Het locale CJG als onderdeel van een landelijk dekkend CJG netwerk dat was de ambitie voor het Centrum voor Jeugd en Gezin, van de initiatiefnemer de minister voor jeugd en gezin Andre Rouvoet. In het document alle kansen voor alle kinderen van het programma ministerie voor jeugd en gezin (2007) stelt Rouvoet dat in 2011 iedere gemeente een centrum voor jeugd en gezin moest hebben met minimaal ‘?n fysiek inlooppunt. De vorming van het CJG vond plaats onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de gemeenten. Andr?? Rouvoet stelt in hetzelfde document (2007) dat het met de meeste gezinnen en jongeren in Nederland goed gaat. De beschikbare voorzieningen voor deze groep is doorgaans genoeg. Maar er is een groep waar het wat minder mee gaat. Bij deze groep is het van belang dat de problematiek vroeg gesignaleerd wordt zodat passende hulp tijdig ingezet en geco??rdineerd kan worden. Omdat deze groep net iets meer hulp nodig heeft is besloten tot de ontwikkeling van het CJG. Het CJG moest vooral een laagdrempelig inlooppunt worden waar opvoeders en jongeren met alle vragen over opvoeden en opgroeien terecht konden. Dit had mede tot doel om een positief opvoed- en opgroei klimaat te stimuleren in Nederland door uit te gaan van onder andere het versterken van de eigen kracht bij opvoeders en jongeren.
De doelen van het CJG werden door het ministerie voor jeugd en gezin (2010) als volgt samengevat:
Bevorderen van algemene gezondheid, een optimale opvoeding en een brede ontwikkeling van alle jeugdigen.
Voorkomen van problemen bij gezondheid, ontwikkeling, opgroeien en opvoeden.
Vroegtijdig inzetten of mobiliseren van effectieve sturen of hulp.
De kerntaken van het Centrum voor Jeugd en Gezin.
Volgens Berger,van Leeuwen & Blauw (2013) is het belangrijk om in gesprek te gaan met ouders en jongeren en niet alleen over hen te praten.Tijdens dit gesprek moet je de context van het kind (school, thuis en met vrienden) in gedachten houden en dient gekeken te worden naar de kind-, gezins- en omgevingsfactoren. De professional moet kunnen inschatten wat een gezin nog zelf kan oppakken en waar het hulp bij nodig heeft. Hierbij moet de professional goede kennis hebben van de mogelijke interventie’s. Door met een open houding te luisteren, worden de vragen en behoeften van de opvoeder verheldert. Vervolgens kan de opvoeder ge??nformeerd en gemotiveerd bij het vinden van een passende oplossing. Het Nederlands jeugd instituut (N.D) beschrijft in het stuk over de kerntaken van het CJG, dat het succes van een CJG afhankelijk is van de CJG professionals. Het programma ministerie voor jeugd en gezin( 2010) kwam in samenspraak met de beroeps- en branche organisaties tot de conclusie dat de CJG professional vraaggericht en klant versterkend moet werken door een beroep te doen op het probleemoplossend vermogen van de hulpvrager en zijn omgeving. De CJG medewerker dient omgevingsgericht te werken zodat signalen uit de omgeving worden opgepakt en op basis van deze kennis initiatief genomen kan worden. De CJG professional moet samen kunnen met partners binnen het samenwerkingsverband hierbij is de CJG professional de kracht en het visite kaartje van het CJG. De professional dient goed te weten waar het CJG voor staat en wat de visie is en deze visie tijdens het werk uit te dragen en over te brengen op anderen. Volgens Berger, vanLeeuwen en Blauw (2013) is de CJG professional duidelijk zichtbaar en kan deze outreachend werken. De professional heeft kennis van locale samenleving en kan tekorten signaleren en deze doorgeven aan de juiste netwerkpartners en beleidsmakers.
