Voor mijn reflectieverslag heb ik gekozen voor een derde klas TL klas. In het begin van het schooljaar heb ik moeite gehad om aan deze klas les te geven. ik ervaarde de klas als een drukke wat ongemotiveerde klas. Ik had het gevoel dat de leerlingen mij aan het uittesten waren. Leerlingen waren soms brutaal en deden niet wat ik hun vroeg. Ook zitten in deze klas vier zittenblijvers. Zij hebben het beweegaanbod al een keer doorlopen en haakte snel af waardoor andere dit gedrag in mijn ogen ging kopiëren.
Op pagina 6 en 7 kan je lezen wat ik eraan heb gedaan om beter met deze klas om te kunnen gaan. Voordat ik de klimaatschaal had afgenomen was ik al op de goede weg met deze klas en de klas functioneerde steeds beter in mijn bewegingslessen. Achteraf door deze opdracht heb ik goed kunnen zien of ik juist heb gehandeld of juist niet.
Start situatie
Aan het einde van een les heb ik 20 minuten de tijd genomen voor het afnemen van de klimaatschaal. Ik heb aan de leerlingen gevraagd de vragenlijst zelfstandig en eerlijk te maken. Ze mochten echt kritisch zijn over mij als docent. Ik heb er voor gekozen om op de vragenlijst niet anoniem te doen zodat ik altijd nog kon kijken wie wat heeft geantwoord.
Samenvatting van de belangrijkste opbrengsten of conclusies
Ik heb gekozen om dit aan de hand van het model van Moos (1979) te doen. De Klimaatschaal vertaalt het pedagogisch klimaat in de klas naar vier begrippen: kwaliteit van de onderlinge leerlingrelaties, sfeer in een klas, orde in de klas en kwaliteit van de interactie leerkracht-leerling. (zie figuur 1).
Kwaliteit onderlinge leerlingrelaties
De klas wordt over het algemeen als leuk ervaren, veel voelen zich op hun gemak en voelen echt bij de groep te horen. Op alle “IK” vragen wordt dus vaak positief antwoord gegeven. Met positief bedoel ik regelmatig en vaak.
Ik concludeer wel dat er drie meisjes de onderlinge relaties als minder fijn ervaren. Het zijn drie meisjes die altijd heel goed meedoen in de les. Ik had nooit van te voren kunnen inschatten dat zij zich minder prettig zouden voelen in deze les. Het is nu heel handig dat ik aan de leerlingen heb gevraagd om hun naam op te schrijven op het voorblad van de klimaatschaal.
Sfeer in de klas
Ik heb door de klimaatschaal een goed beeld kunnen krijgen over de sfeer in de klas. Het valt mij op dat volgens de antwoorden er voor vijf leerlingen geen heel veilig sfeer in de klas heerst. Vijf van de zestien leerlingen voelen zich uitgelachen als zij een verkeerde vraag stellen. Daarnaast vinden veel leerlingen dat er soms wordt gescholden, geroddeld en wordt uitgelachen.
Het valt mij dan wel weer op dat klasgenoten bij moeilijkheden goed worden geholpen en er eigenlijk niemand wordt gepest. Dit is dan weer tegenstrijdig met bevindingen van hierboven. Het uitlachen en roddelen zie ik niet of nauwelijks terug in de gymles (tot ik kan zien of horen) het schelden zie ik wel af en toe terug.
Orde in de klas
De leerlingen vinden dat zij redelijk tot veel lawaai maken in mijn lessen. Zelf vind ik dit ook, maar heb ik hier geen last meer van. In het begin was dit veel meer en dit lijkt steeds minder te worden.
De helft vind mij rustig tijdens de les en de rest bijna nooit of soms. Het valt mij op dat dit op een na alle meisjes zijn. Ervaren jongens minder snel onrust of vinden zij mij drukkere lesgeefstijl prettiger? Het is goed om hier een keer mee te gaan experimenteren.
De meerderheid (tien om zes) geeft wel aan het soms of vaak lastig te vinden om zich door de onrust te kunnen concentreren.
Het is dan wel weer leuk om te zien dat de lessen niet als rommelig worden ervaren. Conclusie is denk ik dat er wel orde aanwezig is maar dat dit misschien nog iets meer kan zijn voor bepaalde leerlingen. Wel ben ik van mening dat ik zelf gezelligheid en enthousiasme uitstraal en dat dit dan wordt overgenomen door mijn leerlingen. Dit kan dan ook weer als onrust worden ervaren, wat het dan niet is.
Kwaliteit interactie leerkracht-leerling
Ik scoor zelf goed als leraar voor de interactie tussen leerkracht en leerling. Zelf vind ik dit heel belangrijk en heb ik veel tijd ingestoken.
Het is leuk om te lezen dat ze mij over het algemeen aardig vinden.
Ik straal uit dat ik het leuk vind om aan de klas les te geven, regelmatig benoem ik wat ze goed hebben gedaan en ze zien mij als een belangstellende docent. Dit zie ik allemaal als grote complimenten en ik vind deze punten zeker horen bij een goede bewegingsonderwijzer. Ook geef ik volgens de leerlingen hulp waar nodig.
