Inleiding
Als opdracht in de afronding van het vak Humanisering in Organisaties, gegeven door Ruud Meij, heb ik dit paper geschreven. Het vak gaf veel ruimte voor eigen invulling en interesse. Daar heb ik in het schrijven van dit paper ook maximaal de ruimte voor genomen. Het schrijven van dit paper was vooral een zoektocht. De inzichten die tijdens het schrijven van dit paper op papier stolden waren daarvoor nog chaotisch en vloeibaar. Alleen al daarom was het een leerzame en interessante zoektocht. De zoektocht is nu, na het schrijven van het paper, zeker nog niet afgerond. Inzichten over rechtvaardigheid, organiseren en humanisering zijn dusdanig complex dat ze waarschijnlijk altijd in beweging zullen blijven. Het paper vormt dus een tijdelijke neerslag van mijn inzichten.
Ik heb het onderwerp gekozen omdat het mij al lang intensief bezighoudt. Enerzijds woon in de wijk Sterrenberg, waar dit paper over gaat, en anderzijds houd ik mij voor de GroenLinksfractie van Zeist bezig met het dossier samenleving. Toch heb ik ervoor gekozen om het paper niet vanuit mijn rol bij GroenLinks Zeist en ook niet vanuit mijn rol als bewoner van de wijk te schrijven. Ik schrijf dit paper als advies aan alle betrokken partijen met de wijk. Dat zijn dus zowel de zorginstelling Abrona, de bewonersvereniging alsook de gemeente.
De onderwerpen van het paper zijn gekozen vanuit mijn persoonlijke interesses. Dat betekent dat het niet voor iedereen direct duidelijk zal zijn waarom ik welke onderwerpen heb gekozen. Toch denk ik dat het paper een duidelijk verhaal vertelt.
In deel 1 begin ik met het beschrijven van het vraagstuk, namelijk, hoe de onderlinge solidariteit in de wijk Sterrenberg, een wijk voor omgekeerde integratie met een verstandelijk beperkte doelgroep, kan worden vergroot, en of het moreel juist is dat te vragen van vrije burgers. Vervolgens geef ik in 2.1 de politieke en maatschappelijk context van het vraagstuk weer. In 2.2 beantwoord ik de vraag of vrije burgers zich laten organiseren of dat zij zichzelf organiseren. In 2.3 stel ik, aan de hand van Aristoteles, de vraag; wat is goed samenleven? Vervolgens ga ik, in 2.4 aan de hand van een tekst van Max Weber op zoek naar welke vormen van legitiem gezag nodig zijn voor burgerparticipatie. En in 2.5 beschrijf ik wat een wijk als lerende organisatie zou kunnen zijn. In deel 3 geef ik mijn persoonlijke visie op de vraag wat humanisering voor deze wijk zou kunnen inhouden, en in deel 4 geef ik een beoordeling en voeg ik hier aanbevelingen toe voor eerder genoemde betrokken partijen.
‘
Deel 1 Het vraagstuk
1.1 Aanleiding: Sociale cohesie in de wijk Sterrenberg
Onder de noemer ‘omgekeerde integratie’ is er in de nieuwe wijk Sterrenberg in de gemeente Zeist gekozen voor een gemengde wijk van 250 woningen voor verstandelijk gehandicapten van de instelling Abrona, en 400 gewone gezinswoningen. Omgekeerde integratie is een vorm van vermaatschappelijking van zorg voor verstandelijk gehandicapten. Dit houdt in dat de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap zo veel mogelijk ‘in’ de samenleving plaatsvindt, en dat de doelgroep in een ‘normale wijk’ woont, met een beoogd ‘normaal’ sociaal netwerk, en een ‘normale’ dagbesteding. Omdat de wijk nieuw is, en omdat er relatief veel mensen wonen die afhankelijk zijn van zorg, vormt deze wijk een proeftuin voor het ontstaan van sociale opwarming, vrijwilligers initiatieven en affectief burgerschap. Om de omgekeerde integratie van deze wijk de komende jaren te laten slagen, is er een leerproces nodig. Hoe gaat men in deze wijk met elkaar om? Hoe weet men elkaar te vinden voor hulp? En; wat kan men voor elkaar betekenen? zijn een paar van de vragen die de komende jaren gesteld zullen worden. Dit leerproces heeft volgens mij een moreel karakter. Want de vraag wat het van ‘gezonde’ of ‘normale’ burgers vraagt om tussen ‘afhankelijke’ burgers te wonen, is een vraag over hoe deze burgers zich moreel verhouden tot kwetsbare en afhankelijke buurtgenoten. De beantwoording van deze vraag heeft directe gevolgen voor het leven in de wijk Sterrenberg.