Meerpunt het Zoetermeerse CJG als netwerkorganisatie: Meerpunt is in september 2010 in Zoetermeer, opgericht als een netwerkorganisatie van partners die werkzaam zijn op het gebied van jeugd en gezin (MeerpuntSpoorboekje 2013). Iedere partner heeft zijn eigen expertise en door middel van de samenwerking komt deze expertise het beste tot zijn recht. Meerpunt wil de samenwerking tussen professionals bevorderen en faciliteren. Op dit moment bestaat Meerpunt uit ruim vijfentwintig partners die werkzaam zijn in de sectoren: kinderopvang, basis- en voortgezet onderwijs, MBO, welzijn, jeugdzorg, gezondheidszorg en de gemeente Zoetermeer. De Meerpunt partners geven met elkaar vorm aan de drie pijlers van Meerpunt:
Informatie & advies.
Ondersteuning bij opvoeden en opgroeien.
Sluitende zorgstructuur.
Het Zoetermeerse CJG inlooppunt: Meerpunt Sinds de oprichting van Meerpunt wordt de pijler informatie&advies vormgegeven door een vrij toegankelijk (Meerpunt )inlooppunt. Van september 2010 tot augustus 2012 waren er twee inlooppunten in twee verschillende wijken van Zoetermeer. Het bleek dat, ook door beperkte openingstijden, deze wijk gerichte aanpak onvoldoende inloop opleverde (Meerpunt , 2014) . In 2012 is daarom gekozen voor een stedelijke aanpak door het openen van ‘?n centraal inlooppunt. Als locatie werd de hoofdbibliotheek gekozen waar ook het inlooppunt voor jongeren (JIP) is gehuisvest. Door het onderbrengen van beide inlooppunten (voor jongeren en opvoeders) op ‘?n locatie kon de samenwerking tussen beide inlooppunten geoptimaliseerd worden. Bij Door de keuze voor de bibliotheek werd gekozen voor een goed bereikbare en laagdrempelige locatie die de mogelijkheid bood om een eigen plek te cre??ren. Volgens het onderzoek van Speetjens c.s.(2009) zoeken opvoeders naar informatie in folders, brochures, tijdschriften en informatie in de bibliotheek is de keuze voor de bibliotheek is een weloverwogen keuze geweest. In het Meerpunt document omkijken en vooruitzien ( 2014) is sinds de opening van het stedelijk inlooppunt de inloop flink toegenomen. Opvoeders en en professionals weten het inlooppunt steeds beter te vinden . De functie van de Meerpunt medewerkers informatie&advies wordt omschreven als het zijn van de ogen van Meerpunt en de wandelende sociale kaart( Meerpunt, 2014). De medewerkers luisteren naar vragen van opvoeders en professionals die via zoals mail, telefoon of face to face gesteld worden. Volgens het onderzoek (Speetjens c.s.(2009) vinden opvoeders het belangrijk om door middel van en persoonlijk gesprek, face-to-face, via telefoon of internet antwoord te krijgen op hun vragen. Dit ervaren de medewerkers van het inlooppunt zij krijgen vragen die heel divers zijn en vari??ren van heel licht tot vragen over situaties waar al meerdere hulpverleners bij betrokken zijn en er sprake is van multi-problematiek. (Meerpunt 2014). De medewerkers vertegenwoordigen ook Meerpunt op bijeenkomsten voor opvoeders en/ of professionals. De ambities van het inlooppunt is om de verbinding tussen opvoeders en professionals tot stand te brengen daarvoor organiseren de Meerpunt medewerkers thema weken en maanden om ook deze verbinding in de praktijk tot uitvoer te brengen. Tijdens een evaluatie in april 2013 die werd uitgevoerd door de afdeling onderzoek en statistiek van de gemeente Zoetermeer is gebleken dat 20% van de 443 deelnemers van het algemene panel (inwoners van Zoetermeer) op de hoogte is van de door Meerpunt georganiseerde themaweken en maanden. Een groot deel van de ondervraagden (43%) vindt het een goed idee om dergelijke themaweken en maanden vanuit Meerpunt te organiseren, omdat zo een onderwerp beter belicht kan worden.Volgens het onderzoek van Speetjens c.s.(2009) zijn themabijeenkomsten, ouderavonden en andere voorlichtingsbijeenkomsten belangrijk voor ouders voor het krijgen van informatie naast het aanbod van een inlooppunt of anonieme locatie waar niemand je kent.
