Het Stokstaartje is een zoogdier dat vooral leeft in het zuiden van Afrika, meestal op droge vlaktes. Andere namen voor stokstaartjes zijn: aardmannetjes, meerkat en wachter van de woestijn.
Rijk: dieren Dit is het leefgebied van het stokstaartje afdeling: gewervelde groep: zoogdieren
De huid van het stokstaartje is bedekt met haren, ze zijn warmbloedig en halen adem met hun longen. Ze hebben een platte witte kop, een lange neus en vlekken rond hun ogen. Hun lijf is lichtbruin tot zilvergrijs en ze hebben een lange staart met een zwarte vlek aan het einde van hun staart. Ze zijn ongeveer 25 tot 35 cm groot en ze hebben een staart van 18 tot 25 cm groot. Ze wegen tussen de 500 kilogram tot de 1 kilo. De stokstaartjes worden ongeveer 10 tot 15 jaar oud.
De snorharen van het stokstaartje zorgt ervoor dat ze in het donker kunnen voelen waar ze zijn.
De stokstaartjes hebben sterke voeten en klauwen waarmee ze heel snel hun eigen gewicht in zand kunnen verplaatsen. Aan elke voet zitten vier tenen met lange kromme klauwen die ze gebruiken als schep. De klauwen aan de achterpoten zijn net iets korter.
Tijdens het graven sluiten de stokstaartjes hun oren zodat er geen zand in kan komen. In een halve dag kan een stokstaartje wel 400 gaten graven.
De stokstaartjes kunnen goed horen, ze kunnen geluiden horen van ongeveer 50 meter.
De stokstaartjes leven in groepen -zulke groepen worden kolonies genoemd- van maximaal 30 stokstaartjes.
Ze hebben een grote holen stelstel onder de grond waar ze in slapen en waarin ze de jonge stokstaartjes in grootbrengen. De holen van de eekhoorns worden het meest gebruikt. De jonge stokstaartjes blijven op het begin nog binnen in de holen.
Overdag houden de stokstaartjes de wacht op heuvels of struiken om te kijken of er gevaar dreigt. Als de wachters denken dat er gevaar dreigt spitsen ze hun oren en kijken ze goed om zich heen. Als er dan ook echt gevaar is gaan de wachters op hun tenen staan en maken ze een blaffend geluid waardoor de andere stokstaartjes weten dat er gevaar is. De wachters staan recht op en houden balans met hun staart die op de grond staat. Als de andere stokstaartjes dat blaffen horen schieten ze snel de holen in.
De stokstaartjes zitten niet alleen binnen maar ook gewoon buiten omdat er wachters staan die alles in de gaten houden. De wachters staan soms wel in 40 graden buiten op de wacht. Hun lange wimpers en de donkere vlekken rond hun ogen beschermen hun tegen de zon en tegen stuivend zand. S’avonds kan het wel -4 graden worden. Als ze dan s’ochtends wakker worden gaan ze in de zon staan totdat ze weer warmer zijn geworden.
De vijanden van de stokstaartjes zijn vooral Haviken, Arenden, Slangen, Katachtige en Jakhalzen.
In de groep is maar een vrouwtje dat jongen mag krijgen, zij word het alfavrouwtje genoemd. Het vrouwtje is meestal 3 maanden zwanger. Ze krijgt dan 2 tot 5 jongen. Na 3 weken mogen de jonge stokstaartjes de burcht verlaten, ze kunnen dan hun eigen kolonie beginnen.
Stokstaartjes eten vooral insecten, spinnen, slakken kleine vogels, hagedissen, knollen, wortels, vruchten, slangen, knaagdieren, schorpioenen en eieren zoals je in de afbeelding hiernaast kan zien. Drinken doen ze bijna niet omdat bijna al het vocht wat ze nodig hebben uit hun voedsel komt.
