De val van de Sovjet-Unie markeerde een begin en een eind in de geschiedenis. Er kwam een einde aan de verdeling van de wereld in twee machtblokken. De voormalige landen van de Sovjet-Unie kregen meer vrijheid en werden blootgesteld aan de westerse normen en waarden, maar kampten tegelijkertijd met economisch achteruitgang. De communistische ideologie bood geen economische vooruitgang en het moderniseringsproces lag daardoor ver achter bij het westen, gezien het ongunstige klimaat voor innovatie. Het communisme bleek een niet-werkende regeringsvorm, maar welke bood een voldoende alternatief? De ideologie van de ‘winnaar’, de democratie. Jarle Simensen, een Noorse historicus aan de Universiteit van Oslo, ziet een parallel tussen het ontstaan van nieuwe democratie??n en het jaar 1989, de val van de Sovjet-Unie. Hij stelt dat de democratiseringsprocessen rond 1989 alleen volledig begrepen kunnen worden tegen een achtergrond van mondiale systematische en normatieve integratie. Robert W. Strayer, wereldhistoricus aan de Universiteit van Wisconsin, poneert drie invalshoeken voor het plaatsen van de val van de Sovjet-Unie in een wereldhistorische context: het bestuderen van de externe oorsprong, de mondiale betekenis en het comparatieve perspectief. Biedt een mondiaal perspectief op de democratiseringsprocessen rond 1989 een afdoende verklaringsmodel?
Het begrip de ‘third wave of democratization in the modern era’, voor het eerst gebruikt door Samuel Huntington , wordt door zowel Simensen als Strayer geanalyseerd. Volgens Jarle Simensen moet dit begrip worden opgebroken. Het democratiseringsproces verschilde in ritme en chronologie van de door Huntington beschreven ‘Third Wave’. Ook de vorm van politieke overgang varieerde. Weliswaar waren het overgangen van een autoritair regime naar een democratie, maar de autoritaire vertrekpunten waren divers. Voorbeelden zijn het ‘?npartijsysteem, een militair regime en een persoonlijke dictatuur. Echter moet er ook onderscheid gemaakt worden tussen de uitkomsten van de democratie??n, omdat er vele vormen van democratie zijn. Simensen maakt een tweedeling tussen de gemilitariseerde en autoritaire democratie??n in Latijns-Amerika en Azi?? en de ‘echte’ democratie??n in het Westen: liberale democratie??n. De ‘Third Wave’ kwam in 1992 tot een hoogtepunt. Het is opmerkelijk dat hierna veel voormalige democratie??n terugvallen naar een autoritair bewind, vooral in Afrika en de voormalige Sovjet-Unie. Robert Strayer neemt dezelfde transitie van een autoritair of militair bewind naar een democratie waar, maar in tegenstelling tot Simensen maakt hij geen onderscheid tussen de verschillende vormen van democratie. ‘Western-style democracy has become widely viewed as a universal value (…)’. De democratie??n die rond 1989 zijn ontstaan, zijn liberaal van aard, volgens Strayer.
Simensen analyseert drie bestaande theorie??n over het ontstaan van democratie??n rond 1989, die hij toetst aan de theorie over de mondiale betekenis van de democratiseringsprocessen. Ten eerste, de realistische benadering: de superioriteit van de Verenigde Staten maakte de Sovjet-Unie ervan bewust dat hervormingen noodzakelijk waren om hun machtspositie te behouden. Simensen concludeert dat het einde van de Koude Oorlog niet kan worden gezien als een noodzakelijke voorwaarde of een voldoende oorzaak voor de democratisering in deze regio’s, ook al werd het proces hierdoor versneld en wijst daarmee deze theorie af. Ten tweede analyseert hij de algemene moderniseringstheorie: op de lange termijn wijst modernisering naar democratie, ook al voorziet de geschiedenis ons van een aantal voorbeelden van moderniseringsperioden onder autoritair gezag. Het probleem van deze theorie is dat het niveau van modernisering te veel uiteenliep in de belangrijkste regio’s om het mondiale en gelijktijdige karakter van de democratische hervormingsbewegingen te verklaren. Een derde verklaring voor de mondiale golf van democratisering is diffusie. Met name de televisie bleek een krachtig medium om het volk te voeden met westerse normen en waarden en een revolutie te verspreiden. Echter biedt geen enkele theorie een afdoende verklaring voor Simensen. De enige manier waarop de democratiseringsprocessen rond 1989 kunnen worden begrepen, is het introduceren van de begrippen internationale en mondiale samenleving.
Hoewel externe oorzaken, volgens Simensen, niet voldoende zijn om de opkomst van democratie??n te verklaren, moeten we deze desalniettemin op waarde blijven schatten.
Simensen kent vooral veel invloed toe aan externe invloeden voor het ontstaan van een democratie. Strayer daarentegen geeft vooral interne invloeden aan als oorzaak. Simensen maakt binnen de theorie van mondiale relevantie onderscheidt tussen enerzijds economische globalisering en anderzijds normatieve globalisering. De ondergang van autoritaire regimes rond 1989 is te wijten aan slechte economische prestaties die zich voordoen binnen een geglobaliseerde economie. Hierdoor ontstonden meerpartijenstelsels vanwege de ontevredenheid van het volk. Hoe kwam die normatieve integratie tot stand? Ten eerste, soevereine units in het internationale systeem waren gehomogeniseerd. Ten tweede, algemene instituties op zowel globaal als regionaal niveau in het internationale systeem. Burgerorganisaties en mondiale samenleving.