Digitale informatie voor ouders en professionals: Op de site www. meerpunt.nl is naast Zoetermeerse informatie over opvoeden en opgroeien ook landelijk goedgekeurde algemene opvoedkundige informatie te vinden. Het locale aanbod van Zoetermeer zoals cursussen en lokaal aanbod wordt op de site bijgehouden door de meerpunt medewerkers. Hiervoor is het wel van belang dat organisaties proactief informatie sturen naar de medewerkers. Op de site staan ook filmpjes van het aanbod van alle partners. Dit geeft een gezicht aan een organisatie en kan opvoeders, ook diegenen die het lastig vinden om geschreven informatie goed te kunnen begrijpen een beeld geven van de Meerpunt partners en hun aanbod.
Verwachtingen, wensen en behoeften van opvoeders betreffende het CJG als laagdrempelig inlooppunt.
Het Nederlands centrum jeugdgezondheid zegt in de JGZ richtlijn opvoedondersteuning (n.d.) dat vragen hebben over opvoeden en opgroeien en onzekerheden bij de opvoeding hoort De meeste opvoeders vinden antwoorden op deze vragen door in gesprek te gaan met mensen uit hun omgeving. Als daar niet de gewenste antwoorden gevonden worden gaan ze in gesprek met een professional en vaak als eerste met de huisarts. Daarnaast worden ook leerkrachten of peuterspeelzaalmedewerkers in vertrouwen genomen en pas in een nog later stadium worden pedagogen, psychologen of het CJG geraadpleegd.
Onderzoek van het programma ministerie voor jeugd en gezin (2008) wijst uit dat:
*70% van de ouders zich soms met de opvoedingssituatie geen raad weet.
*36% van de ouders met thuiswonende kinderen van 0-18 jaar maakt zich zorgen maakt over de opvoeding van een of meerdere kinderen.
*Van die (36%) ouders die zich zorgen maakten heeft 61% professionele hulp of advies gezocht.
Opvoeders weten volgens het Nederlands centrum voor jeugdgezondheid (n.d.) niet of nauwelijks hoe de hulpverlening in elkaar steekt en ook Speetjens (2009) zegt dat ouders het moeilijk vinden om de juiste weg te vinden voor een antwoord op hun vragen en een wegwijzer met de sociale kaart zou volgens haar zeer gewenst zijn. Daarnaast is een algemene wens van opvoeders over het CJG inlooppunt is laagdrempeligheid (Berg Kleijn, 2008 ). Laagdrempelig bestaat volgens Dijk (2009) uit drie B’s bestaat: Bekendheid, bereikbaarheid en bruikbaarheid. Voor opvoeders is duidelijkheid belangrijk specifiek ook tijdens de decentralisatie van de jeugdzorg (JSO,2012). Opvoeders willen het liefst op ‘?n vast punt aan een vast contactpersoon hun vraag kunnen stellen en zodoende informatie en advies kunnen ontvangen zonder van het kastje naar de muur gestuurd worden. Daarvoor is het van belang dat binnen het CJG goed wordt samengewerkt met partners en partnerorganisaties en dat partners worden ge??nformeerd en geconsulteerd en indien nodig tijdig wordt doorverwijzen( J.Bauer & G,Straating,2010) Dit alles natuurlijk met inachtneming van de privacy door altijd toestemming te vragen en met de opvoeders te praten in plaats van over hen. Opvoeders willen ook niet iedere keer hun verhaal opnieuw hoeven te vertellen en indien er hulp nodig is willen ze dat dit deskundig en zo snel mogelijk ingezet kan worden. De focuslijst 2015 (2014) vermeld dat de toegang tot jeugdhulp en/of -zorg voor opvoeders makkelijk te vinden moet zijn en dat hierover duidelijk gecommuniceerd moet worden. Er moet een laagdrempelige integrale toegang ingericht worden. ( Prinsen, 2011) De laagdrempeligheid en het preventieve karakter moet ervoor zorgen dat het CJG meer is dan alleen zorg voor grote problemen maar dat je er ook terecht kunt met alledaagse vragen. Dit moet vooral met een positief imago worden neergezet en uitgedragen worden.