Timo uit de film The lion king van Walt Disney is ook een stokstaatje
Hoofdstuk 2 de Libel
De libel behoort tot de snelst vliegende insecten van de wereld. Ze eten andere insecten die ze tijdens het vliegen vangen bijvoorbeeld vliegen. Er zijn rond de 5500 verschillende soorten libellen bekent. De libel legt eieren, de eieren worden in zoetwater gelegd. De libel bestaat uit een kop, borststuk en een achterlijf.
Rijk: dieren afdeling: geleedpotigen groep: insecten dit is een juffer In Nederland zijn ongeveer 70 soorten libellen en juffers.
Er zijn 2 groepen libellen de echte libellen en de waterjuffers. De juffers zijn langer en slanker dan de echte libellen en de echte libel houd zijn vleugels gespreid en de juffers een beetje schuin omhoog.
De kop bestaat uit face ogen ook wel samengestelde ogen genoemd. Het face oog bestaat uit heel veel kleine lenzen, Hiermee kunnen ze bewegingen zien. Ook hebben ze nog 3 enkelvoudige ogen waarmee ze licht en donker kunnen onderscheiden.
Aan het borststuk zitten de vleugels en de poten. De voor vleugels zijn net iets groter als de achter vleugels. De poten staan naar voren, daardoor kunnen ze gemakkelijker hun prooi in de lucht vangen. De vleugels zitten niet aan elkaar vast, de 4 vleugels kunnen los van elkaar bewegen. In het borststuk zitten erg veel spieren.
Het achterlijf is buigbaar, erg lang en smal. De libel heeft ongeveer 10 segmenten op zijn achterlijf .
De eitjes van een libel worden onder water gelegd. Vaak eten vissen de eitjes op, maar er blijven er nog genoeg over. Uit het eitje komt een larve.
De larve (ook wel de nimf genoemd) blijft een paar maanden tot 5 jaar onder water. De nimf heeft vooral schud kleuren.
De larve eet vooral kleine visjes. De vijand van de larve zijn vissen, kikkers, andere water insecten en andere larven.
De libel heeft 9 tot 16 vervellingen
Libellenlarven eten onder water allerlei waterbeestjes die kleiner zijn dan zijzelf bijv. watervlooien en kleine visjes.
Als de larve zijn laatste vervelling heeft gehad klimt hij uit het water met behulp van zijn 6 poten. Als hij uit het water is zet hij zijn poten vast aan een tak, zijn oude huid gaat dan voorzichtig open. Zijn voor poten gaan er dan als eerst uit. De lege huid van de poten blijft vast zitten aan de tak, dan glipt ook het achterlijf uit de oude huid. De libel komt dan op de kop te hangen, het lichaam vult zich dan op met lucht en zwelt op.
Zijn vleugels zijn dan nog niet in staat om te vliegen. 2 uur nadat hij uit het water is geklommen vullen de aderen van de vleugels zich vol met bloed waardoor de vleugels stevig worden.
De kleur van het lichaam veranderd dan geleidelijk. De libel kan dan vliegen, zijn oude huid blijft aan de plant hangen.
De libel eet vooral kleine vliegende insecten zoals muggen, vliegjes, motjes, soms vangen ze ook grotere insecten, zoals vlinders en elkaar. Zoals je in de afbeelding hieronder kunt zien. De libel vangt de beestjes tijdens het vliegen vaak boven het water of andere open plekken.
Weetjes
‘ Libellen kunnen niet steken
‘ De meeste libellen sterven vlak na de voortplanting
‘ De grootste libel ter wereld is de oerlibel ongeveer een lengte van 12.5 cm
‘ 300 miljoen jaar geleden waren er libellen met een lengte van de linker naar de rechter vleugel van 70 cm.
‘ De kleinste libel is de dwerg libel die nooit langer word dan 26 mm.
Hoofdstuk 3 de Bever
De bevers zijn de grootste knaagdieren van het noordelijk halfrond. In Noord-Amerika, een paar stukken van Europa en een klein stukje van Azi?? leeft de Canadese bever (rood). In Europa en Azi?? ligt het natuurlijke leefgebied van de bevers (groen). De Canadese en de Europese bever zien er bijna het zelfde uit, maar zijn anders qua gedrag. De Canadese bever is veel meer een bouwer.
