Essay: Het is een relatief duurzame affectieve relatie…

‘Het is een relatief duurzame affectieve relatie tussen een kind en ‘?n of meer specifieke personen met wie hij regelmatig interacteert’ (IJzendoorn, Tavecchio, Goosens & Vergeer, 1988).
‘Gehechtheid ontstaat bij ieder kind van nature. Het is de aangeboren neiging van het kind om steun te zoeken bij iemand die sterker is, een volwassene die het kind kan beschermen en helpen’ (Juffer, 2010).
Bovenstaande definities geven een omschrijving van de term hechting. Een baby probeert al gauw op verschillende manieren contact te maken en aandacht te trekken. Een baby huilt, maakt geluidjes en na een poosje volgt al gauw een eerste glimlach. Volgens John Bowlby (jaartal) is dit gedrag ook daadwerkelijk bedoeld om aandacht te trekken, onder verwijzing naar de evolutieleer- en overlevingswaarde van de baby. De baby wil graag de nabijheid van zijn opvoeder, die hem veiligheid en bescherming biedt (Travecchio & IJzendoorn, 1984). In tijden van angst, onzekerheid of in vreemde situaties zal de gehechtheidsfiguur van het kind een veilige en vertrouwde basis vormen (IJZendoorn, e.a 1988). Om een gezonde hechtingsrelatie te ontwikkelen en te onderhouden is het van belang dat ouders onvoorwaardelijk beschikbaar zijn op de momenten dat het kind dit nodig heeft (Juffer, 2010). Het kind kan op die manier veiligheid en beschikbaarheid garanderen en zich volledig toevertrouwen aan zijn of haar opvoeder.
Het ontstaan van een veilige hechting en de kwaliteit van deze gehechtheidsrelatie heeft te maken met de mate van sensitiviteit en responsiviteit van de ouder. IJzendoorn (2008) stelt dat een baby doormiddel van ouderlijke sensitiviteit en responsiviteit een gevoel van veiligheid percipieert in relatie tot de opvoeder. Sensitiviteit betekent dat de ouder in staat is signalen van het kind adequaat waar te nemen en te interpreteren. Responsiviteit betekent het vermogen adequaat op deze signalen te kunnen reageren (Barteling & Baat, 2012). Tevens stelt IJzendoorn dat de eerste verantwoordelijkheid van de ontwikkeling voor de gehechtheidsrelatie ligt bij ouders. IJzendoor zegt dat, in tegenstelling tot het kind zelf, ouders de mogelijkheid hebben inadequaat gedrag van hun jonge kind te hanteren. Het is echter in het proces van hechting volgens Bolwby evident dat zowel het kind als de ouder een bijdrage leveren aan de gehechtheidsrelatie. De interactie tussen beiden zal resulteren in een vorm van gehechtheid (Govaerts, 2007). Wanneer bovenstaand proces tussen ouder en kind in harmonie verloopt, kan er volgens Bolwby gesproken worden van een veilige hechting. Juffer (2010) schrijft in haar analyse dat er een onlosmakelijk verband kan worden aangetoond tussen sensitief opvoedingsgedrag van ouders en een veilige hechting. In figuur 1 wordt de hechtingsrelatie tussen ouder en kind weergegeven.