Positief benaderen: Speetjens (2009) zegt dat de term: ‘hulp’ niet gebruikt zou moeten worden, bij het bezigen van deze term vragen opvoeders zich dan af of hun vraag wel een echt probleem. Ouders denken vaak niet in problemen maar meer in specifieke vragen waarvoor ze op zoek zijn naar een antwoord. Het is daarom van belang dat de positieve kant van opvoeden benadrukt wordt als een soort ontdekkingstocht waarbij iedereen wel eens tegen iets aan loopt. Ouders vinden het ,volgens het Nederlands centrum voor jeugdgezondheid (n.d.) het het allerbelangrijkste om door de hulpverlening als deskundige ten opzichte van hun kind te worden behandeld. Als opvoeders (Berg Kleijn, 2008 )besluiten om antwoorden te zoeken op hun vragen over opvoeden vinden zij het belangrijk ze niet betuttelend of neerbuigend worden behandeld. Daarnaast willen ouders serieus genomen worden (Snijders ,2006). Volgens Blokland (2010) is de algemene werkzame factor dat de ouders moeten worden behandeld als de expert ten opzichte van hun kind want zij kennen het kind het beste, hebben het beste met hen voor en voelen zich verantwoordelijk voor hun kind(eren) . Het is voor opvoeders van belang dat de CJG medewerkers objectief, deskundig, betrouwbaar en vriendelijk over komen en samen met de opvoeders naar een oplossing zoeken.(Snijders ,2006). Ook in het onderzoek door het CJG Apeldoorn ( S,Blom,2012) kwam naar voren dat begrip, erkenning en steun door opvoeders als belangrijk werd ervaren. Daarbij moet de CJG medewerkers oog hebben voor de cultuur van de opvoeders (Snijders, 2006) .
Luisteren: Hermans zegt (2005) dat het van belang is om in een eerste gesprek goed in beeld te brengen welke problemen er spelen bij opvoeders en wat de omvang is van deze problemen. Dit gebeurt door het in kaart brengen van de projectieve- en risicofactoren zodat naar passende hulp kan worden toegeleid Hierbij moet de beleving van de problemen van de opvoeders centraal staan en worden gekeken wat opvoeders al goed doen en het versterken van het eigen netwerk zodat niet alleen het probleem centraal staat. Onderzoek van Berg Kleijn ( 2008 ) geeft aan dat 93% van de ondervraagden het belangrijk vindt dat de CJG medewerkers goed kunnen luisteren, daarnaast moeten ze ook verstand hebben van opvoedproblemen. Ook uit het onderzoek van het Programma ministerie voor jeugd en gezin (2008) blijkt dat ouders vaak geen hulp zoeken omdat ze vinden dat de problemen niet groot genoeg zijn en dat ze het wel zelf kunnen oplossen. Ouders gaan dus niet direct op zoek naar een oplossing zegt Speetjens (2009) maar meer naar informatie over hun vraag of een luisterend oor. In het boek van Lang & van der Molen(2012) staat dat het bij het eerste gesprek belangrijk dat de hulpvrager zich veilig voelt zodat hij en/of of zij makkelijker om hulp durft te vragen. Het tweede doel is dat je door goed te te luisteren en begrip te tonen inzicht krijgt in de belevingswereld van de hulpvrager als derde kan je de problemen proberen te ordenen zodat ten vierde duidelijkheid verschaft kan worden met wat de hulpvrager kan verwachten.Volgens Snijders (2006) is bij iemand die hulp komt vragen in eerste instantie een luisterend oor van belang en op de tweede plaatst komt de behoefte aan advies en hulp bij hun probleem. Ook het onderzoek door het CJG Apeldoorn (S.Blom, 2012) gaf hetzelfde aan dat het luisterend oor dat geboden wordt door de CJG medewerkers door opvoeders als belangrijk werd ervaren.