Vroeger kwamen er in Nederland en Belgi?? bevers voor. Ze werden toen een bedreigde diersoort. In 1825 werd de laatste bever gedood. In de Biesbosch werden in 1988 70 bevers uitgezet. In 2005 waren er al 200 bevers. Nu leven er ongeveer 900 bevers in de Ardennen.
rijk: dieren afdeling: gewervelde groep: zoogdieren
Hun gewicht is rond de 30 kg en hun lengte ongeveer 1.30 waarvan ongeveer 30 cm. staart van is. Er is geen groot verschil tussen de lengte van de mannetjes en vrouwtjes bevers. Hun staart is lang en plat. De kleur van de bovenvacht is bruin tot roodachtig en hun ondervacht is lichtbruin tot grijs. Een andere woord voor hun is een pels. Ze leven ongeveer 10 tot 15 jaar.
de bevers zijn bang voor (prairie)wolven en beren.
De bever leeft vooral in het water. Aan zijn achterpoten zitten zwemvliezen. De achterpoten hebben een dubbele nagel. De voorpoten lijken erg op mensen handen. Op het land kan de bever zich niet zo goed voort bewegen.
Als de bever in het water duikt sluit hij zijn neusgaten zodat er geen water in komt en op hun ogen zit een doorzichtig vlieg dat hun ogen beschermd. Hun ogen zijn erg klein.
Hierdoor kunnen ze boven en onder water goed zien.
Bevers kunnen ongeveer 750 meter en 15 minuten onderwater zwemmen zonder weer naar boven te moeten om adem te halen.
De bever woont in een burcht. De burcht bestaat uit takken, stammen, planten en modder. De ingang is onder water zodat er geen roofdieren in kunnen komen. Als hij binnen is komt hij als eerst in de natte kamer, hier schud hij zijn natte lijf uit. Daarna gaat hij naar de droge kamer, hij kan hier rusten, slapen, poetsen en vlooien. De droge kamer bestaat uit takken die opmaat zijn geknaagd. Boven de droge kamer zit een luchtgat.
De bever maakt de takken op maat en schild ze met zijn sterkte oranje tanden.
Zijn tanden blijven doorgroeien, dat komt goed uit want zijn tanden slijten of omdat hij ze gebruikt als een stuk gereedschap.
In de zomer eet de bever kruiden, bloemen, grassen, wortels, bomen en struiken. In de winter eet hij meer twijgen en schors.
In de herfst beginnen ze met het aanleggen van hun voedselvoorraad. Ze eten veel om hun vetlagen zo dik mogelijk de maken voor de winter. Ook word de burcht hoger en dichter gemaakt door takken en modder als bescherming tegen de kou.
De winter is een lastige tijd voor de bever, het water is koud. Om niet te ver hoeven zwemmen om eten te halen leggen ze een voorraad aan. In Nederland en Vlaanderen is het in de winter niet heel erg koud en ligt er nooit zolang ijs daarom leggen de bevers hier geen voedsel voorraat aan.
Als de jonge bevers bijna twee jaar zijn gaan ze aan het einde van de winter opzoek naar hun eigen leefgebied. Bevers zorgen dat het hele jaar territorium ruikt naar hun geur.
In de lente worden de jonge bevers geboren. Als de jongen na ongeveer 8 weken voor het eerst naar buiten gaan is het meestal zomer. Ze duiken dan vanuit het leefgedeelte in het water. Rond die tijd gaan ze planten eten, maar krijgen ze nog wel melk van de moeder.
In de zomer kun je de meeste bevers zien doordat het langer licht is en doordat het warmer is.
Een vrouwtjes bever kan in haar tweede levensjaar jongen krijgen. Het ligt aan het gebied wanneer ze paren, in de koude gebieden paren ze in de zomer en in warmere gebieden aan het einde van de herfst. De moeder draagt de jonge ongeveer 3 maanden in haar buik. Ze krijgt dan ongeveer 3 jongen. De jonge worden meestal geboren in mei.
