Essay: In de inleiding schets je bondig je probleemstelling en bespreek…

In de inleiding schets je bondig je probleemstelling en bespreek je je onderzoeksvraag. Hier leg je ook je verdere aanpak uit en je licht de verdere structuur van je eindwerk toe. Een goede inleiding hoeft niet meer dan ‘?n bladzijde te beslaan. Vanaf de inleiding begin je ook je pagina’s te nummeren en zoals je ziet is dat in dit sjabloon al voor je gedaan. Dit is de eerste pagina die in aanmerking komt voor de minimale omvang van je eindwerk.

2 De geschiedenis van dromen
2.1 Inleiding
Dromen is een fenomeen van alle tijden. De geschiedenis ervan gaat terug tot 3100 v.Chr. en de betekenis ervan evolueerde vanaf dat punt bij verschillende culturen. Dromen werden op verschillende manieren ge??nterpreteerd, bij deze zijn hier enkele voorbeelden.
2.1.1 De oude Egyptenaren
De oude Egyptenaren geloofden in de wereld van de geesten en dromen zouden volgens hen een verbinding maken met die wereld. Ze geloofden in de Ba (de ziel) en deze kan bewust worden terwijl het lichaam dat niet is. De Ba kon zo dus op reis gaan naar de wereld van de geesten.
Dromen waren in de ogen van de Egyptenaren een goddelijk iets, en aangezien goden vereerd moesten worden, bouwden ze droomtempels. In deze tempels kon men dromen om zo tot een goddelijke openbaring te komen.

2.1.2 De oude Grieken
De oude Grieken vonden ook dat dromen iets van goddelijke aard was. De Grieken staan bekend om hun vele goden, en zo hadden zij ook goden voor dromen. Hypnos was de god van de slaap en Morpheus de god van de droom. Ook de oude Grieken bouwden droomtempels, maar zij gaven hier nog meer betekenis aan dan de oude Egyptenaren. Zieke mensen konden deze tempels bezoeken om een lichamelijke of spirituele heling te ondergaan door middel van hun dromen.
Plato had zo zijn eigen opvatting over dromen. Hij vond dat dromen te maken hebben met onderdrukte verlangens. Dromen kunnen deze onderdrukte verlangens uiten. Volgens Plato komen in de slaap de ??chte verlangens en begeertes van de mens naar boven. Aristoteles daarentegen beweerde dat dromen totaal geen nut hebben. Wat hem wel interesseerde was het feit dat we ‘s nachts dingen kunnen zien terwijl onze ogen gesloten zijn.