Daar waar politieke solidariteit steeds meer onder druk komt te staan, lijken uitingen van onderlinge solidariteit juist toe te nemen (RMO, 2013). Initiatieven van de civil society brengen veel vrijwilligers op de been, noem bijvoorbeeld NL Doet van het Oranje Fonds. Ook inzamelacties voor goede doelen brengen veel geld of waren op, noem bijvoorbeeld inzamelacties voor de voedselbank. De vraag hoe onderlinge solidariteit ontstaat, en wat daar voor nodig is, laat zich niet direct gemakkelijk beantwoorden. Sociale processen zijn immers complex en vaak niet afdwingbaar, maar wel be??nvloedbaar. Met de bezuinigingen en decentralisaties op de zorg, is de vraag naar onderlinge solidariteit echter zeer groot. De overheid vraagt de burger verantwoordelijkheid te nemen, en te participeren in de zorg en in het welzijn voor haar medeburgers. Juist voor de wijk Sterrenberg is deze participatie van groot belang, daar waar de houdbaarheid van sommige collectieve solidariteitsarrangementen onder druk zijn komen te staan.
1.2 Doel en Vraagstelling
In dit paper stel ik de vraag hoe onderlinge solidariteit in deze wijk ‘mag’ en ‘kan’ worden georganiseerd om de afnemende collectieve solidariteitsarrangementen, waar nodig en mogelijk, aan te kunnen vullen. Ik zal proberen theorievorming en casusmateriaal aan te dragen om aanknopingspunten te vinden voor het bevorderen van solidariteit in deze wijk. In hoeverre kan er in het organiseren van de maatschappelijke ondersteuning vanuit gegaan worden dat burgers hun steentje bijdragen in het omkijken naar hun verstandelijk gehandicapte buren? Kunnen hier bijvoorbeeld ook bepaalde eisen worden gesteld aan buurtgenoten, of is de bijdrage zo vrijblijvend dat de maatschappelijke ondersteuning er niet van mag afhangen. Kunnen burgers aangesproken worden op burgerlijke verantwoordelijkheid? Of is de burgermaatschappij bij uitstek een vrijwillig en vrijblijvend gegeven waar de overheid zich niet over moet uitspreken?
In dit paper wil ik de volgende vragen beantwoorden:
Hoe en in hoeverre is het moreel juist om van vrije burgers in de civil society onderlinge solidariteit met buurtgenoten te verwachten?
‘ Wat is de politieke en maatschappelijke context?
‘ Laten burgers zich normatief organiseren of organiseren zij zichzelf?
‘ Wat is goed samenleven/werken? (moreel perspectief)
‘ Welke aanknopingspunten geeft de organisatietheorie voor het bevorderen van onderlinge solidariteit? (organisatie perspectief)
