1.3 Aanleiding naar de ontwerpopdracht
Mijn ontwerpopdracht is voortgekomen uit het feit dat veel leerlingen moeite blijken te hebben met de overgang van HAVO 3 naar HAVO 4 op het gebied van leesvaardigheid . Dit is te wijten aan het feit dat er in de eerste 3 jaar niet veel met leesvaardigheid wordt geoefend tegenover de hoeveelheid oefening in leerjaar 4. Veel leerlingen verkeren dan in ‘shock’ omdat ze niet weten hoe ze een tekst moeten aanpakken. Dit resulteert dan in het begin ook vaak in onvoldoendes op het gebied van deze vaardigheid terwijl sommige leerlingen voorgaande jaren wel altijd voldoendes hebben gehaald voor het vak Frans.
De keuze voor de ontwerpopdracht was dan ook gevallen op het trainen van leesvaardigheid in HAVO 3, graag wilde ik de leerlingen handvaten geven met betrekking tot het aanpakken van een tekst zodat de overgang naar HAVO 4 minder problematisch verloopt.
1.4 Beschrijving van de ontwikkelopdracht
a. Welke producten heb ik ontwikkeld?
Ik heb een bundel gemaakt die bestaat uit authentieke teksten die aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen. Met het behulp van deze bundel wilde ik de verschillende leesstrategie??n beoefenen en daarbij het vocabulaire van de leerlingen uitbreiden om de tekst begrijpelijker te maken.
Elke les bestond uit: een tekst, plaats voor aantekeningen, opdrachten m.b.t. de leesstrategie, plaats voor onbekend vocabulaire en vragen m.b.t. de inhoud van de tekst.
Ook wilde ik aandacht besteden aan de zogenaamde ‘sleutelwoorden ‘ en signaalwoorden: welke woorden komen vaker terug in teksten? Wat geven bepaalde signaalwoorden aan? Dit wilde ik graag in een overzichtelijke lijst brengen.
1.4.1 Welke eisen stelde de opdrachtgever?
De opdrachtgever heeft mij niet echt concrete eisen gesteld, ik heb de vrijheid gehad om het product naar mijn inzien te maken. Zoals ik reeds al heb gemeld is het doel dat leerlingen handvaten krijgen m.b.t. het aanpakken van een tekst. Dit is en blijft dan ook een duidelijke eis. Daarnaast maak ik geen gebruik van de leergang, hier staan tevens ook niet veel leesvaardigheidsopdrachten in, vandaar dat ik authentieke teksten zal gebruiken. Mijn begeleider heeft aan de collega’s (binnen de sectie Frans uiteraard) gevraagd of ze mijn ontwerpopdracht ook in hun lessen (bij HAVO 3) willen uitvoeren zodat er geen achterstand wordt opgelopen tegenover de leergang en alle HAVO 3 leerlingen tevens handvaten krijgen gereikt voordat ze in HAVO 4 worden ‘overvallen’ met leesvaardigheidsteksten. Hier is verder niet op ingegaan maar mijn begeleider wilt mijn product wel blijven gebruiken komend schooljaar.
1.4.2 Welke eisen stelde ik zelf?
Een van de eisen die ik mezelf stelde was dat ik stapsgewijs en heel gestructureerd aan de slag wilde gaan. Mijn lessen wilde ik gestructureerd opbouwen zodat voor de leerlingen duidelijk was wat de bedoeling was en ook duidelijk was wat van hen verwacht werd.
Daarbij wilde ik zorgen dat ik leesvaardigheid niet ‘saai’ liet worden (dat begrip wordt vaak gekoppeld met leesvaardigheid). Dit wilde ik aanpakken door teksten te gebruiken die aansluiten bij belevingswereld van leerlingen.
Ook wilde ik afwisseling in de les brengen door gebruik te maken van verschillende werkvormen.
2 De collegeopdrachten
2.3 ICT Interview.
Op het Trevianum besteden ze degelijk aandacht aan ICT, om hier meer over te weten te komen heb ik mij gewend tot meneer Wolfs. Hij wilde mij te woord staan en wat meer over het ICT beleid binnen de school vertellen. Ons gesprek is gebaseerd op de onderwerpen die in de reader van OVO op p.23 staan weergegeven.
Wat is de visie van de school op leren en leren met behulp van ICT?
De ontwikkelingen op gebied van ICT zijn op Trevianum nog in volle gang en staan ook hoog in het vaandel. De leefomgeving van de leerlingen wordt tegenwoordig sterk gedomineerd door allerlei social media en digitale leermogelijkheden.
De ontwikkelingen op gebied van ICT zijn in deze school dan ook wel degelijk te merken. Zo biedt Trevianum voor leerlingen met een bovengemiddelde interesse voor wetenschap, ICT en techniek de ‘life sciencestroom’. Deze stroom houdt in dat leerlingen een aantal vakken waaronder biologie, wiskunde en techniek in een aangepast programma krijgen waarin zelfontdekkend leren centraal staat.
Welke ICT-materialen zijn reeds te vinden binnen de school?
Onlangs zijn de 30 laatste lokalen voorzien van interactieve beamers, gekoppeld aan computers voorzien van internet en allerlei digitale mogelijkheden. Enkele lokalen zijn voorzien van een activeboard. Er wordt op het moment nog hard gewerkt om het ELO systeem meer vorm te geven. Dit systeem (Elektronische Leer Omgeving) moet ervoor zorgen dat leerlingen online leerprocessen aangeboden krijgen en dus via dit ICT-hulpmiddel leren kunnen. Ook moeten hun leerprocessen zichtbaar worden.
Hoe wordt ICT gebruikt in de klas?
De (meeste) leerlingen krijgen nog niet zoveel ermee te maken. Het is aan de docent zelf hoe hij het aspect ICT in zijn les inzet. Wel hebben ze de mogelijkheid om gebruik te maken van het computerlokaal, daar moet wel van te voren gereserveerd voor worden.
Tegenwoordig werken we op school met het programma Magister. Leerlingen kunnen hier o.a. een overzicht vinden van hun behaalde punten en het opgegeven huiswerk. Hiervoor is onlangs een ‘app’ uitgekomen die leerlingen kunnen downloaden op hun smartphone of tablet. Maar binnen de klas wordt ICT nog niet actief toegepast.
Hoe staat het met de ICT-vaardigheden en professionalisering van collega’s?
Dit punt is en blijft natuurlijk uitermate belangrijk. Niet elke docent is even enthousiast over het gebruik van ICT binnen hun vak. We zien vaak dat de jongere docenten die (vanuit hun afstudeerjaar) hier komen werken al wat meer kennis hebben over gebruik van ICT. Toch komt het regelmatig voor dat er cursussen worden gegeven over het gebruik van ICT. Elke docent moet een scholing/cursus hebben gevolgd hiervoor. Maar het is niet alleen belangrijk dat hun vaardigheden op peil zijn, het is ook belangrijk dat ze op de hoogte zijn van een onderwerp als bijvoorbeeld cyberpesten de gevolgen hiervan en wat je als docent kunt betekenen. Ook hiervoor worden zo nu en dan cursussen aangeboden (meestal door een externe instantie).
Hoe wordt ICT gebruikt bij het vak Frans?
Voor deze vraag heb ik mij gewend tot mijn SPD’ers.
Mijn SPD’ers geven allebei aan dat ze weinig tot geen gebruik maken van ICT. Simpelweg omdat ze er geen tijd voor hebben tijdens de les. Ze moeten zich houden aan een bepaald schema om de stof af te krijgen, het lesmateriaal is in boekvorm dus er komt weinig ICT tussen. De luisteroefeningen worden wel gemaakt met een computerprogramma dat speciaal is ontwikkeld bij deze methode.
Voor het vak Frans zijn de leerlingen zelf wel bezig met een stukje ICT. Dit computerprogramma dat speciaal ontworpen is ter ondersteuning van de leergang hebben de leerlingen ook thuis op de computer. Het bevat extra oefeningen m.b.t. werkwoordvervoegingen en er is een onderdeel te vinden m.b.t. het afvragen van de stof. Een soort ‘teach2000’ of ‘wrts’ maar dan binnen een computerprogramma.
Mijn SPD’ers zelf gebruiken zelden de beamer, om een film te laten zien. Maar niet om antwoorden te bespreken, ze hebben geen tijd om de avond van te voren powerpoint presentaties te maken (zoals ik dat doe)
2.4 TVO beleid op de stageschool.
Om meer informatie te krijgen over het taalbeleid heb ik me gewend tot de co??rdinator van het vak Frans. Met hem ben ik kort in gesprek gegaan en hij heeft mij ook verwezen naar het schoolplan van Trevianum.
Trevianum heeft geconstateerd dat leerlingen steeds meer moeite hebben met het onderwerp leesvaardigheid. Dit is voor een groot deel ook te wijten aan het feit dat de meeste leerlingen tegenwoordig opgroeien in een beeldcultuur.
Maar niet alleen bij de talen is leesvaardigheid belangrijk, ook bij een vak als wiskunde dienen leerlingen over een grote mate van tekstbegrip te bezitten. Het is en blijft dus belangrijk dat de taalvaardigheid wordt vergroot.
Om dit te kunnen bevorderen heeft Trevianum besloten om in de onderbouw al het startniveau in kaart te brengen. Dit gebeurt via een tekstbegriptoets. Door gebruik te maken van het Volg-en AdviesSysteem is het mogelijk om dit jaarlijks te blijven meten. Het is namelijk belangrijk dat leerlingen die veel moeite hebben met tekstbegrip vroegtijdig ondersteund worden, zo niet dan kunnen ze belemmerd worden in hun leren.
Ook maakt Trevianum gebruik van de hulp van het CPS (onderwijsontwikkeling en advies), zo kan er onderzocht worden wat we kunnen verbeteren, taalgericht vakonderwijs kan dan een van de vele hulpmiddelen zijn.
Ook heb ik een dag meegelopen met de Havo 2 klas waar ik zelf les aan geef, ik wilde de klas graag observeren (hoe ze bij andere vakken waren) en heb daarnaast ook gelet op TVO.
Ik kwam er al gauw achter dat er bij het vak Engels en Duits meer aan doeltaal=voertaal gedaan wordt dan bij Frans. Ook wordt er op Trevianum gebruikt gemaakt van de Cambridge methode bij het vak Engels. Binnen zo’n les wordt er 100% Engels gepraat zowel door docent als leerling. Wanneer ik mijn SPD’ers ondervraag over het fenomeen doeltaal=voertaal krijg ik terug dat ze graag meer Frans willen spreken tijdens de les maar het een automatisme is om weer terug te schakelen in het Nederlands. Daarnaast moet het vanaf de brugklas al ingevoerd worden, het is moeilijk om een 3e klas opeens 80% in het Frans les te geven als de leerlingen dit nooit gewend zijn.
