De literatuur geeft retributie, generale preventie en speciale preventie aan als belangrijkste strafdoelen. Het strafdoel speciale preventie kan worden bewerkstelligd door insluiting, afschrikking en resocialisatie. Hiermee wordt verwacht dat zij na afloop van de opgelegde straf invloed hebben op het gedrag van de dader. Uit gevangenisstaf komen onbedoelde gevolgen voort. De gevangenisstraf kan leiden tot minder sociale bindingen, stigmatiseringen en kan als leerschool gezien worden voor criminelen. Deze drie gevolgen worden hieronder verder besproken.
De gevangenisstraf heeft als onbedoeld gevolg dat het kan leiden tot meer criminaliteit. Een opgelegde gevangenisstraf zorgt ervoor dat de sociale bindingen afnemen of verstoord worden. Hirschi’s (1969) sociale controle theorie heeft als uitgangspunt dat bepaalde bindingen personen kunnen weerhouden van het plegen van criminaliteit. Het is belangrijk dat personen affectieve bindingen met anderen hebben die crimineel gedrag afkeuren, denk aan ouders, familie, geliefden en vrienden. Deze bindingen worden aangetast wanneer de dader een gevangenisstraf opgelegd krijgt. Hij wordt tijdelijk uit zijn dagelijkse routines en sociale omgeving gehaald en de negatieve gevolgen hiervan kunnen de kans op het plegen van criminaliteit na vrijlating verhogen. De gevangenisstraf leidt dus tot verstoorde sociale bindingen, die juist erg belangrijk zijn voor de resocialisatie van de dader.
Ook zorgt de opgelegde gevangenisstraf voor stigmatisering. Bij de labelingtheorie wordt verondersteld dat het labelen van daders kan leiden tot economische en sociale stigmatisering. Dit verstoord de dagelijkse bezigheden van de dader en kan zorgen voor sociale isolatie. Hierdoor wordt de kans groter dat de dader na zijn opgelegde straf weer vervalt in zijn oude gewoontes. Dit komt overeen met de ‘disintegrative shaming theorie’ waarbij de daders als ‘outcast’ worden gezien en daardoor uiteindelijk terug vallen op het plegen van criminele activiteiten.
Verder kan de gevangenis als leerschool gezien worden voor criminelen. De gevangenisstraf leidt tot een slechte houding en extra vergaring van kennis. De differenti??le-associatietheorie sluit hierbij aan. Er wordt verondersteld dat het plegen van handelingen geleerd kan worden van anderen doormiddel van communicatie en interactie. De gevangenis is een plek waar veel verschillende daders met elkaar in aanraking komen en van elkaars crimineel gedrag kunnen leren. Het van kennis opdoen in de gevangenis kan na vrijlating leiden tot het plegen van meer criminaliteit.
Echter is een van de bedoelde gevolgen van gevangenisstraf afschrikking. De opgelegde straf moet een afschrikwerkende werking hebben. Hierbij geldt vaak hoe zwaarder de straf hoe meer de dader een nieuwe straf zal proberen te voorkomen. Dus hoe zwaarder de straf hoe groter de afschrikwerkende werking. Gevangenisstraf wordt gezien worden als een zware straf, de dader zal dus juist na vrijlating proberen een nieuwe straf te voorkomen. Hij zal dus niet meer criminaliteit gaan plegen na vrijlating. Vanuit de kosten-baten theorie zullen de kosten voor de dader na vrijlating hoger liggen dan de baten, hij zal dus een nieuwe straf proberen te voorkomen.
Ook bieden ze in de gevangenis cursussen aan die op maat gemaakt zijn voor de dader en bouwen ze zo de afgebrokkelde normen van de dader weer op, in de hoop dat de dader na vrijlating niet over zijn gaan tot het plegen van criminaliteit.