In dit hoofdstuk worden een aantal kernbegrippen uitgewerkt over adaptief onderwijs, instructiemodellen en differentiatie. In het laatste stuk theorie zelfstandig werken en uitgestelde aandacht beschreven.
Volgens Van Groenestijn (2007) is Rekenen-Wiskunde een basisvoorwaarde om te kunnen functioneren in onze maatschappij en is ontstaan in het dagelijkse leven. Van Groenestijn (2007) vindt het belangrijk dat leren, loopbaan, burgerschap samen worden versmolten. Ze schrijft dat het belangrijk is om het leren rekenen af te stemmen op het latere beroep. Maar hoe houdt men rekening met al die verschillende leerlingen in de klas? Hieronder wordt uitgelegd hoe dit wordt vormgegeven.
2.1. Adaptief onderwijs
Volgens Alkema, E., Kuipers, J., Lindhout, C. & Tjerkstra, W. (2011) is Stevens ‘?n van de stimulerende krachten achter adaptief onderwijs geweest. Volgens Stevens volstaat het oude klassikale en leerstofgerichte onderwijs niet meer. Dit komt doordat Weer Samen Naar School en Passend Onderwijs ervoor gezorgd hebben dat er aandacht is gekomen voor de integratie van leerlingen met leer- en gedragsproblemen in het reguliere basisonderwijs, aldus Alkema e.a. (2011).
Volgens Alkema e.a. (2011) verstaat Stevens onder het begrip adaptief onderwijs:
”Onderwijs dat elke leerling tot zijn recht laat komen, onderwijs waarin elke leerling zich op zijn plaats voelt. Maar ook onderwijs dat leraren beter past, waarin leraren zich thuis voelen” (Alkema e.a. 2013, p.635). Met andere woorden is adaptief onderwijs, onderwijs dat verschillen in de leerlingen ziet en het onderwijs afstemt op de behoeftes van leerlingen. Ook legt adaptief onderwijs meer nadruk op samenwerken. Adaptief onderwijs is dus eigenlijk een bepaalde visie/kijk op onderwijs, waarin rekening wordt gehouden met verschillen tussen leerlingen.
Wat opvalt in deze visie is de rol van de leerkracht. Stevens vindt dat bij het onderwerp integratie van probleemleerlingen, eerst nagedacht moet worden over de vraag wat je ervan vindt. Hoe de les vorm gegeven wordt, komt hierbij op de tweede plaats. De persoonlijke uitgangspunten en veronderstellingen zijn zeer bepalend voor de vormgeving van adaptief onderwijs. Als je dit eenmaal als leerkracht helder voor ogen hebt moet er nog voldaan worden aan drie belangrijke basisbehoeften. Stevens spreekt over drie basisbehoeften die iedere leerling nodig heeft om zich te ontwikkelen, namelijk: relatie, competentie en autonomie. Groot (1996) noemt dit relatie, competentie en onafhankelijkheid. Deze verschillen inhoudelijk niet van elkaar. Volgens ‘?n belangrijk principe uit deze theorie is de leerling medeverantwoordelijk maken van zijn eigen ontwikkeling. De leerkracht probeert zoveel mogelijk aan te sluiten (adaptie) bij het ontwikkelingsproces van de leerling. De eigen inbreng van een leerling kan zijn: de beoordelingscriteria samen opstellen, keuze uit leermiddelen, voorstellen, de tijd die hij/zij nodig denk te hebben enzovoorts. Volgens Stevens komen we dan dichtbij de kern van adaptief onderwijs. Adaptief onderwijs betekent vooral uitdaging en actief mee doen en niet alleen de aanpassing van de onderwijsinhoud.
Sinds 2012 wordt het concept adaptief onderwijs aangevuld met het concept passend Onderwijs. Passend Onderwijs lijkt in eerste instantie op adaptief onderwijs, maar onderscheidt zich met een aspect dat binnen adaptief onderwijs niet beschreven wordt. De verantwoordelijkheid van de school in de vorm van een zorgplicht en realisering van die zorg staat met name centraal. Duidelijk wordt dat de leerkracht daar niet alleen voor staat, maar dat scholen werken met een verplicht samenwerkingsverband (Alkema, Tjerkstra, Kuipers & Lindhout, 2013).