Essay: Een kritische beschouwing van de regeling van artikel 5 Handelsnaamwet

1. Inleiding

De Handelsnaamwet biedt bescherming aan ondernemers bij het voeren van een handelsnaam. Ondernemers kunnen op basis van deze wet optreden tegen het gebruik van andere handelsnamen in het gaval er verwarring/misleiding te vrezen is bij het publiek. De Handelsnaamwet geeft in artikel 1 aan wat men dient te verstaan onder een handelsnaam, namelijk: ‘de naam waaronder een onderneming wordt gedreven’. Het handelsnaamrecht ontstaat niet doordat een onderneming zich alleen heeft ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Om gebruik te kunnen maken van het handelsnaamrecht dient een onderneming feitelijk (bijv: door advertenties, visitekaartjes, facturen enz) de handelsnaam te voeren, zodat deze bekend wordt bij het publiek. Daarentegen brengt de Handelsnaamwet ook een aantal beperkingen met zich mee. Zo mag er geen misleiding en verwarring ontstaan bij het publiek. Artikel 5 van de Handelsnaamwet (Hnw) is een centrale regeling die misleiding en verwarring verbiedt in het handelsverkeer. Het artikel is sinds 15 oktober 1922 in werking getreden. Artikel 5 Hnw luidt als volgt: ‘Het is verboden een handelsnaam te voeren, die, v’?rdat de onderneming onder die naam werd gedreven, reeds door een ander rechtmatig gevoerd werd, of die van diens handelsnaam slechts in geringe mate afwijkt, een en ander voor zover dientengevolge, in verband met de aard der beide ondernemingen en de plaats, waar zij gevestigd zijn, bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is’.

In het Arrest Tandem/Tendum van 24 december 1976 oordeelde de Hoge Raad dat het bestaan van een onderneming reeds wordt aangenomen indien in georganiseerd verband het oogmerk om materieel voordeel te behalen aanwezig is. Tevens oordeelt de Hoge Raad dat onder het begrip publiek in artikel 5 Hnw valt te verstaan; het normaal oplettende publiek in het algemeen en dus niet een bepaalde categorie, zoals bijvoorbeeld leveranciers.
De hoofdvraag luidt: wanneer neemt de rechter op grond van artikel 5 Hnw verwarring aan bij het publiek en oordeelt de rechter hierin niet te ‘soft’?
Ter uitwerking van de hoofdvraag wordt in onderdeel 1 de visie van de wetgever in kaart gebracht. Dit gebeurt aan de hand van de kamerstukken. Vervolgens komt in onderdeel 2 de literatuur aan bod. Hierin wordt de visie besproken van een tweetal auteurs (Verkade en Van der Kooij). In onderdeel 4 komen drie rechtelijke uitspraken van de Hoge Raad aan bod, waarin de bepaling wordt uitgelegd. Daarnaast zal in onderdeel 5 worden ingegaan op de gevolgen voor de praktijk doormiddel van een interview met de advocaten Bosscher en Blommendaal. In onderdeel 6 zal het betreffende artikel met andere landen vergeleken worden, namelijk Engeland en Duitsland. Verder komen in onderdeel 7 de kritische kanttekeningen over artikel 5 Hnw aan bod. Hierin wordt de regeling besproken vanuit een evaluerend en waarderend perspectief. In onderdeel 8 zal een aantal voorstellen voor verbetering worden aangedragen. Tot slot zal in onderdeel 9 de hoofdvraag beantwoord worden aan de hand van een conclusie.

2. De visie van de wetgever

Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden is het praktisch om eerst te kijken naar de visie van de wetgever op artikel 5 Hnw. De visie van de wetgever op de regeling wordt primair ontleend aan de Memorie van Toelichting.

2.1 De aanleiding tot de invoering van artikel 5 Hnw

In het begin van de 20e eeuw heerste er in het Nederlandse handelsverkeer onzekerheid op het gebied van de handelsnaam. Ondernemers hadden behoefte aan meer zekerheid omtrent de handelsnaam. De ondernemers wilden niet dat ondernemers met dezelfde handelsnaam diezelfde handelsnaam voerden binnen de regio. Dit zou namelijk voor verwarring kunnen zorgen bij het publiek. Het is echter wel mogelijk dat er bijvoorbeeld in Maastricht een winkel wordt gedreven onder de handelsnaam ‘De Motor winkel, Jansen Smeets’, terwijl in de buurt een andere Jansen Smeets een gelijke zaak opent onder diezelfde handelsnaam. Als er op dat moment verwarring ontstaat bij het publiek doordat de winkel in Maastricht algemene bekendheid heeft gekregen in het land, dan zal er wel aanleiding zijn tot een verzet en verbod op die andere winkel die zich in de buurt heeft gevestigd.
Uit het bovenstaande kan men concluderen dat de wetgever getracht heeft om de mate van vrijheid omtrent de handelsnaam zo groot mogelijk te houden. De wetgever wilde immers met de invoering van artikel 5 Hnw ervoor zorgen dat er geen verwarringen plaatsvonden omtrent de handelsnaam. Het voorgaande heeft uiteindelijk gezorgd voor een wetsontwerp in 1918 dat afkomstig was van de regering. Per 5 juli 1921 is het artikel gepubliceerd in het staatsblad. De inwerkingtreding vond plaats op 15 oktober 1922

2.2 Wijziging van artikel 5 Hnw in het jaar 1954

In het tweede deel van de 20e eeuw is gebleken dat zich met betrekking tot de handelsnaam misstanden voordeden, waardoor een wetswijziging van artikel 5 Hnw nodig was. Er was immers geen bepaling in de wet die bevordert dat een handelsnaam waarheid zou hebben met betrekking tot de aard, karakter, nationaliteit en betekenis van een handelszaak. Zonder deze regeling konden ondernemers onder een misleidende naam te werk gaan. Dit houdt in dat ze zich anders voordeden dan dat die in werkelijkheid waren. Ondernemers werkten bijvoorbeeld onder grootscheepse handelsnamen, terwijl ze in werkelijkheid maar een kleine zaak waren. Denk bijvoorbeeld aan de aanduiding als fabriek die werd gebruikt, terwijl deze in de werkelijkheid slechts uit een klein werkplaatsje bestond. Een ander voorbeeld dat genoemd kan worden is dat een klein groentewinkeltje zich gaat noemen als ‘De Zeeuwse Mega -supermarkt’. Het zou immers een onjuiste indruk geven van het bedrijf en zou uiteindelijk voor misleiding zorgen in het maatschappelijk verkeer en dus bij het publiek.