Informatie&advies:De meeste ouders zoeken (Blokland,2010) ondersteuning bij problemen die te maken hebben met een bepaalde fase in de ontwikkeling. Informatie en voorlichting die bij deze bepaalde periode past kan ouders helpen om hun verwachtingen beter af te stemmen op de leeftijd. Daarnaast wordt er ook vaak hulp gezocht voor de aanpak van bepaald probleem gedrag of het hanteren van een lastige situatie.Uit onderzoek (Programma ministerie voor Jeugd en gezin( 2010.). blijkt dat ouders antwoord, informatie en advies willen op alle vragen over opvoeden en opgroeien.Ook willen ze informatie over mogelijk dreigende problemen bij gezondheid , de ontwikkeling of het opvoeden opgroeien van het kind. Ze willen Voorlichting over lichamelijk en sociale ontwikkeling van het kind en de mogelijkheid om met een deskundige te spreken over vragen en of zorgen.Indien nodig willen ze een gerichte verwijzing. Volgens A. Bussel (2010) hebben opvoeders wel hun twijfels of de informatie betrouwbaar is en of de medewerkers genoeg kennis hebben.De manier waarop opvoeders informatie zoeken is volgens Speetjens (2009) heel divers. Opvoeders willen graag de mogelijkheid hebben om een een persoonlijk gesprek te voeren, dit kan door de telefoon of face-to-face op een inloopspreekuur of inlooppunt. Daarnaast vinden opvoeders het fijn om te kunnen beschikken over informatie in de vorm van folders, brochures, tijdschriften of digitale informatie op internet. De mogelijkheid tot het bijwonen van themabijeenkomsten, ouderavonden of andere voorlichtingsbijeenkomsten stellen opvoeders ook op prijs. Wel moeten ( J,Bauer & G, Straating, 2010) de cursussen/ themabijeenkomsten aansluiten op thema’s die bij opvoeders leven.
Speetjens c.s. (2009) spreekt in het rapport dat er een top 4 bestaat waar opvoeders naar toe gaan met opvoedkundige vragen:
1) de jeugdarts en jeugdverpleegkundige of huisarts.
2)Het eigen netwerk
3)leerkracht op school of leidsters van kinderdagverblijf of peuterspeelzaal.
4)professionals, opvoedkundige of psycholoog.
Onderzoek naar het outreachende CJG van de gemeente Hengelo ( J,Bauer & G, Straating,2010) geeft aan dat ouders willen dat de informatie voorziening overzichtelijk is en dat ze neutraal en objectief advies krijgen van deskundige medewerkers.
Nazorg: Opvoeders vinden het volgens Berg Kleijn (2008) belangrijk om nazorg te ontvangen een telefoontje van de CJG medewerker na een paar weken om te vragen hoe het nu gaat blijft belangrijk .
Bekendheid: Het rapport van de algemene rekenkamer (2012) geeft aan dat de bekendheid van het CJG in veel gemeenten nog onvoldoende is. In Nederland niet heel gemakkelijk gepraat wordt over problemen rondom de opvoeding hebben opvoeders die hulp zoeken vaak het idee dat ze gefaald hebben. Voor de bekendheid van het CJG moet dus gewerkt worden vanuit een positieve insteek en dat het CJG er is voor informatie maar ook voor een luisterend oor. Ook Bauer,J. & Straating G. (2010) zijn van mening dat je hard moet werken aan de naamsbekendheid van het CJG. De mond tot mond reclame werkt goed maar ook door gebruik te maken door reclame campagnes en de regionale huis aan huis bladen en de lokale tv/radio in te zetten kan je goed reclame maken voor het CJG. Daarnaast werkt het opzoeken van ouders in hun eigen omgeving, zoals de school erg goed . Door het schrijven van een stukje in de schoolnieuwsbrief heb je ook een groot bereik. De naamsbekendheid moet vooral opgebouwd worden door een positief en stimulerende benadering en daarbij rekening houden met de wensen en behoeften van opvoeders. Uit onderzoek van de rekenkamers (2012) blijkt dat er een verbetering nodig is voor de bekendheid van het CJG en zou de CJG identiteit door externe bekendheid en interne betrokkenheid verder ontwikkelt moeten worden.
