bijbelse profeten waren ook gewone mensen met veel fantasie.

John Locke (1632-1704)
De burgers moeten een onderling contract sluiten om oorlog te voorkomen. Hierin moesten de rechten komen van iedere burger, onderandere:
– Regeringsbeleid gebaseerd op wetten
– Belasting heffen met toestemming van het volk of vertegenwoordigers
– De staat mag geen dwang uitoefenen op godsdienstkeuze (alle godsdienst gelijk behandelen)
– Niemand anders krijgt de rechtgevende macht dan waar deze aan is toevertrouwd.
Jean-Jacques Rousseau (1712-1778)
Een ‘volont?? g??n??rale’ (maatschappelijke wil) is nodig waar iedereen zich aan moet gehoorzamen. Iedereen moet doen wat goed is voor het volk, zodat iedereen vrij zal blijven (Algemene Wil). Wie weigert, zal worden gedwongen. Anders zal deze persoon niet in vrijheid leven.
?? 2 Het absolutisme gaat in de Europese politiek de toon aangeven
Tussen 1660 en 1789 heerste in Frankrijk het Anci??n R??gime (het oude bewind). Hierin had de vorst (Lodewijk) de absolute macht, want hij had overal in zijn land de macht. Door de eeuwen heen werd een lappendeken van domeinen omgevormd tot grotere bestuurseenheden met een koning aan het hoofd. Hij was ervan overtuigd ‘Droit Divin’ te zijn, gekozen door God. Een goede manier om voor lange tijd de macht te behouden. Ben je tegen de koning? Dan ben je ook tegen God!
Wat de vorsten deden:
– Steden die deel uitmaakten van een domein van een edelman hadden andere belangen dan die van de edelman. Deze steden sloten een overeenkomst met de vorst. Hierdoor kregen de steden met geld en militaire steun de kans om een leger op te bouwen om zich te kunnen bevrijden van de edelen.
– De vorst had als enige het recht om belasting te heffen om de staatskas te spekken. Het economisch beleid werd gekenmerkt door het mercantilisme, waarbij de staat grote invloed had door enerzijds aan de eigen handel en nijverheid subsidies en voorrechten te verlenen en anderzijds invoerrechten te heffen op buitenlandse producten. Dus door meer uit te voeren dan in te voeren kwam er meer geld binnen.
– De vorst had het monopolie op geweld. Onder hem werd de politie, het leger en de vloot bestuurd.
– Er mocht maar ‘?n godsdienst zijn om oorlogen te voorkomen.
Alleen in de Republiek en Engeland was er geen absoluut gezag. Dit na de 80-Jarige Oorlog wat de Republiek maakte (1588) en de Magna Charta (1215) in Engeland.
?? 3 De Franse Revolutie
Indirecte oorzaken:
– De geestelijkheid en de adel hebben het veel beter
‘De kerk en adel hoefde bijna geen belasting te betalen, de normale burger wel. De edelen en geestelijkheid kregen altijd de belangrijkste functies
– Ontevredenheid onder andere bevolkingsgroepen
‘ De werkomstandigheden waren niet goed, noch het leefloon. Ze wilden vrijheid van meningsuiting en drukpersvrijheid.
– Het land wordt slecht bestuurd
‘ Het land kampt met grote schulden. Mensen met veel geld waren belangrijker dan mensen die geschikt waren. Ook konden mensen zomaar in de gevangenis worden gezet. Mensen uit de derde stand werden harder gestraft dan de andere twee standen. De vorst deed geen fuck eraan.
De koning wilde de adel en geestelijkheid meer geld laten betalen. De edelen wilden dat de koning de Staten-Generaal bijeen moest roepen. Dit gebeurde in 1789. Per stand werd gestemd, niet per persoon. De twee welgestelde standen dachten zo te winnen, maar de Derde Stand riep plots de Nationale Vergadering uit, die besloot dat Frankrijk een grondwet moest krijgen en de koning minder macht. De lage geestelijkheid steunde de Derde stand zelfs.
De koning was woedend. Zelfs zijn verbod op de NV hielp niet, want de NV was er namens de bevolking. De koning besloot zijn leger te sturen naar de rand van Parijs, waar de mensen als gevolg de Bastille bestormden. De boeren hoorden ondertussen dat edelen soldaten bijeenriepen om ze allemaal te vermoorden. Als gevolg plunderden de boeren de landgoederen van de edelen, waardoor deze op de vlucht sloegen. Als een lopend vuurtje gebeurde dit ook in andere steden. Uit angst voor meer ongeregeldheden keurde de koning ieder besluit van de NV goed, onder andere de eerste Franse grondwet in 1791. Hierin werd besloten:
– Afschaffing voorrechten edelen en geestelijkheid
– Openstelling ambten, Kerk en leger voor iedereen
– Burgers en boeren mogen grond kopen
– Frankrijk werd een constitutionele monarchie (sterke beperking macht van de koning)
– Scheiding van de machten
– Invoering kiesrecht (macht kwam bij de gegoede burger ‘)
Dit was slechts de eerste revolutie. De tweede revolutie begon nadat Lodewijk XVI probeerde te vluchten met zijn familie op 20 juni 1791 en deze op 10 augustus 1792 werd afgezet toen zijn verblijfsplaats werd bestormd. Frankrijk werd in september 1792 een republiek. Lodewijk werd ter dood veroordeeld in januari 1793. Volgens Robespi??rre, leider van de Jacobijnen (radicalen) was dit nodig. De Girondijnen (gematigden) vonden dat er nu genoeg was veranderd. Nadat de radicalen het parlementsgebouw omsingelden in juni 1793 werden zij de baas. Onder leiding van Robespi??rre begonnen de radicalen de Terreur; wie het er niet mee eens was, werd een kopje kleiner gemaakt. Desondanks was de organisatie goed:
– Maximumprijzen levensmiddelen
– Algemene dienstplicht
Niemand bleek verder meer veilig voor de Terreur. Een opstand zorgden voor de afzetting van de radicale leiders in juli 1794 die zelf een kopje kleiner werden gemaakt.
De macht kwam spoedig weer in handen van gematigde revolutionairen. In 1795 tot 1799 kwam de periode van het ‘Directoire’. Deze groep van vijf mensen hadden de macht. Zij stonden voor bepaalde problemen als:
– Grote hongersnood
– Frankrijk die in oorlog bleef met het buitenland
– De adel die de regering omver probeerde te werpen
Uiteindelijk in 1799 greep Napol??on Bonaparte de macht in Frankrijk. Grote delen van Europa wist hij te veroveren in de periode van 1797 tot 1812, toen hij moest terugtrekken uit Rusland. In 1815 werd hij definitief verslagen bij de Slag om Waterloo. In veroverde landen voerde hij de Code Napol??on in, met de verlichte idee??n:
– IEDEREEN was gelijk voor de wet.
– Niemand mocht de gevangenis in zonder rechtspraak en je moest je kunnen verdedigen. Een jury sprak het vonnis uit.
?? 4 De invloed van de Verlichting op de politieke cultuur tussen 1815 en 1848
Hier begint de restauratie na de val van Napoleon. Restauratie is het herstel van de periode v’?r de Franse Revolutie.
Idealen Franse Revolutie veel weerklank gevonden, maar niet alleen enthousiasme gewekt. Tijdens de revolutie vielen veel doden, bezit van de adel en kerk werd onteigend, de geestelijkheid werd vervolgd, het christendom werd geprobeerd te worden vervangen (nieuwe kalender zonder christelijke zondag), Frankrijk liep uit tot en militaire dictatuur van Napoleon. Revolutie was voor velen een spookbeeld geworden, en de overige landen wilden zoiets dergelijks voorkomen. Daarom werd ingezien dat macht van de vorsten de beste keuze was.
Conservatieven; aanhangers van vorsten, streven naar zeer trage veranderingen en voorzichtig doorvoeren, alles van waarde behouden. Macht van de vorst verdedigen.
Liberalen: macht van het parlement verdedigen.
Twee nieuwe kwesties: uitbreiding van het kiesrecht en de sociale kwestie.
Liberalen Conservatieven
Voor uitbreiding kiesrecht Tegen uitbreiding kiesrecht
Overheid macht aan de wil van het volk, volkssoevereiniteit. Gezag kwam van boven, in laatste instantie van God
Overheid arbeiders in bescherming nemen, niet door rechten te geven, maar door als een vader voor ze te zorgen (paternalisme). De conservatieven waren het hier niet mee eens.
In het Congres van Wenen (1814-1815), na de overwinning op Napoleon, werd er overlegd met alle Europese mogendheden (degenen die van Napol??on hadden gewonnen). Er moest namelijk worden overlegd over de toekomst van Europa. De landen stemden in met een restauratie en bepaalde overeenkomsten werden vastgelegd, namelijk:
– Legitimiteit van vorsten (wettige recht van vorsten op hun rijk).
– Het nastreven van een nieuw Europees machtsevenwicht door de macht van Frankrijk in te perken en de macht van de Europese mogendheden te vergroten.
Dit leidde tot herstel van oude en vorming nieuwe staten:
– Napoleon bezette gebieden losgemaakt van Frankrijk, oorspronkelijke vorstenhuizen keren terug.
– Bourbons, in Frankrijk, in koningschap hersteld.
– Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden 1 staat, Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Luxemburg werd groothertogdom.