Om dit probleem op te lossen, heeft de wetgever in 1954 twee artikelen toegevoegd in de Handelsnaamwet. Het betreft artikel 5a en 5b Hnw. Artikel 5a Hnw betreft het merkenrecht die bescherming biedt tegen elk gebruik in het commerci??le verkeer van het merk. Denk bijvoorbeeld aan een logo dat een symbool is, waardoor de ondernemers niet beschermd konden worden met alleen artikel 5 Hnw, omdat een logo geen naam bevat en dus geen handelsnaam is.

Onder artikel 5b Hnw verbiedt de wet een handelsnaam te voeren welke een onjuiste indruk geeft van een gedreven onderneming, waardoor dit voor misleiding zorgt. De wetgever heeft eigenlijk met de toevoeging van artikel 5a en 5b de Handelsnaamwet uitgebreid, zoals blijkt uit de gegeven voorbeelden.

Uit de memorie van toelichting kan men verder afleiden dat de wetgever beoogt heeft: ‘ misleiding ten gevolge van het gebruik van een handelsnaam tegen te gaan, t.a.v. de eigendom ener zaak, t.a.v. de rechtsvorm der zaak, alsmede door verwarring met andere zaken’. De Handelsnaamwet dient hiermee het algemeen belang. Met andere woorden kan gezegd worden dat de wetgever het verboden heeft om een handelsnaam te voeren, welke er toe kan leiden, dat het publiek zich onjuiste voorstellingen vormt van de onder die naam gedreven zaak.

2.4 Conclusie

Uit de visie van de wetgever is gebleken dat een handelsnaam geen verkeerde indruk mag geven omtrent de aard, eigendom of de rechtsvorm van een onderneming. Daarnaast mag er geen verwarring ontstaan doordat verschillende ondernemingen dezelfde naam of merk gaan voeren. Ook kan gezegd worden dat artikel 5 Hnw in het voordeel werkt van een zaak met een oudere handelsnaam ten aanzien van die andere zaak die later is ontstaan.

3. Betekenis volgens de literatuur

In het hier volgende onderdeel zal de visie van een tweetal auteurs aan bod komen. Het betreft de auteurs Verkade en Van der Kooij. Beide auteurs hebben artikelsgewijs commentaar gegeven. Verkade is sinds 2002 werkzaam als advocaat-generaal bij de Hoge Raad. Voor die tijd was hij onder andere werkzaam als hoogleraar aan de Radboud Universiteit Nijmegen en de Universiteit Leiden. Daarnaast was Verkade bijna 30 jaar lang werkzaam als (deeltijd) advocaat in Amsterdam. Van der Kooij is hoogleraar aan de Universiteit van Leiden.

3.1 De visie van Verkade op artikel 5 Hnw

Verkade geeft in zijn opvatting aan dat artikel 5 Hnw de kern vormt van het handelsnaamrecht. De reden hiervoor is volgens Verkade, omdat artikel 5 Hnw het verbiedt een jongere handelsnaam te voeren als deze in strijd is met een oudere handelsnaam. De jongere handelsnaam zou dan als het ware moeten wijken voor de oudere handelsnaam. Verkade wil hiermee niet zeggen dat de jongere handelsnaam altijd dient te wijken voor de oudere. Er zijn situaties denkbaar dat artikel 5 Hnw niet wordt overtreden. Volgens Verkade kan bijvoorbeeld een handelsnaam in Zuid-Limburg bekend zijn, terwijl in Noord-Holland dezelfde handelsnaam wordt gevoerd door een andere onderneming, zonder overtreding van artikle 5 Hnw. Het gaat hier met name om dat er geen verwarring ontstaat bij het publiek.

Verkade geeft verder in zijn opvattingen aan dat het verbod van artikel 5 Hnw niet alleen geldt tot het gebruik van dezelfde handelsnamen, maar ook geldt voor handelsnamen die in beperkte zin van elkaar afwijken. Juist het in beperkte zin afwijken van een andere handelsnaam, schept volgens Verkade de nodige verwarring, doordat de kans bestaat dat het publiek eerder namen door elkaar zal halen.
Verkade geeft wel aan dat een deskundig publiek minder snel in verwarring wordt gebracht bij het onderscheiden van namen en ondernemingen.

3.2 De visie van Van der Kooij op artikel 5 Hnw

Uit de opvattingen van Van der Kooij blijkt dat artikel 5 Hnw ook een belangrijke bepaling vormt in de praktijk. Van der Kooij geeft in zijn opvattingen aan dat het mogelijk is dat twee ondernemingen dezelfde handelsnaam voeren zonder dat er sprake is van verwarringgevaar. In gevallen waarin ondernemingen zich gaan uitbreiden door zich bijvoorbeeld op meerde plaatsen te vestigen of een ander soort producten te gaan verkopen en dus de kans op verwarring ontstaat, wordt volgens van der Kooij de kans op verwarring vergroot. Volgens van der Kooij zal ook hier de nieuwkomer moeten wijken. In deze situatie beschrijft Van der Kooij dat de nieuwkomer moet wijken ook als deze de oudste handelsnaam zou hebben.

Volgens van der Kooij is er ook sprake van verwarring als een onderneming binnendringt waar een andere onderneming bekend is, zonder dat deze daar gevestigd hoeft te zijn. Van der Kooij wilt hiermee aangegeven dat ongeacht de activiteiten die een onderneming verricht binnen een bepaald territorium, toch verwarring kan scheppen bij het publiek in de zin van artikel 5 Hnw.

