Inleiding
Elke verdachte heeft recht op een eerlijk proces, dit is vast gelegd in art 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). Bij een eerlijk proces hoort ook de aanwezigheid van een raadsman voor en tijdens het politieverhoor. In de Salduz-zaak is dan ook door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) bepaald dat een verdachte recht heeft op bijstand van een raadsman voorafgaand aan het eerste politieverhoor. Echter, kan er op grond van dit arrest helaas nog niet geconcludeerd worden dat een verdachte ook het recht heeft op bijstand van een raadsman tijdens het politieverhoor.
Op 22 oktober is door de Europese Unie de richtlijn 2013/48/eu aangenomen, deze richtlijn geeft recht op een raadsman voor en tijdens het politieverhoor. Op dit moment is er sprake van een wetsvoorstel voor de implementatie van de richtlijn die recht geeft op de toegang tot een raadsman, ook is er een concept besluit orde en inrichting politieverhoor.
Om de gewenste reikwijdte van de raadsman bij een politieverhoor te bepalen zal ik in paragraaf 2 eerst ingaan op de wettelijke grondslag en de veranderingen naar aanleiding van de richtlijn. In paragraaf 3 zal ik de empirische bevindingen van het onderzoek ‘Raadsman bij politieverhoor’ kort uit een zetten. Daarna zal ik in paragraaf 4 nog de meningen beschrijven over het recht op bijstand tijdens de politieverhoren. Ten slotte zal ik in paragraaf 5 tot mijn conclusie komen.
2. Wettelijke grondslag
In het Salduz-arrest uit 2008 is door het EHRM bepaald dat de verdachte voorafgaand aan het eerste politieverhoor recht heeft op bijstand door zijn raadsman, dit is anders dan op dit moment geldt in Nederland. Naar aanleiding van dit arrest is er een protocol opgezet door de orde van advocaten om de rol van de raadsman bij politieverhoren te verduidelijken. Het primaire doel van een politieverhoor is om de waarheid te achterhalen, de raadsman dient dus in beginsel een terughoudende rol te spelen. Artikel 7 van het protocol geeft de raadsman wel de gelegenheid om erop toe te zien dat het proces eerlijk verloopt. Als er bijvoorbeeld sprake is van het pressieverbod dan mag de raadsman ingrijpen. Hieruit blijkt dat het protocol de raadsman de gelegenheid geeft om een actieve rol te vervullen tijdens het politieverhoor indien dit nodig is in het belang van de verdachte. Uit het feit dat de orde van advocaten een protocol heeft opgezet kan geconcludeerd worden dat zij van mening zijn dat onder de gewenste reikwijdte valt dat er sprake moet zijn van rechtsbijstand voor en tijdens het politieverhoor. Helaas is het protocol alleen een richtlijn voor de advocaten en de politie, er kan dus ten allen tijde van worden afgeweken.
Naar aanleiding van de jurisprudentie van het EHRM heeft de Europese Unie op 22 oktober 2013 de richtlijn 2013/48/eu aangenomen. De richtlijn verplicht de lidstaten om ervoor te zorgen dat een verdachte het recht heeft op bijstand van een advocaat voorafgaand en tijdens het politieverhoor. Om deze richtlijn te implementeren is er op dit moment een wetsvoorstel ingediend. In Nederland heeft een verdachte al recht op bijstand van een advocaat op grond van art 28 Sv. Echter, is in de Nederlandse wetgeving niet vastgelegd dat de raadsman aanwezig mag zijn bij het politieverhoor. Dit zal het wetsvoorstel dan ook bewerkstelligen. Naast het wetsvoorstel is er ook sprake van een besluit met betrekking tot de orde en de inrichting van het politieverhoor. In dit besluit worden een aantal algemene regels gegeven die een zekere begrenzing meebrengen met betrekking tot de wijze waarop rechtsbijstand wordt verleend. Het gaat hier om begrenzingen die van belang zijn voor een ordelijk verloop van het verhoor.