2.1.3 De Hindoes
De opvatting van de Hindoes is toch nog steeds een van de meest opmerkelijke en fantasierijke in de geschiedenis van dromen. Alles wat wij om ons heen zien is een droom van Vishnoe. Wij leven in zijn droom en wij zelf zijn niks meer dan droomfiguren. Vishnoe droomt dus. Maar wat als hij wakker wordt? Als dat gebeurt zal volgens de Hindoes de wereld vergaan.
2.1.4 Middeleeuwen
In de Middeleeuwen verspreidde het christendom zich erg snel waardoor het interpreteren van dromen naar de achtergrond verdween. Toch zijn er in de Bijbel zeer veel verwijzingen naar dromen. Door het Christendom kende de betekenis van dromen een grote ommekeer.
V’?r de Middeleeuwen werden dromen altijd als iets goddelijks ervaren maar nu werd deze betekenis volledig overboord gegooid, dromen waren namelijk kwaadaardig. Waarom dachten ze dit? Wel als we even logisch nadenken weten we het antwoord al. Dromen konden niet goddelijk zijn, want alleen de kerk kon iets goddelijks ontvangen. Conclusie: dromen werden verzonden door de duivel.
2.1.5 De moderne tijd
Na de renaissance werden dromen nogal gerelativeerd, ze werden gezien als een gevolg van een slechte spijsvertering en hadden niet echt een diepere betekenis. Dit bleef zo tot aan het begin van de twintigste eeuw. Toen kwam er terug belangstelling voor dromen dankzij Sigmund Freud.
Freud wou de scheiding tussen geest en lichaam duidelijk maken door het interpreteren van dromen. Zijn theorie had vaak enige kritiek te verduren. E??n van de belangrijkste personen die in discussie trad met Freud was Carl Jung. Jungs mening over dromen was dat deze lieten zien wat voor een persoon belangrijk is, en dat dromen ook over onze toekomst handelen en niet alleen over het verleden.
Toch hadden Freud en Jung bepaalde gemeenschappelijke gedachten over dromen. Ze waren het er beiden over eens dat associaties (zie 2.2) gerelateerd zijn met dromen, en dat deze associaties hielpen bij het interpreteren van dromen. Natuurlijk is de info die ik nu hierover geef beperkt. Meer hierover lezen jullie in het volgende hoofdstuk!
3 Freud & Jung
3.1 De droomduiding van Sigmund Freud
Freud was het niet eens met de stelling dat dromen geen betekenis hebben. ‘De droom is een georganiseerde psychische activiteit, te onderscheiden van het waakleven en gehoorzamend aan eigen wetmatigheden.’ Deze stelling was nieuw en controversieel, hij ging namelijk in tegen de beweringen van andere wetenschappers, namelijk dat dromen een gevolg is van inwendige stimuli.
Freud verwierp alle oude goddelijke idee??n over dromen. Dromen kwamen niet van God en ook niet van de duivel, ze zijn gemaakt door de dromer zelf. Iets waar Freud op wijst is dat niet alle dromen volledig doorgrond kunnen worden, iedere droom bezit wel een deel dat niet verklaard kan worden, waar geen onderliggende betekenis achter zit.
De oorsprong van de droom moeten we zoeken in het onbewuste. Freud noemt dit de via regia. Het onbewuste brengt verdrongen gedachten aan het licht van de persoon die droomt.
3.1.1 Hoe gaat de droomduiding in zijn werk?
Natuurlijk wil men graag weten waar zo een droom vandaan komt en hoe deze is ontstaan. Dit doet Freud door middel van associatie. Als hij een persoon onderzoekt die een droom gehad heeft, zal hij de persoon vragen om zelf de elementen uit zijn droom te associ??ren met andere elementen. Hij vraagt dan ook naar het verleden van de persoon. Het verleden kan gisteren of de voorbije week zijn, maar ook de kinderjaren zijn belangrijk.
De associatie zorgt voor een bepaalde weerstand. Ze komen alleen maar in de buurt van de echte betekenis van de droom, maar zullen deze nooit bereiken. In tweede instantie is de symboliek belangrijk.
Freud zegt dat er in een droom maar een paar symbolen aanwezig zijn. De symbolen zijn een soort vergelijking met zaken uit het dagelijkse leven. Een koning en koningin kunnen staan voor je ouders, kleine dieren staan voor kinderen, op reis gaan staat voor de dood, etc.’
Maar de meeste symbolen zijn van seksuele aard. Men kan mannelijke en vrouwelijke seksuele symbolen onderscheiden. Freud vindt dat we de betekenis van symbolen moeten zoeken in po??zie, mythes, sprookjes, grappen.


3.1.2 Prikkels
Een droom is een wisselwerking tussen een wens (verlangen) en censuur. Dromen zijn een directe wensvervulling maar door censuur worden deze wensvervullingen vervormd. Dromen die het minst vervormd worden zijn dromen die voortkomen uit lichamelijke behoeftes. Voorbeelden hiervan zijn honger, dorst, seksuele behoeftes, mictiedrang. Mictiedrang ( drang om te plassen) is een goed voorbeeld.
Iedereen heeft het als kind, misschien zelfs als volwassene aan de hand gehad. Je droomt bijvoorbeeld dat je naar het toilet gaat, omdat je in het echte leven ook dringend moet plassen. Het gevolg hiervan is dus vaak bedplassen.
Andere minder vervormde dromen zij ongeduldsdromen en gemakzuchtige dromen. Een voorbeeld van een ongeduldsdroom is wanneer je met vakantie vertrekt en je droomt dat je al op het vliegtuig zit.
Een gemakzuchtdroom is misschien iets minder voorkomend. Een voorbeeld hiervan is dat men net voor dat men wakker wordt, droomt dat men al op school is of op zijn werk. Je hoeft dus niet meer op te staan of je klaar te maken, je bent namelijk al op je locatie. Jammer genoeg is het maar een droom.
3.1.3 De dagrest
Van deze stelling hebben jullie vast wel al eens gehoord. Dagrest is een term die gebruikt wordt voor een droom die te maken heeft met wat er de voorbije dag is gebeurd. Bijvoorbeeld: je zag op tv een programma over dinosaurussen, dan kan het gebeuren dat je ‘s nachts droomt over dinosaurussen.
3.1.4 De manifeste droom en de latente droom
Een manifeste droom is volgens Freud een droom die duister is en meer visueel is. Je zou het kunnen vergelijken met een nachtmerrie, ook al is het dat volgens Freud niet echt. ( Dit wordt door Freud niet verder uitgelegd). Het zijn dromen waar je eerder iets ziet ( een storm, een moord) en waar je een gevoel van angst bezit. In manifeste dromen worden er niet echt conversaties gehouden. Een latente droom is meer een ‘ random’ droom, een droom die niet zo duister is en die meer bestaat uit conversaties en gedachten. Bijvoorbeeld een droom waarin je met een vriend een conversatie houdt. Latente dromen zijn vaak ego??stisch in het opzicht dat ze bijna altijd over een wens van de dromer gaan. Deze dromen bezitten geen angstgevoelens.