Figuur 1: elementen uit hechtingsgedrag in dialoog tussen ouder en kind (Bruggen, 2013 gebaseerd op Cassidy & Shaver, 2008).
Een veilige hechting is als het ware een bouwsteen voor een gezonde ontwikkeling. Een veilige hechting begunstigt een gezonde ontwikkeling en een positief zelfbeeld van het kind (Bergh & Weterings, 2010). Een veilige hechting biedt het kind vertrouwen emoties te kunnen reguleren en de mogelijkheid sociale en cognitieve vaardigheden aan te leren (Juffer, 2010). Bowlby stelt ten aanzien van emoties bij gehechtheid: ‘Many of the most intense emotions arise during the formation, the maintance, the disruption, and the renewel of attachment relationships’ (Cassidy & Shaver, 2008 in Bruggen, 2013) Daarnaast bevordert een veilige hechting het vermogen van een kind zich te weren tegen problemen. Middels hechting wordt door het kind een intern werkmodel ontwikkeld gebaseerd op ervaringen opgedaan met de hechtingsfiguur. Een kind gebruikt dit interne werkmodel om een toekomstperspectief te ontwikkelen (Bruggen, 2013).
De door McWey & Mullis (2004) verzamelde onderzoeken uit 1977-1988 laten zien dat veilig gehechte kinderen beter zijn in het oplossen van problemen, co??peratief zijn, sociaal vaardiger zijn en een hoger zelfbeeld hebben dan de leeftijdsgenoten die onveilig gehecht zijn. Deze bevindingen worden door Thoomes-Vreugdenhil (2012) bevestigd. Ook hij stelt dat veilig gehechte kinderen co??peratief zijn ten aanzien van het oplossen van conflicten, minder snel gefrustreerd zijn en sociaal vaardiger zijn dan onveilig gehechte kinderen.
1.1.3 Onveilige hechting
Het proces van hechting resulteert niet altijd in een veilige hechting. Naar aanleiding van de hechtingstheorie van Bolwby, heeft ontwikkelingspsycholoog M. Ainsworth na experimenteel onderzoek, verschillende vormen van onveilige hechting geformuleerd (bron). Binnen de hechtingstheorie worden momenteel vier hechtingstijlen onderscheiden nl ; gepreoccupeerd, vermijdend en angstig. Deze drie stijlen van hechting kunnen samengevat worden onder de term; onveilige hechting (Cassidy & Shaver, 2008). De vierde vorm van hechting is een veilige hechting.
Wanneer kinderen niet consistent zijn in hun hechtingsgedrag, er gewisseld wordt tussen onveilige hechtingsstijlen en het kind gelijktijdige toenadering en vermijding zoekt, wordt er ook wel gesproken van een gedesori??nteerde hechting (Nicolai, 2001). In figuur 2 is duidelijk een verband te zien tussen een al dan niet gezonde autonome ontwikkeling, hechtingsgedrag van het kind en de opvoedingsstijl van de ouder.

Opvoedingsstijl van ouders Hechtingsgedrag bij het kind Relatiepatroon bij volwassene
Adequate aandacht
Voldoende ondersteuning
Oog voor frustraties/ontreddering
Stabiliteit
Warmte Veilige hechting
Troost en steun zoeken
Exploreren Autonoom
Gezond evenwicht tussen hechten en exploreren, tussen nabijheid en afstand.
Reel beeld van de kindertijd
Onbereikbare ouder
Opdringerig en tegenstrijdig
Eerder teveel stimulatie/verwachtingen
verstikkend Onveilige vermijdende hechting
Geen troost zoeken/geen steun zoeken
‘Makkelijk’ kind
Doorgaan met exploreren
Naar buiten gericht Gereserveerd
Devalueren of idealiseren van kindertijd
Nadruk op emotionele onafhankelijkheid
Gevoelens op afstand
Alleen vertrouwen op eigen kracht
Onberekenbare ouder
Wisselend beschikbaar
Weinig responsief
Weinig betrokken
Weinig stimulatie/steun
Weinig sensitief Onveilig ambivalent gehecht
Grote ontregeling bij stress
Vastklampen en boos
Moeilijk te troosten
Weinig exploreren
Gepreoccupeerd
Over accentueren van kindertijd
Niet loskomen van kindertijd
Zoeken naar geruststelling
Bang voor afwijzing
Bang voor nabijheid en verlangen naar nabijheid
Onsamenhangende ouders
Tegenstrijdige stimulatie
Onvoorspelbaar gedrag
Angstaanjagend en bizar gedrag
Geen veiligheid Gedesorganiseerd gehecht
Chaotische hechting
Wisselende reacties op scheiding Gedesori??nteerd
Persoonlijkheidsstoornissen (veelal borderline)

