Essay: Definitie kinderpsychiatrisch centrum

Psychiater Peter Dijkshoorn twittert om te weten te komen wat anderen mensen vinden van de kinderpsychiatrie, stelt hun vragen over het vak en legt mensen de dingen uit. Op zijn vraag : ‘Wat is kinder- en jeugdpsychiatrie’? komen er heel wat antwoorden.

‘Iemand een jaar behandelen die bijna sterft aan een eetstoornis, maar ook het gepeste kind in 10x helpen’

‘Voorkomen dat kinderen die vreselijke dingen meemaken daar nodeloos lang onder lijden.’

‘Relatief vaak met systeemkennis en goede risicotaxatie AMK-melding voorkomen en gezin op spoor helpen’

‘Soms eng. Een zichzelf krassend meisje en haar wanhopige ouders ge- rust stellen, niet opnemen, wel goed behandelen’. (Gevers, 2012)

Maar wat is het correcte antwoord op deze vraag? Kinderpsychiatrie is een tak binnen de geneeskunde die zich bezig houdt met de studie en de behandeling van emotionele – , mentale- en gedragsstoornissen in de kindertijd. Sinds midden jaren 1920 is de kinderpsychiatrie erkend als een onderdeel in het gebied van psychiatrie en neurologie. Pas rond 1950 heeft de Amerikaanse Raad voor Psychiatrie en Neurologie de daarbijbehorende trainings – en certificeringscursussen erkend. (The editors of Encyclopaedia Britannica, 2014)
De situering in de gezondheidszorg
Het zorgaanbod in Belgi?? is zeer gevarieerd en daarom opgedeeld in verschillende lijnen. Dit wordt ook wel de echelonnering genoemd.(Bogaerts & De Maeseneer, 1999)
De echelonnering in de gezondheidszorg gaat uit van het principe: ‘de juiste zorg op de juiste plaats’. Men wil er voor zorgen dat er een logische manier is waarop de pati??nt gebruik maakt van de gezondheidszorg. De zorg is namelijk zo georganiseerd dat de huisarts de ingangspoort vormt tot het gezondheidszorgsysteem en dat de pati??nt enkel op deze manier bij de specialist terecht kan.(Bogaerts & De Maeseneer, 1999)
De echelonnering bestaat uit vier lijnen. De eerste lijn wordt de Nulde – lijnszorg genoemd. Op deze lijn nemen de niet-professionele mensen de zorg op voor anderen. Hieronder vallen de mantelzorgers en zelfhulpgroepen, zoals Similes. Op de eerste lijn bevindt zich alle rechtstreeks toegankelijke hulp en zorg waaronder de huisartsen, eerstelijnspsychologen maar ook centra voor leerlingenbegeleiding, lokale dienstencentra en dergelijke. De tweede – lijnszorg bestaat uit zorg – en hulpverlening die enkel na verwijzing kunnen worden geconsulteerd. De psycholoog, een psychiater van een centrum voor geestelijke gezondheidszorg (CGG) behoren tot deze zorg – en hulpverlening, net zoals de algemene ziekenhuizen. Als laatste is er de derde- lijnszorg. De Derde – lijnszorg wordt gevormd door de gespecialiseerde en intramurale zorg. Deze zijn bijvoorbeeld de psychiatrische ziekenhuizen en psychiatrische verzorgingstehuizen. (www.vlaamsesels.be, 2014)
Een kinderpsychiatrisch centrum vindt zijn plaats in de gezondheidszorg op de derde lijn en is gericht op observatie, diagnostiseren en crisisopvang.
Wat houdt het kinderpsychiatrisch centrum Genk in?
Het Kinderpsychiatrisch centrum te Genk, of ook wel KPC genoemd, is opgebouwd in 2002 en vindt zijn plaats in de Geestelijke Gezondheidszorg als een psychiatrisch ziekenhuis. ‘Het KPC is een ziekenhuisassociatie met het Ziekenhuis Oost -Limburg (ZOL), Maria ziekenhuis Noord – Limburg, Psychiatrisch Ziekenhuis Sancta Maria (Asster) en het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Rekem. (www.kpc-genk.be)
De doelgroep