3 De concrete producten
3.3 Leerlingenmateriaal
3.3.1 Zie bijlage 1
3.4 Docentenhandleiding
Zie bijlage 2
4 Het beoordelingsformulier
Zie bijlage 3
5 Het vakdidactisch onderzoeksverslag
5.3 Eerdere versie
De punten die ik heb aangepast:
1. Ik heb de ontwikkelopdracht concreter beschreven.
2. Ik heb een hoofdvraag geformuleerd.
3. Ik heb alle theorie herschreven in eigen woorden.
4. Ik heb een extra deelvraag toegevoegd (1.4.1).
5. Ik heb mijn conclusie(s) aangepast.
6. Ik ben mijn Nederlands taalgebruik consequenter gaan gebruiken.
7. Ik heb de schuingedrukte tekst vervangen voor recht gedrukte tekst.
5.4 Definitieve versie van het vakdidactische onderzoek
Inleiding
De ontwikkelopdracht
Hetgeen ik wil ontwikkelen is een serie lessen (5) waarin de leerlingen handvaten krijgen m.b.t. het aanpakken van een tekst: Daarbij wil ik aandacht besteden aan de verschillende leesstrategie??n. De leerlingen worden dus getraind op leesstrategie??n. Dit wil ik doen door een reader te maken die bestaat uit teksten, plaats voor aantekeningen, opdrachten m.b.t. de leesstrategie??n, plaats voor onbekend vocabulaire en vragen m.b.t. de inhoud van de tekst.
Het onderwerp van het vakdidactisch onderzoek
Het trainen van leesstrategie??n.
Hoofdvraag en deelvragen
Hoofdvraag: Hoe train ik leerlingen op het gebied van het hanteren van leesstrategie??n?
1.1. Inleiding
De hoofdvraag luidt: Hoe train ik leerlingen op het gebied van het hanteren van leesstrategie??n? Hier wil ik achter komen door eerst voor mezelf duidelijk te krijgen wat leesstrategie??n precies inhouden, vervolgens wil ik onderscheid maken tussen verschillende leesstrategie??n en vervolgens kijken welke opdrachten bij welke leesstrategie hoort.
1.2. Wat zijn leesstrategie??n?
Naast talige kennis komt er meer kijken bij het lezen van een vreemde taal. De leesstrategie??n die in de Nederlandse taal voorkomen bestaan ook in de vreemde taal, in dit geval de Franse taal. Deze leesstrategie??n dienen ter ondersteuning: het is de bedoeling dat de lezer door middel van het toepassen van een leesstrategie geholpen wordt om informatie uit een tekst te halen die nodig is om een bepaald doel te kunnen bereiken.
Het zijn zowel technieken, hulpmiddelen als benaderingsmiddelen van een tekst. Op deze manier worden leerlingen geholpen zodat ze uiteindelijk zelfstandig de inhoud van een tekst kunnen begrijpen. Ze zorgen er dus voor dat de leerling leesvaardiger wordt gemaakt. Vaak is het zo dat leerlingen automatisch al leesstrategie??n toepassen als ze teksten lezen in hun moedertaal, het is van belang dat ze deze uiteindelijk ook gaan gebruiken bij het lezen van teksten in een vreemde taal.
Om zoveel mogelijk steun te hebben bij het lezen van een tekst in een vreemde taal is het belangrijk dat leerlingen gebruik maken van hun kennis (over het desbetreffende onderwerp) en de structuur van een tekst.
Om te controleren of leerlingen een tekst goed begrepen hebben wordt er vaak gekozen voor de opdracht een samenvatting in de moedertaal te schrijven.
1.2.1. Wat zijn compenserende leesstrategie??n?
Zoals reeds vermeld zorgen leesstrategie??n ervoor dat leerlingen op een effectieve manier de informatie uit een tekst kunnen halen die ze nodig hebben voor een bepaald doel. Soms kan het voorkomen dat leerlingen tegen moeilijkheden oplopen waardoor ze niet de juiste informatie uit de tekst kunnen halen om een bepaald doel te kunnen bereiken. Het is dan van belang dat leerlingen compenserende leesstrategie??n toepassen, dit zijn leesstrategie??n die ingezet kunnen worden om alsnog tot een oplossing te komen. Door het aanleren van compenserende leesstrategie??n wordt de leerling zelfstandiger m.b.t. leesvaardigheid.
1.3 Wat is voorspelvaardigheid?
Voorspelvaardigheid houdt in dat leerlingen door gebruik te maken van uiterlijke kenmerken van een tekst een verwachtingspatroon kunnen aangeven over de inhoud van de tekst voordat ze (de leerlingen) de tekst gelezen hebben. Daarbij maken ze gebruik van hun voorkennis en aan de hand daarvan kunnen ze ontbrekende informatie in de tekst opvullen door zelf te raden. Leerlingen maken op deze manier dus optimaal gebruik van hun kennis over het onderwerp en kunnen ook verbanden leggen met verwante onderwerpen. De voorkennis kan zowel gaan over het onderwerp van de tekst als over het idioom.
1.4 Wat is structureren?
Structureren houdt in dat de leerlingen in staat zijn om de betekenis van belangrijke elementen van een tekst aan te geven. Om dit te kunnen doen is het van belang dat ze leren de opbouw van een tekst te doorzien en relaties tussen delen van een tekst kunnen aangeven. De beste training voor structurerend lezen is dat de leerlingen na afloop een samenvatting moeten kunnen geven, daaruit blijkt of het ze gelukt is om de hoofdpunten te kunnen benoemen. Daarnaast is het belangrijk dat ze structuurelementen herkennen zoals leestekens en hun functie.
1.4.1. Wat zijn signaalwoorden?
Een signaalwoord is een woord dat een verband aangeeft tussen twee alinea’s of zinnen. Daarmee wordt informatie gegeven over de opbouw van een tekst of gedeelte. In het Nederlands worden deze signaalwoorden vaak automatisch herkend, door deze signaalwoorden ook in de vreemde taal te leren herkennen zullen leerlingen sneller in staat zijn de opbouw van de tekst te doorzien.
1.5 Wat is raadvaardigheid?
Raadvaardigheid houdt in dat leerlingen leren op welke manieren de (waarschijnlijke) betekenis van een woord kan worden vastgesteld. Door het globale begrip van een tekst en de context te gebruiken kunnen ze als het ware ‘raden’ wat het onbekende woord betekent. Vaak is het zo dat de betekenis van een woord vaak op meerdere plaatsen in een tekst duidelijk wordt gemaakt. Ook moeten de leerlingen leren dat het soms ook mogelijk is om uit de vorm van het woord de betekenis is af te leiden. Vervolgens moeten ze controleren of de geraden betekenis past in het geheel van de tekst. Een andere vorm van redundantie is als bijv. informatie uit een alinea terugkomt in een andere alinea, maar dan met andere woorden is geformuleerd.
Doel: Redundantie zorgt ervoor dat de leerling meer kansen heeft om een bepaald stukje van een tekst te begrijpen.
2 Welke opdrachten gebruik ik bij welke leesstrategie?
2.1 Inleiding
In deze alinea onderzoek ik welke opdrachten bij welke leesstrategie past.
Het sluit tevens aan op mijn vorige deelvraag: bij de vorige deelvraag heb ik onderzocht welke leesstrategie??n er allemaal zijn. Het doel van leervraag 2 is dat ik weet welke opdrachten ik bij welke leesvaardigheid toe kan passen.
2.2 Welke opdrachten kunnen gebruikt worden voorspelvaardigheid?
Voorspelvaardigheid houdt in dat leerlingen door gebruik te maken van uiterlijke kenmerken van een tekst een verwachtingspatroon kunnen aangeven over de inhoud van de tekst voordat ze (de leerlingen) de tekst gelezen hebben. Opdrachten die hierbij passen zijn:
– Voorkennis activeren: Vragen wat de leerling al weet over het onderwerp.
– Tekstsoorten herkennen op vaste kenmerken: Brief, e-mail, advertentie, horoscoop etc.
– Gebruik maken van titel, plaatjes, kopjes, tussenkopjes, schuin/vetgedrukte informatie, getallen, jaartallen etc.
– Voorspeltekst: Docent laat bijv. alleen de eerste alinea lezen, leerlingen stellen verwachtingen op van de tekst en lezen vervolgens de tweede alinea en gaan na of hun verwachtingen overeenkomen met het vervolg van de tekst.
– De ELZA methode: Voorspellen aan de hand van de Eerste en de Laatste Zin van de Alinea’s van een tekst.
2.3 Welke opdrachten kunnen gebruikt worden bij structureren?
Bij structureren wordt naar de tekst in het geheel gekeken. Het houdt in dat de leerlingen in staat zijn om de betekenis van belangrijke elementen van een tekst aan te geven. Opdrachten die hierbij passen zijn:
– Kniptekst: Een tekst in stukken door elkaar aanbieden. Leerlingen krijgen de opdracht de stukken in de goede volgorde te leggen of van bijv. een stripverhaal de plaatjes te ordenen. Deze opdracht dwingt leerlingen om verbanden te leren leggen tussen tekstblokken.
– Een schema hanteren: Leerlingen zoeken gegevens bij elkaar en vullen die in in een gegeven schema.
– Kopjes maken bij alinea’s
– Kopjes kiezen: Per alinea worden 2 of meer kopjes gegeven: Daaruit kiest de leerling het beste kopje.
– Hoofd- en bijzaken onderscheiden: Kernwoorden/zinnen selecteren.
– D.m.v. kernwoorden/zinnen de inhoud van een tekst samenvatten.
2.3.1 Hoe train ik signaalwoorden?
Een signaalwoord is een woord dat een verband aangeeft tussen twee alinea’s of zinnen. Daarmee wordt informatie gegeven over de opbouw van een tekst of gedeelte. Dit wil ik oefenen door vanuit het Nederlands voorbeelden te geven en vervolgens een lijst met de leerlingen op te stellen met Franse vertalingen van signaalwoorden
2.4 Welke opdrachten kunnen gebruikt worden bij het gebruik van raadvaardigheid?
Raadvaardigheid houdt in dat leerlingen leren op welke manieren de (waarschijnlijke) betekenis van een woord kan worden vastgesteld.
– Uitbreiding woordstrategie??n: Gelijkenis met een woord uit een andere taal.
– Oefenen met gatenteksten (CLOZE-oefeningen) : Leerlingen moeten hun eigen kennis gebruiken om de gaten in te vullen. Variant: De leerling moet uit de voorafgaande of volgende context afleiden wat de meest waarschijnlijke invulling van het gat is. Het kan zowel een open vraag als meerkeuze vraag zijn. Deze oefening dwingt de leerling de lijn uit de boodschap te halen.
– Het koppelen van woordraadstrategie??n aan het gebruik van een woordenboek: Controleren of wat geraden is klopt.
