Een andere interessante theorie is de structuur van een overtuiging van Hollander. Deze is afgeleid van de structuur van Dilts. Dit is gebaseerd op een theorie van Bateson (1976). Hij beweert dat mensen functioneren op verschillende neurologische niveaus. Dit heeft betrekking op het gedrag en de overtuiging van mensen.
De niveaus zijn als volgt verdeeld:
1. Omgeving: Omstandigheden waarin iemand handelt.
2. Gedrag: De acties die iemand onderneemt.
3. Vaardigheden: De vaardigheden van iemand, zoals capaciteit en denkstrategieën.
4. Overtuigingen: Iemand zijn normen, waarden, generalisaties en verwachtingen.
5. Identiteit: Het zelfbeeld van een persoon.
6. Zingeving: Het hoogste niveau in het gedrag. Intuïties omtrent grote geheel waar iemand deel van uitmaakt.
Op basis van deze niveaus ontwikkelde Dilts de “Logische niveaus van verandering”. Dilts legt deze uit als verschillende verwerkingsniveaus van denken en zijn. Wanneer we gedrag willen veranderen dan moeten eerst deze verschillende niveaus bepaald worden. (Dilts, 2006)
Omgeving: Dit is het basisniveau en omvat de omgeving en externe beperkingen.
Gedrag: Het gedrag is de rede waardoor je functioneert in die omgeving.
Vaardigheden: Strategieën en mentale kaarten bepalen je vaardigheden en die leiden uiteindelijk tot het gedrag.
Overtuiging: Het overtuigingssysteem rangschikt je vaardigheden.
Identiteit: Uiteindelijk worden de overtuigingen gestroomlijnd door identiteit.
Wanneer er dus een probleem is, dan ligt de oorzaak bij één van deze niveaus. In het geval van omgeving kan dit een externe bron hebben. Anders heeft deze een interne bron, zoals het gebrek aan vaardigheden of een andere overtuiging hebben.
Een verandering kan plaatsvinden op één van deze niveaus. Daardoor kan een overtuiging veranderen. Hierop heeft Dilts in zijn boek “Verander je overtuigingen” de structuur van een overtuiging ontwikkeld (figuur 4).
Figuur 7 Structuur van een overtuiging. Overgenomen van “Verander je overtuigingen” van R. Dilts, p. 147, 2006 door Andromeda
(Dilts, 2006)
Volgens Dilts is een overtuiging dus opgebouwd uit een oorzaak, effect/aanduiding en waardecriterium. Dilts beschrijft dit zo:
“Door een bepaalde oorzaak ontstaat een effect. Dat effect wordt het bewijsmateriaal van een of andere waarde of criterium. Een overtuiging is een relatie tussen deze factoren.” (Dilts, 2006)
Dilts zijn definitie is dan:
“De overtuiging is niet de oorzaak, noch het bewijs, noch de waarde. Het is de definitie van hun relaties.” (Dilts, 2006)
Deze structuur is vergelijkbaar met de structuur die Hollander gebruikt in het boek “Neurolinguistisch Programmeren in Nederland”. Hollander geeft daarbij ook aan dat hij de theorieën van Dilts gebruikt. Voor de structuur van een overtuiging heeft hij onderstaande factoren. (Hollander & Derks, 1992)
Het verschijnsel (Feit)
Het verschijnsel is een feit. Iets wat gebeurt of wat gedaan wordt. Dit verschijnsel zet een verandering of overtuiging aan. (Hollander & Derks, 1992)
Een betekenis (Conclusie)
De betekenis is de conclusie die wordt getrokken naar aanleiding van het verschijnsel. Wat heeft het verschijnsel voor invloed op de situatie? (Hollander & Derks, 1992)
Het criterium (Waarde)
Het criterium is de maatstaaf voor een overtuiging. Aan de hand hiervan wordt bepaald wat er overtuigd wordt. (Hollander & Derks, 1992)
Deze factoren beïnvloeden elkaar als volgt:
Uit het verschijnsel wordt een betekenis gehaald (een conclusie getrokken). Deze wordt aan de hand van een criterium beoordeeld. Daaruit wordt besloten of iemand wel of niet overtuigd wordt. (Hollander & Derks, 1992)
Het criterium bepaalt dus uiteindelijk of iemand overtuigd is. Vandaar dat het belangrijk is om te weten waar het criterium uit bestaat.
In het boek “Neurolinguistisch Programmeren in Nederland” van Hollander en Derks is Hollander uitgebreid ingegaan op de structuur van een overtuiging. Daarbij heeft hij verschillende voorbeelden geschetst. Een voorbeeld van hoe de structuur van een overtuiging kan worden ingevuld:
“Ik geloof dat je beter een tweedehands Volvo kunt kopen dan een nieuwe Mazda.” (Hollander & Derks, 1992)
De algemene overtuiging: Een oudere auto van een duur merk is beter dan een nieuwe auto van een goedkoop merk. (Hollander & Derks, 1992)
Het verschijnsel: Ik heb ooit een 13 jaar oude BMW gereden die een fantastisch wegligging had. Toen ik in die auto reed dacht ik: “Als ik ooit een auto koop heb ik liever een goede oude auto dan een nieuwe van een goedkoop merk.” Waarom is een goede oude auto beter? Omdat hij steviger is en beter op de weg ligt. Waarom is dat belangrijk? Als een auto stevig op de ligt is hij veiliger. Het criterium is in dit geval ‘veiligheid’. Figuur 6 laat zien hoe het model kan worden ingevuld.
Figuur 9 Ingevulde structuur van een overtuiging. Aangepast van “Neurolinguistisch programmeren in Nederland” van L. Derks en J. Hollander, p. 183, 1992 door Servire
Opvallend bij een overtuiging is dat het criterium en verschijnsel hetzelfde kunnen zijn, maar de betekenis kan verschillen. Bijvoorbeeld in het onderstaande voorbeeld. (Hollander & Derks, 1992)
Situatie: “Vroeger op school maakte ik mijn huiswerk al vaak niet. Ik ben gewoon te lui om te leren.” (Hollander & Derks, 1992)
Betekenis: Ik ben te lui om te leren.
Verschijnsel: Vroeger maakte ik mijn huiswerk niet.
Criterium: Leren. (Hollander & Derks, 1992)
Zoals te zien is in figuur 7.
Figuur 10 Structuur van deze overtuiging. Aangepast van “Neurolinguistisch programmeren in Nederland” van L. Derks en J. Hollander, p. 190, 1992 door Servire
Bekijk het eens anders. Stel iemand anders zegt dan: Als je altijd klakkeloos gedaan had wat anderen je opdroegen, dan zou je waarschijnlijk nooit geleerd hebben wat je nu allemaal in je leven hebt geleerd.” (Hollander & Derks, 1992)
In dat geval komt de structuur eruit te zien zoals in figuur 8.
Figuur 11 Voorbeeld van een betekenis-reframe. Aangepast van “Neurolinguistisch programmeren in Nederland” van L. Derks en J. Hollander, p. 191, 1992 door Servire
Een betekenis of overtuiging kan verschillen door anders over een situatie na te denken.
De structuur van een overtuiging ziet er dan uit als in figuur 9.
Figuur 12 De structuur van een overtuiging. Aangepast van “Neurolinguistisch programmeren in Nederland” van L. Derks en J. Hollander, p. 182, 1992 door Servire
(Hollander & Derks, 1992)