De doelgroep waar het KPC zich op richt zijn kinderen en jongeren tussen 0 en 17 jaar met (een vermoeden van) een psychiatrisch ziektebeeld. Deze ziektebeelden kunnen ontwikkelingsstoornissen, gedragsstoornissen, hechtingsstoornissen, en ander psychotische stoornissen zijn. (Willems, 2014)
De gasten zijn opgedeeld in 3 leefgroepen. De jongste kinderen ( 0 – 6 jaar) komen terecht in leefgroep 1, in leefgroep 2 zitten alle lagere schoolkinderen (6 – 12 jaar), de pubers en adolescenten (13 – 17 jaar) vormen leefgroep 3. (Willems, 2014)
Deze leefgroepen zijn met andere woorden leeftijdsgebonden en worden ondersteund door een multidisciplinair team. Dit team bestaat uit 2 kinderpsychiaters, waarvan ‘?n assistente, 2 of 3 psychologen en een maatschappelijk werker. Daarbij komen ook de therapeuten (1 ergotherapeut, 1 psychomotorische therapeut en 1 onderwijsbegeleider) en de leefgroepbegeleiding. Deze leefgroepbegeleiding is een groep van zowel opvoedkundigen als verpleegkundigen. (Willems, 2014)
De werking van het KPC
Het KPC heeft een uitgebreid aanbod voor kinderen en jongeren dat gaat van een poliklinische functie tot een liaisonfunctie. Hieronder vindt u een korte omschrijving van de verschillende functies binnen het KPC. (Willems, 2014)
De poliklinische functie dient een goede eerste en snelle inschatting te maken van de concrete aanmeldingsproblematiek. Het heeft als opdracht een zeer duidelijke inschatting te maken en indien nodig door te verwijzen. De polikliniek vormt dus een toegangspoort tot de meest aangepaste zorgvormen binnen en buiten het KPC, dit georganiseerd door kinderpsychiaters en psychologen. (www.kpc-genk.be)
Outreaching wordt aangeboden aan kinderen en jongeren met psychiatrische problemen en hun cli??ntensysteem die onvoldoende of niet bereikt worden met het huidige aanbod op een bepaald moment in hun zorgtraject. Er wordt hierbij psychiatrisch zorg voor kinderen en jongeren in de thuissituatie aangereikt. (Willems, 2014)
De liaisonfunctie slaat terug op een formeel samenwerkingsakkoord tussen de kinderpsychiaters van het KPC en de diensten pediatrie en neonatologie van het Ziekenhuis Oost – Limburg. Dit wil zeggen dat de kinderpsychiaters van het KPC kunnen worden ingeroepen door het ZOL wanneer er een vermoeden is van kinderpsychiatrische problematieken bij een van bovenstaande afdelingen (pediatrie en neonatologie) (www.kpc-genk.be)
De functie die centraal zal staan in dit onderzoek zal de klinische functie zijn. De klinische functie of ook wel verblijfsfunctie genoemd is een zorg die wordt aangeboden door een multidisciplinair team. Het doel van deze functie is om de vraag en het probleem in kaart te brengen. Daarnaast dient deze functie ook om een kinderpsychiatrisch en ontwikkelingspsychologische diagnostiek op te maken in functie van behandelperspectieven, een behandeling organiseren en opstarten en dysruptief gedrag terugbrengen tot een haalbaar niveau. De verdere nazorg organiseren en eventueel door middel van de benodigde diagnostiek de bestaande hulpverleningsrelatie opnieuw te laten functioneren is bij deze functie ook van belang. (Willems, 2014)
Verloop van een opname
Bij een feitelijke opname in het KPC, gaat er een heleboel aan vooraf. De eerste contactname, de telefonische aanmelding, wordt gedaan door de onthaalmedewerkers aan de balie. Deze maken het daartoe bestemde formulier op met alle belangrijke informatie van de aanmelding. (Emmery, 2014)
