Casus
Door de dalende inflatie en de angst voor deflatie, heeft de Europese Centrale Bank (ECB) besloten om nog meer geld in de economie te pompen, om zo de inflatie enigszins aan te wakker. Dit doet de ECB door onder andere het opkopen van staatsleningen. Banken zullen hierdoor meer geld in kas krijgen, met de gedachte dat zij ook meer geld zullen uitlenen aan burgers en bedrijven (tegen een lagere rente). Hierdoor krijgen burgers en bedrijven meer te besteden, waardoor zij ook meer aankopen zullen gaan doen en/of het geld investeren. Deze extra vraag moet de inflatie aanwakkeren, waardoor de prijzen uiteindelijk zullen gaan stijgen. De ECB is namelijk bang voor verdere deflatie en prijsdalingen, omdat dit ten eerste ervoor zorgt dat men aankopen uitstelt in de hoop voor verdere prijsdalingen, ten tweede is de ECB bang dat lonen zullen dalen en bedrijven minder investeren en als laatste kunnen mensen met schulden deze minder makkelijk aflossen.
Tegenstanders van dit beleid zeggen echter dat deze maatregelen niet zullen werken, omdat de druk op overheden op de economie van hun land te versterken hierdoor afneemt. Door de grote hoeveelheid geld in omloop dalen de rente en kan voor bijna 0% rente geleend worden. Verder heerst bij tegenstanders de angst dat de Noord-Europese belastingbetaler voor de geintje moet opdraaien en daardoor schade zal ondervinden. Als laatste stellen economen dat deze maatregelen van de ECB niet toereikend zijn om de inflatie te stimuleren en dat het in het verleden ook maar minimaal effect heeft gehad.
Utilitarisme
Bij de utilitaristische benadering zou je volgens Bentham naar pijn en plezier moeten kijken, de twee oppermachten. Hierbij staat centraal dat met een handeling maximaal nut of geluk voor zoveel mogelijk mensen behaald moet worden. Als de handeling meer geluk oplevert voor meer mensen dan pijn, wordt deze handeling als goed gezien.
Dit geluk en pijn kan volgens Bentham ook berekend worden via de zogenaamde hedonistische calculus (Terpstra en ten Bos, 2014, p.63).
In deze casus kan geluk worden gezien als de hoeveelheid geld die iemand in zijn bezit heeft. Hoe meer geld, hoe meer geluk iemand heeft. Hoe meer geld, hoe meer inflatie, des te beter de economie en hoe meer geluk.
Een andere maatstaf zou kunnen zijn: de druk op overheden. Als de druk op overheden groot is, zullen zij zo veel mogelijk proberen om de economie te verbeteren. Deze verbeterde economie kan dan als geluk worden gezien.
Als laatste kan ook de inflatie zelf worden bekeken. Als de inflatie het beoogde niveau bereikt, hebben de maatregelen nut en zal dit geluk opleveren. Een dalende inflatie levert pijn of ongeluk.
Van deze maatstaven is geld het makkelijkst te meten. Druk is moeilijk te meten en wanneer inflatie een beoogd peil heeft behaald, is ook heel subjectief. Geld is in dit geval dus de beste maatstaf.
Een nadeel van deze benadering is dat het om de meerderheid van de mensen gaat, waardoor een minderheid ernstig benadeeld kan worden, zonder dat de handeling als slecht wordt gezien. Als laatste zijn er bepaalde kwesties waar pijn en plezier niet toereikend zijn als maatstaven.
Plichtethiek
De plichtethiek gaat ervanuit dat een handeling als goed wordt gezien, als degene die de handeling uitvoert, zijn plicht doet. Ondanks het doel dat ermee wordt bereikt. Een plicht is een regel waaraan men zich behoort te houden, ongeacht de omstandigheden waarin men handelt of het doel dat men nastreeft. Kant is van mening dat ethiek algemeen en objectief moet zijn, iets dat voor iedereen geldt. Hij gaat hierbij uit van het categorisch imperatief. Dit imperatief gaat er min of meer vanuit dat men moet handelen, zoals hij ook behandeld wil worden. De mens probeert met zijn rede zelf wetten en regels te maken om die vervolgens overal op te kunnen toepassen.
Autonomie is dus volgens Kant zeer belangrijk, niet alleen voor jezelf, maar ook voor andere, je mag men namelijk nooit als een middel gebruiken. Het is belangrijk dat men zijn rede gebruikt en zich niet laat leiden door emoties. Kant gaat uit van een objectief categorisch imperatief. Bentham gaat meer uit van een hypothetisch imperatief (een als dan situatie).
In deze casus is het de plicht van de overheid en de ECB om de economie op peil te houden. De burger heeft recht op geld en een goed lopende economie.
Volgens de plichtethiek zou de ECB dus haar plicht doen en de handeling is dan dus goed.
De overheid heeft echter ook de plicht om de economie te stimuleren, maar door het handelen van de ECB verminderd de druk op de overheid, waardoor zij haar plicht misschien niet zal nakomen.
Als naar het handelen van de ECB wordt gekeken, is dat dus goed, omdat zij haar plicht nakomt.