3.3 Conclusie

Uit de literatuur is gebleken dat de auteurs Verkade en van der Kooij het met elkaar eens zijn dat artikel 5 Hnw een belangrijke rol vervult in de praktijk. Uit de visies van beiden blijkt dat het belangrijk is dat de handelsnaam geen verwarring veroorzaakt bij het publiek. Daarnaast geeft Verkade aan dat de verwarring juist bij geringe afwijking van de handelsnaam ontstaat.

4. Betekenis volgens de jurisprudentie

Op het gebied van de handelsnaam zijn er zee??n van rechtelijke uitspraken. Er zullen voor het hier volgende onderdeel 3 rechtelijke uitspraken van de Hoge Raad worden aangehaald, geanalyseerd en besproken.

4.1 Arrest Tandem/Tendum

Een van de bekendste arresten van de Hoger Raad omtrent artikel 5 Hnw is het arrest van Tandem/Tendum uit 1976. De v.o.f. Tendum visuele communicatie te Amsterdam, is de naam waaronder acht creatieve lieden samenwerken in alle nuttige voorkomende combinaties. Onder die naam zijn de beroepen van de fotograaf/filmmaker, stylist, tekstschrijver en grafisch ontwerper samengebracht. De samenwerking ligt vooral in het culturele vlak zoals bijvoorbeeld het ontwerpen van raambiljetten van theatervoorstellingen. De v.o.f. Tandem communicatie concepten te Amsterdam omvat als bedrijf het gezamenlijk en voor gemeenschappelijk rekening ontwerpen , voorbereiden en het uitvoeren van reclamecampagnes. Haar werkzaamheden richten zich voornamelijk op het bedrijfsleven.

Tendum heeft zich bij verzoekschrift tot de kantonrechter te Amsterdam gewend met het verzoek dat Tandem haar handelsnaam dient te wijzigen, omdat de naam Tandem een aantal malen tot verwarring heeft geleid bij een toeleveringsbedrijf aan de zijde van Tendum. Tandem heeft daartegen een verweerschrift ingediend. De kantonrechter heeft het verzoek van Tendum bij beschikking toegewezen.

Tandem is vervolgens tegen die beschikking in beroep gegaan bij de rechtbank te Amsterdam met het verzoek dat Tendum geen onderneming is, omdat deze niet zou zijn ingeschreven in het handelsregister, geen economische eenheid zou vormen en er geen akte van een VOF is opgesteld. Doordat Tendum volgens Tandem geen onderneming was, zou er ook geen overtreding hebben plaatsgevonden op grond van artikel 5 Hnw. Daarnaast zou de kantonrechter ten onrechte van uit zijn gegaan dat er sprake was van verwarring bij het publiek, omdat er volgens Tandem het terrein waarop Tendum werkzaam zou zijn, zo gespecialiseerd is, dat het publiek zich niet zou vergissen en dat alleen een deskundige uit zou kunnen maken of verwarring door het normale publiek wel te vrezen is. De rechtbank stelde Tandem in het ongelijk en wees het verzoek af.

Naar aanleiding van het bovenstaande is Tandem in cassatie gegaan bij de Hoge Raad. De rechtsvragen die beantwoord moesten worden in deze zaak waren of Tendum gezien moest worden als een onderneming in de zin van de Handelsnaamwet en of onder het begrip ‘ publiek’ in artikel 5 Hnw, waarbij verwarring is te duchten, ook leveranciers van partijen begrepen kunnen worden? De Hoge Raad oordeelt dat Tendum een onderneming is in de zin van de Handelsnaamwet. Daarbij stelt de Hoge Raad niet de eis van een economische eenheid, maar dat het bestaan van een onderneming reeds wordt aangenomen indien in georganiseerd verband het oogmerk om materieel voordeel te behalen aanwezig is. Tevens oordeelt de Hoge Raad dat onder het begrip publiek in artikel 5 Hnw valt te verstaan; het normaal oplettende publiek in het algemeen en dus niet een bepaalde categorie, zoals bijvoorbeeld leveranciers. De Hoge Raad verwerpt het beroep van Tandem.

4.2 Arrest Kooy-Zeist/Kooy-Enschede

In een ander arrest van de Hoge Raad was er een geschil tussen twee makelaarskantoren, Kooy gevestigd te Zeist en Kooy Makelaardij gevestigd te Enschede (werkzaam onder de handelsnaam ‘Kooy Makelaardij OG’). Beiden hebben een andere vestigingsplaats en het gebied waar beiden actief zijn verschilden van elkaar.

Kooy-Zeist makelaardij heeft zich bij verzoekschrift tot de kantonrechter gewend te Enschede met het verzoek dat Kooy-Enschede makelaardij haar handelsnaam dient te wijzigen, omdat die handelsnaam verwarring zou kunnen brengen bij het publiek. Kooy-Zeist geeft aan dat zijn onderneming bekend zou zijn geraakt bij het publiek in Enschede, aangezien deze doormiddel van advertenties in de landelijke pers adverteert. De kantonrechter heeft het verzoek van Kooy-Zeist bij beschikking afgewezen, omdat er geen verwarringgevaar bij het publiek kon ontstaan.

Kooy-Zeist is vervolgens tegen die beschikking in beroep gegaan bij de rechtbank te Enschede. De rechtbank meende dat er geen verwarmingsgevaar kon ontstaan bij het publiek in de zin van artikel 5 Hnw. De argument die de rechtbank hiervoor gebruikt is dat Kooy-Zeist haar activiteiten niet over het gehele land uitvoert. Het te koop aangeboden onroerend goed ligt namelijk in een bepaald en beperkt aantal streken van Nederland en niet in alle provincies van het land. Dat Kooy-Zeist adverteert in de landelijke pers wil niet zeggen dat Kooy-Zeist ook landelijk werkzaam is, aldus de rechtbank. De rechtbank geeft aan dat er sprake zou zijn van verwarringgevaar bij het publiek, indien Kooy-Zeist en Kooy-Enschede zich buiten hun huidige gebied van hun activiteiten zouden begeven en daarbij op het gebied van de andere onroerend goed te koop gaan aanbieden of vragen. Van het voorgaande zou volgens de rechtbank geen sprake zijn.