Indien de aanmelding buiten de kantooruren gebeurt, wordt de persoon van aanmelding rechtstreeks doorgestuurd naar eenzelfde persoon die de aanvraag noteert. De aanmeldingsformulieren worden klaargelegd aan de balie en zullen de eerstvolgende werkdag behandeld worden. (Luts, 2013)
De psychiaters bekijken het formulier, beoordelen de vraag en beslissen over een al dan niet verderzetting van de aanmelding. Indien dit het geval is zal een onthaalmedewerker terugbellen en een afspraak maken voor een intakegesprek. Wanneer er echter beslist wordt de aanmelding niet te behandelen, zal de psychiater of de onthaalmedewerker terugbellen. (Opnameprotocol)
Het is belangrijk om zich af te vragen tijdens het regelen van de eerste afspraak, het intakegesprek, wie er het eerst gezien wordt. Dit kan zowel de ouders als het kind zijn, slechts een van beide, of het hele gezin. Het komt steeds vaker voor dat de ouders en het kind worden ontvangen tijdens het intakegesprek. (Strubbe, 1993)
Dit is dan ook aanbevolen voor school – en oudere kinderen omdat ze enerzijds zich in hun zelfwerkzaamheid ontplooien en anderzijds het moeilijk verdragen als er over hun gesproken wordt en ze er niet bij mogen zitten. Een andere belangrijke reden waarom het wordt aanbevolen is dat bij een intakegesprek met jongere kinderen veel informatie over de vraagstelling en de gezinsdynamiek aan het licht komt. (Strubbe, 1993)
Gedurende het intakegesprek wordt er aan verduidelijking over de hulpvraag gedaan. Het is vooral het inhoudelijke dat centraal staat. (Opnameprotocol)
De psycholoog – psychiater beslist over een eventuele opname of doorverwijzing. Als er beslist wordt voor een opname gaat met ook kijken wat voor opname : dagbehandeling of residenti??le behandeling. In beide gevallen krijgt men een rondleiding, een eerste kennismaking met de leefgroep en ontvangt men het ‘welkomstboekje’ (zie bijlage). (Opnameprotocol)
In afwachting van een opname kan men oproep doen voor poliklinische raadplegingen of kan outreaching ingeschakeld worden. (Opnameprotocol)
De opname zelf start op maandag – of woensdagochtend. Bij de aanvang zal een leefgroepbegeleid(st)er of de maatschappelijke werkster het eerste halfuur praktische informatie verzamelen. Dit gaat van bezoekregelingen tot wat het kind graag eet’ De begeleid(st)er of maatschappelijk werkster geeft een rondleiding en laat de kamer zien aan het kind. Nadien krijgt het kind even tijd om zijn eventuele koffer uit te pakken. (Opnameprotocol)
Het tweede deel van de opname wordt gedaan door de kinderpsychiater. Deze gaat dan het medische bespreken. Als dit alles gebeurd is, voegt het kind zich tussen de andere kinderen en volgt het de therapie??n. (Opnameprotocol)
Het doel van een opname in leefgroep 2 is voornamelijk observatie, diagnostiek en opvang van time – out. Hierbij is het de bedoeling om zoveel mogelijk de ouders bij de opname te betrekken en het kind zo minimaal mogelijk uit zijn vertrouwde omgeving weg te halen. (Willems, 2012)
Gedurende de opname heerst er een constante diagnostische ingesteldheid bij het personeel. Dit uit zich door zowel observaties als proefbehandelingen en dit in alle geledingen van het KPC: de leefgroep als basis, therapie??n en onderwijs. (Willems, 2012)Maar ook tijdens de individuele gesprekken, de gezinsgesprekken en de (neuro)psychologische testsituaties. (Willems, 2012)
De structuur tijdens de opname gebeurt volgens een vast stramien. Dat voor de kinderen visueel zichtbaar is gemaakt. De structuur is elke week hetzelfde en ziet er als volgt uit: (Kinderpsychiatrisch Centrum, 2002)