3.1.5 De wensvervullingstheorie
Zoals al eerder werd aangehaald zijn dromen ( volgens Freud) vervullingen van wensen. We hebben een bepaald verlangen en in onze droom wordt dat verlangen vervuld. Dit gebeurt niet altijd even duidelijk; door droomvervormingen krijgen we een ingewikkelde, rare droom. De droomvervormingen zijn het product van droomarbeid.
Droomarbeid is een psychisch proces dat de latente droominhoud omzet in manifeste dromen. Omdat dit gebeurt denken veel mensen dat hun droom totaal geen inhoud heeft. Ze hebben het hier echter bij het verkeerde eind. Een droom heeft altijd een inhoud of betekenis. Volgens Freud kan een droom wel niet meerdere betekenissen bezitten. De verwarring hierover ontstaat volgens hem door de verwarring tussen een latente en een manifeste droom. De latente droom is gewoon een ego??stische wensvervulling.
Deze dromen gaan over iets dat we onszelf toewensen, iets dat we ??cht graag willen. De manifeste droom is het tegendeel. Deze laat dingen zien die we ons helemaal niet toewensen. Ze gaan over onze grootste angsten en zitten vol met emoties zoals woede, verdriet en angst. Toch zijn deze twee soorten dromen niet in strijd met elkaar.
3.1.6 De droomcensuur
De droomcensuur zorgt voor veranderingen en leegtes in onze dromen. De droomcensuur zorgt ervoor dat elementen uit de latente dromen (wensen) vervormd worden tot een manifest iets. Het is voor velen misschien een moeilijk te begrijpen fenomeen, maar als we het woord ontleden is de betekenis misschien al wat makkelijker. We weten allemaal wat censuur is.
Censuur betekent dat men iets tegenhoudt, iets wat men niet wil dat gezien wordt. Bij de droomcensuur werkt het net zo. In onze slaap krijgen we gedachten die we overdag niet uit zouden durven spreken, gedachten die afschuw opwekken. De droomcensuur zorgt er dus voor dat deze gedachten in onze dromen worden vervormd, zodat ze niet meer lijken op de verafschuwde gedachten.
Je kan zo dus vaststellen dat er een tegenwerking is. Iets in ons wil deze gedachten uitdrukken, maar iets anders in ons werkt dat tegen. Zo trekt Freud zijn conclusie dat het niet de bedoeling is van de droom om iets duidelijk te maken. Het is net het tegenovergestelde, de droom wil niet begrepen worden.