‘
Deel 2 Literatuurstudie
2.1 Wat is de politieke en maatschappelijke context?
Sinds de afgelopen dertig jaar vormt actief burgerschap het ethische uitgangspunt van neoliberaal beleid in westerse verzorgingsstaten (Verhoeven en Tonkens, 2013). De ethiek van het actief burgerschap vormt in deze landen het antwoord op een te groot geworden afhankelijkheid, van de te duur geworden verzorgingsstaten. Ook de Nederlandse verzorgingsstaat moet veranderen waarbij de toekomst van sociale voorzieningen; van ouderenzorg tot jeugdzorg, van AOW tot arbeidsre-integratie, ter discussie staan. De verzorgingsstaat maakt burgers afhankelijk, zo vormt de redenering. Daar waar begin jaren negentig werd gesproken van de ‘calculerende burger’ luidt de hedendaagse diagnose dat de burger ‘niet in zijn kracht staat’ (Tonkens en Duyvendak 2013). De oplossing wordt gezien in het terugtrekken van de overheid waardoor burgers weer aan zet komen, en burgerkracht in de buurt versterkt. Daarnaast lijkt het politieke debat over de verzorgingsstaat instrumenteel van toon. Solidariteit, voorheen een kernwaarde van de Nederlandse verzorgingsstaat, lijkt te zijn verschoven naar het domein van burgers onderling. Door gepolariseerde standpunten over de verzorgingsstaat tussen oud en jong, arm en rijk, ziek en gezond is de solidariteit onder druk komen te staan. Ondanks dat het in het slop geraakte woord doet denken aan een lang vervlogen tijd, van oude politiek en grenzeloze groei van overheden, regelgeving en bijbehorende bureaucratie, denk ik dat het gesprek over solidariteit toch gevoerd zal moeten blijven worden. Echter, dit keer op het niveau van de wijk, de straat of het individu. Want op het niveau van de politiek mag solidariteit misschien problematisch zijn geworden, maar als het gaat om onderlinge solidariteit zijn er nog altijd talloze initiatieven die blijk geven van solidariteit. Noem bijvoorbeeld de voedselbank, de weggeefwinkel, vele vormen van vrijwilligerswerk en mantelzorg. De vraag of het mogelijk is een solidaire en rechtvaardige ‘civil society’ te organiseren, waar draagkrachtige burgers onderling solidair zijn en de overheid de rechtvaardigheid niet uit het oog verliest, verdient volgens mij kritische aandacht.
‘
2.2 ‘Normatief burgerschap’ of ‘burgers normatief organiseren’?
De vrijwillige deelname en vrijwillige invulling zijn wellicht de belangrijkste karakteristieken van de burgermaatschappij. De burgermaatschappij, of civil society, zou per definitie buiten de macht van politiek en markt behoren te vallen. De staat gaat over objectieve wet en regelgeving, de markt over handel en bedrijvigheid, en de burgermaatschappij organiseert zichzelf.
Dit beeld moet volgens mij worden genuanceerd. Dat de markt maar ook de technologie de burgermaatschappij in grote mate be??nvloed, daar bestaat volgens mij geen twijfel over. Maar ook de politiek koestert bijvoorbeeld al sinds de jaren 70, onder het motto ‘van zorgen voor, naar zorgen dat’ normatief geladen idee??n over goed burgerschap, en legt deze ook beleidsmatig aan haar burger op (Bovens, e.a. 2007). De nadruk van de verzorgingsstaat is van verzorging verschoven naar activering, en actief burgerschap is dus het normatieve signaal van de afgelopen drie decennia van overheid aan de burger (Verhoeven en Tonkens 2013). De inrichting van de burgermaatschappij wordt door de overheid als het ware ‘normatief be??nvloed’. Ook op het gebied van zorg, en ondersteuning van kwetsbare groepen, lijkt de overheid, en niet alleen de Nederlandse overheid, er steeds vaker van uit te gaan dat burgers hun steentje bijdragen (Verhoeven en Tonkens 2013). De kritiek dat de overheid daarmee burgers inlijft in de overheidsagenda, lijkt voorbij te gaan aan het feit dat normatieve idee??n over actief burgerschap al vele jaren het politieke debat beheersen, en bepalend zijn voor regeringsbeleid van de afgelopen 30 jaar. Het statische beeld van de niet be??nvloedde burgermaatschappij is dus niet re??el. Echter, wanneer de gemeente Zeist of een zorginstelling als Abrona, van de bewoners van Sterrenberg zouden kunnen eisen om vrijwilligerswerk te doen in de zorg, dan zou er geen spraken meer zijn van vrijwilligerswerk. Wel kan de overheid vrijwilligers faciliteren en aanmoedigen en kunnen politici moraliseren. De vraag tot welk punt de invloed van de overheid mag rijken zal ik hier nu niet behandelen.
In een publicatie over burgerinitiatieven schrijven Tonkens en Verhoeven dat participeren bijdraagt aan een tastbare verbetering van de kwaliteit van leven, binding in de wijk, partnerschap en sociale opwarming. Als aanbevelingen aan de stad Amsterdam noemen zij o.a.;
‘Erken bewonersinitiatieven als redelijk geslaagde maar nog onvoltooide experimenten in de ontwikkeling van een nieuw partnerschap tussen overheid en burgers die gepaard gaan met ‘sociale opwarming’. (‘) Het nieuwe partnerschap is een interessant alternatief voor de klagende en eisende burger en de afhoudende of knielende overheid.’