(Kinderpsychiatrisch Centrum,2002)
Er worden gedurende de hele week een aantal verschillende sessies gegeven. Deze kunnen zowel therapie??n als een activiteit in de leefgroep bevatten. (Kinderpsychiatrisch Centrum,2002)
De verschillende therapie??n die er gegeven worden zijn de sociale vaardigheidstrainingen (SVT), psycho – motorische therapie (PMT), Ergotherapie (Ergo), IB – tijd en op vrijdag is er het koken. (kinderpsychiatrisch centrum, 2002).
Lagere schoolkinderen
Wat zijn kenmerken van een lagere schoolkind?
Het ingewikkeld ontwikkelingsproces van een kind speelt zich op verschillende ontwikkelingsdomeinen af. De theorie van de ontwikkeling van een kind is dan ook gebaseerd op deze verschillende vakgebieden waarbij ze ieder hun bijdrage leveren. (Schachtschabel, 2005)

Bij ieder ontwikkelingsproces van het kind gelden er drie basiskenmerken.
Het eerste kenmerk is dat de ontwikkeling in normale omstandigheden onomkeerbaar is en verloopt volgens een vast stramien in tijd. Dat er in de ontwikkeling sprake is van differentiatie en integratie, behoort tot het tweede basiskenmerk. Het derde basiskenmerk is dat men een onderscheid maakt tussen de structuur en de functie ervan. (ogen – zien) (Schachtschabel, 2005)

U zal hieronder een korte uitleg geven over de ontwikkeling van het lagere schoolkind, gerangschikt per ontwikkelingsdomein.
De fysieke ontwikkeling
De fysieke ontwikkeling verloopt in de lagere schooltijd langzaam en gestaag. De ontwikkeling bij meisjes zal hierbij iets sneller verlopen dan bij de jongens. Dit is duidelijk zichtbaar aan hun lichaamslengte, bij jongens zal de groeispurt pas beginnen vanaf hun tiende levensjaar. Het lichaamsgewicht zal ook toenemen. Door deze ontwikkeling wordt het lichaam gespierder en krachtiger en gaan er grote individuele verschillen bij de kinderen schuil. (Feldman, 2012)

Wat betreft de motorische ontwikkeling treden er belangrijke verbeteringen op in de grove motoriek. Door de betere coordinatie van de spieren kunnen ze leren fietsen, skaten, zwemmen’ . De fijne motoriek wordt be??nvloed door de toenemende myelinisering waardoor ze kunnen leren schrijven en typen. (Feldman, 2012)
De cognitieve ontwikkeling
Volgens Piaget bevinden lagere schoolkinderen zich in het concreet-operationeel denken. Dit stadium kenmerkt zich door het adequaat gebruik van de logica. Er is in deze fase voor het eerst sprake van decentrering en reversibiliteit. Ze kunnen dus eenzelfde ding vanuit verschillende perspectieven bekijken en hebben het vermogen om een uitgevoerde handeling (in gedachten) terug te draaien. (Feldman, 2012)

Wat betreft de taalontwikkeling is er een toenemende woordenschat van ongeveer 5000 woorden. Kinderen gaan het taalmechanismen beter beheersen. Zo gaan ze onder andere competenter worden in de pragmatiek, verbetert hun grammaticagebruik en krijgen ze bepaalde fonemen beter onder de knie.
Het besef van hun eigen taalgebruik wordt groter waardoor ze, in tegenstelling tot kleuters en peuters, sneller om opheldering vragen als ze bepaalde informatie niet begrepen hebben. Hierdoor leren ze dat miscommunicatie niet alleen bij zichzelf ligt maar dat de persoon waarmee ze communiceren soms ook een factor kan zijn. (Feldman, 2012)
De sociale- en persoonlijkheidsontwikkeling
Psychoanalyticus Erik Erikson hield zich bezig met de psychosociale ontwikkeling van de mens. Hij bouwde een eigen alternatieve psychodynamische visie met zijn theorie. Hierbij lag het accent op de sociale interacties tussen verschillende mensen. (Feldman, 2012)

Erikson bracht de veranderingen waarop wij tegen onze interacties met anderen en tegen het gedrag van anderen aankijken en naar de manier waarop we naar onszelf kijken in kaart. Dit deelde hij in in acht stadia, waarbij er steeds sprake is van een crisis of conflict dat het individu zelf moet oplossen. (Feldman, 2012)