3.2 De jungiaanse droomduiding
3.2.1 Heeft de droom een betekenis?
Op dit vlak waren Jung en Freud het met elkaar eens. Beiden vinden ze dat een droom betekenisvol is en zin heeft. In het vorige hoofdstuk hebben we het gehad over de verschillen tussen een manifeste en een latente droom. Jung maakt dit onderscheid niet, hij vindt dat dit niet nodig is en neemt een droom gewoon zoals die komt. Volgens Jung is een droom een symbool van het bewuste en het onbewuste leven. Hier stoten we op een radicale tegenstelling tussen Jung en Freud: volgens Jung is het onbewuste een intelligent iets, iets creatiefs. Het is mogelijk om het onbewuste in twee delen op te delen: het persoonlijk onbewust en het collectief onbewuste.
Collectief onbewuste: dromen die voorkomen in het collectief bewustzijn hebben meer dan alleen maar een individuele betekenis, het is iets algemeen, een maatschappelijke problematiek. Deze dromen uiten een ‘maatschappelijke’ problematiek (die hoogstwaarschijnlijk nog niet is uitgekomen bij de dromer) daarom zijn deze dromen ook minder herkenbaar als iets persoonlijks. Bijvoorbeeld: kinderen dromen vaker over wilde dieren, dit komt omdat de oermens in een wereld leefde waar dieren als wolven en leeuwen als de vijand gezien werden. Zij hadden hier al nachtmerries over en deze worden over gedragen van generatie tot generatie en zijn nu nog steeds aan de orde.
3.2.2 Wat is het verschil tussen de visie van Jung en Freud?
Jung laat de pati??nt zijn droom beschrijven en vraagt hem associaties te maken. Freud hield altijd rekening met het verleden van een pati??nt, dit doet Jung absoluut niet want dat zou misleiden bij het zoeken naar de betekenis van de droom. Daarna vraagt Jung hoe de pati??nt zich emotioneel voelde in de droom. Wat heel belangrijk is om te weten is dat Jung een droom ziet als een zelfrepresentatie van de dromer, in een droom kan men de innerlijke wereld van een dromer waarnemen. Nog een belangrijk element bij de droomduiding van Jung is amplificatie; hij vergelijkt dromen met sprookjes en mythen om zo zijn pati??nten beter hun dromen te kunnen laten begrijpen.
Actieve imaginatie is nog een element dat Jung altijd gebruikte bij zijn droomduiding, iets wat Freud niet deed. Bij actieve imaginatie vraag je de pati??nt om zijn droom te tekenen. Dit wordt nog steeds gebruikt, als je een droomdagboek koopt, staan hier ook altijd witruimtes bij om je droom te schetsten. Dit geeft een beter beeld over de betekenis van je droom voor jezelf maar ook voor de persoon die jouw dromen onderzoekt. Uiteindelijk heeft Jung er vrede mee genomen dat men een dromen nooit altijd zal kunnen begrijpen, dit is nu eenmaal zo.
3.2.3 Jung spreekt Freud tegen
Zoals eerder besproken draait een droom voor Freud grotendeels om wensvervulling. Dit rijmt helemaal niet met de visie van Jung. Volgens hem draaien dromen namelijk vooral om compensatie. De droom is een zelfportret van de dromer en hoe deze zich voelt in zijn actueel leven. Maar Jung gaat nog verder: een droom gaat niet alleen over de gebeurtenissen in het actuele leven van de persoon, een droom heeft een betekenis namelijk het rechtzetten van bepaalde situaties.
Jung deelt dromen onder in drie groepen:
Reactieve dromen:
Dit zijn dromen die voortkomen uit een trauma of een situatie die een grote impact heeft nagelaten op de psych?? van de persoon.
Compensatoire dromen:
In deze categorie horen volgens Jung de meeste dromen thuis. Deze dromen zorgen voor een balans tussen het bewuste en het onbewuste. Dit klinkt misschien moeilijk maar ik zal een voorbeeld geven. Als je bijvoorbeeld droomt over een meisje uit je klas en in je droom is dat meisje een leuke persoon, terwijl je in het echt een hekel aan haar hebt, dan is dat een compensatoire droom. Een compensatoire droom daagt als het ware je geest uit om open te staan voor nieuwe visies en deze e accepteren of af te wijzen.
Prospectieve dromen:
Prospectieve dromen gaan vooral om anticipatie. Hiermee bedoelt Jung niet dat deze dromen als het ware de toekomst kunnen voorspellen, hij bedoelt dat je in deze dromen droomt over iets dat in de toekomst gaat gebeuren, iets waarvan je weet dat het zal gebeuren.