Onvoltooide experimenten die het nieuwe partnerschap tussen overheid en burger vormgeven. Daar waar vroeger sprake was van een verticale relatie van overheid en burger wordt er nu onderzocht hoe het partnerschap tussen burger en overheid vorm kan worden gegeven.
Het rapport ‘Vertrouwen in de buurt’, van de WRR (Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid) dat in 2005 de aanzet gaf tot het wijkgerichte werken, sluit af met de aanbeveling om te kiezen voor een lerende samenleving. Daarnaast benadrukt het rapport dat het bij een buurtgerichte aanpak gaat om een nieuwe manier van werken, namelijk met een sterk accent op de vraaglogica van burgers. Sterke kartrekkers en rugduwers brengen de buurt in beweging. Ook moet er ge??xperimenteerd worden met nieuwe vormen van bewonersbetrokkenheid, aldus het rapport. Dit biedt burgers de ruimte om hun eigen buurt gezamenlijk in te kleuren. Ook betrokkenheid van het college van B&W heeft een motiverende en bindende werking.
Burgerparticipatie en engagement op laten zich dan niet organiseren, maar zodra burgers zelf het voortouw nemen laat het zich wel degelijk begeleiden, ondersteunen of adviseren. Er is dus een samenwerking nodig van een begeleidende overheid en een initiatief nemende, ge??mancipeerde burger. Burgers die zelf nadenken over wat ‘goed samenleven’ inhoudt en hier in hun wijk vorm aan geven.
‘
2.3 Wat zou ‘goed samenleven’ kunnen beteken? (filosofisch intermezzo)
Volgens Aristotelis is samenleven en het vormen van een autarke polis, onderdeel van onze natuur. Als politiek wezen zit het in de aard van de mens om een zelfregulerende gemeenschap te organiseren. Maar autarkie, betekend nog niet rechtvaardig of humaan. In de tijd van Aristoteles bijvoorbeeld kon je maar beter geen slaaf zijn, en als vrouw viel je onder de heerschappij van een man.
Het samenleven op zich kost dus niet zoveel moeite. Het gaat als het ware vanzelf, omdat het in onze natuur zit, volgens Aristoteles. Maar rechtvaardig samenleven is een ander verhaal. Je moet immers eerst weten wat rechtvaardigheid inhoud. Bij Aristoteles wordt dat niet direct duidelijk. Ondanks dat het vijfde boek van zijn Ethica Nicomachea geheel aan rechtvaardigheid is gewijd, levert het voor onze tijd volgens mij geen eenduidig beeld op.
Iemand die wereldberoemd is om zijn colleges over rechtvaardigheid is de Amerikaanse Harvard hoogleraar Michael Sandel. Sandel laat zien dat er drie groepen of benaderingen zijn van het begrip rechtvaardigheid.
Ten eerste is er de benadering van rechtvaardigheid die het maximaliseren van welzijn als uitgangspunt neemt. Dit is de utilitaire benadering waarbij het gaat om een zo groot mogelijk plezier van een zo groot mogelijke groep.
Ten tweede is er de benadering van rechtvaardigheid als vrijheid. Deze benadering kent verschillende stromingen die ook weer met elkaar conflicteren. Bijvoorbeeld de universele mensenrechten, het marktdenken, maar ook de groep die juist stelt dat marktwerking leidt tot onvrijheid. Ten derde is er de benadering die deugdelijkheid als uitgangspunt neemt. Idee??n over het goede leven, over goed burgerschap (bijvoorbeeld ook actief burgerschap) en verantwoordelijkheid horen thuis bij deze benadering.