Deugdenethiek
Volgens Aristoteles, de grootste voorstander van de deugdenethiek, moet je deugdzaamheid ontwikkelen. Voortreffelijkheid van karakter moet worden verworven door gewoonte en door constant het midden op te zoeken. Aristoteles stelt dat deugd teloor kan gaan door een teveel of een tekort aan iets, zoek altijd het midden op tussen twee extremen. Dit is een goede benadering als bepaalde zaken vaker voorkomen, maar is dit niet het geval, dan kan de deugdenethiek voor problemen zorgen. Men is namelijk niet deugdzaam als zij 1 deugdzame handeling uitvoert. Het moet een herhaald worden. Ook is het soms moeilijk, zoals in deze casus, om het midden van iets op te zoeken. De twee extremen van de ECB zijn: veel geld in de economie pompen of geen geld in de economie steken. Volgens de deugdenethiek moet de ECB tussen deze twee inzitten. Het risico is echter dat de stimuleringsmaatregelen dan niet hun gewenste resultaat bereiken, omdat er net te weinig geld is. Het geld is dan eigenlijk weggegooid, omdat er geen resultaten worden bereikt. Het is dus moeilijk om deze casus vanuit de deugdenethiek te bekijken. Het midden is in dit geval wel te bepalen, maar of het midden hier het beste is, is te betwijfelen. De ECB kan namelijk beter wat meer geld besteden en de resultaten bereiken, dan minder geld besteden en helemaal niets bereiken.
Pijn & genot
Elke benadering brengt voor andere mensen voordelen en nadelen met zich mee. Deze voor – en nadelen worden in veel ethische benadering gezien als respectievelijk pijn en genot. Elke benadering heeft een andere opvatting over pijn en genot die een handeling met zich meebrengt.
Dus, het maakt niet uit volgens welke ethiek de ECB handelt, er is altijd sprake van pijn en genot voor de mensen waar de handeling betrekking op heeft.
Bij het utilitarisme van Bentham zijn pijn en genot soevereine meesters, de oppermachten waar de mens rekening mee moet houden. Pijn en genot staan in het handelen volgens utilitarisme centraal. Handelt de ECB bijv. vanuit het utilitarisme, dan zal er genot optreden voor banken, omdat zij goedkoop geld kunnen lenen. Voor andere mensen ontstaat er pijn, omdat zij de dupe worden van het grote aanbod van geld. Volgens Bentham moet dan worden berekend of de handeling het meeste genot of pijn met zich meebrengt en of deze handeling dus moet worden uitgevoerd.
In de plichtsethiek van Kant spelen pijn en genot echter geen rol. Het gaat er niet om wat een individu vindt, het gaat om het algemeen. Een handeling is goed als deze een vanuit een plicht is en kan worden gezien als een algemene wetmatigheid. Is dit niet het geval, dan is de handeling niet juist en moet deze volgens Kant dus niet worden gemaakt.
Ook bij de deugdenethiek van Aristoteles spelen pijn en genot een rol, maar deze is niet zo groot als de rol die pijn en genot spelen bij het utilitarisme.
Bij de deugdenethiek bepalen pijn en genot of iemand een deugd eigen heeft gemaakt. Pijn en genot zijn hier niet de leidraad, zoals bij het utilitarisme, maar ze zijn het gevolg van een handeling.
Een deugdzame handeling brengt genot of plezier met zich mee. Een ondeugdzame handeling brengt pijn of onprettige gevoelens teweeg. Een deugdzame handeling is dus prettig en een ondeugdzame is onplezierig.
Terugblik op de casus
Het is lastig om te stellen welke benadering het best bij deze casus past, omdat alle benaderingen hun voor – en nadelen hebben. Eén benadering valt mijns inzien in ieder geval af, dat is de deugdenethiek. Het punt dat men een deugdzaam karakter moet hebben en moet proberen het midden op te zoeken, is een zeer goed punt, maar niet van toepassing op deze casus. Zoals al eerder is uitgelegd, hoeft bij deze casus het midden niet goed te zijn en kan dat zelfs nadelig uitpakken.
Het utilitarisme van Bentham vind ik voor deze casus te oppervlakkig. Het houdt alleen rekening met pijn en genot voor het merendeel van de mens. Dit houdt dus in dat de handeling die de ECB uitvoert voor de meeste mensen genot moet brengen en pijn moet wegnemen. Hier zit wel een kern van waarheid in, maar zoals al eerder genoemd kan een minderheid hierdoor ernstig worden benadeeld. Deze minderheid krijgt in het utilitarisme geen stem en dat vind ik niet goed.
Volgens mij past de plichtsethiek van Kant het beste bij deze benadering. De ECB en de overheden moet handelen volgens hun plicht. In dit geval is dat het versterken van de economie. Hierbij moet rekening worden gehouden met, zoals Kant dat noemt, het categorisch imperatief. Handel zo alsof de maxime van je handelen door je wil tot algemene natuurwet zou moeten worden.
Dit is heel objectief, voor iedereen geldend en de gemeenschap in zijn geheel staat centraal.
Als de overheden en de ECB vanuit hun plicht handelen én handelen zoals zij ook behandeld willen worden, handelen zei goed. Dit is het best van toepassing op deze casus, omdat dan de voordelen van de stimuleringsmaatregelen het beste naar voren kunnen komen en zo min mogelijk mensen hier nadelen van ondervinden. Het beste is dus als de ECB in haar handelen de plichtsethiek van Kant volgt, omdat zij dan de beste keuzes voor de gemeenschap én voor zichzelf zullen maken, omdat, als zij juist handelen, hun handelen een algemene natuurwet zou moeten worden.