3. Conclusies
Conclusie 1: Leesstrategie??n zorgen ervoor dat de lezer geholpen word effici??nt informatie uit een tekst te kunnen halen die hij/zij nodig heeft voor een bepaald doel.
Waarom/uitwerken in lesmateriaal: Deze conclusie gaat een rol spelen bij mijn ontwerpopdracht omdat mijn ontwerpopdracht uiteraard gaat over leesstrategie??n. Ik wil eerst weten wat de leerlingen ??berhaupt al weten over leesstrategie??n (nulmeting) dit doe ik middels een enqu??te. Ik wil de leerlingen expliciet trainen dus ze ook bewust ervan maken wat het doel is van het trainen van leesstrategie??n. Dit zal ik in les 1 doen zodat de leerlingen meteen weten wat het doel is.
Conclusie 2: Door voorspelvaardigheid toe te passen maakt de leerling optimaal gebruik van zijn/haar kennis over het onderwerp en andere verbanden die ze met het onderwerp kunnen maken.
Waarom/uitwerken in lesmateriaal: Deze conclusie gaat een rol spelen bij mijn ontwerpopdracht omdat door voorspelvaardigheid de leerling tot denken wordt aangezet v’?rdat hij/zij de tekst heeft gelezen. De leerling gebruikt zijn/haar eigen kennis om het onderwerp in te leiden.
De manier waarop ik deze conclusie ga uitwerken is dat ik, alvorens ik de leerlingen de tekst laat lezen, ze een woordweb laat maken over de kennis die ze al paraat hebben over het betreffende onderwerp.
Conclusie 3: Om een tekst te kunnen structureren moeten leerlingen de opbouw van een tekst leren doorzien.
Waarom/uitwerken in lesmateriaal: Deze conclusie gaat een rol spelen bij mijn ontwerpopdracht omdat door structureren de leerling inzicht krijgt in de opbouw van een tekst.
De manier waarop ik deze conclusie ga uitwerken is dat ik een tekst in stukken aan zal bieden en de opdracht zal geven de tekst in de juiste volgorde te ‘plakken’. Daarbij moeten de leerlingen in eigen woorden kunnen omschrijven w’?rom ze juist voor d’? volgorde hebben gekozen.
Daarnaast moeten de leerlingen kennis opdoen over signaalwoorden in het Frans, wat geven welke signaalwoorden aan?
Conclusie 4: Raadvaardigheid zorgt ervoor dat de leerling meer kansen heeft om een bepaald stukje van een tekst te begrijpen.
Waarom/uitwerken in lesmateriaal: Deze conclusie gaat een rol spelen bij mijn ontwerpopdracht omdat door het gebruik van redundantie de leerling leert hoe hij/zij meer kan begrijpen van een bepaald stukje tekst. Ze leren op welke manieren de (waarschijnlijke) betekenis van een woord kan worden vastgesteld.
De manier waarop ik deze conclusie ga uitwerken is door een tekst aan te bieden met gaten in het vocabulaire. Door het globale begrip van een tekst en de context te gebruiken moeten ze beslissen welk woord er in welk ‘gat’ komt te staan.
3 Bronnen
Staatsen, F., Heebing, S., & Renselaar, E. . (2009). Moderne vreemde talen in de onderbouw. Bussum: Coutinho.
Kwakernaak, E. (2009). Didactiek van het vreemdetalenonderwijs. Bussum: Coutinho.
Westhoff, G. (2012). Levende talen magazine.
5.4
6 Evaluatie en reflectie
6.3 Evaluatie van het lesmateriaal
Heeft het materiaal dat je ontwikkeld hebt ‘gewerkt’? welke bewijzen heb je?
6.3.1 Het evaluatieformulier getekend door de SPD geeft mogelijke aanwijzingen.
Zie bijlage 3
6.3.2 Je had leerdoelen voor de leerlingen vastgesteld. Zijn ze behaald? Is er genoeg leerrendement geweest?
Hieronder staan de leerdoelen van elke les en daarachter staat hoe de doelen bereikt zijn of niet bereikt zijn.
– Leerlingen weten wat de bedoeling is van de komende 5 lessen ‘ Aan de hand van de powerpoint en ik gaf de gelegenheid tot vragen stellen.
– Leerlingen kunnen middels enqu??te aangeven wat ze al weten ‘ Alvorens de les ‘echt’ begon hebben de leerlingen individueel de enqu??te ingevuld en aangegeven wat ze al weten.
– Leerlingen leren wat de leesstrategie voorspellen is ‘ Leerlingen hebben aantekeningen gemaakt en enkele vragen gesteld en hier ook opdrachten over gemaakt die we samen ge??valueerd hebben.
– Leerlingen kunnen de ‘theorie’ toepassen via de opdrachten en een leestekst ‘ leerlingen hebben de theorie toegepast in de opdrachten en hier waren geen problemen/vragen bij.
– Leerlingen kunnen een hoofdgedachte van de tekst weergeven ‘ Dit heb ik klassikaal besproken. We hebben nog eens kort herhaald wat het verschil was tussen een onderwerp en een hoofdgedachte. Dit is blijven hangen vanuit de vorige les, leerlingen konden hier meteen antwoord op geven.
– Leerlingen kunnen zelf een titel verzinnen bij een tekst ‘ Ook dit is gelukt en hebben we klassikaal besproken, ze hebben de tekst een tijdje geleden op inhoud geoefend met mijn begeleider (dit wist ik niet) dus ze wisten nog wel ongeveer wat de titel was.
– Leerlingen leren wat de functies van signaalwoorden zijn ‘ D.m.v. het terugpakken van de theorie van de vorige les en door uitleg te geven op de powerpoint hebben de leerlingen hun aantekeningen kunnen aanvullen. Doordat ik ‘?rst voorbeelden gaf en daarna pas de uitleg konden veel leerlingen als enkele functies benoemen.
– Leerlingen kunnen d.m.v. de opdrachten aangeven welke functie bij welk signaalwoord hoort ‘ De leerlingen hebben de opdrachten in tweetallen gemaakt, we hebben ze klassikaal besproken. Wanneer iemand een ander antwoord had werd daar over gediscussieerd.
– Leerlingen doorzien de opbouw van de lessen ‘ Door op de powerpoint de onderwerpen nog eens duidelijk onder elkaar te zetten en een voorzetje te geven konden de leerlingen aangeven wat de structuur was, ze ontdekten zelf dat het iedere keer iets gedetailleerder werd.
– Leerlingen leren wat raadvaardigheid is ‘ Door middel van een duidelijk voorbeeld en een duidelijke powerpoint gaf ik de uitleg, ze gaven daarbij ook zelf aanvulling.
– Leerlingen kunnen d.m.v. het voorbeeld en de theorie de opdrachten maken ‘ Dit doel is niet helemaal bereikt, toen ik merkte dat heel veel leerlingen het erg moeilijk vonden heb ik het klassikaal besproken, dit verliep wel wat beter maar ik weet niet of iedereen het nu ook goed begrepen heeft.
6.3.3 Heb je met de leerlingen een evaluatie gehouden? Wat vinden ze van het materiaal of van je aanpak?
Ja, ik heb in les 5 een eindenqu??te gehouden waarin ik ook gevraagd heb wat ze van deze 5 lessen hebben gevonden en of ze nog tips en tops hebben. Naast de schriftelijke enqu??te heb ik ook klassikaal ge??valueerd met de leerlingen daaruit bleek dat de leerlingen het idee hadden dat ze nu veel meer inzicht hebben gekregen in het aanpakken van teksten. Een positief iets dus! Daardoor mag ik concluderen dat mijn lessen degelijk effect hebben gehad. Uit de enqu??tes blijkt ook dat ze vonden dat mijn uitleg erg duidelijk en gestructureerd was. Ook werd geschreven dat het niet alleen nuttig is voor het vak Frans maar ook voor andere talen, ik vind het mooi dat leerlingen dit zijn gaan inzien. Het gebruik van de powerpoints werd als iets heel positiefs ervaren, daardoor was altijd erg duidelijk wat de bedoeling was. De enige tip die ik mee heb gekregen is dat ik soms wat strenger mag zijn, een tip die ik meeneem maar wat niet helemaal van belang is op de inhoud van de lessen.
7 Verantwoording
7.3 Vakdidactiek
7.3.1 Heb je de conclusies van het vakdidactische onderzoek kunnen toepassen in je opdracht?
Ja, alle conclusies zijn toegepast in mijn opdrachten. De leerlingen hebben door middel van de opdrachten die bij voorspelvaardigheid horen gebruik gemaakt van hun eigen voorkennis en deze ook expliciet opgeschreven (d.m.v. de opdracht, zie bijlage). Daarnaast hebben ze ook de opbouw van een tekst leren doorzien (d.m.v. de opdracht, zie bijlage) ze moesten de stukjes van een tekst in de goede volgorde leggen en de zin markeren waardoor ze te weten kwamen in welke volgorde de tekst moest komen te liggen.
7.3.2 Hoe kijk je daar op terug? Welke kernbegrippen uit de vakdidactiek heb je toegepast in je opdracht?
Ik heb veel gehad aan de boeken ‘Moderne vreemde talen in de onderbouw’ van F. Staatsen en ‘Didactiek van het vreemdetalenonderwijs’ uit deze boeken heb ik veel geleerd over de theorie m.b.t. leesstrategie??n. Deze theorie heb ik gekoppeld naar mijn powerpoints en is terug te zien in de opdrachten. De leesstrategie??n Voorspelvaardigheid, Structureren en Raadvaardigheid komen terug in mijn powerpoints, ik heb de theorie op een makkelijke en korte manier uitgelegd aan mijn leerlingen en de opdrachten hieraan gekoppeld. Zie bijlage 1.
7.3.3 Had je beter een ander onderwerp kunnen kiezen voor het onderzoek?
Nee, uit de startenqu??te is gebleken dat de leerlingen vinden dat er te weinig geoefend wordt met leesstrategie??n. Er kwamen ook veel positieve reacties uit de klas, ze waren blij dat ze ‘eindelijk’ met leesstrategie??n gingen oefenen. Ik denk dus dat het onderwerp goed is gekozen voor mijn onderzoek.
7.4 Ontwerpmodel
7.4.1 Welk ontwerpmodel had je gekozen?
De HOT-regels
7.4.2 Heb je daar een goed houvast aan gehad? Waarom wel/niet?
Nee, ik heb tijdens het maken van mijn opdracht niet bewust stilgestaan bij het ontwerpmodel. Toch heb ik wel degelijk enkele regels onbewust toegepast in mijn opdracht.
