De 5 motorische grondeigenschappen die getraind moeten worden bij judo zijn snelheid, kracht, co??rdinatie, flexibiliteit en (an)aeroob uithoudingsvermogen.
Snelheid : snelheid is zeer belangrijk bij judo vermits ‘?n snelle explosieve beweging het verschil kan maken tussen winnen of verliezen. Binnen de judo kan snelheid onderverdeeld worden in twee componenten namelijk : reactiesnelheid en handelingssnelheid. Reactiesnelheid houdt in dat je snel moet kunnen reageren op een eventuele aanval van je tegenstander. Wanneer je reactiesnelheid niet goed genoeg is, ga je je niet snel genoeg kunnen verweren waardoor de kans groter is dat je de wedstrijd gaat verliezen. Handelingssnelheid daarentegen is de tijd die nodig is om een enkele worp te maken. Dit is vooral het geval bij worpen met een lage krachtinspanning die vooral technisch van karakter zijn, denk hierbij bijvoorbeeld aan de schouderworp.
Kracht : Bij judo is zowel de techniek als de kracht belangrijk. Meestal worden talloze cominaties van kracht en techniek gebruikt om op die manier tot een geslaagde actie te komen. De basiseigenschap ‘kracht’ kan nog verder onderverdeeld worden in enkele componenten. De eerste component is het krachtuithoudingsvermogen, deze component is gedurende de volledige wedstrijd aanwezig. Krachtuithoudingsvermogen houdt in dat je bij het uitvoeren van judohandelingen voldoende weerstandsvermogen tegen spiervermoeidheid moet hebben. Vervolgens heb je ook de component snelkracht, dit houdt in dat je door het overwinnen van weerstanden met een hoge contractiesnelheid in een staand gevecht in een goede positie kan komen. Verder hebben we ook de explosieve kracht. Bij explosieve kracht gaat men proberen om onder grote weerstand, met een zo hoog mogelijke snelheid, een beweging uit te voeren. Deze kracht is nodig bij het inzetten en het uitvoeren van een worp. Ten slotte hebben we nog de component ‘maximale kracht’. Deze kracht is de grootst mogelijke kracht die kan ontstaan tijdens elke judobeweging om op die manier door de maximale weerstand van de tegenstander te komen.
Co??rdinatie : Bij judo is zowel een goede samenwerking tussen spieren van belang, ook de informatieverwerking binnen het centraal zenuwstelsel is belangrijk. Bij het inzetten van een worp ben je verplicht complexe bewegingen te maken met benen, armen, hoofd en romp tegelijkertijd. Hierdoor is een goede co??rdinatie uiterst belangrijk. Het is belangrijk de tegenstander uit evenwicht te brengen maar zelf het evenwicht te behouden. Wanneer je over een goede co??rdinatie beschikt ga je automatisch ook een betere techniek hebben.
Flexibiliteit : Doordat je bij judo veel gebruik maakt van torsie-flexie bewegingen bij het inzetten van een worpbeweging is een goede flexibiliteit van de wervelkolom noodzakelijk. Om lage rugklachten te vermijden, is het belangrijk om te zorgen voor een symmetrische belasting van de wervelkolom. Het is belangrijk om jonge judoka’s hierover reeds bewust te maken.
(an)aeroob uithoudingsvermogen : Dat judoka’s over een goede conditie moeten beschikken is duidelijk. Gedurende 4 ?? 5 minuten zuivere judotijd moeten er steeds korte explosieve maximale krachtinspanningen gemaakt worden. Vaak duurt een judotoernooi slechts 1 dag, waardoor er soms 6 wedstrijden per dag gespeeld worden. De tijd tussen deze wedstrijden is afhankelijk van de duur van je vorige wedstrijd. Een judoka moet dus over een goede conditie beschikken om een hele wedstrijd en soms dus ook een heel toernooi een goede prestatie te kunnen leveren. De energie die zorgt voor spiercontracties komt vrij door het afbreken van ATP, adenine-trifosfaat. De hoeveelheid ATP in de spieren is echter beperkt en moet dus voortdurend terug aangemaakt worden. Voor dit proces zijn er verschillende systemen. Het eerste systeem is het ATP-CP systeem. Dit systeem wordt gebruikt bij zeer intensieve inspanningen. Doordat judoka’s grote en lange krachtinspanningen maken, is een goed ATP-CP systeem heel belangrijk. Vervolgens heb je ook het systeem van de anaerobe glycolyse. Dit systeem gaat, zonder dat er zuurstof nodig is, glycogeen afbreken om zo energie te produceren. Bij zeer intensieve inspanningen wordt dit systeem gebruikt, net zoals het ATP-CP systeem, met dat verschil dat het systeem van anaerobe glycolyse langer energie kan produceren dan het ATP-CP systeem. Ten laatste is er ook nog het aerobe systeem. Bij dit systeem is er wel zuurstof nodig en wordt energie vrijgemaakt door het splitsen van glycogeen. Hoe beter het aerobe systeem, hoe minder gebruik gemaakt moet worden van het melkzuursysteem, waardoor er minder snel vermoeidheid optreedt. Het aerobe systeem zorgt, door de aanmaak van energie, ook voor het herstel van het ATP-CP systeem.