Het lagere schoolkind bevind zich in het stadium ‘vlijt versus minderwaardigheid’. Er is hierbij zowel een positief als negatief resultaat. Er is een groeiend besef van de competenties bij het kind aan de ene kant. Het negatieve resultaat bij dit stadium is dat er gevoelens zijn van minderwaardigheid en het geen vertrouwen hebben in het eigen kunnen, aan de andere kant. (Feldman, 2012)

Vanaf deze periode gaan kinderen hun psychische eigenschappen even relevant vinden als hun zelfbeeld, waardoor dit beeld uiteenvalt in verschillende gebieden. Kinderen gaan hun gedrag, competenties, deskundigheid en mening door sociale vergelijkingen beoordelen. (Feldman, 2012)

Vriendschap gaat in de schooltijd een belangrijke rol spelen. Vriendschappen sluiten en behouden wordt een belangrijk onderdeel in hun sociaal leven.
Deze vriendschappen zorgen voor een heleboel voordelen:
Kinderen verschaffen informatie over de wereld, anderen en zichzelf
Vriendschappen beiden emotionele steun
Het voorkomt dat kinderen het doelwit van agressie zijn.
Vriendschap zorgt voor een goede oefening voor interactie en communicatie met anderen.
Het bevorderd de intellectuele groei
Vaardigheden voor hechte relaties met anderen aangaan wordt beoefend. (Feldman, 2012)

Volgens onderzoekers is een combinatie van vriendschappen en ouders bepalend voor de ontwikkeling van kinderen. Ondanks dat vrienden en leeftijdgenoten zo een belangrijke rol spelen, wordt deze invloed niet groter dan die van het gezin. (Feldman, 2012)

Kinderen gaan tijdens de schooltijd beduidend minder tijd doorbrengen met hun ouders. De invloed van de ouders op het leven van het kind blijft toch groot; ouders bieden essenti??le ondersteuning, advies en richting. (Feldman, 2012)

Niet alleen de ouders hebben een invloed, ook de broers en zussen hebben een belangrijke invloed. Zo bieden zij ondersteuning, kameraadschap en veiligheid. Er zijn echter niet alleen positieve invloeden, broers en zussen kunnen ook een voortdurende bron van onenigheid vormen en dit in de negatieve zin. Soms kan er ook sprake zijn van rivaliteit waarbij kinderen met elkaar concurreren of ruziemaken. (Feldman, 2012)

Wanneer kinderen geen broers of zussen hebben, speelt dit niet altijd in hun voordeel: zo missen deze kinderen het opgroeien met andere kinderen. Er wordt wel eens gezegd dat enige kinderen verwend en egocentrisch zijn, zijn ze in realiteit even goed aangepast als kinderen met broers of zussen. Soms zijn deze kinderen zelfs beter in het ontwikkelen van een eigenwaarde en zijn ze sterker gemotiveerd om te presteren. (Feldman, 2012)

De meest voorkomende ziektebeelden bij lagere schoolkinderen.
In het jaarverslag,2012 is er een opsomming van de meest voorkomende psychiatrisch ziektebeelden bij lagere schoolkinderen. De top 4 van deze opsomming is op de eerste plaats autisme gevolgd door ouder – kindrelatieproblemen en ADHD. Op de vierde plaats heb je hechtingsstoornissen.
Wat is autisme?
BIJZONDERE ORTHOPEDAGOGIE
Wat zijn ouder – kindrelatieproblemen?
Onder de term ‘ouder’ wordt de primaire verzorgers van het kind bedoelt. De primaire verzorger kan de biologische ouder, pleeg- of adoptieouder zijn of een familielid die een ouderrol voor het kind vervult. (American Psychiatric Association, 2014)
Wanneer de zorg voornamelijk gericht is op de kwaliteit van de ouder-kindrelatie of als deze relatie een negatieve invloed heeft op het beloop, de prognose of de behandeling van een aandoening, dan maakt men gebruik van deze categorie. (American Psychiatric Association, 2014)
Beperkingen in het functioneren in het gedragsdomein het affectieve en cognitieve domein gaan vaak gepaard met problemen in de ouder-kindrelatie. (American Psychiatric Association, 2014)
Wat verstaat met onder ADHD?
BIJZONDERE ORTHOPEDAGOGIE