4 Hoe kan men dromen verklaren aan de hand van de psychobiologie?
4.1 Inleiding
Achter dromen valt veel meer te zoeken dan alleen maar psychologische en filosofische opvattingen. Dromen ontstaan in ons brein en in dit onderdeel wordt beschreven welke rol en functie het brein speelt in het cre??ren van dromen.
4.2 De rol van de remslaap
Wanneer we slapen doorlopen we verschillende fases. We spreken van de trage-golfslaap (n-remslaap) en de remslaap. De remslaap is een interessante fase. ‘Rem’ is de afkorting van ‘Rapid Eye Movement’ aangezien deze fase wordt gekenmerkt door snelle oogbewegingen, een verhoogde hersenactiviteit en snellere ademhaling. Tijdens de remslaap ontwaken onze hersenen, fysiek zijn we in slaap maar onze hersenen werken op dezelfde manier als wanneer we wakker zijn.
We ervaren zo een 4 ?? 5 keer per nacht fase van een remslaap. Dit gebeurt om de negentig minuten tijdens de laatste slaapfase. De remslaap werd ontdekt door Aserinky en Kleitman in 1953. Na deze ontdekking werd verondersteld dat dromen uitsluitend ontstaan in de remslaap. Toch klopt dit helemaal niet. Het is zo dat de meeste dromen voorkomen in de remslaap maar ook in de n-remslaap is er hersenactiviteit. Nielsen verklaarde in 2000 dat het verschil is dat men maar 40 % van de dromen uit de n-remslaap herinnert terwijl men 80% van de dromen uit de remslaap herinnert.
4.2.1 Wat zijn de verschillen tussen de remslaap en de n-remslaap?
Tijdens de remslaap duren de dromen langer, ze zijn levendiger, bizar en symbolisch. Dromen die voorkomen in de n-remslaap zijn realistischer, conceptueel en hielden meer verband met het dagelijkse leven. Toch neemt men deze dagen aan dat het ook mogelijk is om typische remslaap-dromen te krijgen tijdens de n-remslaap en andersom. Dit wil niet zeggen dat alle fases praktisch hetzelfde zijn. Alle fases hebben hun eigen psychologische en fysiologische trekken.

Voorbeeld om het verschil duidelijk te maken:
Gedurende de dag heeft een persoon veel in de auto gezeten. Tijdens n-remslaap zal de persoon dan misschien dromen dat hij rijdt in een auto en stopt voor het rode licht. Deze droom is redelijk saai maar helpt het brein om bestaande connecties te versterken. Het maakt de persoon nog eens duidelijk dat we moeten stoppen voor rode lichten. De droom is niet zo bizar en levendig als tijdens remslaap. Het is meer een simulatie van onze vorige ervaringen. Tijdens remslaap zal de persoon dan misschien dromen over het besturen van een vrachtauto met zijn voeten terwijl hij achtervolgd wordt door een andere auto. Dit is een meer bizar scenario dat typerend is voor remslaap. Tijdens deze remslaap zal de persoon op een veilige manier een simulatie kunnen doen van mogelijke scenario’s uit het echte leven.

4.3 Het AIM-model
De grote hersenen cre??ren een min of meer coherente droom die afkomstig is door ruissignalen uit de hersenstam. Dit wordt de activatie-synthesehypothese genoemd. Toch is deze later nog aangepast en dus ook van naam verandert en kennen we het nu als het ‘Activation-Input Source ‘Neuromodulation model’, of AIM. In dit nieuwe model wijst men het voorkomen van dromen tijdens de remslaap als ook tijdens de n-remslaap toe aan de wisselwerking tussen aminerge en cholinerge neuronen in de hersenstam. Een aanhanger van deze visie is Hobson.
Solms is het niet eens met de visie van Hobson dat dromen een bijverschijnsel van de remslaap zijn. Hij weerlegt deze visie met een aantal argumenten.
1. Niet alle dromen hangen samen met de remslaap, je kan namelijk remslaap ervaren zonder te dromen en dromen kan je ook krijgen buiten je remslaap. Er zijn dromen die voorkomen in de n-remslaap en die men niet kan onderscheiden van dromen uit de remslaap.
2. Personen met hersenstamletsels blijven dromen en dus kan het mechanisme dat aanzet tot dromen niet gelokaliseerd zijn in de hersenstam. Dromen kunnen uit eender welke plaats in de hersenen ontstaan. De enige voorwaarde die er is om te kunnen dromen is dat de frontale kwab ( Frontal Lobe) geactiveerd moet zijn in combinatie met een intacte occipitotemporale junctie ( Occipital Lobe).
3. Door een letsel aan de hersenhemisferen ( cerebral hemispheres) stopt het dromen, het maakt dan niet meer uit of de hersenstam intact is of niet. De remslaap blijft wel behouden!