Figuur 2: verband tussen opvoedingsstijl en hechtingsgedrag bij kinderen en volwassenen (Verdult, 2004 gebaseerd op IJzendoorn, Brisch en De Waal).
Een onveilige hechting leidt tot legio negatieve gevolgen. Onveilig gehechte kinderen zijn significant vaker vatbaar voor het ontwikkelen van psychopathologie en het ontbreekt hen aan vermogen om hechting met een ander aan te gaan (Nicolai, 2001). Bolwby ( JAARTAL) stelde dat voornamelijk angststoornissen en depressie samenhangen met een onveilige hechting. Nicolai (2001) voegt dissociatie-stoornissen daaraan toe, wat voornamelijk voorkomt bij een gedesori??nteerd hechtingspatroon. Tevens blijkt uit een meta-analyse door Juffer (2010) van 69 studies, dat onveilig gehechte kinderen externaliserende problematiek vertonen, waarbij onder andere agressief gedrag wordt genoemd.
1.1.4 Hechting bij pleegkinderen
Een uithuisplaatsing is voor een kind een ingrijpende levensgebeurtenis. In vele gevallen is de opvoedsituatie dusdanig slecht dat er sprake is van een onveilige hechting (BRON). Toch is een scheiding van de primaire verzorger van het kind een traumatische ervaring (Juffer, 2010). De capaciteit erop te vertrouwen dat de verzorger terugkomt vermindert, wat een stressvolle situatie kan opleveren voor een kind. Langdurige afwezigheid van primaire hechtingsfiguren kan, blijkens het onderzoek van Schore (2003) bijdragen aan een negatieve impact op de ontwikkeling van de hersenen. Het ontstaan van deze problemen hangt samen met de reactie van het autonome zenuwstelsel in stressvolle situaties en het ontbreken van een adequaat ontwikkelde stressregulatie (Shore,2001; Bradley, 2000; Oosterman & Scheungel, 2007). Er zijn verschillende artikelen geschreven over gehechtheid bij pleegkinderen en welke behoefte zij hebben ten aanzien van gehechtheid. Dozier et al.? (2006) hebben een studie gedaan naar cortisol levels bij 55 kinderen in de pleegzorg en 104 kinderen niet in pleegzorg. De bevindingen suggereren dat de ontwikkeling bij pleegkinderen van effectieve, zelfregulerende capaciteiten verhinderd zijn. Dit blijkt uit onregelmatige cortisol niveaus. Welke negatieve ontwikkelingen zijn te zien?
Een positief gevolg van een uithuisplaatsing zou kunnen zijn dat er een nieuwe mogelijkheid bestaat tot hechting. Uit onderzoek van McWey & Mullis (2004) blijkt dat kinderen in een pleeggezin ruimte krijgen om traumatische ervaringen en de breuk met ouders en/of eerder opgelopen trauma’s te verwerken. Marcus (1991) wijst op een sterke correlatie, gevonden in zijn studie met 52 pleegkinderen, op de kwaliteit van de hechtingsrelatie in het pleeggezin en de schoolprestaties en het psychologisch functioneren. Onderzoeken van Goldsmith (2004) tonen aan dat pleegkinderen een veilige hechtingrelatie aangingen met sensitieve- en responsieve pleegmoeders. Hier uit kan worden opgemaakt dat een sensitieve en responsieve opvoeding van pleegkinderen bepalend kan zijn voor het opbouwen van een (nieuwe) veilige hechtingsrelatie. Wanneer pleegkinderen de mogelijkheid krijgen een hechtingsrelatie op te bouwen met pleegouders blijkt dit een goede voorspeller voor vooruitgang in de ontwikkeling van het kind (Huijg, 2010). Tevens is een veilige hechting een voorspeller voor een positieve ontwikkeling op latere leeftijd (Juffer, 2010). Uit onderzoek van Van den Bergh en Weterings (2010) blijkt dat er bij pleegkinderen na verblijf van een jaar al vooruitgang in de ontwikkeling is te zien. Diverse bronnen adviseren interventies in de pleegouder-kind-relatie die pleegouders stimuleert adequaat te reageren op afwijkende signalen die een pleegkind kan geven. Kennis van deze relatie zorgt ervoor dat de ouder meer empathie kan opbrengen (Chase Stovall – McClough & Dozier, 2004; Baat & Bartelink, 2012). Het positieve effect van het inzetten van interventies gericht op de gehechtheidsrelatie tussen pleegouder en kind wordt bevestigd; problemen in de ontwikkeling nemen aanzienlijk af (Ackerman & Dozier,2005; Dozier, Peloso, Lindhiem, Gordon, Manni, Sepulveda & Ackerman, 2006; Juffer, Bakermans-Kranenburg & Van IJzendoorn, 2008; Oosterman & Schuengel, 2010; Prior & Glaser,2006 in Van den Bergh, Weterings & Schoenmakers, 2011). Ondanks dat onderzoekers het eens zijn over het belang van een veilige en duurzame hechtingsrelatie, speelt temperament, aanleg en aanpassingsvermogen hierbij ook een rol en is het voor pleegkinderen soms moeilijk te kiezen tussen biologische ouders en pleegouders (Van den Bergh, Weterings & Schoenmakers, 2011).

Leave a Comment

Time limit is exhausted. Please reload the CAPTCHA.