Wat zijn hechtingsstoornissen?
Hechtingsstoornis wordt in de DSM 5 omschrijven als een consistent patroon waarin het kind geremd en emotioneel teruggetrokken gedrag vertoont tegenover volwassenen. Dit gedrag komt tot uiting wanneer het kind zelf of nauwelijks troost zoeken als het van streek is. Daarnaast komt ook het zelden of nauwelijks reageren als hij/zij getroost wordt. (American Psychiatric Association, 2014)
Hechtingsstoornis is veel gebruikt begrip voor de fundamentele relatiestoornis dat afkomstig is van Hart de Ruyter. Een hechtingsstoornis
https://books.google.be/books?id=zNw1JtP-xAkC&pg=PP3&lpg=PP3&dq=De+Lange,+G.,+Relatiegestoorde+kinderen&source=bl&ots=5Hr_-Ge2ee&sig=2kLmyIiutbEXCLAbRpo7Vs9VDAY&hl=nl&sa=X&ei=HIC1VMjgHYvkaLPFgeAF&ved=0CD0Q6AEwBQ#v=onepage&q=De%20Lange%2C%20G.%2C%20Relatiegestoorde%20kinderen&f=false

http://p1801-aleph08.libis.kuleuven.be.khlim.ezproxy.kuleuven.be/view/action/nmets.do?DOCCHOICE=2187443.xml&dvs=1421180884235~137&locale=nl_NL&search_terms=&usePid1=true&usePid2=true

CURSUS – ALGEMENE ORTHOPEDAGOGIE

De beleving van ouders bij de opname van hun kind
Definities van het begrip ‘beleving’
Het woord beleving heeft in de Van Dale twee betekenissen. Enerzijds wordt het omschreven als een (religieuze) ondervinding, innerlijke ervaring. Anderzijds betekent het ook enthousiasme. VAN DALE
Volgens Van Dijk (2013) zijn er drie manieren waarop je het begrip ‘beleving’ kan gebruiken. Deze manieren kunnen gecombineerd voorkomen en hebben de beleving zien als de ervaring door een persoon als gemeenschappelijk kenmerk. http://www.omgevingspsycholoog.nl/wat-is-beleving/
Een beleving is een samenspel van waarnemingen, gevoelens, gedachten en gedrag van een persoon. Dit anders geformuleerd zou dat wat de gebruiker ervaart. http://www.omgevingspsycholoog.nl/wat-is-beleving/
Eerste manier : beleving als optimale staat
Beleving als optimale staat wordt regelmatig gebruikt om een vorm van optimale staat uit te drukken. Deze zijn vaak gekoppeld aan een commercieel doel. Door bijvoorbeeld demonier waarop je als gast aangesproken wordt, wordt je ondergedompeld in een bewust ontworpen sfeer. http://www.omgevingspsycholoog.nl/wat-is-beleving/
Tweede manier : beleving als totaal beeld
Wanneer de beleving als een optimale staat gecombineerd wordt met het idee dat de totaalervaringen bepaald wat iemand ergens van vind, spreken we over een totaalbeleving. http://www.omgevingspsycholoog.nl/wat-is-beleving/
Derde manier : beleving is een ervaring van een persoon
Bij de laatste manier gaat men de beleving bekijken als iets wat altijd aanwezig is. Het gaat hier over de ervaring van een persoon die verandert per situatie en tijdstip.
Deze beleving is de neutrale vorm van beleving. Het is de beleving van hoe iemand gebeurtenis ervaart op dat moment en kan zowel positief als negatief zijn.
http://www.omgevingspsycholoog.nl/wat-is-beleving/
De gevoelens bij ouders met een kind in de kinderpsychiatrie
Betekenis van gevoelens

Verschillende soorten gevoelens
Een ziekte bij een familielid kan veel teweegbrengen in het gezinsleven. Hierbij wordt de welzijn en de overlevingskracht van het gezin op de proef gesteld. Wanneer een familielid wordt opgenomen in het ziekenhuis kunnen zich een hele reeks emoties voordoen. Vaak is het de bezorgdheid en de angst dat naar boven komt maar dit kan ook schuld en schaamte zijn. (??stedtkraan et al., 1999)
Bij een hospitalisatie van een kind, gaan ouders vooral negatieve emoties ervaren, zoals schuld, woede, angst en onzekerheid. (L??hteenm??ki et al. (2004b))
??stedtkraan et al. (1999) deed onderzoek naar de gevoelens van ouders met een kind met psychische problemen. Uit dit onderzoek kwam naar boven dat ouders enerzijds beschaamd zijn en zich schuldig kunnen voelen. Anderzijds kan de familie opgelucht zijn dat het kind de deskundige hulp en behandeling dat het nodig heeft krijgt.