De jongen zijn bedekt met haar en hebben hun ogen open. De kleur van hun vacht is iets anders als die van hun ouders. De kleur van de jongen is vaak roodbruin of heel donker bruin waardoor ze bijna zwart lijken. De jongen kunnen al na een paar dagen zwemmen.
De jonge bevers blijven ongeveer twee tot drie jaar bij hun ouders.
Hoofdstuk 4 de Acacia
De acacia is een boom die voorkomt in Australi??, Noord-Amerika, Zuid-Amerika en Afrika. Er bestaan ongeveer 1300 soorten waarvan ongeveer 1000 in Australi?? dat is ongeveer 75%.
De acacia’s die in Afrika in de woestijn groeien hebben erg lange wortels. De lange wortels nemen water op uit grondwater dat erg diep in de grond in de grond ligt soms wel 50 meter onder de grond.
In Noord-Amerika groeit de acacia tot 1000 meter boven het zeeniveau.
Rijk: planten afdeling: zaadplanten groep: bedektzadige
De acacia is een bijzondere plant omdat hij een rol speel in het dagelijks leven als:
‘ Versiering in tuinen en plantsoenen
‘ Als geneesmiddel tegen suikerziekte
‘ Olie van de bloemen
‘ Acacia hout voor vloeren
‘ Acacia hout voor meubels
‘ Acacia hout voor schalen van het hout
‘ Acacia honing van de bloemen
‘ parfum van de bloemen
De jonge acacia bomen is de kleur van de schors grijsbruin en glad. Aan deze schors zitten nog doornen. Later als de boom ouder is krijgt hij diepe kloven en ribbels in de schors. Onder de schors zit erg hard hout dat goed tegen insecten kan.
De kleur van de boom is geelgroen tot bruingeel in het kernhout. Aan de takken komen bloemen te hangen. De bloemen zijn geel en lijken net pluisjes.
De bladeren van de acacia zijn samengesteld. De acacia kan erg hoog worden maar komt vaak als struik voor.
Er zijn verschillende soorten acacia’s, ik ga over twee soorten vertellen.
1. De acacia mangium. Het is een boom die snel groeit die uit de regenwouden van Australi?? komt. De acacia mangium kan wel 30 meter hoog worden.
Hij word in plantages geplant om zijn harde en duurzame hout dat in de bouw word gebruikt.
De gezaaide bomen hebben een dubbel geveerd blad.
Als ze ouder zijn veranderd dat, de bladeren en de bladsteel veranderen dan in parallelnervige. Deze blaadjes kunnen 30 centimeter lang worden en de kleur is lichtgroen. Zijn bloemen zijn geel en heeft zaadpeulen.
2. De acacia koa is een snelgroeiende boom die uit Hawa?? komt. Hij komt daar voor op hellingen, maar niet op de aller droogste gebieden. Het hout van de acacia koa is rood. In goede omstandig heden kan de kam 3 meter dik worden. De boom kan tegen zout in de lucht.
De bloemen zitten in het voorjaar in de boom. De bloemen zijn bleekgeel en zitten in ronden trossen.
Ik heb net verteld over de echte acacia, nu ga ik het hebben over de valse acacia (robinia)
De Robinia is vernoemd naar een man die Jean Robin hete. Hij bracht in de 17e eeuw de Robinia van Amerika naar Europa. De Robinia werd geplant in de tuinen van het Louvre. In het Latijns is het pseudoacacia, pseudo betekent vals. De Robinia lijkt erg veel op de echte acacia uit Australi?? en noord en zuid Amerika.
De Robinia is een boom die erg snel en alle kanten uit groeit. Hij kan wel 25 meter hoog worden.
De Robinia kan niet tegen schimmels. Je moet daarom zorgen dat je de takken op de plekken dicht tegen de boom afknipt. De bol vorm van de Robinia mag niet worden gesnoeid.