Naar aanleiding van het bovenstaande is Kooy-Zeist in cassatie gegaan bij de Hoge Raad. De rechtsvraag die beantwoord moest worden was of er sprake is van verwarring bij het publiek in de zin van artikel 5 Hnw? De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank een onjuiste maatstaf heeft aangelegd. Volgens de Hoge Raad is het namelijk niet uitgesloten dat ook indien de plaats waar partijen zijn gevestigd en het gebied waar deze de activiteiten in voormelde zin uitvoeren niet dezelfde zijn, toch verwarring bij het publiek kunnen veroorzaken in de zin van artikel 5 Hnw. Men kan naar aanleiding van het voorstaande zeggen dat wanneer een onderneming binnendringt in een gebied waar een andere onderneming bekend is, zonder dat deze daar gevestigd hoeft te zijn, al verwarring kan doen ontstaan in de zin van artikel 5 Hnw.

4.3 Arrest Stermij/Ster Woningen

In een ander arrest van de Hoge Raad was er een geschil tussen Stermij BV te Etten-Leur en Ster Woningen BV te Roosendaal. De bedrijfsomschrijving van Stermij omvat onder andere het aannemen en uitvoeren van metselwerken, timmerwerken en voegwerkzaamheden. De bedrijfsomschrijving van Ster Woningen omvat onder andere het aannemen en uitvoeren van werken op het gebied van burgerlijke en utiliteitsbouw, alsmede koop en verkoop van onroerende zaken.

Ster Woningen heeft zich bij verzoekschrift tot de kantonrechter gewend te Zevensbergen met het verzoek dat Stermij haar handelsnaam dient te wijzigen . Deze zou volgens Ster Woningen in strijd zijn met artikel 5 Hnw, omdat de handelsnaam Stermij in geringe mate zou afwijken van de handelsnaam Ster Woningen. Hierdoor zou er verwarring kunnen ontstaan bij het publiek. De kantonrechter heeft het verzoek van Ster Woningen bij beschikking toegewezen en Stemij op straffe van een dwangsom veroordeeld haar handelsnaam binnen een maand te wijzigen.

Stermij is vervolgens tegen die beschikking in beroep gegaan bij de rechtbank te Breda. De rechtbank oordeelde anders, namelijk dat het woord ‘ster’ dat in beide handelsnamen voorkomt een zwak onderscheidend vermogen heeft en dat beide handelsnamen zowel visueel als auditief aanmerkelijk van elkaar verschillen. Er zou volgens de rechtbank een grotere gelijkenis moeten zijn wil er in strijd gehandeld zijn met artikel 5 Hnw. Het feit dat beide ondernemingen in de bouwsector werkzaam zijn, verandert hier niets aan. Volgens de rechtbank is de ligging van beide bedrijven zodanig dat er geen sprake kan zijn van verwarring. De rechtbank heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd op grond van de bovenstaande redenen.
Naar aanleiding van het bovenstaande heeft Ster Woningen tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld. De rechtsvraag die beantwoord moest worden was of er sprake is van verwarring tussen de handelsnaam ‘Stermij’ versus ‘Ster Woningen’ bij het publiek in de zin van artikel 5 Hnw? De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank een juiste maatstaf heeft aangelegd. Het woord ‘Ster’ heeft een zwak onderscheidend vermogen. Daarnaast vertonen beide handelsnamen in hun geheel niet toch zo’n grote gelijkenis dat verwarringgevaar te vrezen is in de zin van artikel 5 Hnw. De Hoge Raad verwerpt het beroep van Ster Woningen.

4.4 Conclusie

De jurisprudentie heeft laten zien dat artikel 5 Hnw een grotere bescherming biedt aan ondernemers dan men in eerste instantie zou denken. In het arrest Tandem/Tendum neemt de Hoge Raad aan dat er sprake is van een onderneming in de zin van de Handelsnaamwet, indien in georganiseerd verband materieel voordeel wordt behaald.

Tevens oordeelt de Hoge Raad dat onder het begrip ‘publiek’ in artikel 5 Hnw valt te verstaan; het normaal oplettende publiek in het algemeen. In het Arrest Kooy-Zeist/Kooy-Enschede benadrukt de Hoge Raad het begrip ‘handelsnaam’ in artikel 5 Hnw, namelijk dat deze er is om bescherming te bieden aan ondernemers. Volgens de Hoge Raad is het namelijk niet uitgesloten dat ook indien de plaats waar partijen zijn gevestigd en het gebied waar deze de activiteiten in voormelde zin uitvoeren niet dezelfde zijn, toch verwarring bij het publiek kunnen veroorzaken in de zin van artikel 5 Hnw. Ten slotte gaf de Hoge Raad aan in het arrest Stermij/Ster Woningen dat het woord ‘ster’ die voorkwam in beide handelsnamen van het betreffende arrest, een zwak onderscheidend vermogen heeft. Daarnaast was het duidelijk dat de twee handelsnamen in betreffende arrest zowel visueel als auditief van elkaar verschillen.

5. Gevolgen voor de praktijk

Er zijn een tweetal interviews afgenomen met advocaten die gespecialiseerd zijn in het intellectueel eigendomsrecht (handelsnaam recht). Het betreft advocaat Bosscher die werkzaam is bij WiseMen Advocaten te Den Haag en advocaat Blommendaal die werkzaam is bij Advocatenkantoor Blommendaal te Maastricht.