Daarnaast werd er besloten:
– Overwinnaars Rusland, Pruisen en Oostenrijk kregen gebiedsuitbreiding, Engeland mocht veroverde koloni??n houden.
– Duitse Bond opgericht, alle Duitstalige vorstendommen incl. Duitstalig Oostenrijk (Afschaffing tol in 1843 om de economie te versoepelen).
Op voorstel van de Russische tsaar Alexander I werd de Heilige Alliantie opgericht in 1815 waar Europese landen het recht kregen op te treden tegen nationalistische en liberale onrust in de naam van God om de onderlinge vrede te handhaven. De kern van de Heilige Alliantie was Engeland, Pruisen, Oostenrijk, Rusland (de Grote Alliantie). Europese staten konden voortaan in harmonie samenwerken. Crises werden dus in congressen besproken en door internationale samenwerking in bedwang gehouden
Na het Congres van Verona (ingrijpen in Spanje en Griekenland kwam er een einde aan om via congressen vrede in Europa te handhaven. Ze gingen voortaan apart met elkaar samenwerken of handelden voortaan zelf.
Congres van Verona (gebeurtenis, afspraak)
Spanje Griekenland
Vervolging op liberalen na Napol??on liep uit tot een volksopstand (1820) door Ferdinand VII. Op het congres werd gekozen voor restauratie, alleen Engeland en Frankrijk waren tegen. Met steun van Frankrijk kreeg Ferdinand VII de macht weer terug. Opstand brak uit tegen de Turken in Griekenland. Griekenland was in de minderheid en vroeg om hulp om de Turken te verdrijven. Ze kregen uiteindelijk steun van Engeland, Frankrijk en Rusland en werd onafhankelijk in 1830.