3. Onderzoek ‘Raadsman bij politieverhoor’
In 2010 is het onderzoek ‘Raadsman bij politieverhoor’ van Lonneke Stevens, Willem-Jan Verhoeven en Henk Bunt verschenen. Hierin worden de effecten en gevolgen beschreven van de aanwezigheid van een raadsman voor en tijdens het politieverhoor. Ten eerste wil ik ingaan op de gevolgen van consultatie voorafgaand aan het politieverhoor. Uit het onderzoek is namelijk gebleken dat de kans dat de verdachte zich op zijn zwijgrecht zal beroepen vele malen groter is als de verdachte al met zijn raadsman gesproken heeft voorafgaand aan het verhoor, dan wanneer de verdachte zijn raadsman niet spreekt. Wanneer de verdachte zich daadwerkelijk beroept op zijn zwijgrecht zal de politie een grotere druk uitoefenen op de verdachte om deze toch te laten praten. Hieruit blijkt dat het uitoefenen van druk een belangrijk middel is om toch informatie te verkrijgen van de verdachte. De aanwezigheid van een raadsman tijdens het verhoor belemmert de politie om de verdachte te intimideren, hierdoor wordt er dus minder druk op hem uitgeoefend. Doordat de raadsman aanwezig is bij het verhoor kan hij erop letten dat de politie zijn bevoegdheden, met betrekking tot het uitoefenen van druk, niet overschrijd. Hier tegenover staat wel dat raadsmannen zich te snel op het pressieverbod beroepen. Zij roepen dit in ten aanzien van vragen en opmerkingen van de verhoorders gericht aan zwijgende verdachten. Het gevolg hiervan is dat de politie zijn werk bij het verhoren minder goed kan verrichten.
De conclusie die uit het bovenstaande getrokken kan worden is dat rechtsbijstand door een advocaat voorafgaand en tijdens het politieverhoor niet los van elkaar gezien kunnen worden. Uit de Salduz-zaak is al gebleken dat de verdachte recht heeft op rechtsbijstand voorafgaand aan het politieverhoor, op basis van de bovenstaande bevindingen ligt het voor de hand dat de raadsman nu ook tijdens het politieverhoor aanwezig mag zijn.
4. Laatste ontwikkelingen binnen de rechtspraak
Een groot voorstander van het recht op bijstand tijdens het politieverhoor is Advocaat-Generaal Spronken. In zijn conclusie van 26 november 2013 haalt hij als eerste de zaak Navone e.a v. Monaco aan. Uit deze zaak blijkt dat het recht op rechtsbijstand ook bijstand tijdens het verhoren impliceert. Ook geeft hij in zijn conclusie aan dat de richtlijn 2013/48/eu, met name artikel 3 lid 3b, het recht geeft aan de verdachte om zich tijdens het verhoor te laten bijstaan door een raadsman. Op grond van deze twee argumenten concludeert van Spronken dan ook dat uit art 6 EVRM voortvloeit dat de verdachte ook recht heeft op rechtsbijstand tijdens het politieverhoor.
Naar mijn mening heeft A-G Spronken het bij het juiste eind, het verbaast mij dan ook dat de Hoge Raad op 1 april 2014 een totaal andere uitspraak heeft gedaan. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat aan de richtlijn nog geen rechtstreeks werkende rechten of verplichtingen kunnen worden ontleend, omdat de richtlijn nog niet ge??mplementeerd is. Daarnaast is de Hoge Raad van mening dat uit de jurisprudentie van het EHRM geen algemene conclusies mogen worden getrokken met betrekking tot de reikwijdte van het recht op rechtsbijstand tijdens het politieverhoor. De Hoge Raad heeft inderdaad gelijk dat er aan een richtlijn geen rechtstreekse werking toekomt. Echter, is in de zaak inter-environment bepaald dat er tijdens het implementatietermijn lidstaten verplicht zijn zich te onthouden van maatregelen die in strijd zijn met het doel van de richtlijn. Deze uitspraak van de Hoge Raad verzet zich tegen het uiteindelijke doel van de richtlijn, en dat is het recht van de verdachte op rechtsbijstand tijdens het politieverhoor.