Zo heb ik bijvoorbeeld regel 1+2 (motivatie + doel en criteria) toegepast: Ik heb de leerlingen via een powerpoint laten zien waarom we deze opdrachten gingen doen en wat het doel van het trainen van leesstrategie??n was en aan welke criteria gedaan moest worden. Zo probeerde ik hun motivatie te trainen. Op de enqu??te gaven de meeste leerlingen ook aan dat het hun zeer nuttig lijkt om meer te weten te komen over leesstrategie??n. Ook liet ik de leerlingen in groepjes werken (regel 8), want met meerdere mensen weet je immers meer dan alleen.
7.4.3 Had je beter een ander model kunnen kiezen? Waarom was dat ander model beter geweest?
N.v.t. aangezien ik niet bewust stil heb gestaan bij het van te voren gekozen ontwerpmodel.
7.5 ICT
7.5.1 Wat is de ICT-component van je opdracht ?
Tijdens mijn lessen heb ik telkens gebruik gemaakt van de beamer. Ik ondersteunde mijn lessen door middel van een powerpoint. Daarop stond ook telkens wat van de leerlingen verwacht werd.
Ook had ik graag een enqu??te via www.surveymonkey.com willen afnemen. Maar het computerlokaal was helaas al gereserveerd dus heb ik de enqu??te op papier moeten afnemen. Als het computer lokaal niet gereserveerd was had ik d.m.v. een online enqu??te het ICT-component willen toepassen in mijn opdracht.
7.5.2 Hoe kijk je daar op terug?
Het is jammer dat ik niet de mogelijkheid heb gehad om de enqu??te online af te houden, het heeft me nu ook meer werk gekost om de antwoorden te vergelijken met elkaar. Een voordeel van de site www.suvermonkey.com is dat je alle uitslagen meteen in grafieken en tabellen te zien krijgt. Toch heeft het me niet belemmerd in mijn lessenreeks, ik heb het makkelijk kunnen oplossen door de enqu??te op papier af te nemen.
7.5.3 De wiki
Ik heb wel gekeken op de wiki van Beya & C??line, deze ging over leesvaardigheid. De meeste informatie kwam uit de boeken waarvan ik de literatuur zelf ook al bestudeerd heb. Veel toevoeging heeft deze wiki dus niet gehad voor mij.
7.6 TVO
7.6.1 Hoe heb ik TVO ge??ntegreerd in mijn opdracht?
M.b.t. mijn opdracht heb ik TVO op de volgende manieren ge??ntegreerd:
– Ik heb teksten aangeboden die passen bij de voorkennis van de leerlingen.
– Ik heb gezorgd voor interactie met de klas, op zowel het gebied van de inhoud van de tekst als op gebied van theoretische begrippen als ‘leesstrategie??n’. Ik heb telkens geprobeerd om zoveel mogelijk informatie vanuit de leerlingen te laten komen.
– Tijdens de lessen was sprake van veel interactie, zowel tussen mij en de leerlingen als tussen de leerlingen zelf. Door ze in groepjes te laten werken gingen ze met elkaar in discussie.
– Ook heb ik mijn lesdoelen duidelijk gemaakt aan de leerlingen door ze telkens voor bij te laten komen in de powerpoint.
Ik heb niet alle punten van TVO in mijn ontwerpopdracht kunnen integreren:
– Bij TVO wordt aangeraden om de actualiteit te gebruiken, dit heb ik niet gedaan. Puur omdat ik een product wil maken dat voor meerdere schooljaren bruikbaar zal blijven. Een onderwerp dat op dit moment actueel is is over een jaar niet meer actueel. Daarom heb ik voor wat meer algemene teksten gekozen zodat het eindproduct bruikbaar blijft.
– Hetgeen ik ook niet veel gedaan heb is doeltaal=voertaal. Hier let ik normaal wel veel meer op maar ik vond het lastig om dit binnen leesvaardigheid te integreren. Het doel was om de leerlingen te trainen op leesstrategie??n, ik heb er bewust voor gekozen om dit niet in het Frans te doen. De leerlingen hebben nauwelijks tot niet geleerd wat leesstrategie??n zijn en als ik dat ook nog in het Frans ga doen zal dit het leerrendement van de leerlingen niet ten goede komen. Ik vond het belangrijker dat ze de stof begrepen dan of ze het in het Frans konden verwoorden/verstaan.
7.6.2 Hoe kijk je daar op terug?
Ik vond het interessant om wat meer te weten te komen over TVO. In het begin wist ik totaal niet wat het inhield maar door theorie te lezen kon ik er een beeld van vormen en toen ik zelf toepaste in mijn lessen begreep ik het helemaal. Wat me opviel is dat ik onbewust toch veel TVO aspecten toepas in mijn lesgeven zonder dat ik het zelf eigenlijk in de gaten heb. Nu ben ik me daar bewust van en kan ik er ook verder aan werken. Graag zou ik bijvoorbeeld wat meer doeltaal=voertaal willen gebruiken, automatisch ga ik vaak over naar het Nederlands terwijl ik toch veel meer Frans zou willen spreken.
8 Evaluatie en reflectie leerdoelen algemeen
8.3.1 Zijn de leerdoelen van de module behaald? Hieronder staan enkele belangrijke leerdoelen beschreven, er wordt aangegeven waarom ik ze wel of niet behaald hebt.
‘ Onderkent het belang van een krachtige leeromgeving, is zich bewust van de rol van taal in het leren, heeft daarbij oog voor talige en culturele verschillen tussen leerlingen en beschikt over kennis van de didactiek om te kunnen werken aan de uitbreiding van de taalvaardigheid van de leerlingen.
Dit vind ik een ontzettend belangrijk leerdoel omdat je als docent op de hoogte moet zijn van zowel de talige kant van het vak Frans als de kennis van de didactiek. Zonder dit kun je niet werken aan de uitbreiding van de taalvaardigheid van de leerlingen. Dit leerdoel heb ik behaald: Door dit OVO project heb ik meer kennis gekregen over de didactiek m.b.t. leesvaardigheid. Door de vergaarde theorie ??n het opzetten van een eigen lessenreeks en de inhoud daarvan heb ik veel geleerd. Daarnaast hield ik voor mezelf en voor de leerlingen het doel van deze lessenreeks voor ogen, zo zorgde ik ervoor dat we beiden gemotiveerd bleven en mijn lessen succesvol zijn afgerond.
‘ Heeft kennis van maatschappelijke en educatieve ontwikkelingen op het gebied van ICT.
In het begin van de lessen was ik een beetje huiverig voor het hele ICT-gebeuren. Ik snap dat het onderdeel ICT motiverend kan zijn voor leerlingen aangezien ze opgroeien in een beeldcultuur maar juist daarom was ik huiverig, ik was namelijk bang dat we juist t??veel ICT zouden gaan krijgen. Toch is dit doel wel behaald: Door het ICT aspect binnen OVO heb ik wel geleerd wat het belang ervan kan zijn, ik ben namelijk in gesprek gegaan op school en heb daardoor wel meer inzicht gekregen over het belang van ICT. Op Trevianum hebben ze namelijk een ‘life sciencestroom’ voor leerlingen die een bovengemiddelde interesse hebben voor ICT, deze stroom sluit dan perfect aan bij zulke leerlingen. Daarnaast vond ik het zelf ook fijn om met powerpoint te werken, daardoor kun je systematisch en helder informatie overbrengen.
‘ Past in zijn ontwerp en uitvoering verschillende werkvormen toe.
Dit doel is behaald. Ik wilde hier ook op letten aangezien ik ook als feedback heb gekregen om eens wat meer te wisselen in werkvormen. Daarom heb ik gekozen voor werkvormen als: individueel, tweetallen en groepswerk.
‘ Kan feedback geven en ontvangen op de ontwerpopdracht van medestudenten en op basis van feedback en reflectie het eigen ontwerp bijstellen;
Ook dit doel is behaald, ik heb vaak overlegd met medestudenten over onze OVO projecten en zo nu en dan ook om tips gevraagd. In het begin had ik dit wat meer nodig omdat ik door de bomen het bos niet meer zag maar toen ik eenmaal op weg was kon ik op eigen benen staan. Ook heb ik goed gekeken naar de feedback van mevrouw Guillois, deze heb ik dan ook verwerkt in mijn verslagen.
8.3.2 Doelen die ik niet helemaal heb kunnen behalen.
‘ Weet aansprekend en effectief leermateriaal (waaronder ICT-materiaal) te selecteren, aan te passen en/of te ontwikkelen
Ik heb wel degelijk aansprekend en effectief leermateriaal kunnen ontwikkelen, maar dit doel is niet helemaal gehaald aangezien ik, zoals reeds omschreven, geen ICT-materiaal heb kunnen ontwikkelen.
‘ Kan constructief samenwerken in een ontwerpteam onder begeleiding.
Dit doel is ook niet helemaal behaald, ik heb wel degelijk begeleiding gehad tijdens mijn OVO lessen maar ik was vrij om mijn ontwerpmodel vorm te geven. Ik heb dus niet samengewerkt met een ontwerpteam maar kon wel altijd terecht bij mijn begeleider.
8.3.3 Mijn persoonlijke leerdoelen. Zijn ze wel/niet behaald? Waarom wel/niet?
‘ Ik wil in deze periode gebruik maken van verschillende didactische werkvormen om mijn lessen interessanter te maken voor de leerlingen.
Dit doel is wel zeker behaald, ik heb tijdens de lessen verschillende werkvormen toegepast, de leerlingen hebben in verschillende settingen aan de opdrachten gewerkt. Doordat hierin werd afgewisseld bleef het interessant voor de leerlingen, ze kregen ook ruimte om zelf inbreng te geven en te discussi??ren met klasgenoten.
‘ Ik kan betekenisvolle teksten aanbieden die aansluiten bij de voorkennis van de leerlingen.
Ook dit leerdoel is gehaald, de teksten die ik uitgezocht heb zijn teksten die betrekking hebben op onderwerpen op gebied van algemene kennis. De voorkennis van de leerlingen werd dus aangewakkerd en ze hadden de ruimte om deze op papier te zetten en te delen met de klas (tijdens het bespreken).
‘ Ik kan mijn ontwerpmodel concreet toepassen op mijn OVO ontwerp. Ik vind het soms moeilijk om concreet te zijn maar aan de hand van de HOT regels en de criteria daarvan wil ik zo concreet mogelijk mijn ontwerp doorlopen.
Helaas heb ik dit doel niet helemaal kunnen behalen omdat ik niet bewust stil heb gestaan bij het ontwerpmodel (HOT regels). Toch heb ik geprobeerd, en ook geleerd om concreter te schrijven. Zo is het voor mezelf ook duidelijker en overzichtelijker geworden. Ondanks dat ik de HOT regels niet heb gebruikt, heb ik wel structuur in mijn lessen gebracht. De opzet van mijn lessen waren over het algemeen hetzelfde.
