De verschillen tussen arme en rijke gebieden nemen toe en de mogelijkheden voor arme gebieden om economisch verder te ontwikkelen nemen af. Hierdoor zijn ook de mogelijkheden tot het verbeteren van werk- en leefomstandigheden in de kledingindustrie beperkt. Dit wordt ook be??nvloed door eigenschappen van de kledingproductieketen en de hiermee verbonden internationale handelspolitiek en door interne problemen van betrokken ontwikkelingslanden. Vanuit de Westerse landen klinkt een roep om verbetering en wordt er gezocht naar mogelijke oplossingen om de situatie te verbeteren. Oplossingen die passen bij het huidige economische wereldsysteem waarin het liberalisme en marktdenken domineren. Hierbij lijkt een belangrijke rol weggelegd voor het bedrijfsleven. Een functionerende markt en een open economie zijn echter niet afdoende gebleken om te garanderen dat werk- en leefomstandigheden van katoenboeren en arbeiders in de verwerkingsindustrie verbeteren.
Een mogelijke oplossing is het inbedden van de internationale handel door gedeelde sociale standaarden. Dit roept lastige vragen op als: Wie is er verantwoordelijk voor het ontwikkelen van de standaarden? Hoe kunnen die worden afgedwongen en wat zijn de consequenties als ze alsnog niet worden nagekomen? Wat zijn de gevolgen voor werkgelegenheid, de concurrentiepositie en mogelijkheden voor economische ontwikkeling? Wie is verantwoordelijk voor de kosten die ontstaan door aanpassing aan deze tandaarden? Wat is het werkelijke effect op economische mogelijkheden en op de werk- en leefomstandigheden voor de arbeiders in ontwikkelingslanden?
Er zijn diverse pogingen gedaan om sociale standaarden internationaal door te voeren, zowel op regionaal niveau als op wereldschaal. De ontwikkeling en implementatie van verplichte internationale standaarden bleek echter lastig door bovengenoemde vraagstukken. Uiteindelijk werd door verschillende partijen gesteld dat verbeteringen het beste konden plaatsvinden door overeenstemming te cre??ren over bepaalde basisprincipes, zonder dat er daadwerkelijk verplichtingen en sancties zouden worden gesteld. Opgestelde standaarden of gedragscodes kregen een richtinggevend karakter.
Vanuit het bedrijfsleven zijn vervolgens verschillen initiatieven ontstaan voor het ontwikkelen van vrijwillige gedragscodes. Dit is niet alleen gestimuleerd door internationale instituties als de ILO, maar ook door druk vanuit de publieke opinie. Ontwikkelingen hieromtrent zijn duidelijk terug te zien in de kledingindustrie. De uitkomst lijkt gunstig, maar tegelijkertijd kan men zich afvragen of de bedrijfsinitiatieven werkelijk zorgen voor verbetering. Voor veel bedrijven zal er een spanning blijven bestaan tussen ‘ethisch’ en ‘eerlijk’ handelen en zakelijke belangen. De vraag is in hoeverre kledingmultinationals daadwerkelijk bereid zijn zich in te zetten voor fair trade en ethical trade. Zijn ze bereid kosten te maken? En hoe ver willen ze gaan in hun gedragscodes en in de naleving ervan? Door eigenschappen van de productieketen van kleding is de implementatie en controle op de naleving van gedragscodes zeer lastig.
Samenwerking tussen het bedrijfsleven en andere partijen als NGO’s, internationale instituties en vakbonden is noodzakelijk voor het daadwerkelijk verbeteren van de situatie in de katoen- en kledingindustrie. Deze samenwerking lijkt steeds meer plaats te vinden door de ontwikkeling van vrijwillige gedragscodes van internationale instituties en NGO’s. Deze bieden handvaten voor bedrijven om hun beleid aan te passen richting fair trade en ethical trade.