Bereikbaarheid:Snijders (2006) zegt ook dat opvoeders graag zonder afspraak binnen willen kunnen lopen, zonder dat er meteen van alles geregistreerd word in een voor hen bekende omgeving, op tijden die goed voor bij het gezinsleven passen. Ze willen de mogelijkheid hebben om bij het CJG over over alle opvoedvragen, te mogen praten. Blokland(2010) zegt dat door ondersteuning op praktisch en emotioneel gebied de draagkracht van ouders wordt vergroot. Als de draaglast de draagkracht overstijgt bij ouders hebben ze vaak meer nodig dan alleen informatie en advies. Er moet dan meer hulp en ondersteuning worden ingezet. De beschikbaarheid van deze extra hulp is voor ouders en kinderen en beschermende factor op momenten dat er stress of spanning is. De bereikbaarheid heeft volgens Dijk (2009) een fysieke en emotionele kant. De emotionele bereikbaarheid gaat over de drempels die opvoeders ervaren bij het vragen om advies. Daarom is het belangrijk om op een positieve manier te communiceren. Daarnaast is er de fysieke kan van de bereikbaarheid en dan is er bij het vinden van een locatie te kijken naar de zogenaamde vindplaatsen van opvoeders of juist een plek waar ze anoniem een vraag kunnen stellen. Ook professionals moeten goed op de hoogte zijn zodat zij goed kunnen doorverwijzen.Ander onderzoek ( Bauer,J. & Straating G.,2010) gaf aan over de bereikbaarheid van de locatie van het CJG goed toegankelijk en laagdrempelig moet zijn met een neutraal karakter zodat opvoeders eventueel ongezien binnen kunnen lopen. Daarnaast moet het CJG over brede openingstijden beschikken.Naast het face to face contact vinden de opvoeders is het belangrijk dat het CJG telefonisch bereikbaar is. In de communicatie moet aandacht zijn dat iedereen wel eens vragen heeft over opvoeden en dat je voor informatie en advies kunt binnen lopen. Voor een laagdrempelige manier van het eerste contact is een goede website belangrijk. dit is een belangrijke aanvulling op het fysieke inlooppunt. Volgens de Vereniging van Nederlandse gemeente (2015) levert kwalitatief goede informatie psychosociale gezondheidswinst. Deze goede informatie zou bijdragen aan de preventie van opgroei en opvoedproblemen. Als opvoeders goede informatie hebben zijn ze beter voorbereidt en dus minder kwetsbaar, dit versterkt weer de eigen kracht van mensen. Hierdoor kan vaak zwaardere en duurdere zorg worden voorkomen. Stichting opvoeden.nl zorgt voor actuele en betrouwbare informatie over opvoeden en opgroeien.
Bruikbaarheid Wat bedoelt Dijk (2009) nu met de term bruikbaarheid? Er moet vooral ingestoken worden op de wens van opvoeder om competent te zijn. Je bent als CJG pas echt laagdrempelig als je insteekt op wat iemand drijft en de barri??res zo klein mogelijk maak.
Samenwerken: Een grote groep ondervraagden uit het onderzoek van Berg Kleijn ( 2008) geeft aan het belangrijk te vinden dat je niet iedere keer opnieuw je verhaal hoeft te vertellen en deze groep stelt het op prijs dat deze informatie wordt gedeeld met partner organisaties. Uit onderzoek van de rekenkamers (2012) blijkt dat er een verbetering nodig is voor de CJG identiteit door interne betrokkenheid (door partners) verder te ontwikkelen.In het rapport van Hoogeboezem & co (2009) staat dat het belangrijk is om een goede samenwerkingsrelatie met ouders te realiseren en dat het daarvoor van belang is om laagdrempelig te werken zonder verwijzing en zo nodig anoniem. Daarnaast is het belangrijk dat er brede toegankelijkheid is. De kwaliteit van het CJG kan verbetert worden door te leren om informatie te delen (Prinsen, 2011) Dit betekent het delen van informatie met professionals binnen het CJG maar ook met de opvoeders. Hiervoor is het nodig om te leren omgaan met de privacy vragen en preventieve zorg op elkaar af te stemmen, goed te signaleren, verwijzen en nazorg te leveren. Het verbinden van verschillende vormen van preventieve zorg is een kernfunctie van het CJG zodat opvoeders op een laagdrempelige manier krijgen wat ze nodig hebben. Daarnaast moet outrechend werken een punt van training zijn zodat alle professionals in een oplossingsgerichte neutrale opstelling gaan werken door gebruik te maken van motivational interviewing. De samenhang in zorg moet versterkt worden door multidisciplinair te werken en de professionals in hun eigen kracht hierop aan te spreken.