9 Je mening over het onderdeel OVO
9.3.1 Heeft deze module bijgedragen aan je professionaliteit? Op welke manier?
In het begin snapte ik niet wat de bedoeling van het vak OVO was. Ondanks dat mijn moed op een gegeven moment in mijn schoenen was gezakt heb ik wel het idee dat dit project heeft bijgedragen aan mijn professionaliteit. Door literatuuronderzoek en het opzetten van mijn lessenreeks ben ik veel meer te weten gekomen over leesstrategie??n en hoe leerlingen naar een tekst (in een vreemde taal) kijken. Een andere reden is dat ik nu eens helemaal los ben gekomen van de leergang. Ik wil graag wat meer lessen geven die losgekoppeld van de leergang zijn, omdat er eigenlijk niks anders gedaan wordt dan de leergang doorlopen omdat er een bepaalde planning gevolgd moet worden. Door dit project ben ik daar eens helemaal los van gekomen en heb ik gezien dat leerlingen ook h’?l veel leren z??nder een leergang.
Ook heb ik geleerd dat ik niet zo snel mijn hoofd moet laten hangen en het moet opgeven, doorzettingsvermogen blijft belangrijk en uiteindelijk heb ik toch bereikt wat ik wilde bereiken, ook al leek dat aan het begin van de rit nog onmogelijk.
9.3.2 Heb je tips en tops naar ons toe?
In het algemeen vind ik het vak OVO een mooi initiatief. Dankzij het format wist ik (aan het eind) ook precies waar ik aan moest voldoen. Het format is erg duidelijk, een top!
Een tip is misschien dat de communicatie in het vervolg wat helderder kan, het heeft voor mij heel lang geduurd voordat ik inzag wat de bedoeling is. Misschien kan hier wat meer structuur in worden gebracht in de eerste lessen.
De opzet vond ik in het begin erg onduidelijk, het eindformat daarentegen vond ik erg duidelijk.
Bijlagen
Bijlage 1: Leerlingenmateriaal
Bijlage 2: Docentenhandleiding
Bijlage 3: Beoordeling SPD
Bijlage 4: Uitslag startenqu??te
BIJLAGE 1
LEERLINGENMATERIAAL
Enqu??te
1. Wat doe je als eerste als je een Franse tekst gaat lezen?
Niks, meteen beginnen met lezen
Eerst kijken naar de titel en plaatjes
Moeilijke woorden opzoeken
Overig (geef nadere toelichting)
2. Hoeveel weet je over leesstrategie??n?
Helemaal niks
Ik heb er wel eens van gehoord maar weet niet (meer) wat het precies inhoudt
Ik heb het al uitgebreid gehad op school
3. Welke leesstrategie??n zijn er volgens jou?
(Als je er geen weet schrijf dan ‘weet ik niet’)
4. Lijkt het je nuttig om meer te weten te komen over leesstrategie??n?
Ja want, _____________________________________________________________________
Nee want, __________________________________________________________________
5. Vind je dat er voldoende geoefend wordt met leesteksten? (bij het vak Frans)
6. Ja, er wordt voldoende geoefend
Nee, er wordt te weinig geoefend
Nee, er wordt te veel geoefend
Aantekeningen les 1 : Voorspellen
____________________________________________________________________________
____________________________________________________________________________
____________________________________________________________________________
____________________________________________________________________________
____________________________________________________________________________
____________________________________________________________________________
____________________________________________________________________________
____________________________________________________________________________
____________________________________________________________________________
____________________________________________________________________________
____________________________________________________________________________
____________________________________________________________________________
____________________________________________________________________________
____________________________________________________________________________
____________________________________________________________________________
____________________________________________________________________________
Tekst 1
La Saint-Valentin, la f??te des amoureux
(1) Tu as remarqu’
Chaque ann??e, le 14 f??vrier, les gens qui s’aiment s’offrent des cadeaux ou se retrouvent pour d??ner en t??te-??-t??te (avec chandelles, c’est plus romanti-que!), les vitrines des magasins sont plein de rose et de rouge. Partout on voit des petits c??urs’ Bref, c’est la Saint-Valentin!
(2) Mais qui ??tait donc ce Valentin?
Etait-ce un amoureux c??l??bre? Un petit ange qui tire ses fl??ches dans les c??urs, comme Cupidon? Eh non! Valentin ??tait’ un pr??tre! Il vivait au 3e si??cle ?? Rome. En ces temps-l??, l’empereur interdisait ?? ses soldats de se marier parce que l’amour et la guerre n’allaient pas bien ensemble. Mais un jour, Valentin avait d??cid?? de d??sob??ir ?? l’empereur et de marier en secret les jeunes soldats et leurs fianc??es. On a jet?? Valentin en prison et on lui a coup?? la t??te. Depuis, on le consid??re comme le protecteur des amoureux.
(ThiemeMeulenhoff, oefenen , 2011)
(3) L’amour, un jour
Depuis qu’elle est devenue la f??te officielle des amoureux (d’abord en 1849 aux Etats-Unis, puis tr??s vite en Europe), la Saint-Valentin a chang?? en une sorte de No??l pour tous ceux qui s’aiment. Ce jour-l??, filles et gar??ons s’envoient des cartes, des mots doux, des SMS’ Et du c??t?? des commer-??ants, on est bien content, car beau-coup de gens ach??tent des bouquets de roses, des parfums, des chocolats ou des bijoux. Il est m??me souvent difficile de trouver une table au restaurant le soir du 14 f??vrier!
(4) Le monde entier dit ‘I love you’
La f??te de Saint-Valentin est aujourd’hui f??t??e presque partout dans le monde, d’Am??rique jusqu’en Chine, mais avec des diff??rences pour chaque pays. Par exemple, en Finlande, cette journ??e est avant tout celle de l’amiti??. En Slov??nie, la tradition veut qu’on plante des arbres. Dans certains coll??ges am??ricains, les ??l??ves doivent envoyer une gentille carte ?? chacun de leurs camarades de classe. Les plus originaux restent les Japonais: le 14 f??vrier, ce sont les filles qui doivent offrir du chocolat noir aux gar??ons. Un mois plus tard, le 14 mars, ces messieurs leur font cadeau de chocolat blanc pour le ‘White day’.
Opdracht 1.
Lees de titel en bekijk het plaatje.
Wat zou het onderwerp van deze tekst kunnen zijn volgens jou?
___________________________________________________________________
Opdracht 2.
Wat zou dit voor een tekstsoort kunnen zijn volgens jou? (bijv. betoog, activeren, informatief etc.)
___________________________________________________________________
Opdracht 3.
Wat weet je al over het onderwerp ?
Schrijf in de cirkel het antwoord van opdracht 1, laat aan de hand van een woordspin zien wat je al van het onderwerp af weet.
Opdracht 4:
Lees nu de tussenkopjes.
1. Waar zou het eerste tussenkopje over kunnen gaan? (Tu as remarqu’)
__________________________________________________________________
2. Waar zou het tweede tussenkopje over kunnen gaan? (Mais qui ??tait donc ce Valentin?)
__________________________________________________________________
3. Waar zou het derde tussenkopje over kunnen gaan ? (L’amour, un jour)
__________________________________________________________________
4. Waar zou het vierde tussenkopje over kunnen gaan ? (Le monde entier dit ‘I love you’)
__________________________________________________________________
??Lees nu de tekst aandachtig door??
Opdracht 5:
Je hebt de tekst nu gelezen, komt de inhoud van de tekst overeen met hetgeen je voorspeld had?
Ja/nee want, _________________________________________________________
___________________________________________________________________
___________________________________________________________________
Vocabulaire
Je hebt nu de tekst doorgenomen ende moeilijke woorden gemarkeerd. Zoek de vertalingen op van deze woorden en noteer ze in onderstaand schema:
Frans Nederlands
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
Questions
1. Qu’est-ce qu’on explique au premier alin??a?
A Comment on f??te la Saint-Valentin.
B Depuis quand on f??te la Saint-Valentin.
C Pourquoi on f??te la Saint-Valentin.
2. Geef van elk van de onderstaande beweringen aan of deze juist is of onjuist volgens de 2e alinea. Omcirkel juist of onjuist.
1 Valentijn was een priester die eeuwen geleden in Rome leefde.
Juist/onjuist
2 De Romeinse keizer had Valentijn verboden te trouwen met zijn grote liefde.
Juist/onjuist
3 Valentijn belandde in de gevangenis omdat hij weigerde het leger in te gaan.
Juist/onjuist
3. Qu’est-ce qui est vrai selon le 3e alin??a?
A Aux Etats-Unis la Saint-Valentin est plus populaire que No??l.
B La Saint-Valentin est d’origine une f??te europ??enne.
C La Saint-Valentin est un jour de f??te important pour les amoureux.
D Les filles s’int??ressent plus ?? la Saint-Valentin que les gar??ons.
4. Geef van elk van de onderstaande beweringen aan of deze juist is of onjuist volgens de 4e alinea. Omcirkel juist of onjuist.
1 Valentijnsdag wordt wereldwijd gevierd, maar niet overal op dezelfde manier.
Juist/onjuist
2 In China wordt er helemaal niets aan Valentijnsdag gedaan.
Juist/onjuist
3 In Japan wordt Valentijnsdag niet op 14 februari gevierd maar op 14 maart.
Juist/onjuist
Tekst 2
C’??tait son premier triomphe dans la mode. Apr??s elle voulait cr??er des v??tements. C’est l?? qu’elle s’est lanc??e dans la marque Chanel. Elle aimait cr??er des v??tements simples avec des mati??res souples. Mais ce qui ??tait vraiment spectaculaire, c’est qu’elle a lanc?? la mode du pantalon pour les femmes. C’??tait un changement important ?? une ??poque o?? les femmes portaient seulement des robes et des jupes.
Un jour, elle a rencontr?? Etienne Balsan, son prince charmant. C’??tait un homme tr??s riche. Malheureusement, il n’??tait pas question que Coco se marie avec son grand amour, car elle venait d’un milieu tr??s pauvre. Elle n’avait pas le droit de se montrer aux soir??es de gala, alors elle passait son temps ?? observer les femmes habill??es de belles robes et de grands chapeaux. Elles l’ont inspir??e ?? devenir cr??atrice de chapeaux. Ses chapeaux ??taient simples, mais tr??s ??l??gants, et elle a eu beaucoup de succ??s.
Coco ??tait tr??s fi??re de sa ligne de v??tements, donc elle a d??cid?? de vendre ses cr??ations tr??s cher! Et elle avait raison! Son nom est devenu une marque c??l??bre dans le monde entier. La mode est toujours rest??e sa grande passion. Finalement, elle a travaill?? jusqu’?? 88 ans! M??me aujourd’hui, 40 ans apr??s sa mort, Chanel est toujours une marque de classe.
Coco n’??tait pas son vrai pr??nom. Elle s’appelait Gabrielle Chanel. On lui a donn?? ce surnom quand elle chantait ‘Qui a vu Coco dans l’Trocad??ro’? dans une bo??te de nuit. Avec cette chanson, elle a eu son petit succ??s. Mais le succ??s n’a pas dur?? longtemps. Alors, ?? 23 ans, Coco a commenc?? ?? travailler comme couturi??re. Elle ??tait jeune et elle n’avait pas d’argent.
