Essay: Concentratie

In de eertse alinea van onze literatuurstudie beschrijven wij verschillende definities van het begrip concentratie. Weijnen en Ficq-Weijnen (2010) geven de volgende definitie over concentratie: ‘Het vermogen om zijn aandacht helemaal op ‘?n ding te richten.’ Ook Algra en Dolfsma-Troost (2008) schrijven dat kinderen zich sterk kunnen concentreren, zonder dat ze het zelf in de gaten hebben. Van kleuter tot puber, ze hebben allemaal hun passies, activiteiten waar ze extra hun best voor doen. Maar wat is concentratie nu precies’?Concentratie is het gericht bundelen van je aandacht. Ergens aandacht aan schenken lukt alleen als je een zekere rust hebt om een prikkel uit de omgeving bewust op te nemen.’ Beide definities komen overeen.

Hier beschrijven wij de ontwikkeling van kinderen van 9 tot 12 jaar.
Leerling N. is 9 is jaar oud. Volgens Delfos (2011) valt zij dus binnen de basisschoolleeftijd van acht jaar tot prepuberteit. De basisschool leeftijd kan worden verdeeld in drie perioden: de kleutertijd van vier tot zes jaar, de onderbouw van zes tot negen jaar en de bovenbouw van negen tot twaalf jaar. Leerling N. zit dus op de grens van de onderbouw en bovenbouw leeftijd. In deze leeftijdsfase wordt het gezin het eerste milieu genoemd, de school het twee en het leven daarbuiten het derde.
‘De ontwikkeling van het kind, die tot de schoolgang veelal op een natuurlijke wijze, van binnenuit, verliep krijgt een nieuwe dimensie bij de schoolgang. Ontwikkeling wordt het kind nu van buitenaf gepresenteerd. Het kind wordt geacht datgene te leren wat hem of haar aangeboden wordt in een tempo dat grotendeels door anderen wordt bepaald. ‘ (Delfos 2011). Volgens Delfos (2011) moet het kind ook een zekere mate van rijpheid hebben. Dit wil zeggen dat het kind motorisch genoeg rustig en concentratie heeft, opdrachtsituaties aankan en voldoende zelfstandig is.
Volgens Maas (2009) verbetert het concentratievermogen naarmate kinderen ouder worden. Hij spreekt dan over het aandacht richten (selectieve aandacht) en verdelen van aandacht (verdeelde aandacht). Deze veranderingen hebben te maken met veranderingen in de hersenen. ‘Door neurologische verbeteringen verloopt het denken sneller, makkelijker en effici??nter, uiteraard binnen de mogelijkheden die de eigen intelligentie biedt.’.

Hieronder beschrijven wij een aantal factoren die mogelijk bijdragen aan een concentratieprobleem.
Jeninga (2013) geeft verschillende oorzaken van concentratieproblemen. Zo zegt hij dat het een reactie kan zijn op gebeurtenissen die op school of thuis hebben plaats gevonden. Het kan echter ook te maken hebben met de aanleg van de leerling. Kort gezegd, de biologische factoren. Wanneer de problemen biologisch van aard zijn, zijn de problemen ook vaak terug te zien in de thuissituatie. Er is dan sprake van druk en beweeglijk gedrag, concentratieproblemen en impulsief reageren: ‘?rst doen, dan nadenken.’ Algra en Dolfsma-Troost (2008) geven de volgende mogelijke oorzaken van concentratieproblemen:
Aandachttekort en richten van de aandacht. Hierbij slaagt de leerling er niet in voldoende aandacht aan details te geven, heeft de leerling moeite de aandacht bij de taken te houden, lijkt het alsof de leerling niet naar je luisterd wanneer hij aangesproken wordt, volgt de leerling aanwijzingen niet op, heeft de leerling moeite met het organiseren van taken en activiteiten, vermijdt de leerling zelf taken die langdurige of geestelijke inspanning vereisen, raakt de leerling vaak dingen kwijt, wordt de leerling vaak afgeleid door uitwendige prikkels en is de leerling dikwijls vergeetachtig bij dagelijkse activiteiten.
Hyperactiviteit en impulsief gedrag. Het kind beweegt vaak onrustig met handen en voeten, de leerling staat dikwijls op, de leerling kan moeilijk rustig spelen of zich bezighouden met ontspannen activiteiten, de leerling is dikwijls in de weer of draait maar door, de leerling praat vaak aan ‘?n stuk door, de leerling geeft vaak al antwoord voordat de vraag is afgemaakt, de leerling heeft moeite om op zijn beurt te wachten en de leerling verstoord dikwijls bezigheden van anderen en dringt zich op. Zowel Algra en Dolfsma-Troost (2008) als Jeninga (2013) beschrijven dat leerlingen met een concentratieprobleem vaak beweeglijk gedrag vertonen en dat die leerlingen impulsief reageren. Algra en Dolfsma-Troost (2008) gaan hier nog verder op in door verschillende symptonen te schetsen zoals hierboven beschreven. St??cke (2012) beschrijft drie andere oorzaken van concentratie die Algra en Dolfsma-Troost en Jeninga niet beschrijven. St??cke (2012) geeft ongunstige uitwendige factoren als ‘?n van de mogelijke oorzaken. Dit houdt in dat de leerling genoeg slaapt en dat hij voldoende zuurstof tot zijn beschikking heeft. Ook een werkplek zonder afleiding en zonder lawaai behoort tot uitwendige factoren. De leerling moet voldoende pauzes nemen waardoor er genoeg ontspannen wordt. Hij raadt aan om na elke vijftien tot twintig minuten een pauze van ongeveer twee ?? vijf minuten te nemen. De leerling moet een pauze nemen voordat het echt moe wordt. Voor iedere leerling is het verschillend wanneer het klaarwakker is en wanneer het moe is. De ene leerling kan ‘s ochtends goed leren terwijl de ander ‘s avonds beter kan leren.
Als tweede mogelijke oorzaak heeft St??cke (2012) het over fysieke en psychische factoren. Niemand kan zich concentreren wanneer er problemen zijn. Bijvoorbeeld ruzie met een vriend. Ook ziek zijn kan een belastende factor zijn. Bovendien is in dit verband ook de leergierigheid en het zelfbewustzijn van het kind van grote betekenis. Wanneer je telkens slechte resultaten haalt, is het niet gek dat je motivatie minder wordt. Als derde en tevens laatste oorzaak schrijft St??cke over te weinig training en oefening.
.

Leave a Comment

Time limit is exhausted. Please reload the CAPTCHA.