Wanneer we het hebben over humanisering dan hebben we het volgens mij over de tweede benadering van rechtvaardigheid, namelijk, het bevrijden van individuen, of groepen van individuen, die onderdrukt of gedetermineerd worden door een heersende politieke, industri??le, technische, bureaucratische of andersoortige macht. Menswaardigheid wordt hierbij volgens mij verstaan als zelfbeschikking en autonomie van het individu. Een vrij individu kan zichzelf ontplooien als uniek mens. De vraag is of deze humanistische bevrijdingsfilosofie niet tekort schiet met betrekking tot goed samenleven. Door de grote nadruk op vrijheid, autonomie en zelfbeschikking gaat deze benadering voorbij aan begrippen als afhankelijkheid, kwetsbaarheid en solidariteit. In zekere zin vormt solidariteit dus een problematisch begrip binnen het humanistische kader van humanisering en dehumanisering. Echter, en dat moet hier volgens mij aan worden toegevoegd, hebben humanisten een positief mensbeeld. Een in autonomie ontplooit individu zal zorgzaam en solidair zijn is dan de gedachte.
Terug kijkend op Aristoteles zien we dat elke gemeenschap volgens de filosoof geconstitueerd wordt door twee elementen. Enerzijds rechtvaardigheid (Hekousios), en anderzijds verbondenheid of vriendschap (philia). Deze verbondenheid kan bestaan omwille van nut, omwille van genot of omwille van morele kwaliteit. De laatste vorm van verbondenheid is volgens Aristoteles de hoogste vorm omdat zij weerbaar is tegen achteruitgang. Wanneer een gemeenschap verbonden is omwille van morele kwaliteit, wat zich kenmerkt door wederkerige welwillendheid, zal de verbondenheid niet wegvallen wanneer iemand in verval raakt, door ouderdom of ziekte. Deze philia omwille van morele kwaliteit, is daarmee de hoogst haalbare vorm van verbondenheid en daarmee een belangrijke deugd om goed samen te kunnen leven. Ik denk dat solidariteit de lading van deze deugd, of in ieder geval voor een groot deel, dekt.
‘
2.4 Gelegitimeerde autoriteit; wie krijgt de leiding?
Burgers, in een burgermaatschappij, laten zich niet zomaar vertellen wat zij in hun vrije tijd, op vrijwillige basis doen. Daarvoor moet er iets in beweging gebracht worden. Wanneer een wethouder een kant en klaar initiatief aan burgers zou voorleggen, zouden deze burgers de wethouder waarschijnlijk uitlachen en de rug toekeren. En terecht. Het is niet aan de overheid om te beslissen hoe burgers invulling geven aan hun vrijheid. Maar kan participatie op het gebied van solidariteit in beweging komen? En wat is daar voor nodig?
Max Weber beschrijft drie types van legitieme autoriteit, te noemen; autoriteit op rationele gronden (gerechtelijk gezag), autoriteit op traditionele gronden (traditionele gezag) en autoriteit op charismatische gronden (charismatisch gezag).
Om burgerparticipatie en sociale opwarming van de wijk in beweging te brengen, zijn er verschillende vormen van autoriteit nodig. Allereerst zijn er initiatiefnemers nodig. De initiatiefnemer zal op charismatische gronden iets in beweging kunnen zetten. Dit hoeft niet zozeer alleen zijn of haar persoonlijke charisma te zijn, maar kan bijvoorbeeld ook een charismatisch of sympathiek voornemen zijn. Daarnaast blijkt uit het rapport van de WRR dat betrokkenheid van de lokale overheid, het college of de raad, bijdragen aan erkenning voor het initiatief. Anders gezegd hebben burgers behoefte aan erkenning van ‘gerechtelijk gezag’. ‘Wij doen iets ‘voor’ de overheid of, we nemen iets van ze over, en willen daar graag de credits voor’. In het geval van Sterrenberg zou het ook goed zijn als Abrona een actieve rol speelt. Dit kan bijvoorbeeld door begeleiding en voorlichting, volgens mij enerzijds door inhoudelijk autoritaire gronden d.w.z. gezag door kennis (Weber zegt hier zelf niks over), en betrokkenheid van het gerechtelijk gezag. Omdat Abrona verantwoordelijk is voor de gezondheid en het welzijn van haar bewoners hebben we ook hier te maken met gerechtelijk gezag. Om burgers in beweging te brengen zijn er dus enerzijds een charismatische kartrekkers of rugduwers nodig, en anderzijds, erkenning en betrokkenheid van gerechtelijk gezag, bijvoorbeeld aan de kant van de overheid of aan de kant van de zorginstelling.