Aantekeningen les 2 : Structureren
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
_________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
Tekst 2
Structureren ‘ Opdrachten
Opdracht 1:
We gaan klassikaal een hoofdzaak + bijzaak uit elke alinea halen.
Alinea Hoofdzaak Bijzaak
1
2
3
4
Opdracht 2:
1: Je hebt een tekst in stukken aangeboden gekregen. De bedoeling is dat je met je groepje overlegt en samen tot de goede volgorde van de hele tekst komt.
2: Markeer daarnaast van elk ‘(puzzel) stukje (alinea)’ de zin waardoor je te weten bent gekomen op welke plek het stukje hoort.
3: Bedenk vervolgens met je groepje een titel voor de tekst:
Titel:________________________________________________________
??Lees nu de tekst nog eens aandachtig door
en markeer de moeilijke woorden??
Opdracht 3:
Wat is volgens jou de hoofdgedachte van de tekst?
_____________________________________________
Vocabulaire
Je hebt nu de tekst doorgenomen ende moeilijke woorden gemarkeerd. Zoek de vertalingen op van deze woorden en noteer ze in onderstaand schema:
Frans Nederlands
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
Questions
1. Qu’est-ce qui est vrai d’apr??s le premier alin??a? Coco Chanel :
A a combin?? le travail de couturi??re avec celui de chanteuse.
B a ??t?? chanteuse pendant une p??riode assez courte.
C a gagn?? tr??s vite beaucoup d’argent comme couturi??re.
D a travaill?? comme couturi??re pendant plus de 20 ans.
2. Geef van elk van de onderstaande beweringen aan of deze wel of niet wordt genoemd in de 2e alinea.
1 Rijke vrouwen vonden de hoeden van Coco niet zo mooi.
Wel/Niet
2 Coco kon niet trouwen met haar geliefde Etienne Balsan.
Wel/Niet
3 Coco heeft het vak van modeontwerpster van Etienne Balsan geleerd.
Wel/Niet
3. Als ontwerpster van dameskleding heeft Coco Chanel voor een belangrijke
verandering gezorgd.
”Schrijf op van welke ingrijpende verandering er sprake is volgens de 3e
alinea.
____________________________________________________________
____________________________________________________________
4. Qu’est-ce qui est vrai d’apr??s le dernier alin??a?
A Coco Chanel est devenue c??l??bre presque partout.
B Coco Chanel portait chaque jour ses propres cr??ations.
C La marque Chanel est moins ch??re qu’il y a 40 ans.
D La marque Chanel n’est plus ?? la mode aujourd’hui.
Aantekeningen les 3 : Signaalwoorden
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
_________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
Signaalwoorden ‘ Opdrachten
Opdracht 1
Markeer in de volgende zinnen het signaalwoord. Het is mogelijk dat er meer signaalwoorden in 1 zin staan.
1. In pretpark Disneyland zijn veel attracties. Verder worden er grote shows gegeven. Daarnaast is Disneyland bekend om zijn grote parades met Disneyfiguren.
2. Mieke houdt niet van pretparken, maar haar broer Tim is er verzot op.
3. Mieke gaat niet in de achtbaan, want ze heeft hoogtevrees.
4. Mieke heeft erg lang in de draaimolen gezeten, daardoor is ze een beetje misselijk geworden.
5. Om niet uit de achtbaan te vallen, werd Tim goed vastgemaakt.
6. In Disneyland worden de attracties goed gecontroleerd. Zo moeten achtbanen dagelijks gecontroleerd worden.
7. Mieke wilt wel in de achtbaan, als Sam met haar meegaat.
8. Sam vindt achtbanen geweldig. Hij vindt dat net zoiets als vliegen.
9. Omdat Tim erg van pretparken houdt, vindt hij het dus niet leuk wanneer Mieke meegaat.
Opdracht 2
Je hebt in de vorige zinnen de signaalwoorden gemarkeerd. Zet ze in onderstaand schema en schrijf op wat deze signaalwoorden aangeven. Je kunt kiezen uit:
Conclusie / opsomming / reden / doel-middel / uitleg-toelichting / oorzaak-gevolg / voorwaarde / vergelijking / tegenstelling
Zin Signaalwoord Wat geeft het aan?
Zin 1
Zin 2
Zin 3
Zin 4
Zin 5
Zin 6
Zin 7
Zin 8
Zin 9
Connecteurs logiques / Signaalwoorden
?? cause de = vanwege
?? condition que = op voorwaarde dat ;anders niet
?? juste titre = terecht ;met reden
?? la fois = tegelijkertijd ;toch ook
?? l’aide de = met behulp van
?? moins que = tenzij ;mits
afin que = zo ;op die manier
ainsi = dus
alors = terwijl ;met tegenstelling
au contraire = daarentegen ;integendeel
au fond = eigenlijk
au lieu de = in plaats van
aussi = ook ;eveneens
aussi (aan het begin van de zin) = daarom ;dan ook
avec raison = terecht ;met reden
bien que = hoewel
bien s??r = natuurlijk ;vanzelfsprekend
bref = kortom
caus?? par = veroorzaakt door
c’est-??-dire = dat wil zeggen ;te weten
c’est le cas = dat is het geval
c’est pourquoi = daarom ;dat komt omdat
car = want ;omdat
cependant = toch ;echter ;evenwel
certainement = natuurlijk ;vanzelfsprekend
comme = zoals
comme si = alsof ;maar het is niet zo
d’abord = ten eerste
d’ailleurs = trouwens ;overigens
de cette fa??on = zo ;op die manier
de plus = bovendien ;daarenboven
de sorte que = zo … dat
d’un c??t?? …, d’autre c??t?? = enerzijds … anderzijds
d’une part …, d’autre part = enerzijds … anderzijds
donc = dus
effectivement = inderdaad
??galement = ook ;eveneens
en effet = inderdaad
en fait = in feite
en outre = bovendien ;daarenboven
en plus = bovendien ;ook nog
en r??sum?? = samenvattend
enfin = ten slotte ;uiteindelijk
ensuite = dan ;vervolgens
et = en
??videmment = natuurlijk ;vanzelfsprekend
finalement = ten slotte ;uiteindelijk
gr??ce ?? = dankzij
il est vrai que …, mais … = weliswaar …, maar …
mais = maar
malgr?? = ondanks
m??me = zelfs
naturellement = natuurlijk ;vanzelfsprekend
non seulement …, mais aussi = niet alleen .., maar ook
notamment = in het bijzonder ;vooral
or = welnu
par = door ;door middel van
par ailleurs = trouwens ;overigens
Tekst 3
Maxime, galop gagnant
A l’??ge de 27 ans, il monte des chevaux qui co??tent parfois des fortunes. Maxime Guyon est jockey. Quand il a 11 ans, ?? un stage de poney, on __________________ son talent. Alors, il quitte ses parents et son village _________________, pour aller ?? une ??cole sp??ciale pour les courses hippiques, pr??s de Chantilly. Etre en internat si jeune a ??t?? assez difficile pour lui.
Aujourd’hui, dans le petit __________________ des courses, on parle souvent de lui. Il para??t qu’il va devenir un des ‘grands’. Son ??cole l’a inscrit ?? la Course europ??enne des ??coles pour les courses hippiques. Depuis un an et demi, Maxime a eu vingt-sept __________________. Pas de tactique sp??ciale selon le terrain ou le cheval mont??: d’apr??s Maxime, tout se passe au feeling.
Etre jockey veut dire avoir une vie pleine de_________________. ??Chaque matin, je me l??ve ?? 5h30, raconte Maxime. Le matin, je m’occupe de l’entretien des boxes et j’entra??ne les chevaux. L’apr??s-midi, je fais plusieurs courses.??
Avec ses 49 kilos pour 1,55 m??tre, Maxime est un v??ritable ________________. ??Quand je me sens un peu lourd, je fais un jogging. J’ai de la chance compar?? ?? d’autres, qui doivent toujours faire attention ?? leur __________.??
Enfin, Maxime est assez r??aliste, il ne se laisse pas entra??ner par des r??ves de gloire sur les hippodromes du monde entier. ??Je pr??pare un brevet d’??tudes professionnelles agricoles. Si j’ai le malheur un jour d’avoir un ___________________, je pourrais toujours avoir un autre ____________________.??
Monde, job, accident, athl??te, poids d??couvre, victoires, discipline, natal
Tekst 3
Gebruik maken van redundantie ‘ Opdrachten
Opdracht 1
1. Je hebt zojuist tekst 3 gelezen, zoals je ziet zijn er hier en daar woorden die ontbreken. Het is aan jou om deze lege plekken in te vullen. Dit doe je door je eigen verstand te gebruiken, niet het woordenboek! Onderaan de tekst zie je dat er woorden staan gegeven, zet het juiste woord op de juiste plek! Je moet bij deze opdracht dus gebruik maken van je eigen kennis ??n naar de context kijken! Kom je er niet uit? Vraag dan hulp aan je buurman/vrouw, met z’n twee??n weet je immers meer dan alleen!
Opdracht 2
2. Je ziet dat de zin ‘Tout se passe au feeling’ onderstreept is. Lees de hele zin nog een keer en leg in eigen woorden uit wat dit onderstreepte betekent:
Tout se passe au feeling betekent: __________________________________
______________________________________________________________
??Lees nu de tekst nog eens aandachtig door
en markeer de moeilijke woorden??
Vocabulaire
Je hebt nu de tekst doorgenomen en de moeilijke woorden gemarkeerd. Zoek de vertalingen op van deze woorden en noteer ze in onderstaand schema:
Frans Nederlands
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
_________________________ ____________________________
Questions
1. ??A l’??ge ‘ pour lui.?? (lignes 1-10)
Qu’est-ce que l’auteur explique dans ces lignes?
A Comment Maxime est devenu jockey.
B Pourquoi la vie d’un jockey est tr??s dure.
C Pourquoi un jockey gagne beaucoup d’argent.
D Qu’il faut ??tre riche quand on veut devenir jockey.
2. ??on parle souvent de lui?? (ligne 12) Pourquoi?
A Il a un cheval extraordinaire.
B Il a une technique tr??s sp??ciale.
C Il a vraiment beaucoup de talent.
D Il se distingue par sa taille.
3. ??Etre jockey ‘ plusieurs courses.?? (lignes 21-27) Qu’est-ce que Maxime raconte dans ces lignes?
A Ce qu’il fait pendant la journ??e.
B Pourquoi il entra??ne les chevaux lui-m??me.
C Que la vie d’un jockey est parfois ennuyeuse.
D Qu’il a des difficult??s ?? se lever t??t le matin.