5.1 Interview met advocaat Bosscher

De Handelsnaam is een belangrijk kenmerk van een onderneming, omdat een onderneming zich zo kan onderscheiden van ondernemingen die dezelfde soort activiteiten uitoefenen. In die zin is artikel 5 Hnw een eenvoudige manier om de zogeheten ‘goodwill’ ( de ‘goede naam’) op te bouwen voor een onderneming zonder kosten. Het is namelijk zo dat de Handelsnaamwet niet de rechten formuleert van de ondernemer, maar juist de verbodsbepalingen, zoals dat een handelsnaam niet verwarrend of misleidend mag zijn. In die zin biedt artikel 5 Hnw voldoende bescherming aan ondernemers.

Dat de inschrijving van een handelsnaam in het handelsregister van de Kamer van Koophandel niet beslissend is voor het verkrijgen van het recht op een handelsnaam is onhandig, omdat er hierdoor ongemerkt handelsnaamgeschillen kunnen ontstaan.

Het feit dat bekende namen, nadat zij van de markt verdwenen zijn, nog een tijd bescherming genieten is afhankelijk van de naamsbekendheid. Bekende handelsnamen zullen minder snel worden vergeten bij het publiek dan handelsnamen die niet zo’n grote bekendheid genieten. Na een bepaalde tijdsverloop kunnen bekende namen, nadat zij van de markt verdwenen geen bescherming meer genieten. Het zou immers in strijd zijn met het idee van de Handelsnaamwet. Handelsnaam bescherming is namelijk verbonden aan het voeren van een onderneming, waardoor een handelsnaam niet separaat kan worden overgedragen. Met andere woorden wil dit niet zeggen dat een handelsnaam niet kan worden overgedragen, maar de overdracht van de naam mag niet aanleiding tot misleiding geven. Een handelsnaam mag niet apart worden overgedragen, zonder overdracht van de onderneming zelf. Een derde daarentegen kan met toestemming van de ondernemer een handelsnaam gebruiken (licentie) tegen een bepaalde vergoeding, zoals een franchiseovereenkomst.

Een onderzoek verplicht stellen naar de beschikbaarheid van een nieuwe handelsnaam aan een startende ondernemer is niet nodig. Een ondernemer is namelijk zelf verantwoordelijk om te voorkomen dat er een handelsnaam wordt gebruikt die voldoende onderscheidend vermogen heeft.
In de praktijk is gebleken dat de rechter vrij snel handelsnaaminbreuk aanneemt.

Als de ondernemers in hetzelfde vaarwater zitten zoals locatie of branche dan is er een grotere kans op handelsnaaminbreuk.
Tenslotte is artikel 5 Hnw een duidelijk omschreven artikel, waardoor een aanpassing van artikel 5 Hnw niet nodig is. Het is namelijk een vorm van economisch ordeningsrecht. Een ander systeem zou ook nadelen hebben.

5.2 Interview met advocaat Blommendaal

Allereerst dient gezegd te worden dat artikel 5 Hnw de kern vormt van het Handelsnaamrecht. In die zin dat artikel 5 Hnw voldoende bescherming biedt aan ondernemers tegen verwarrende en misleidende handelsnamen. Het voorgaande is vooral gebleken uit de rechterlijke uitspraken, waarin verwarring en misleiding werd aangenomen.

De handelsnaam dient ter aanduiding van de onderneming, waardoor het raadzaam is dat een ondernemer zich inschrijft in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Het recht op een handelsnaam ontstaat door het drijven van een onderneming en niet door zich enkel in te schrijven in het Handelsregister van de Kamer van koophandel. Het enkel geregistreerd staan in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel is een ‘zwak’ item voor de rechter, omdat een ondernemer ook daadwerkelijk actief moet zijn in de praktijk.

Bekende handelsnamen, nadat zij van de markt verdwenen zijn kunnen nog een zekere periode bescherming genieten doordat de handelsnaam nog in herinnering is bij het publiek. Het verwarringgevaar wordt hiermee wel vergroot, doordat het publiek bijvoorbeeld denkt dat een bekende handelsnaam nog actief is, terwijl het in de praktijk niet zo is. In veel gevallen zal het afhangen van de omstandigheden en de naamsbekendheid. Een redelijke termijn die gehanteerd wordt in de praktijk nadat een handelsnaam van de markt is verwenen en nog bescherming geniet, ligt tussen de 1-5 jaar. Wel is het zo dat de beschermingsomvang van een handelsnaam in beginsel beperkter is dan van een merk. Men doet er verstandig aan een handelsnaam als merk te registreren zodat men in de gehele Benelux bescherming kan genieten.

Het verplicht stellen van een onderzoek naar de beschikbaarheid van een nieuwe handelsnaam aan een startende ondernemer hoeft niet verplicht te worden, maar is wel raadzaam. Een ondernemer loopt namelijk het risico zijn handelsnaam te moeten wijzigen als er sprake is van handelsnaam inbreuk. Wat in de praktijk geregeld voorkomt is dat concurrenten elkaar willen uitschakelen doordat een onderneming een soortgelijke handelsnaam voert. Bij twee identieke handelsnamen in dezelfde plaats is er een grotere kans op verwarring dan wanneer het zou gaan om ondernemingen in een geheel ander deel van het land.

De rechter oordeelt wisselend op het gebied van de handelsnaaminbreuk. Niet elke casus is hetzelfde, waardoor de rechter telkens moet kijken of aan het toetsingskader is voldaan. Er is wel een ontwikkeling te zien in de uitspraken van de rechter. Vroeger was het landelijk bereik van een handelsnaam minder vergaand dan tegenwoordig. Denk bijvoorbeeld aan de komst van moderne communicatiemiddelen, zoals het internet. Ondernemers kunnen tegenwoordig sneller landelijk bekend raken bij het publiek, terwijl het vroeger haast onmogelijk was. Door de toename van het gebruik van internet en domeinnamen is het aantal geschillen in de loop der tijd toegenomen.