2.5 De lerende wijk en de emancipatie van de burger
De WRR roept in haar rapport ‘vertrouwen in de wijk’ op tot een leerproces en een lerende samenleving. Lokale overheden en zorginstellingen moeten leren omgaan met de vraag van burgers, en voorstellen van burgers m.b.t. burgerinitiatieven, het organiseren van vrijwilligersbetrekkingen, en het opzetten van projecten. Maar naast een lerende overheid, maken ook burgers een leerproces door (Tonkens en Verhoeven 2013). Burgers ontplooien nieuwe vaardigheden, nieuwe inzichten en er ontstaan nieuwe betrekkingen en partnerschappen. De wijk warmt op. Maar zou er bij het opwarmen van een wijk ook sprake kunnen zijn van een moreel leerproces? De in 2013 overleden Amerikaanse bedrijfskundige Chris Argyris schreef in 1990 het boek ‘Overcoming organizational defenses’. Hierin beschrijft hij dat de manier waarop we ons verhouden tot problemen en deze oplossen, van essentieel belang is voor de effectiviteit van ons leren. Om te kunnen leren moeten we zelf oplossingen bedenken voor problemen, en deze ook toepassen. De grootste bedreiging voor leerprocessen noemt Argyris organizational defenses. Dit is de manier waarop organisaties zich verhouden tot fouten of problemen. Wanneer een fout of probleem bijvoorbeeld wordt ontkent, of weggemoffeld, dan zal het leerproces dus geheel uitblijven. Bij leren draait het dus om het benoemen van problemen, het bedenken van oplossingen, en ten slotte het handelen. Handelen gebeurt volgens Argyris veelal onbewust, het is routinematig. Wanneer we nieuwe oplossingen bedenken en hier vervolgens naar handelen, dan breken we dus als met het automatische en routinematig handelen.
Samenleven gebeurt ook in belangrijke mate routinematig, volgens Aristoteles zat het immers in onze natuur. Maar goed samenleven, is een ander verhaal. Wanneer we de juistheid of rechtvaardigheid van dit routinematige samenleven ter discussie stellen (bijvoorbeeld door het veranderen van instituties), is het dus van belang dat we het omzetten in handelen. Hierdoor kan de cultuur, en de defensieve houding tot deze cultuur, in de wijk en de samenleving veranderen. Vanuit dit punt bezien zouden we deinstitutionalisering kunnen zien als het wegvallen van routines en daarom kunnen spreken van een emancipatie van burgers ten aanzien van goed samenleven. Daar waar voorheen instituties bepalend waren voor de rechtvaardigheid en de moraliteit van het samenleven is nu de burger aan zet om het eigen leven op een goede manier vorm te geven.
‘
Deel 3 Concluderend mijn Visie op Humanisering van de georganiseerde wijk Sterrenberg
3.1 De relatie tussen burger en overheid
Het politieke programma van de afgelopen dertig jaar om de burger te activeren en burgerkracht te versterken werpt haar vruchten af. De samenleving, en daarmee de relatie tussen overheid en burgers, veranderd van een verticaal georganiseerde samenleving in een horizontaal georganiseerde samenleving. Daar waar vroeger de burgermaatschappij moest worden beschermd tegen een machtige overheid, gaat de mondig geworden burger nu als partner met de overheid in gesprek over wat deze overheid voor de burger kan betekenen. Ook aan de kant van de overheid zijn verwachtingen en normatieve opvattingen ontstaan over burgerschap. Goed burgerschap is aan de ene kant actief burgerschap. De burger werkt, onderhoudt haar gezin en participeert in het maatschappelijk middenveld. Aan de andere kant verlangt de overheid affectief burgerschap. De burger is solidair met haar buurtgenoten, en speelt een rol in de maatschappelijke ondersteuning.