4. ??j’ai de la chance compar?? ?? d’autres?? (lignes 31-32) Pourquoi est-ce que Maxime trouve qu’il a de la chance?
A Il a toujours ??t?? fort en athl??tisme.
B Il est tr??s petit compar?? aux autres jockeys.
C Il p??se plus que la plupart des jockeys.
D Il peut garder son poids sans grands efforts.
Eind Enqu??te H3F
7. Wat kun je vertellen over de leesstrategie Voorspelvaardigheid?
________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
8. Wat kun je vertellen over de leesstrategie Structureren?
________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
9. Wat kun je vertellen over de leesstrategie raadvaardigheid?
________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
10. Wat kun je vertellen over signaalwoorden?
_______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
11. Wat doe je nu als eerste als je een Franse tekst gaat lezen?
Niks, meteen beginnen met lezen
Eerst kijken naar de titel en plaatjes
Moeilijke woorden opzoeken
Overig (geef nadere toelichting)
_____________________________________________________________________________
1. Hoe heb je de lessen van mw. Godec ervaren? LEG UIT!
_____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
2. Hebben de lessen bijgedragen in het verbeteren van je inzicht in teksten? Ja/Nee? Leg uit!!
_____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
3. Hoe vond je de uitleg? Leg uit!
_____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
4. Heb je nog TIPS voor mij? Wat had ik anders kunnen doen?
_____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
5. Heb je nog TOPS voor mij? Wat deed ik goed?
_____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
MERCI! ‘
BIJLAGE 2
DOCENTENHANDLEIDING
Docentenhandleiding
OVO ‘ leesstrategie??n
Voorwoord
Beste lezer,
Voor u ligt de docentenhandleiding die hoort bij de lessenreeks ‘leesstrategie??n’. Deze lessenreeks is gemaakt voor HAVO-3 leerlingen en neemt vier volle lessen en een lesgedeelte in beslag. Iedere les staan de leerdoelen, benodigdheden en planning uitgewerkt. Bijgevoegd is ook het antwoordmodel (per les). Na de inhoudsopgave volgt het dossier vanzelf.
Veel leesplezier!
Met vriendelijke groet,
Michelle Godec
April, 2014
Inhoudsopgave:
1. Les 1: Blz.
‘ Doelen Blz.
‘ Leerdoelen voor leerlingen Blz.
‘ Benodigdheden Blz.
‘ Planning Blz.
‘ Antwoordbladen Blz.
2. Les 2: Blz.
‘ Doelen Blz.
‘ Leerdoelen voor leerlingen Blz.
‘ Benodigdheden Blz.
‘ Planning Blz.
‘ Antwoordbladen Blz.
3. Les 3: Blz.
‘ Doelen Blz.
‘ Leerdoelen voor leerlingen Blz.
‘ Benodigdheden Blz.
‘ Planning Blz.
‘ Antwoordbladen Blz.
4. Les 4: Blz.
‘ Doelen Blz.
‘ Leerdoelen voor leerlingen Blz.
‘ Benodigdheden Blz.
‘ Planning Blz.
‘ Antwoordbladen Blz.
5. Les 5: Blz.
‘ Doelen Blz.
‘ Leerdoelen voor leerlingen Blz.
‘ Benodigdheden Blz.
‘ Planning Blz.
‘ Antwoordbladen Blz.
Les 1 (50 min):
Doelen:
1. Duidelijk maken wat de bedoeling is: In deze les wordt eerst weergegeven wat de bedoeling is van de lessenreeks. Wat gaan we doen? Waarom gaan we dit doen? Wanneer? Hoe?
Er wordt een duidelijke opzet weergegeven van het programma door middel van een Powerpoint (zie bijlage). Zodat de leerlingen weten waar ze aan toe zijn.
2. Een beeld krijgen van het startpunt van de leerlingen: Om een startpunt te kunnen bepalen wordt er een enqu??te afgenomen. Door de uitslagen te vergelijken kunt u zien waar de klas (gemiddeld) staat m.b.t. het onderwerp leesstrategie??n. De bedoeling is om na de lessenreeks nog een enqu??te af te nemen, op deze manier kunt u een vergelijking maken tussen het eindpunt en het startpunt, zo kunt u zien of er vooruitgang is geboekt.
3. Door middel van uitleg leerlingen aan het werk zetten: d.m.v. uitleg is het de bedoeling dat leerlingen leren wat de leesstrategie Voorspellen inhoudt. Deze uitleg komt terug in de opdracht die betrekking heeft op deze leesstrategie. Door de opdracht klassikaal te evalueren kunt u een indruk krijgen of de leesstrategie begrepen is.
Leerdoelen voor leerlingen:
– Leerlingen weten wat de bedoeling is van de komende 5 lessen.
– Leerlingen kunnen middels een enqu??te aangeven wat ze al weten.
– Leerlingen leren wat de leesstrategie Voorspellen is.
– Leerlingen kunnen de ‘theorie’ toepassen via de opdrachten en een leestekst.
Benodigdheden:
– Duidelijke powerpoint met informatie
– Enqu??te
– Lesmateriaal
Planning:
Antwoordbladen:
Een voorbeeld van een antwoordblad van een leerling.
Opdracht 1.
Lees de titel en bekijk het plaatje.
Wat zou het onderwerp van deze tekst kunnen zijn volgens jou?
Valentijnsdag
Opdracht 2.
Wat zou dit voor een tekstsoort kunnen zijn volgens jou? (bijv. betoog, activeren, informatief etc.)
Informatief
Opdracht 3.
Wat weet je al over het onderwerp ?
Schrijf in de cirkel het antwoord van opdracht 1, laat aan de hand van een woordspin zien wat je al van het onderwerp af weet.
` Liefde
Cadeautjes
Bloemen
Uiteten
14 februari Chocolade
Opdracht 4:
Lees nu de tussenkopjes.
1. Waar zou het eerste tussenkopje over kunnen gaan? (Tu as remarqu’)
Over Valentijnsdag in het algemeen. Waar het voor staat.
2. Waar zou het tweede tussenkopje over kunnen gaan? (Mais qui ??tait donc ce Valentin?)
Over degene die Valentijnsdag bedacht heeft, de oorsprong van Valentijnsdag.
3. Waar zou het derde tussenkopje over kunnen gaan ? (L’amour, un jour)
Hoe een Valentijnsdag eruitziet.
4. Waar zou het vierde tussenkopje over kunnen gaan ? (Le monde entier dit ‘I love you’)
Over Valentijnsdag in de rest van de wereld.
??Lees nu de tekst aandachtig door??
Opdracht 5:
Je hebt de tekst nu gelezen, komt de inhoud van de tekst overeen met hetgeen je voorspeld had?
Ja/nee want, de inhoud van de kopjes komt overeen met hetgeen dat ik van te voren voorspeld had. Door mijn eigen verstand te gebruiken wist ik dus al waar de tekst over zou gaan.
Questions
5. Qu’est-ce qu’on explique au premier alin??a?
D Comment on f??te la Saint-Valentin.
E Depuis quand on f??te la Saint-Valentin.
F Pourquoi on f??te la Saint-Valentin.
6. Geef van elk van de onderstaande beweringen aan of deze juist is of onjuist volgens de 2e alinea. Omcirkel juist of onjuist.
4 Valentijn was een priester die eeuwen geleden in Rome leefde.
Juist/onjuist
5 De Romeinse keizer had Valentijn verboden te trouwen met zijn grote liefde.
Juist/onjuist
6 Valentijn belandde in de gevangenis omdat hij weigerde het leger in te gaan.
Juist/onjuist
7. Qu’est-ce qui est vrai selon le 3e alin??a?
E Aux Etats-Unis la Saint-Valentin est plus populaire que No??l.
F La Saint-Valentin est d’origine une f??te europ??enne.
G La Saint-Valentin est un jour de f??te important pour les amoureux.
H Les filles s’int??ressent plus ?? la Saint-Valentin que les gar??ons.
8. Geef van elk van de onderstaande beweringen aan of deze juist is of onjuist volgens de 4e alinea. Omcirkel juist of onjuist.
4 Valentijnsdag wordt wereldwijd gevierd, maar niet overal op dezelfde manier.
Juist/onjuist
5 In China wordt er helemaal niets aan Valentijnsdag gedaan.
Juist/onjuist
6 In Japan wordt Valentijnsdag niet op 14 februari gevierd maar op 14 maart.
Juist/onjuist
Les 2 (50 min):
Leerdoelen voor leerlingen:
– Leerlingen leren wat structurerend lezen is en wat hiervan het doel is
– Leerlingen weten wat het verschil is tussen hoofd/bijzaken
– Leerlingen kunnen een hoofdgedachte formuleren
Benodigdheden:
– Duidelijke powerpoint met informatie
– Lesmateriaal
Planning:
Antwoordbladen:
Structureren ‘ Opdrachten
Opdracht 1:
We gaan klassikaal een hoofdzaak + bijzaak uit elke alinea halen.
Alinea Hoofdzaak Bijzaak
1 ‘coco’ pr??nom’
‘Dans’nuit’
2 ‘Et elle’. De succ??s’
‘ses chapeaux’tr??s ??l??gants’
3 ‘C’est qu’elle’les femmes’
‘Elle aimait’mati??res souples’
4 ‘Chanel est’de classe’
‘La mode’grande passion’
Opdracht 2:
1: Je hebt een tekst in stukken aangeboden gekregen. De bedoeling is dat je met je groepje overlegt en samen tot de goede volgorde van de hele tekst komt.
2: Markeer daarnaast van elk ‘(puzzel) stukje (alinea)’ de zin waardoor je te weten bent gekomen op welke plek het stukje hoort.
3: Bedenk vervolgens met je groepje een titel voor de tekst:
Titel: Coco chanel, la ‘Grande Mademoiselle’ de la mode.
Opdracht 3:
Wat is volgens jou de hoofdgedachte van de tekst?
Voorbeeld: Coco Chanel, die vroeger arm was, is uitgebloeid tot een succesvolle vrouw in de modewereld.
Questions
5. Qu’est-ce qui est vrai d’apr??s le premier alin??a? Coco Chanel :
E a combin?? le travail de couturi??re avec celui de chanteuse.
F a ??t?? chanteuse pendant une p??riode assez courte.
G a gagn?? tr??s vite beaucoup d’argent comme couturi??re.
H a travaill?? comme couturi??re pendant plus de 20 ans.
6. Geef van elk van de onderstaande beweringen aan of deze wel of niet wordt genoemd in de 2e alinea.
4 Rijke vrouwen vonden de hoeden van Coco niet zo mooi.
Wel/Niet
5 Coco kon niet trouwen met haar geliefde Etienne Balsan.
Wel/Niet
6 Coco heeft het vak van modeontwerpster van Etienne Balsan geleerd.
Wel/Niet
7. Als ontwerpster van dameskleding heeft Coco Chanel voor een belangrijke
verandering gezorgd.