Tenslotte is artikel 5 Hnw een ‘soepel instrument’. Artikel 5 Hnw is duidelijk geformuleerd. Wanneer er sprake is van handelsnaaminbreuk kan men niet alleen duidelijk terug vinden in het artikel maar ook uit de jurisprudentie. Het zijn namelijk de feiten die leiden tot verwarring of misleiding en niet het artikel, waardoor het artikel niet uitgebreid hoeft te worden.

5.3 Conclusie

Uit de interviews is gebleken dat de advocaten Bosscher en Blommendaal het met elkaar eens zijn dat artikel 5 Hnw een belangrijke rol speelt in de praktijk.

Ondernemers hebben bij handelsnaaminbreuk behoefte aan specialisten die gespecialiseerd zijn op het gebied van het intellectueel eigendomsrecht. Verder zijn beide advocaten van mening dat het artikel voldoende duidelijk is geformuleerd, waardoor er geen wijzigingen/uitbreidingen noodzakelijk zijn.

6. Rechtsvergelijkende bevindingen

De handelsnaam heeft niet alleen erkenning gevonden in het Nederlands rechtstelsel. In de omringende landen zoals Duitsland en Engeland wordt de handelsnaam niet op eenzelfde wijze gehanteerd als in het Nederlands rechtsstelsel. De uitwerking van de handelsnaam in Duitsland en Engeland zal nader worden beschouwd.

6.1 De handelsnaam in Duitsland

Men zou in eerste instantie denken dat het woord ??Firmenzeichen??als synoniem gebruikt kan worden voor het Nederlands woord handelsnaam. Dit is echter een onjuiste opvatting, omdat men in het juridisch taalgebruik het woord ??Firmenzeichen?? niet als synoniem gebruikt in Duitsland. Het Nederlands begrip handelsnaam wordt in het Duits vertaald naar Firmennahme.

In Duitsland is de handelsnaambescherming geregeld in de Handelsgesetzbuch (HGB). Het HGB betekent in het Nederlands ‘het Wetboek van Koophandel’. Een ondernemer kan op basis van de HGB bescherming genieten wanneer er handelsnaaminbreuk plaatsvindt door een ondernemer die een soortgelijke handelsnaam voert.

Het derde deel van de HGB gaat over de handelsfirma. In het HGB is een bepaling opgenomen die beschrijft wat men dient te verstaan onder de handelsnaam. Betreffende bepaling luidt: ‘ Onder de handelsnaam verstaat men de naam waaronder men een onderneming drijft en deze heeft ingeschreven ‘ (?? 17, Abs. 1 HGB). In het eerste lid paragraaf 18 van het HGB staat dat een onderneming als kenmerk onderscheidend vermogen moet bezitten (?? 18, Abs. 1 HGB). In het tweede lid van paragraaf 18 staat dat een onderneming geen verklaringen mag bevatten, die ervoor kunnen zorgen dat het publiek wordt misleidt of dat er verwarring ontstaat (?? 18, Abs. 2 HGB). Uit de betreffende bepaling blijkt dat een handelsnaam waarheid moet bevatten en dat een handelsnaam niet misleidend mag zijn. De bepaling die in paragraaf 18 van het HGB staat is het meest soortgelijk aan de bepaling in het Nederlands rechtstelsel, artikel 5 Hnw.

Tenslotte staat in paragraaf 29 dat ieder ondernemer verplicht is zijn onderneming en de vestigingsplaats van de onderneming, bij het gerecht in zijn district aan te melden, voor de inschrijving in het handelsregister(?? 29, Abs. 1 HGB). Betreffende bepaling wijst een belangrijk verschil aan met het Nederlandse rechtstelsel.

Volgens de bepaling in paragraaf 29 moet een ondernemer zijn handelsnaam in het handelsregister via het gerecht inschrijven om bescherming te kunnen genieten van de HGB.

In het Nederlands rechtstelsel is dat echter niet zo, omdat een handelsnaam in beginsel niet hoeft te zijn ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, terwijl er wel degelijk handelsnaamrechten op kunnen rusten. In het Nederlands rechtstelsel ontstaat het recht op een handelsnaam door het drijven van een onderneming onder een bepaalde handelsnaam. In Duitsland dient een onderneming de handelsnaam eerst in te schrijven om bescherming te kunnen genieten. Het andere verschil is dat de aanmelding van een handelsnaam in het handelsregister in Duitsland gebeurt via het gerecht, terwijl in Nederland dat rechtstreeks via de Kamer van Koophandel plaatsvindt.

6.2 De handelsnaam in Engeland

Het woord ‘Trade name’ mag in het juridisch Engels taalgebruik niet als synoniem worden gebruikt voor het Nederlandse woord handelsnaam. De handelsnaam wordt in Engeland niet als zodanig gebruikt, maar is slecht een onderdeel van de ‘goodwill’ (de ‘goede naam’).

Wanneer een ondernemer in Engeland geconfronteerd word met handelsnaaminbreuk dan dient de ondernemer een actie in te stellen via de zogeheten ‘the tort of passing off’. De ‘the tort passing off’ is grofweg de risicoaansprakelijkheid bij een onrechtmatige daad.

Omdat een handelsnaam niet als zodanig wordt beschermd in Engeland, maar wel een onderdeel vormt van de ‘goodwill’ zal een ondernemer bij handelsnaaminbreuk zich moeten beroepen via ‘the tort of passing off’. Met andere woorden; als een onderneming voor misleiding zorgt bij het publiek of een onjuiste voorstellig van zaken doet en er inbreuk op de ‘goodwill’ of de handels reputatie ontstaat bij een ondernemer, dan kan de ondernemer zich beroepen op de ‘the tort of passing off’.

De bescherming van ‘the tort of passing off’ richt zich met name op onderlinge verhoudingen tussen de onderneming en het publiek. De ‘goodwill’ ontstaat door handelsactiviteiten. De ‘goodwill’ kan onder andere bestaan in een handelsnaam, in merken, in een fictief personage, in de naam van iemand die opgebouwd is door handelsactiviteiten, reclame en marketing.