3.2 Goed samenleven
Door het vervagen van instituties is de vraag naar wat goed samenleven is, van belang. Om hier antwoord op te geven heb ik deze vraag voorgelegd aan het werk van Aristoteles. Volgens Aristoteles zit het als politiek wezen in de menselijke natuur om een autarke polis te constitueren. Hij noemt hiervoor twee constituanten. Ten eerste noemt hij rechtvaardigheid, en ten tweede noemt hij verbondenheid. Vooral verbondenheid (philia) wat ook vriendschap betekend, vind ik een interessante voorwaarde voor goed samenleven. Aristoteles deelt vriendschap op in 1. vriendschap omwille van nut, 2. vriendschap omwille van genot en 3. vriendschap omwille van morele kwaliteit. De laatste noemt hij de hoogste vorm van vriendschap. Vriendschap omwille van morele kwaliteit kenmerkt zich door wederkerige welwillendheid en is weerbaar tegen achteruitgang of verval. Ik denk dat deze vorm van vriendschap verwant is aan ons begrip van solidariteit. In dit paper ben ik daarom ge??nteresseerd in onderlinge solidariteit. Hoe ontstaat dit, hoe laat het zich organiseren?
3.3 Humanisering als bevrijding en emancipatie
Ik vat humanisering op als het bevrijden van individuen, of groepen van individuen, die onderdrukt of gedetermineerd worden door een heersende politieke, industri??le, technische, bureaucratische of andersoortige macht. Menswaardigheid moet hierbij volgens mij worden verstaan als zelfbeschikking en autonomie van het individu. Een vrij individu kan zichzelf ontplooien als uniek mens. De vraag is of een humanistische bevrijdingsfilosofie niet tekort schiet met betrekking tot goed samenleven. Door de grote nadruk op vrijheid, autonomie en zelfbeschikking gaat deze benadering voorbij aan begrippen als afhankelijkheid, kwetsbaarheid en solidariteit. In zekere zin vormt solidariteit dus een problematisch begrip voor mijn humanistische benadering van humanisering en dehumanisering. Echter, beschik ik over een positief mensbeeld waardoor ik ervan overtuigd ben dat humanisering, als in bevrijding en emancipatie, leidt tot ontplooiing en morele leerprocessen. Humanisering opgevat als bevrijding van de burger, bevrijd van bureaucratie en instituties, zou volgens mij, onder de juiste begeleiding en scholing, dus juist een solidaire en affectieve burgerschap opleveren. Maar hoe staat het dan met het philia van Aristoteles? Volgens mij moet verbondenheid en affectief burgerschap worden gepromoot en onderwezen. In navolging van Aristoteles geloof ik dat deze deugd essentieel is voor het samenleven.
3.4 Begeleiding en legitieme autoriteit
Om participatie in vrijwilligersverbanden en initiatieven een kans van slagen te geven is er een noodzaak tot begeleiding enerzijds en legitieme autoriteit anderzijds. Legitieme autoriteit betekend niet alleen democratische of gerechtelijke autoriteit maar kan ook charismatische autoriteit zijn. Het is volgens mij van belang dat er charismatische initiatiefnemers of aanzwengelaars zijn. Daarnaast is het ook van belang dat gerechtelijke autoriteit, zoals gemeente of zorgbestuurders, participerende burgers erkenning geven.
3.5 De lerende samenleving
Voor een lerende samenleving is het van belang dat burgers, in partnerschap met de overheid of zorginstellingen, zelf zoeken naar oplossingen van problemen, en het aanpakken van vraagstukken. Dit zorgt ervoor dat de wijk haar probleemoplossend vermogen versterkt. Een lerende samenleving is geen overheid die aan de hand van best practices en benchmarks voorstellen doet voor initiatieven, maar juist de bal legt waar hij hoort, namelijk bij de burgers. Een leerproces is als het ware een bewustwording van routinematig handelen, of routinematig samenleven. Instituties leiden in zekere zin tot routinematig samenleven, en als deze wegvallen is het van belang de burger de juiste begeleiding te geven in het vinden van nieuwe oplossingen, voor het samenleven.
‘
4. Beoordeling en Advies
Aan de hand van dit paper heb ik geprobeerd mijn visie op Humanisering in Organisaties te articuleren. Als kapstok gebruikte ik hiertoe het vraagstuk burgerparticipatie en onderlinge solidariteit in de wijk Sterrenberg. Vanuit mijn visie zal ik hier een beoordeling geven, en er concrete aanbevelingen aan verbinden.