Privacy en Anonimiteit: Berg Kleijn ( 2008 ) geeft in zijn onderzoek aan dat de wens van 70% van de ondervraagden ten opzicht van het CJG het belangrijk vind om de vraag anoniem te kunnen stellen. Ook A. Bussel (2010) zegt dat opvoeders grenzen ervaren bij het geven van informatie omdat ze niet weten wat er met hun informatie gebeurd.
De tevredenheid over het CJG
Uit onderzoek van de rekenkamers (2012) ontbreekt er regelmatig een referentiekader die nodig is om de doelmatigheid en doeltreffendheid van een CJG te kunnen beoordelen en worden er nauwelijks cli??nten geraadpleegd of tevredenheidsonderzoeken uitgevoerd.
In de jaren2010-2012 is er marktonderzoek gedaan bij Zoetermeerse ouders en professionals ( Meerpunt anno 2013, 2014) onder gemiddeld 400 Zoetermeerse ouders en 120 professionals. Begin 2013 zijn die verschillende onderzoeken met elkaar vergeleken.In het onderzoek onder de professionals die werkzaam zijn binnen het Meerpunt netwerk werd onderzocht op welke manier zij samenwerken en hoe de betrokkenheid is bij de Meerpunt werkwijze. De ondervraagde professionals geven met een verhoogd percentage aan (van 23 % in 2010 naar 56,7% in 2012). dat gezinnen met problematiek adequaat geholpen. UIt de vergelijking van de drie marktonderzoeken over Meerpunt kwam naar voren dat ouders het liefst in hun eigen omgeving in gesprek gaan over de opvoeding . Steeds meer ouders zijn van mening dat er voldoende aanbod is in Zoetermeer.In de loop van 3 jaar is het percentage van ouders dat bekend is met Meerpunt gestegen met 40%. Het grootste deel daarvan kent Meerpunt vanuit de advertenties uit de krant. In 2012 bleek dat 45% van de ouders op de hoogte is dat het Meerpunt inlooppunt gevestigd is in de bibliotheek. In alle 3 de onderzoeken geven ouders aan het belangrijk te vinden dat ze bij het inlooppunt terecht kunnen met vragen over opvoeden en opgroeien. Daarbij geven ze aan dat het van belang is dat zij direct advies krijgen en snel verder worden geholpen als dit gewenst is.Ook geven ouders aan dat ze het belangrijk vinden dat er naar hen geluisterd wordt en dat ze serieus genomen worden. uit het clienttevredenheids onderzoek van het CJG Apeldoorn (S.Blom,2012) viel op dat de waardering voor het begrip en het luisterend oor als belangrijk werd ervaren. Dit geeft de CJG medewerker een klankbordfunctie. Daarnaast werd als het meest helpend genoemd het begrip de erkenning en de steun. Ook het normaliseren van een probleem werd als zeer waardevol ervaren het verhelderen van de situatie en het deskundige advies. De reden waarom opvoeders het CJG aan anderen zouden aanraden ging volgens Blom (2012) over luisterend oor het begrip en het deskundige en professioneel advies. Volgens Addink (2013) moet het doel zijn de basisset indicatoren effectiviteit om inzichtelijk te maken of de vragen van client tevredenheid zijn beantwoord en op basis van die tevredenheid kan de wijze van dienstverlening eventueel aangepast worden. Addink (2-13) zegt dat hoe groter de tevredenheid van de hulpvrager is hoe beter de vragen zijn beantwoordt. HIer kan je op sturen door te zorgen dat er een goed beeld is van wat opvoeders willen en wat ze verwachten zodat het aanbod daar eventueel op gaan gepast kan worden