Wil een ondernemer zich succesvol kunnen beroepen op de actie ‘the tort of passing off’ dan zal er aan een drietal voorwaarden moeten zijn voldaan. Het betreft de voorwaarde ‘goodwill’, het kunnen aantonen dat er sprake is van een onjuiste voorstelling van zaken/misleiding van een onderneming en het kunnen aantonen van inbreuk waardoor een onderneming schade heeft geleden.

6.3 Conclusie

Uit de rechtsvergelijking is gebleken dat de inhoud van de handelsnaam in Duitsland en Engeland in zekere mate verschilt van het Nederlandse rechtstelsel.

In Duitsland kunnen slechts afzonderlijk ingeschreven handelsnamen bescherming genieten, terwijl dat in Nederland niet zo is. In Engeland daarentegen wordt de handelsnaam niet als zodanig beschermd, maar vormt slechts een onderdeel van de ‘goodwill’.

7. Kritische kanttekeningen

In de voorgaande onderdelen zijn verschillende aspecten over artikel 5 Hnw naar voren gekomen. Artikel 5 Hnw zal in het hier volgende onderdeel vanuit een evaluerend en waarderend perspectief nader worden toegelicht.

7.1 Opmerkingen over artikel 5 Hnw

Uit de interviews met de advocaten Bosscher en Blommendaal is gebleken dat artikel 5 Hnw een duidelijk omschreven artikel is. Beiden advocaten zijn van mening dat artikel 5 Hnw niet verandert of uitgebreid hoeft te worden. Het zijn de feiten van een casus die tot verwarring of misleiding leiden en niet het artikel zelf.

In vergelijking met Nederland en Duitsland is gebleken dat de handelsnaambescherming niet overeenstemt met het Nederlandse rechtstelsel. In Duitsland komen slechts ingeschreven handelsnamen voor bescherming in aanmerking, terwijl in Nederland een onderneming bescherming krijgt indien het een handelsnaam daadwerkelijk voert. In Engeland wordt een handelsnaam niet als zodanig beschermd. De reden hiervoor is omdat in Engeland de handelsnaam een onderdeel vormt van de ‘goodwill’.

Desondanks kunnen er wel een aantal opmerkingen geplaatst worden op het huidige artikel 5 Hnw. Allereerst is het artikel onnodig lang geformuleerd. Het artikel zou met een kortere formulering beter af zijn, omdat het makkelijker te lezen zal zijn. Een tweede opmerking is dat er woorden gebruikt worden in het artikel die beter op een andere manier geformuleerd kunnen worden. Neem bijvoorbeeld de woorden ‘de plaats waar zij gevestigd zijn’ (zie artikel 5 Hnw). Betreffende woorden zullen in beginsel niet voor iedereen even duidelijk zijn, waardoor een andere formulering raadzaam zou zijn (zie onderdeel voorstellen voor verbetering voor een ‘nieuwere’ formulering).

Verder zou de wetgever een onderzoek naar de beschikbaarheid van een nieuwe handelsnaam aan een startende ondernemer in het algemeen verplicht moeten stellen. Zo zou men het aantal geschillen tussen ondernemingen over de handelsnaaminbreuk aanzienlijk kunnen terugdringen, doordat een startende onderneming verplicht wordt hier onderzoek naar te doen en van te voren al weet of een bepaalde handelsnaam in het handelsverkeer actief wordt gevoerd door een onderneming.

7.2 Conclusie

Artikel 5 Hnw zou een summiere aanpassing kunnen ondergaan, ondanks dat de ge??nterviewde advocaten het niet nodig achten. Door de genoemde opmerkingen in het artikel te verwerken zal het artikel (nog) duidelijker zijn.

8. Voorstellen voor verbetering

Artikel 5 Hnw is voor een summiere aanpassing vatbaar. In het hier volgende onderdeel zal aan de hand van de opmerkingen uit het vorige onderdeel een voorstel tot verbetering van artikel 5 Hnw worden gedaan.

8.1 Nieuwere formulering van artikel 5 Hnw

Er zijn een aantal opmerkingen geplaatst over artikel 5 Hnw. Het artikel zou onnodig te lang zijn geformuleerd en een aantal woorden had op een duidelijkere manier geformuleerd kunnen worden zoals de woorden ‘de plaats waar zij gevestigd zijn’. Om duidelijkheid te scheppen in het artikel zelf zullen betreffende woorden vervangen worden door ‘de plaats waar zij bekend zijn’. Daarnaast zullen de woorden van het huidige artikel 5 Hnw ‘een en ander voor zover dientengevolge’ worden weggelaten, omdat de betekenis van betreffende woorden te weinig bepalend zijn, waardoor de woorden kunnen worden weggelaten.

Om een goed beeld te geven van het nieuwe geformuleerde artikel zal nog eerst het huidige artikel 5 Hnw worden geciteerd: ‘Het is verboden een handelsnaam te voeren, die, v’?rdat de onderneming onder die naam werd gedreven, reeds door een ander rechtmatig gevoerd werd, of die van diens handelsnaam slechts in geringe mate afwijkt, een en ander voor zover dientengevolge, in verband met de aard der beide ondernemingen en de plaats, waar zij gevestigd zijn, bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is’.

Het nieuwe artikel 5 Hnw zou rekeninghoudende met de voorgaande opmerkingen als volgt komen te luiden: ‘Het is verboden een handelsnaam te voeren, die, v’?rdat de onderneming onder die naam werd gedreven, reeds door een ander rechtmatig gevoerd werd of die in geringe mate afwijkt, in verband met de aard der beide ondernemingen en de plaats waar zij bekend zijn, bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te vrezen is’.
Door het weglaten en wijzigen van een aantal woorden in het huidige artikel 5 Hnw is het artikel een stuk korter en duidelijker erop geworden. Een wetsartikel hoort immers zo beknopt mogelijk geformuleerd te zijn. De woorden waarvan de betekenis te weinig bepalend of onduidelijk is geweest zijn weggelaten of gewijzigd (zie begin eerste alinea van 8.1).