Chronologie bladen
1660-1789: Anci??n R??gime
1789: Bijeenroeping Staten-Generaal
1791: Eerste Franse grondwet goedgekeurd
20 juni 1791: Lodewijk XVI vlucht met zijn familie maar werd opgepakt
10 augustus 1792: Lodewijk XVI wordt afgezet als koning (heet voortaan Louis Capet)
Januari 1793: Louis Capet wordt ter dood veroordeeld
Juni 1793: Begin van de Terreur na omsingeling van het parlementsgebouw
1794: Radicale leiders van de Terreur worden afgezet en een kopje kleiner gemaakt
1795-1799: Directoire
1797-1812: Napol??on Bonaparte verovert grote delen van Europa
1799: Napol??on Bonaparte komt aan de macht
1815: Napol??on Bonaparte definitief verslagen na de Slag om Waterloo
1814-1815: Congres van Wenen
1822: Congres van Verona

Aantekeningen bladen
17e eeuw Europa
Wetenschappelijke revolutie:
Doorbraak van een wetenschappelijke manier van denken’ experimenteren, observeren, redeneren
Copernicus ‘ Aarde om de zon

Galilei ‘ Bevestiging
Lodewijk XVI ‘ Hofleven ‘ Le roi du Soleil, ”L’??tat c’est moi” ‘ Droit Divin = goddelijk recht

————————————————————————————————————————————–
Immanuel Kant
Empirisme: waarneming, ervaring, experiment

Rationalisme: het gebruik van de rede
Werkelijkheid ‘ realiteit/waarheid

————————————————————————————————————————————–
Na de Franse Revolutie ‘ Napol??on ‘ verslagen 1814/1815 ‘ Congres van Wenen

Hoofdstuk 5
?? 1 Het ontstaan van een industri??le samenleving
Eigenlijk ging de Industri??le Revolutie niet alleen over de industrie. Het was een plotselinge verandering na een langdurig proces dat in Europa begon tot onze tijd. Het ontstond toen de landbouw werd verdrongen door de industrie als belangrijkste bestaansmiddel. Er ontstond een industri??le samenleving (de meeste goederen komen uit de fabriek) waar dan weer industrialisatie uit kwam. Dit gebeurde eerste in Groot-Brittanni?? halverwege de 18e eeuw.
?? 2 Verandering in het gebruik van arbeid
Machines begonnen steeds meer arbeid over te nemen laat 18e eeuw, toen steeds meer nieuwe uitvindingen werden gedaan. Machines wakkerden massaproductie aan. Voordelen ervan waren sneller, goedkoper en dus betaalbare productie en producten. Nadelen waren het verdwijnen van vakbekwame handwerkslieden en een zeer sterke groei van kinderarbeid.
?? 3 Verandering in het gebruik van de natuur
De natuur wordt benut voor nieuwe soorten energie:
Stromend water, windenergie, trekdieren, stoom, elektriciteit, olie, gassen. Vooral stoom werd belangrijk in de 19e eeuw.
Uitvindingen maken uitbreiding van mijnbouw mogelijk:
Men kon voortaan het grondwater wegpompen en mijngasexplosies voorkomen
Elektriciteit wordt een nieuwe bron van energie:
Elektrische stroom kon voortaan sinds 1866 door een dynamo worden opgewekt om te benutten als energiebron. Later werd de gloeilamp uitgevonden, zodat huizen, treinen, fabrieken, etc. konden worden verlicht. Het enige nadeel is dat alle elektronica constant moest zijn verbonden met de centrale.
Nieuwe grondstoffen uit aardolie en steenkool:
Samenstelling van stoffen werden bestudeerd, wat leidde tot de ontdekking van o.a. nylon en kunststoffen.
?? 4 Verandering in het gebruik van de techniek

Leave a Comment

Time limit is exhausted. Please reload the CAPTCHA.