Een uitzondering op de Poot/ABP-leer werd door de Hoge Raad aanvaard in de uitspraak Kip en Sloetjes/Rabobank. De feiten met betrekking tot deze zaak zijn als volgt. Eisers tot cassatie, Kip en Sloetjes (hierna: Kip) zijn oprichters, enig aandeelhouders en enig bestuurders van Elka Beheer BV. Dit is een concern van warenhuizen en supermarkten. Het concern had van de Rabobank (hierna: de Bank) allerlei financieringsfaciliteiten gekregen. Kip was in priv?? ook betrokken, omdat hij voor hoge bedragen zekerheden aan de Bank had verschaft. Toen de zaken verslechterden, kwam het bedrijf in ernstige liquiditeitsproblemen. De Bank be??indigde hierbij de kredietrelatie. Dit ging volgens Kip te snel. Hij moest onder dwang van de Bank onverhoopt zijn aandelen verkopen tegen een te lage prijs. De Bank zou daarom onrechtmatig hebben gehandeld, ook jegens Kip in priv??. Zij hebben aldus verweerder in cassatie, de Bank (financier van zowel Kip als zijn bedrijf), gedagvaard. De vordering was materi??le en immateri??le schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad van de Bank ten opzichte van de voormalige aandeelhouders (Kip) van de gefinancierde vennootschap. De schade bestaat volgens Kip uit waardevermindering van zijn aandelen, hij heeft ze voor een te laag bedrag moeten verkopen en al het leed dat hem door de Bank is aangedaan. Het Hof paste in hoger beroep de regels van Poot/ABP toe. Daarbij ging het Hof na of de gedragingen van de Bank onrechtmatig waren jegens de vennootschap en Kip afzonderlijk in priv??. Het Hof kwam tot de conclusie dat jegens de vennootschap niet onrechtmatig was gehandeld. Jegens Kip in priv?? was de Bank weliswaar wat onvoorzichtig was geweest, maar onrechtmatig was het volgens het Hof niet. De Hoge Raad deelt deze opvatting niet. De grondslag van de vordering van Kip is van een geheel andere aard dan in de uitspraak Poot/ABP. Hun stellingen komen erop neer dat de Bank jegens hen persoonlijk onrechtmatig heeft gehandeld en dat de door hen geleden schade het gevolg is van een samenhangend geheel van onrechtmatige gedragingen van de Bank, die niet alleen ertoe hebben geleid dat de waarde van hun aandelen ernstig is aangetast door het onzorgvuldige kredietbeleid van de Bank en door het dwingen tot medewerking aan de surseance van betaling, maar ook tot gevolg hebben gehad dat zij vervolgens die aandelen ‘ onder druk van de Bank ‘ op een zeer ongunstig tijdstip hebben moeten verkopen, zodat de door de waardevermindering ontstane schade definitief ten laste van hun vermogen is gekomen en niet meer kan worden opgeheven door een eventuele schadevergoeding van de bank aan de vennootschappen van het concern, terwijl bovendien ten tijde van de aan de bank verweten gedragingen hun belangen sterk met die van het concern waren verweven, mede in verband met de door hen in priv?? gegeven zekerheden en hun afhankelijkheid, voor wat betreft hun inkomen en vermogensvorming, van het door hen opgebouwde, in het concern uitgeoefende bedrijf. Verder vervolgt de Hoge raad in dezelfde rechtsoverweging dat het Hof is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting door niet dit geheel van aan de bank verweten onrechtmatige gedragingen jegens Kip en Sloetjes in onderlinge samenhang te onderzoeken, maar hun desbetreffende stellingen op te splitsen in gedragingen van de bank die primair het concern raakten en gedragingen van de bank rechtstreeks jegens Kip en Sloetjes, en vervolgens te oordelen dat Kip en Sloetjes zich in verband met het arrest Poot/ABP niet op eerstbedoelde gedragingen kunnen beroepen.