8.3 Conclusie

Het huidige artikel 5 Hnw was voor een summiere aanpassing vatbaar. Door de genoemde opmerkingen in het huidige artikel 5 Hnw te verwerken is het artikel daardoor een stuk beknopter op geworden.

9. (Eind) Conclusie

Uit het voorgaande is gebleken dat artikel 5 Hnw een centrale regeling is die misleiding en verwarring verbiedt omtrent het voeren van een handelsnaam. Uit de visie van de wetgever is gebleken dat een handelsnaam geen verkeerde indruk mag geven omtrent de aard, eigendom of de rechtsvorm van een onderneming. Daarnaast is gebleken dat artikel 5 Hnw een prioriteitseis stelt, namelijk dat de oudere handelsnaam voorgaat op de jongere handelsnaam.

In de juridische literatuur wordt door verschillende auteurs benadrukt dat artikel 5 Hnw een belangrijke rol vervult in de praktijk. Zo is de auteur Verkade juist van mening dat verwarringgevaar juist bij geringe afwijking van de handelsnaam ontstaat.

Uit de jurisprudentie omtrent het artikellid blijkt dat de elementen die in artikel 5 aan bod zijn gekomen niet limitatief zijn. De rechter zal bij elk geschil opnieuw alle omstandigheden nader moeten onderzoeken en vervolgens beoordelen of er sprake is van verwarringgevaar. Met andere woorden zal de rechter niet alleen kijken naar de aard van gelijkenis van beide handelsnamen die het verwarringgevaar veroorzaken of de plaats van vestiging van beide ondernemingen, maar de rechter zal de concrete omstandigheden nader moeten onderzoeken en toetsen aan artikel 5 Hnw. Verder is gebleken dat artikel 5 Hnw een grotere bescherming biedt aan ondernemers dan men in eerste instantie zou denken. Uit de geanalyseerde jurisprudentie blijkt dat de rechter in het algemeen verwarring vrij snel aanneemt en daardoor niet te ‘soft’ oordeelt wat betreft de uitspraken die geanalyseerd zijn.

Dat de rechter niet te ‘soft’ oordeelt blijkt ook uit de twee interviews met de advocaten Bosscher en Blommendaal. Beiden zijn van mening dat de rechter in de praktijk vrij snel handelsnaaminbreuk aanneemt, met name als de ondernemers in hetzelfde vaarwater zitten zoals locatie of branche waardoor er een grotere kans op handelsnaaminbreuk aanwezig is. Volgens de ge??nterviewde advocaten heeft het wel een oorzaak dat de rechter sneller verwarring aanneemt. Een van de oorzaken schuilt zich in de komst van moderne communicatiemiddelen, zoals het internet. Het landelijk bereik van een handelsnaam was vroeger minder vergaand dan tegenwoordig, omdat vroeger betreffende communicatiemiddelen simpelweg niet bestonden. Ondernemers kunnen tegenwoordig sneller landelijk bekend raken bij het publiek, terwijl het vroeger haast onmogelijk was. Door de toename van het gebruik van internet en domeinnamen is het aantal geschillen in de loop der tijd toegenomen.

Het rechtsvergelijkend onderzoek naar artikel 5 Hnw in de rechtsgebieden van Duitsland en Engeland heeft verschillende dingen uitgewezen. Uit de rechtsvergelijking is gebleken dat de inhoud van de handelsnaam in Duitsland en Engeland in zekere mate verschilt van het Nederlandse rechtstelsel. In Duitsland kunnen slechts afzonderlijk ingeschreven handelsnamen bescherming genieten, terwijl dat in Nederland niet zo is. In Engeland daarentegen wordt de handelsnaam niet als zodanig beschermd, maar vormt slechts een onderdeel van de ‘goodwill’.

Verder zou artikel 5 Hnw een summiere aanpassing kunnen ondergaan. Het artikel zou onnodig lang zijn geformuleerd en een aantal woorden van artikel 5 Hnw had op een duidelijkere manier geformuleerd kunnen woorden of juist worden weggelaten door de wetgever.
Afsluitend kan geconcludeerd worden dat artikel 5 Hnw de nodige bescherming biedt aan ondernemers. Uit de jurisprudentie en uit de ervaringen van de ge??nterviewde advocaten is gebleken dat de rechter in het algemeen zeker niet te ‘soft’ oordeelt.

Literatuurlijst

Boeken

– Gielen & Verkade 2009 Ch. Gielen & D.W.F. Verkade, Intellectuele eigendom. Tekst en commentaar, Deventer: Kluwer 2009.
– Holzhauer 2005
R.W. Holzhauer, Inleiding intellectuele rechten, Den Haag: Boom juridische uitgevers 2005.
– Van der Kooij & Mulder 2001
Mr. P.A.C.E. Van der Kooij & Mr S.J.A. Mulder, Hoofdzaken mededingingsrecht. Serie hoofdzaken handelsrecht, Deventer: Kluwer 2001.

Jurisprudentie
– HR 24 december 1976, NJ 1978, 431.
– HR 2 juni 1978, NJ 1980, 295.
– HR 6 december 1996, NJ 1997, 206.

Kamerstukken

– Kamerstukken II 1917/1918, 354, nr. 1, p. 1.
– Kamerstukken II 1917/1918, 354, nr. 3, p. 2.
– Kamerstukken II 1917/1918, 354, nr. 3, p. 3.
– Kamerstukken II 1917/1918, 354, nr. 3, p. 5.

Staatsblad

– Stb. 1921, 842. – Stb. 1922, 543.

Overige:
– Scheer 1989 K. Scheer, Juridisch woordenboek Duits-Nederlands, Deventer: Kluwer 1989.
– www.gillhams.com/articles/391.cfm.
– www.legislation.gov.uk.

Leave a Comment

Time limit is exhausted. Please reload the CAPTCHA.