4.1 Beoordeling van het vraagstuk en aanbevelingen
In dit paper heb ik de politieke context van het vraagstuk beschreven. We leven in een tijd waarin collectieve solidariteitsarrangementen onder druk zijn komen te staan, de verzorgingsstaat moet afslanken en van de burger wordt gevraagd om te participeren in de maatschappelijke ondersteuning van kwetsbare groepen.
– Maak zorgvragen in de wijk bespreekbaar. Laat Abrona een lijstje met knelpunten of vraagstukken opstellen om aan burgers voor te leggen.
Vervolgens heb ik laten zien dat de overheid al zeker drie decennia, normatief geladen idee??n koestert over burgerschap, en deze ook beleidsmatig aan burgers oplegt. Hierbij ligt al sinds de jaren zeventig de nadruk op activering van burgers. De gedachte dat de overheid waardevrije en objectieve regelgeving ontwikkeld en zich niet met de vrije invulling van het burgerschap en de burgermaatschappij behoord te bemoeien is een te statische voorstelling van zaken. Daarnaast zorgen wijkinitiatieven voor sociale opwarming en een verbetering van de kwaliteit van leven.
– Werk aan een wijkidentiteit
– Laat actieve burgers waarden formuleren voor deze wijk
– Zorg voor een netwerk van actieve bewoners. Bijvoorbeeld via de bewonersvereniging.
Aan de hand van Aristoteles heb ik gezocht naar wat goed samenleven zou kunnen betekenen. Ik kwam hierbij uit op de twee constituanten die aristotelis noemt in het situeren van een constitutie, te noemen, rechtvaardigheid en verbondenheid. Als voorstel noem ik solidariteit om te promoten middels onderwijs en voorlichting.
– Geef voorlichting over samenleven. Bijvoorbeeld in buurthuizen en in het onderwijs.
– Maak knelpunten in de wijk bespreekbaar.
Vervolgens heb ik gekeken naar verschillende vormen van gezag aan de hand van het werk van Max Weber. In de ontwikkeling van wijkinitiatieven spelen verschillende vormen van gezag. Zo is er het charismatische gezag van de initiatiefnemer of aanzwengelaar, en het gerechtelijke gezag van de betrokken wethouders of zorgbestuurders.
– Zorg voor een betrokken lokale politiek en college. Dit leidt tot erkenning
– Leg verbinding met het maatschappelijk middenveld, bijvoorbeeld andere zorginstellingen.
Ten slotte heb ik het belang laten zien van een lerende samenleving. Hiervoor is het van belang dat problemen worden besproken, oplossingen worden bedacht en leiden tot handelen. Defensieve strategie??n moeten worden herkent, en er moet een vrij en creatieve sfeer ontstaan. Ook is het belangrijk dat er een moreel leerproces plaatsvind. Daarvoor is het van belang dat niet de overheid met prestatieafspraken, best practices, of regelgeving, maar dat burgers zelf bepalen wat zij als rechtvaardig en moreel juist beoordelen. Wel is hier goede begeleiding bij nodig.
– Laat burgers zelf beslissen, zoeken en oplossen
– Zorg voor goede begeleiding vanuit de overheid
‘
Literatuurlijst
Aristoteles (1999) Ethica ‘ historische uitgeverij Groningen
Bovens, M.A.P. (2007) Openbaar Bestuur ‘ Kluwer
Duyvendak, J.W. Verplanke, L. (2010) Onder de mensen ‘ Amsterdam University Press
Kampen, Verhoeven, Planken (2013) De affectieve burger ‘ Van Gennep Amsterdam
Pugh, D.S. (1971) Organization Theory ‘ Pinguin Business
RMO (2013) Rondje voor de zaak: Pleidooi voor de solidaire ervaring
Sandel, M. (2009) Rechtvaardigheid ‘ uitgeverij Ten Have
Spitzeck, H. e.a. (2009) Humanism in Business ‘ Cambridge
Tonkens, E. e.a. (2006) Handboek Moraliseren ‘ van gennep Amsterdam
Tonkens, E. en Verhoeven, I. (2013) Bewonersinnitiatieven: proeftuin voor partnerschap tussen burgers en overheid – Pallas Publications
Tonkens, E. en de Wilde, M. (2013) Als meedoen pijn doet ‘ Van Gennep Amsterdam
WRR (2005) Vertrouwen in de buurt ‘ Amsterdam University Press