Welke factoren kunnen van invloed zijn op de beleving van de ouders?
taboe – sociale uitsluiting – stigmatisering – GIP!
Verschillende onderzoekers voerde onderzoek uit de belasting van gezinsleden van psychiatrische pati??nten. Ze gingen kijken naar verschillende variabelen, die ingedeeld waren in drie categorie??n: variabelen met betrekking tot de stoornis van de pati??nt, de interventievariabelen en de verwantschapsrelatie tussen de pati??nt en het gezinslid.
Die laatste zou volgens Gibbons e.a. (1984) geen effect hebben op de belasting van de gezinsleden. Winefield & Harvey (1994) daarentegen vonden heel verschillende resultaten. Volgens hun onderzoek zouden ouders en partner meer belasting ondervinden, zoals stress, dan zussen en broers.
Er zijn verschillend symptomen waarover de gezinsleden niet uitgesproken over klagen, dit zijn voornamelijk de positieve symptomen. Gezinsleden ervaren de negatieve symptomen zoals sociale terugtrekking, meer belastend. (Gibbons e.a., 1994)
Volgens Raj e.a. (1991) kon dit verklaard worden doordat gezinsleden deze negatieve symptomen toeschrijven als gedragingen die de pati??nt onder controle heeft en niet beschouwen als bijhorend aan aandoening van de pati??nt.
Er bestaat ook echter geen duidelijk verband tussen de belasting op gezinsleden en de opname, noch tussen de belasting op gezinsleden en het soort behandeling. Belasting op gezinsleden van psychiatrische pati??nten
Welke rechten hebben ouders als hun kind in de kinderpsychiatrie verblijft?
Elke minderjarige is een volwaardige persoon in de hulpverlening volgens het decreet Rechtspositie. Dit betekent niet dat de ouders hun rechten en plichten verliezen. Elke juridische ouder heeft heel wat rechten en plichten, die geformuleerd staan in het Belgisch Burgerlijk Wetboek. Hoewel ouders dit ouderlijk gezag hebben, mogen ze hier geen misbruik van maken en dienen ze dit gezag te gebruiken in het belang om hun kinderen te begeleiden naar de volwassenheid. (De rechten van kinderen in de integrale jeugdhulp)
Wanneer het kind gebruik maakt van de integrale jeugdhulp, hebben ouders, volgens het nieuw decreet Integrale jeugdhulp, bijkomende rechten.(De rechten van kinderen in de integrale jeugdhulp)
Bij deze rechten wordt regelmatige een onderscheid gemaakt tussen een bekwame en een onbekwame minderjarige. Op basis van een aantal eigenschappen gaan ze kijken of de minderjarige bekwaam is of niet. Zo gaan ze kijken naar het vermogen om de gevolgen in te schatten van bepaalde beslissingen en daden maar ook naar het vermogen om het belang van een bepaalde situatie in te schatten. Dit is voor iedere kind en voor elke situatie verschillend. https://wvg.vlaanderen.be/rechtspositie/06-faq/bekwaamheid.htm
Recht op duidelijk informatie
Om er voor te zorgen dat ouders in staat zijn hun ouderlijk gezag uit te oefenen en beslissingen te kunnen nemen over de opvoeding, hebben ouders recht op duidelijk informatie. Deze informatie is toegankelijk (in hun taal) en gaat over de hulp die hun kind krijgt, de verschillende mogelijkheden die er zijn en wat er van hen verwacht wordt.(De rechten van kinderen in de integrale jeugdhulp)
Het is echt niet zo dat de hulpverlener alles moet vertellen tegen de ouders. Deze is immers gebonden aan beroepsgeheim. Dit betekent dat hij vertrouwelijke informatie, ook al is het vertelt door de minderjarige, niet zomaar besproken mag worden met de ouders. Dit mag wel wanneer er sprake is van een noodtoestand en de ouders de noodtoestand kunnen helpen stoppen.(De rechten van kinderen in de integrale jeugdhulp)
