In het eerste hoofdstuk van Stuart gaat het over representatie. Dit houdt het gebruik van taal in de zin van betekenis geven. Het doel hierbij is om een boodschap over te dragen aan andere personen. In het over brengen van taal staan drie zaken centraal. De reflectieve benadering, de intentionele benadering en de constructivistische benadering. In de reflectieve benadering wordt er gekeken naar de wereld die al bestaat. Zaken die centraal staan zijn objecten, menselijke omgang en gebeurtenissen. Hierbij gaat het om de gebruikte taal die zingeving geeft aan een reeds bestaande gebeurtenis. De betekenis van het object zit opgesloten in het object. De representatie door taal wordt hier gebruikt om het product te duiden zoals deze in de wereld al bestaat (mimetic). De tweede benadering (intentionele) bekijkt enkel de bedoeling van de schrijver. Welke intenties heeft de schrijver voor zijn tekst. De laatste benadering vindt de basis in het sociaal constructivisme. Hiermee wordt bedoeld dat de sociale werkelijkheid bestaat uit sociale constructen en dat de werkelijkheid enkel betekenis heeft door de betekenis die individuen er aan geven. In tegenstelling tot de eerste benadering is hier vooral de bedoeling om de intentie van de bedenker te verpakken. De gebruikte taal verpakken de bedoeling van de bedenker. In deze laatste benadering wordt aangenomen dat representatie gegeven wordt door en in taal. Dit houdt in dat het afbeelden van iets ook een symboliserende waarde heeft. De constructivistische benadering is in sociaal wetenschappelijk onderzoek verreweg het belangrijkste.
In het boek van Hall worden twee manieren van representatie genoemd.
1. Mentale representaties. Concepten (sociale constructen?) krijgen betekenis tijdens de verwerking in onze hersenen. Er zit een bepaalde mate van interpretatie vast aan deze concepten. Het delen van dezelfde interpretaties tussen meerdere mensen levert cultuur op.
2. Taal. De concepten die we gebruiken moeten overdraagbaar worden. Dit gebeurt via taal. Taal geeft ons de mogelijkheid om de concepten duidelijk te maken of uit te leggen. Hall noemt visuele tekens iconisch en de geschreven of gesproken symbolen ‘indexical signs’.
In het boek worden Sapir en Wolf genoemd met het culturele lingu??stische relativisme. In deze theorie wordt uiteengezet dat bepaalde groepen mensen allemaal opgesloten zitten in hetzelfde concept (sociaal construct). Dit houdt in dat de betekenisgeven aan de symbolen met dezelfde waarden gaat. De mensen met dezelfde manier van betekenisgeven zitten opgesloten in deze perspectieven. Taal vormt de beste indicator om deze perspectieven bloot te leggen. Het belangrijkste uit deze theorie is dat een betekenis niet zo maar bestaat. De betekenis wordt gemaakt in een sociaal construct. Dit is een proces waarin betekenis gegeven wordt aan zaken die zonder dit proces betekenisloos geweest zouden zijn.
Evaluatie:
Het boek van Hall is zeer compleet wat betreft het gebruik van taal en de verschillende functies en mogelijkheden van taal. Het hoofdstuk raakt vele onderwerpen en probeert een volledig inzicht te cre??ren in wat representatie inhoudt. Wat ik een gemiste kans vind is dat er niet begonnen is om de lezer direct te confronteren met zijn zekerheden. Veel studenten denken dat de kennis die zij opdoen de absolute waarheid is. Het direct onderuit halen van deze zekerheden (dat zijn namelijk ook constructen waarin waardebepalingen opgesloten zitten) dat er misschien toe geleid dat ik dichter op zijn verhaal was gaan zitten en ik mijn interesse niet zo snel zou verliezen naar het einde van het hoofdstuk. Verder kan ik enkel zeggen dat het een compleet hoofdstuk is.
Voor de toepassing op mijn onderzoek met betrekking tot de rol van Ruud Lubbers tijdens de val van de Berlijnse Muur komt dit zeker van pas. Ten tijde van het bestaan van de ‘innergrenze’ in Duitsland had de Nederlandse regering een nauwe band met de BDR. Sinds de bouw van de muur is er een bepaalde werkelijkheid gecre??erd in West-Europa en zijn er bondgenootschappen en allianties aangegaan. Dit heeft er toe geleid dat er een overeenkomstige manier van praten is. De gebruikte symbolen moeten de eenheid tussen de betrokken naties uiten. Het is bekend dat er grote wens was van de BDR om een herenigd Duitsland na te streven. Na het onrustige jaar 1989 is de DDR gevallen en lag een hereniging van de BDR en DDR in het verschiet. Op dat moment waren liepen de gebruikte symbolen en culturen opeens uitelkaar tussen Nederland en de BDR. De Nederlandse regering was sceptisch over een Duitse hereniging, met in het bijzonder Ruud Lubbers. De theorie van Hall over representatie kan hiervoor goed gebruikt worden om te onderzoeken wat er precies verschilde in gebruikte symbolen en taal.