”Schrijf op van welke ingrijpende verandering er sprake is volgens de 3e
alinea.
(lange) broeken/pantalons (voor vrouwen)
8. Qu’est-ce qui est vrai d’apr??s le dernier alin??a?
A Coco Chanel est devenue c??l??bre presque partout.
B Coco Chanel portait chaque jour ses propres cr??ations.
C La marque Chanel est moins ch??re qu’il y a 40 ans.
D La marque Chanel n’est plus ?? la mode aujourd’hui.
Les 3 (+/- 40 min):
Leerdoelen voor leerlingen:
(- Leerlingen kunnen een hoofdgedachte van de tekst weergeven.
– Leerlingen kunnen zelf een titel verzinnen bij een tekst.) (indien vorige les niet af gekregen)
– Leerlingen leren wat de functies van signaalwoorden zijn.
– Leerlingen kunnen d.m.v. de opdrachten aangeven welke functie bij welk signaalwoord hoort.
– Leerlingen leren welke signaalwoorden er zoal in het Frans bestaan.
Benodigdheden:
– Duidelijke powerpoint met informatie
– Lesmateriaal
Planning:
Antwoordbladen:
Signaalwoorden ‘ Opdrachten
Opdracht 1
Markeer in de volgende zinnen het signaalwoord. Het is mogelijk dat er meer signaalwoorden in 1 zin staan.
10. In pretpark Disneyland zijn veel attracties. Verder worden er grote shows gegeven. Daarnaast is Disneyland bekend om zijn grote parades met Disneyfiguren.
11. Mieke houdt niet van pretparken, maar haar broer Tim is er verzot op.
12. Mieke gaat niet in de achtbaan, want ze heeft hoogtevrees.
13. Mieke heeft erg lang in de draaimolen gezeten, daardoor is ze een beetje misselijk geworden.
14. Om niet uit de achtbaan te vallen, werd Tim goed vastgemaakt.
15. In Disneyland worden de attracties goed gecontroleerd. Zo moeten achtbanen dagelijks gecontroleerd worden.
16. Mieke wilt wel in de achtbaan, als Sam met haar meegaat.
17. Sam vindt achtbanen geweldig. Hij vindt dat net (zoiets als) vliegen.
18. Tim heeft veel gewandeld, hij is dus erg moe.
Opdracht 2
Je hebt in de vorige zinnen de signaalwoorden gemarkeerd. Zet ze in onderstaand schema en schrijf op wat deze signaalwoorden aangeven. Je kunt kiezen uit:
Conclusie / opsomming / reden / doel-middel / uitleg-toelichting / oorzaak-gevolg / voorwaarde / vergelijking / tegenstelling
Zin Signaalwoord Wat geeft het aan?
Zin 1 Verder, daarnaast Opsomming
Zin 2 Maar Tegenstelling
Zin 3 Want Reden/oorzaak-gevolg
Zin 4 Daardoor Oorzaak-gevolg
Zin 5 Om Doel-middel
Zin 6 Zo Uitleg-toelichting
Zin 7 Als Voorwaarde
Zin 8 Net (zoiets als) Vergelijking
Zin 9 Dus Conclusie/oorzaak-gevolg
Les 4 ( 50 min):
Leerdoelen voor leerlingen:
– Leerlingen doorzien de opbouw van de lessen
– Leerlingen leren wat raadvaardigheid inhoud
– Leerlingen kunnen d.m.v. een voorbeeld en de theorie de opdrachten maken
Benodigdheden:
– Duidelijke powerpoint met informatie
– Lesmateriaal
Planning:
Antwoordenbladen:
Tekst 3
Maxime, galop gagnant
A l’??ge de 27 ans, il monte des chevaux qui co??tent parfois des fortunes. Maxime Guyon est jockey. Quand il a 11 ans, ?? un stage de poney, on d??couvre son talent. Alors, il quitte ses parents et son village natal, pour aller ?? une ??cole sp??ciale pour les courses hippiques, pr??s de Chantilly. Etre en internat si jeune a ??t?? assez difficile pour lui.
Aujourd’hui, dans le petit monde des courses, on parle souvent de lui. Il para??t qu’il va devenir un des ‘grands’. Son ??cole l’a inscrit ?? la Course europ??enne des ??coles pour les courses hippiques. Depuis un an et demi, Maxime a eu vingt-sept victoires. Pas de tactique sp??ciale selon le terrain ou le cheval mont??: d’apr??s Maxime, tout se passe au feeling.
Etre jockey veut dire avoir une vie pleine de discipline. ??Chaque matin, je me l??ve ?? 5h30, raconte Maxime. Le matin, je m’occupe de l’entretien des boxes et j’entra??ne les chevaux. L’apr??s-midi, je fais plusieurs courses.??
Avec ses 49 kilos pour 1,55 m??tre, Maxime est un v??ritable athl??te. ??Quand je me sens un peu lourd, je fais un jogging. J’ai de la chance compar?? ?? d’autres, qui doivent toujours faire attention ?? leur poids.??
Enfin, Maxime est assez r??aliste, il ne se laisse pas entra??ner par des r??ves de gloire sur les hippodromes du monde entier. ??Je pr??pare un brevet d’??tudes professionnelles agricoles. Si j’ai le malheur un jour d’avoir un accident, je pourrais toujours avoir un autre job.??
Monde, job, accident, athl??te, poids d??couvre, victoires, discipline, natal
Tekst 3
Gebruik maken van redundantie ‘ Opdrachten
Opdracht 1
3. Je hebt zojuist tekst 3 gelezen, zoals je ziet zijn er hier en daar woorden die ontbreken. Het is aan jou om deze lege plekken in te vullen. Dit doe je door je eigen verstand te gebruiken, niet het woordenboek! Onderaan de tekst zie je dat er woorden staan gegeven, zet het juiste woord op de juiste plek! Je moet bij deze opdracht dus gebruik maken van je eigen kennis ??n naar de context kijken! Kom je er niet uit? Vraag dan hulp aan je buurman/vrouw, met z’n twee??n weet je immers meer dan alleen!
Opdracht 2
4. Je ziet dat de zin ‘Tout se passe au feeling’ onderstreept is. Lees de hele zin nog een keer en leg in eigen woorden uit wat dit onderstreepte betekent:
Tout se passe au feeling betekent: Alles gaat/gebeurt op gevoel.
Questions
5. ??A l’??ge ‘ pour lui.?? (lignes 1-10)
Qu’est-ce que l’auteur explique dans ces lignes?
A Comment Maxime est devenu jockey.
B Pourquoi la vie d’un jockey est tr??s dure.
C Pourquoi un jockey gagne beaucoup d’argent.
D Qu’il faut ??tre riche quand on veut devenir jockey.
6. ??on parle souvent de lui?? (ligne 12) Pourquoi?
E Il a un cheval extraordinaire.
F Il a une technique tr??s sp??ciale.
G Il a vraiment beaucoup de talent.
H Il se distingue par sa taille.
7. ??Etre jockey ‘ plusieurs courses.?? (lignes 21-27) Qu’est-ce que Maxime raconte dans ces lignes?
E Ce qu’il fait pendant la journ??e.
F Pourquoi il entra??ne les chevaux lui-m??me.
G Que la vie d’un jockey est parfois ennuyeuse.
H Qu’il a des difficult??s ?? se lever t??t le matin.
8. ??j’ai de la chance compar?? ?? d’autres?? (lignes 31-32) Pourquoi est-ce que Maxime trouve qu’il a de la chance?
D Il a toujours ??t?? fort en athl??tisme.
E Il est tr??s petit compar?? aux autres jockeys.
F Il p??se plus que la plupart des jockeys.
D Il peut garder son poids sans grands efforts.
Les 5 ( 10/15 min):
Leerdoelen voor leerlingen:
– Leerlingen kunnen middels een enqu??te aangeven wat ze hebben geleerd
– Leerlingen kunnen aangeven hoe ze de lessen hebben ervaren.
Benodigdheden:
– Enqu??te
Planning:
– 1 min ‘ instructie
– 10/15 min ‘ evaluatie zowel op papier als mondeling
Antwoordenbladen:
Eind Enqu??te H3F
12. Wat kun je vertellen over de leesstrategie Voorspelvaardigheid?
________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
13. Wat kun je vertellen over de leesstrategie Structureren?
________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
14. Wat kun je vertellen over de leesstrategie raadvaardigheid?
________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
15. Wat kun je vertellen over signaalwoorden?
_______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
16. Wat doe je nu als eerste als je een Franse tekst gaat lezen?
Niks, meteen beginnen met lezen
Eerst kijken naar de titel en plaatjes
Moeilijke woorden opzoeken
Overig (geef nadere toelichting)
_____________________________________________________________________________
1. Hoe heb je de lessen van mw. Godec ervaren? LEG UIT!
_____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
2. Hebben de lessen bijgedragen in het verbeteren van je inzicht in teksten? Ja/Nee? Leg uit!!
_____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
3. Hoe vond je de uitleg? Leg uit!
_____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
4. Heb je nog TIPS voor mij? Wat had ik anders kunnen doen?
_____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
5. Heb je nog TOPS voor mij? Wat deed ik goed?
_____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
MERCI! ‘
BIJLAGE 3
BEOORDELINGSFORMULIER
BIJLAGE 4
UITSLAG
STARTENQU??TE
Uitslag start enqu??te H3F
Conclusie:
Hetgeen ik uit de enqu??te kan concluderen: Ondanks dat veel leerlingen niet precies weten wat leesstrategie??n inhouden beginnen de meesten wel op de juiste manier wanneer ze een Franse tekst voor zich krijgen. De meesten kijken eerst naar de titel en plaatjes.
Wanneer ik naar vraag 3 kijk (open vraag, kon niet verwerkt worden in bovenstaande grafiek) kom ik tot de conclusie dat veel leerlingen wel kenmerken van bepaalde leesstrategie??n weten te noemen maar niemand kan een overkoepelend begrip noemen van een leesstrategie. Enkelen hebben ook ingevuld dat ze er geen een weten. Aan het eind van mijn lessen hoop ik te kunnen zien dat iedereen wat meer heeft geleerd over leesstrategie??n.
Op vraag 4 geeft het grootste gedeelte aan dat ze denken dat het nuttig is om wat meer te weten te komen over leesstrategie??n, vooral met het oog op de toekomst (eindexamens). De enkeling die invult dat het hem/haar niet nuttig schrijft wilt geen Frans kiezen of heeft niks met lezen.
De laatste vraag wordt wat verschillend ingevuld maar het grootste gedeelte (15 leerlingen) geeft aan dat er binnen de talen op Trevianum volgens hen te weinig wordt geoefend met leesstrategie??n, 7 leerlingen geven aan dat er volgens hen voldoende geoefend wordt.