Indien het kind onbekwaam is, mag de hulpverlener vertrouwelijke informatie enkel doorgeven als dit in het belang van het kind is en het nodig is voor de opvoeding van het kind. (De rechten van kinderen in de integrale jeugdhulp)
Recht op instemming met de hulp
Niet alleen de bekwame minderjarige moet toestemming geven voor buitengerechtelijke hulp kan worden geboden, ook de ouders moeten hierin toestemmen. Er dient echter geen toestemming gegeven worden als de hulp die de bekwame minderjarige vraagt zich uitdrukkelijk tot enkel de minderjarige richt.(De rechten van kinderen in de integrale jeugdhulp)
Als de ouders samen met de bekwame kinderen moeten beslissen, dienen ze het belang van het kind steeds voor ogen te houden. Dit geldt ook wanneer ouders in plaats van hun onbekwame kind moeten beslissen. In beide gevallen moeten ze alle informatie krijgen die ze nodig hebben om een keuze te maken en in te stemmen met de hulp.(De rechten van kinderen in de integrale jeugdhulp)
Recht op respect voor het gezinsleven
Dit recht zorgt er voor dat u, als ouder, recht op ondersteuning en begeleiding hebt. Dit is ook wanneer uw kind geplaatst is. Ouders zijn en blijven per slot van rekening de eerste verantwoordelijke voor de opvoeding van hun kind.(De rechten van kinderen in de integrale jeugdhulp)
Recht op inspraak en participatie
Ouders hebben het recht op inspraak in de opvoeding en het verloop van de plaatsing, indien hun kind geplaatst is. Hier valt ook onder dat ouders het recht hebben om in de plaats van hun kind inspraak uit te oefenen, als het kind hier niet tot toe in staat is. Hierbij heeft elke ouder recht op alle informatie die nodig is om beslissingen te kunnen nemen.(De rechten van kinderen in de integrale jeugdhulp)
Recht op toegang tot het dossier van de minderjarige
Wanneer de minderjarige onbekwaam is, hebben de ouders altijd recht om het dossier van hun kind in te zien. In tegenstelling tot de minderjarige, hebben ouders geen recht op toegang tot informatie over de minderjarige in relatie met anderen uit de directe omgeving. (De rechten van kinderen in de integrale jeugdhulp)
Als ouders vragen voor inzage in het document, moet dit binnen de vijftien dagen mogelijk zijn. Wanneer er sprake is van een belangenconflict kan echter het toegangsrecht van de ouders vervallen. (De rechten van kinderen in de integrale jeugdhulp)
Recht op privacy
Naast het recht op privacy, moet de jeugdhulp rekening houden met de godsdienstige, de ideologische en de wijsgerige overtuiging van zowel de minderjarige als de ouders. Dit staat uitdrukkelijk vermeld in het decreet integrale jeugdhulp.(De rechten van kinderen in de integrale jeugdhulp)
Recht op menswaardige behandeling
Deze menswaardige behandeling gaat over het niet mishandelen, geestelijk geweld plegen, lichamelijke of emotionele verwaarlozing en seksueel misbruik. Wanneer een minderjarige een regel overtreedt is er in elke instelling een procedure opgesteld. Zowel de minderjarige als de ouders hebben recht op duidelijke informatie daarover.(De rechten van kinderen in de integrale jeugdhulp)
Recht om een klacht in te dienen
Ouders hebben recht om een klacht in te dienen. Deze klachten kunnen gaan over een hulp die hun kind krijgt, het feit dat de rechten niet nageleefd worden en de leefomstandigheden in de instelling.(De rechten van kinderen in de integrale jeugdhulp)

Leave a Comment

Time limit is exhausted. Please reload the CAPTCHA.