Solms wijst er dus nogmaals op dat dromen worden samengesteld in de hersenhemisferen en niet in de hersenstam en dat men ook kan dromen zonder een mechanisme dat zorgt voor de remslaap. Ook zijn dromen niet het gevolg van cholinerge neuronen die voorkomen in de hersenstam, dromen ontstaan via de dopaminecircuits die zich in de hersenhemisferen bevinden.
Solms is van mening dat de neurale structuur van het dromen dezelfde is als de neurale structuur van motivatieprocessen. Er moet een prikkel zijn die zo sterk is dat deze de motivationele systemen in onze hersenen activeert tijdens onze slaap. Het dromen houdt dus ook volledig op wanneer het deel van onze hersenen dat zorgt voor onze motivatie beschadigd is. Dit hersendeel noemen we de ventromesiale frontale regio (zie afbeelding). Hieruit concludeert Solms dat dromen een gemotiveerd proces is.
Volgens Solms verandert het dromen bij bepaalde letsels:
1. Het dromen stopt volledig bij een beschadiging van het onderste deel van de linker pari??tale hersenkwab. Dromen stopt ook bij beschadiging van het onderste deel van de rechter pari??tale hersenkwab.
2. Het dromen stopt volledig bij een bifrontale beschadiging, met andere woorden bij een bilateraal letsel van de witte stof in de ventromesiale frontale regio. Dit kwam vooral voor bij pati??nten die behandelt werden tegen invaliderende psychiatrische aandoeningen zoals schizofrenie en levensbedreigende dwangneurosen.
3. Het dromen stopt visueel gezien bij een beschadiging aan de occipitotemporale junctie. Het interessante is dat wanneer de occipitotemporale junctie beschadigd is men geen beelden, kleuren, gezichten,’meer kan zien tijdens het dromen want in de occipitotemporale junctie worden visuele patronen geactiveerd.
4. Wanneer er een beschadiging is van de frontale limbische regio zal men excessief gaan dromen. Het wordt dan voor de persoon moeilijk om een onderscheid te maken tussen realiteit en de droomwereld.
5. Wanneer er een beschadiging is van de temporale limbische regio zal men steeds terugkerende, stereotiepe dromen ervaren.

4.4 De functie van de droom
De functie van de droom blijft onbewezen. Er zijn al zeer veel onderzoeken gebeurt maar men weet nog steeds niet precies waarom men droomt. Wat men wel weet is dat dromen goed is voor je nachtrust. Neurologische pati??nten die niet meer konden dromen hebben een meer verstoorde slaap dan anderen die wel nog kunnen dromen. Er zijn veel theorie??n over de functie van de droom.
1: Volgens Hobson ( 1988) heeft dromen geen functie. Een droom is een toevalligheid van neurale prikkels.
2: Volgens Kramer (2007) is de droom een indicator van andere psychische of biologische processen. Dromen dragen bij tot de creativiteit van de geest. Ook helpt dromen bij het probleemoplossend vermogen.
3: Volgens Cartwright (1986) hebben dromen een helende functie. Zo zouden volgens hem vrouwen die meer dromen na een echtscheiding ( dromen die verwijzen naar zelfwaarde) deze ook beter verwerken.
4: Volgens Kramer ( 2007) heeft de droom ook als functie het regelen van stemmingen. Hij heeft hier een theorie over: Selective Mood Regulatory Theory of Dream Function. In zijn theorie zegt hij dat men de droom kan zien als een thermosstaat die het niveau van de stemmingen op een lager peil houdt. Wanneer men zich overdag veel opwindt zal men dit in een droomrijke slaap verwerken en zich de volgende dag beter voelen.
5: Volgens Crick & Mitchison (1983) fungeert de droom als een prullenbak. In de droom komt al het psychisch afval voor zodat de hersencapaciteit van de mens niet overvol geraakt.
6: Volgens Hartmann ( 1998) heeft de droom een probleemoplossende functie. Een droom probeert een trauma emotioneel te verwerken.
7: Volgens Fiss (2001) heeft de droom een overlevingsfunctie. Dromen kunnen als boodschap geven dat de persoon in kwestie ziek is. Zo heeft Smith (2001) aangetoond dat er een relatie is tussen hartziekte en het optreden van dromen over scheiding of dood.


5 Wat is de invloed van psychische aandoeningen op de droombelevenis?
5.1 Inleiding
Het is al reeds besproken dat beschadiging van een bepaald hersendeel ervoor kan zorgen dat het dromen niet meer plaats zal vinden. Maar hoe zit het dan met psychiatrische pati??nten en hun droombelevenis? De brein structuur van pati??nten met bijvoorbeeld schizofrenie is ook niet hetzelfde als de brein structuur van een ‘normaal’ persoon. Welke invloed hebben deze aandoeningen dan op hun droombelevenis? En over welke aandoeningen spreken we dan?

Leave a Comment

Time limit is exhausted. Please reload the CAPTCHA.