Essay: Bijna alle dieren vertonen territoriumgedrag om hun…

Legenda:
Vet = subkop
Blauw+Vet = begrip
Onderstreept = belangrijkste zin

Paragraaf 1:

Signalen:
Bijna alle dieren vertonen territoriumgedrag om hun eigen territorium af te bakenen. Ze geven een signaal af om te laten zien dat zij hier de baas zijn en niemand anders. Meestal zijn het de mannetjes die dit doen. Vormen om die signalen af te geven zijn geuren, kleuren, geluiden en uitstraling.

Rituelen:
Er zijn veel diersoorten die een uniek ritueel hebben, om elkaar aan te trekken. Dat zijn kleuren, bewegingen, geuren of iets anders. Dit snapt alleen dat diersoort. Het rituele gedrag is een soort begroeting zoals mensen een hand of een zoen geven. Imponeer gedrag speelt vaak een belangrijke rol bij het rituele gedrag. Ze kunnen elkaar zo een beetje onderzoeken en kijken of ze geschikt zijn.

De balts:
Met de balts laat een dier zien: ik ben van het andere geslacht en een geschikte partner. Het is en soort rollenspel waarin ze ‘vadertje en moedertje’ spelen om elkaar goed te leren kennen. Dit is best praktisch, want ze moeten samen een territorium gaan delen.


Paragraaf 3:
Leren:
Dieren en mensen kunnen dingen leren door gebruik te maken van vorige situaties. Ook leren ze makkelijk dingen door imitatie. Als de ‘?n iets doet kan de ander dat heel makkelijk overnemen. Zo kunnen er ook culturen ontstaan die verschillende dingen van elkaar imiteren. Zo hebben ze een eigen taalgebruik, kleding, eet- en drinkgewoontes.

Verschillende soorten leren:

Er zijn verschillende manieren om iets te leren. Imitatie is de makkelijkste. Dat is gewoon na doen. De creatievere manier is inzicht. Dan ga je bepaalde dingen verbinden en dan kun je daar iets mee. Dit kan ook weer ge??miteerd worden. Nog een andere is trial-and-error of proefondervindelijk leren. Met vallen en opstaan dus. Zo zal een ezel zich nooit twee keer aan de zelfde steen stoten. Nog een manier van leren is gewenning. Op een gegeven moment snapt een vogel dat een vogelverschrikker niks doet en bouwt ie er zelfs een nest op. Inprenten kan alleen in een bepaalde levensfase. Meestal als een dier net geboren is.

Een ingewikkeldere vorm is conditionering. Her bestaan ook nog twee vormen van:
1. Klassieke conditionering. Hier worden twee prikkels met elkaar in verband gebracht, zodat ze onafscheidelijk worden
2. Operante conditionering. Bij gewenst gedrag belonen en bij ongewenst gedrag straffen. Zo kun je het gewenste gedrag aanleren.


Paragraaf 5:
Prikkels:
Een mens reageert op prikkels. Dat kunnen prikkels van buitenaf zijn of van binnenuit. Van binnenuit is bijvoorbeeld verliefdheid. We noemen deze prikkels inwendige of uitwendige prikkels. Prikkels zijn verandering binnen of buiten een dier. Dit kan van alles zijn, bijvoorbeeld een splinter zijn of een steek van een mug. Die prikkels worden met zintuigen waargenomen en soms wordt daarop gereageerd. Een prikkel kun je zien als een informatiedrager.

Bijzondere prikkels:
Sommige prikkels veroorzaken een bijzondere reactie. Dit wordt een sleutelprikkel genoemd. Bijvoorbeeld als iets rood is gaat een bepaalde vogel er altijd naar pikken. Als dit overdreven wordt kan het een supernormale prikkel worden. Bijvoorbeeld als een potlood roder is dan het eten en de vogel dan het potlood gaat pikken. Dit wordt ook vaak in reclames gebruikt.

Reacties:
Als je een prikkel krijgt wordt die verwerkt in de hersenen. Daarna verandert er iets in de inwendige toestand die er voor kan zorgen, als de drempelwaarde hoog genoeg is, dat er een reactie plaats vind. Dit kan heel snel gaan, of heel lang duren. Een dier kan ook reacties aanleren. Bijvoorbeeld als de dagen korter worden, trekken de vogels naar het zuiden en bereiden andere dieren zich weer voor op een winterslaap. Die verandering in de daglengte stelt het bioritme in.

Leave a Comment

Time limit is exhausted. Please reload the CAPTCHA.