Het gebruik van deze gedragscodes kan gezien worden als een logisch gevolg van bovenstaande ontwikkelingen en het denken over globalisering en internationale handelspolitiek. De situatie in de katoen- en kledingindustrie vraagt om verbetering en liberale maatregelen zijn niet voldoende om dit te bewerkstelligen. Gesteld kan worden dat de liberale markteconomie een bepaalde basis nodig heeft aan sociale maatregelen om goed te kunnen functioneren en om te voorkomen er onacceptabele situaties ontstaan voor mensen in ontwikkelingslanden. Het verplicht doorvoeren van deze sociale maatregelen past niet bij de huidige handelspolitiek en is vrijwel onmogelijk gebleken. Er is geen overheid op internationaal niveau die opkomt voor het algemeen belang, zoals daar is op nationaal niveau en internationale instituties hebben te weinig invloed om dit te compenseren. Beide partijen krijgen bovendien steeds minder invloed op de economische transacties van de internationaal opererende ondernemingen. Vrijwillige gedragscodes bieden meer mogelijkheden. Internationale handel wordt hiermee niet belemmerd en kan zelfs worden gestimuleerd doordat gedragscodes kunnen worden ingezet als commercieel middel. Bovendien is er geen overheid nodig om toe te zien op de daadwerkelijke implementatie. Deze controle wordt veelal uitgevoerd door de bedrijven zelf of door NGO’s die zich inzetten voor fair trade en ethical trade. Bij het niet nakomen van gedragscodes worden bedrijven mogelijk bestraft door de consument.
Met het vrijwillig stellen van deze maatregelen lijkt een compromis te zijn gevonden tussen enerzijds de voorstanders van een liberale economie en anderzijds de activisten, wetenschappers en arbeiders die vragen om meer aandacht voor sociale doelstellingen. Het biedt mogelijkheden om het streven naar betere werk- en leefomstandigheden te combineren met een liberale handelspolitiek. Tegelijkertijd moet gesteld worden dat de vrijwillige initiatieven voor fair trade en ethical trade vooral kunnen bijdragen aan een betere situatie voor arbeiders in ontwikkelingslanden, als ze worden gecombineerd met passende overheidsmaatregelen. Overheden moeten bepaalde voorwaarden cre??ren – zoals een stabiel bestuur, infrastructuur, betrouwbare instituties en de mogelijkheid voor arbeiders om collectief te onderhandelen ‘ om economische ontwikkelingen daadwerkelijk plaats te laten vinden. Samenwerking met overheden is ook noodzakelijk om bepaalde negatieve gevolgen op te vangen die kunnen ontstaan door de invoering van gedragscodes.
De vraag naar overheidsmaatregelen komt tevens vanuit het bedrijfsleven. Door multinationals wordt gevraagd om kaders waarmee zij aantoonbaar op een ‘verantwoorde’ manier kunnen handelen. Hierdoor is er een intensievere samenwerking ontstaan tussen het bedrijfleven, overheden en internationale instituties. Met deze ontwikkeling lijkt de voorspelling van Polanyi uit te komen. Het liberale marktsysteem heeft zelf de vraag ontwikkeld naar een sociale basis waar vanuit bedrijven kunnen handelen. De vraag hiernaar heeft zich ontwikkeld van onderaf ‘ door het bedrijfsleven, de publieke opinie en NGO’s ‘ maar stimuleert dus ook ontwikkelingen van boven af, van internationale instituties en overheden. Een gunstige ontwikkeling zo lijkt het. Het gevaar bestaat echter dat de stimulans van onderaf enigszins beperkt wordt door de huidige fair trade en ethical trade initiatieven. Deze initiatieven komen grotendeels vanuit de Westerse landen. Hoewel hiermee wordt gestreefd naar betere werk- en leefomstandigheden in arme gebieden, markeert het tegelijkertijd het verschil tussen rijke en arme regio’s. Arbeiders en katoenboeren in ontwikkelingslanden worden soms weinig betrokken bij de doelstellingen van de NGO’s of zijn in bepaalde gevallen nog niet toe aan de verandering waar de Westerse partijen naar streven.
Er kan grote winst behaald worden door de vrijwillige gedragscodes. Niet direct door de verkoop van fair trade en ethical trade gecertificeerde producten zoals die ook nu worden aangeboden, maar meer door de ontwikkelingen die deze initiatieven op gang brengen. Doordat verschillende partijen elkaar be??nvloeden ontstaan er nieuwe positieve ontwikkelingen. Het is echter wel belangrijk dat nationale overheden uit ontwikkelingslanden en arbeiders en katoenboeren uit deze landen betrokken worden bij ontwikkeling van idee??n en beleid. De initiatieven moeten goed worden aangepast aan de situatie en in bepaalde gevallen zal men geduld moeten hebben met vooruitstrevende maatregelen. Hierdoor kunnen zowel de stimulansen van onderaf als van bovenaf worden ontwikkeld. En deze wisselwerking biedt perspectieven.