In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende ontwikkelingsfasen en ‘aspecten van de mens, met de nadruk op de leeftijdsgroepen 4 tot en met 16 jaar en wat dit voor consequenties zou kunnen hebben in de praktijk van het lesgeven.
Binnen de ontwikkeling van de mens zijn verschillende ontwikkelingsfasen en -aspecten te onderscheiden. Ontwikkelingsfasen zijn periodes in het leven van de mens. Die perioden hebben allemaal hun eigen typische kenmerken. We onderscheiden de volgende fasen:
– De baby (0 ‘ 18 maanden)
– De peuter (18 maanden ‘ 4 jaar)
– De kleuter (4 ‘ 6 jaar)
– Het schoolkind (6-7-8/ 8-9-10/ 10-11 en 12jaar)
– De puber (12 ‘ 16 jaar)
– De jong volwassene (16 ‘ 21 jaar)
– De volwassene (21 ‘ 60 jaar)
– De oudere (60+)
Elke ontwikkelingsfase kun je onderverdelen in een aantal ontwikkelingsaspecten:
– Cognitief aspect: ontwikkeling van het verstand; denkvermogen,
waarnemen, geheugen en taal
– Emotioneel aspect: ontwikkeling van emoties en gevoelens
– Sociaal aspect: ontwikkeling van het sociale gedrag, de omgang met
anderen en van het spelgedrag
– Persoonlijk aspect: ontwikkeling van je karakter en persoonlijkheid
– Lichamelijk aspect: ontwikkeling van het lichaam
– Motorisch aspect: ontwikkeling van de motoriek; bewegingsapparaat
– Seksueel aspect: ontwikkeling van de seksualiteit en intimiteit
In dit hoofdstuk gaan we vooral in op het lichamelijke en motorische aspect van kinderen tussen de 4 en 16 jaar, waarbij we de hierboven genoemde, vetgedrukte, leeftijdsindeling hanteren.
Betekenis motorische ontwikkeling:
Er zijn verschillende betekenissen. Een bekende betekenis die V.G. Payne omschreef is: ‘De motorische ontwikkeling bestaat uit de veranderingen in motorisch gedrag die de interactie van het rijpende organisme en zijn omgeving reflecteert’ . Dit betekent dat zowel aanleg als de omgeving een onderdeel vormen binnen de motorische ontwikkeling. Dus: De ontwikkeling wordt naast de genetische aanleg ook bepaald door de manier waarop het kind door de omgeving gestimuleerd wordt. De invloed van ouders, broertjes en zusjes, de school en of het kind buiten kan spelen, zijn dan ook allemaal van belang.
De motorische ontwikkeling kun je onderverdelen in grove en fijne motoriek. Grove motoriek zijn de capaciteiten om te bewegen, zoals lopen, zwemmen of een bal schieten. Voor bewegingen die onder fijne motoriek horen, heb je vaak meer aandacht en concentratie nodig, zoals knippen, schrijven of een speld oppakken. Kinderen moeten vaak bepaalde basisvoorwaarden binnen de grove motoriek beheersen, voordat zij toe zijn aan bepaalde taken binnen de fijne motoriek. Zo is bijvoorbeeld beheersing van het evenwicht een voorwaarde om netjes te kunnen schrijven.
Theorie??n motorische ontwikkeling:
Naast de verschillende betekenissen bestaan heel wat theorie??n over motorische ontwikkeling. Veel theorie??n proberen de ontwikkeling in een bepaalde volgorde te zetten en/of te verklaren. Vooral de volgorde (ontwikkelingsfasen en motorische mijlpalen) zijn interessant om te noemen. (zie kopjes; kinderen in de leeftijd van’) Deze ontwikkelingsfasen en motorische mijlpalen kunnen inzicht geven in wat een kind op een bepaalde leeftijd kan. Belangrijk daarbij is, dat je weet dat elk kind anders is en dat het volstrekt normaal is dat ieder kind zijn ontwikkeling op zijn eigen manier doorloopt. Er is altijd een overlapping bij ontwikkelingsfasen en motorische mijlpalen als je kijkt naar de leeftijd. Er wordt hierbij uit gegaan van gemiddelde waarden. Er kunnen wel grote afwijkingen buiten die waarden worden gezien. Dit kan een reden zijn om dit te laten onderzoeken door een deskundige. Wanneer blijkt dat een kind ten opzichte van zijn leeftijdgenoten een grote motorische achterstand heeft, is het van belang dit te behandelen.