Niet alle leerlingen voelen dat ze met hun problemen bij mij terecht kunnen. Tien leerlingen waarvan vijf bijna nooit en vijf soms hebben ingevuld. Het valt op dat het acht meisjes zijn en twee jongens. Misschien zou ik nog meer aandacht/tijd kunnen besteden aan deze tien leerlingen. Soms vind ik het lastig om elke leerlingen even veel aandacht te geven, dit is een mooi leerpunt.
HET INTERVIEW
Ik heb een interview afgenomen bij een jongen die Bram heet (fictieve naam). Bram is een heel beweeglijke jongen die snel afhaakt als een activiteit voor zijn gevoel niet uitdagend of leuk genoeg is. Hij is wel erg enthousiast maar neemt is zijn enthousiasme vaak andere leerlingen hierin mee wat soms als lastig ervaren kan worden. Bram is lastig te sturen in zijn gedrag.
Samenvatting van de belangrijkste opbrengsten of conclusies
Ik heb geprobeerd om eerst wat algemene vragen te stellen aan Bram over de bewegingslessen op mijn stage en van daaruit naar mij als bewegingsonderwijzer te gaan. De eerste algemene vragen richtte Bram zich meteen naar mij toe als persoon. Ik vond dit geen probleem aangezien ik toch wil weten hoe Bram mijn gymlessen vindt en hoe hij mij ziet als lesgever. De andere algemene vragen kwamen beter aan.
Bram vind de lessen bewegingsonderwijs van mij leuk omdat hij vrijheid krijgt en vaak zelf keuze heeft wat hij mag doen. Hij vind dat zelf kunnen beslissen in elke gymles aanbod moet kunnen komen. Hij vind de activiteit rennen minder leuk maar de rest wil hij graag behouden. Het beoordelen ziet Bram als prettig aangezien hij dan weet wat het einddoel is en dit geeft hem een houvast.
Bram heeft een goed beeld over wat hij een goede bewegingsonderwijzer vind. Je moet er veel mee kunnen lachen en er moet voldoende kennis aanwezig zijn. Ook moet hij of zij goed kunnen helpen en uitdaging geven zodat iedereen op zijn eigen manier kan bewegen.
Bram vind dat hij met mij veel kan lachen en dit schept volgens hem een band. Ik ben altijd vrolijk en ik ben goed/duidelijk in mijn uitleg. Bram vind mijn gymlessen leuk, afwisselend en ik geef iedereen vrijheid. Bram vind het buiten gymmen minder leuk. Bram heeft geen verbeterpunten voor mij als docent en zegt dat ik een perfecte bewegingsonderwijzer ben.
In tegenstelling tot voorgaande jaren vind Bram mijn gymlessen een stuk gezelliger. Ook kijkt hij elke week uit naar de gymles en is altijd erg benieuwd wat we gaan doen. Bram weet niet hoe ik het doe maar hij heeft in al die drie jaar dat hij op school zit dit nog nooit zo gehad en gevoeld.
Ook heb ik met Bram bespreekbaar gemaakt dat het in eerste instantie niet zo lekker liep met mij als lesgever en de klas. Bram moest lachen en zei dat de klas altijd nieuwe docenten uittest en dat dit niet aan mij lag. Wel maak ik hieruit op dat mijn tijd die ik heb geïnvesteerd in de klas (zie conclusie klimaatschaal) maar ook in de omgang met Bram zijn vruchten heeft afgeworpen. Zo zie je maar weer dat je snel de neiging hebt om labels te plakken en te denken dat een slechte relatie of omgang in het begin nog steeds speelt voor desbetreffende leerling. Bram blijft af en toe nog steeds lastig maar ik heb de bevestiging gekregen dat hij de omgang met mij als prettig ervaart en dat ik mijn aanpak kan behouden.
GOED ONDERWIJS
Wat heb je allemaal gedaan om gedragsproblematiek van deze leerling(en) in jouw gymles te voorkomen?
Ik heb gemerkt dat ik goed gehandeld heb ik de situatie met de moeilijke leerlingen.
In van der Wolf & Beukering (2011) heb ik gelezen dat het belangrijk is dat jij als bewegingsonderwijzer een rolmodel moet zijn voor de leerlingen. Het gedrag wat jij als docent laat zien zal worden overgenomen door jou leerlingen. Bijvoorbeeld eerlijk zijn, humor gebruiken, fouten kunnen toegeven, zelfvertrouwen en plezier uitstralen etc.
“Als leerlingen stressverschijnselen bij leraren waarnemen tijdens het lesgeven, zijn ze minder bereid om zich in te zetten voor een positief werkklimaat in de groep, zo weten we uit onderzoek (Lamude & Scudder, 1992). Leerlingen verlangen kennelijk niet alleen een competente, maar ook een emotioneel vitale leraar” (van der Wolf & Beukering, 2011).
De eerste les liep niet lekker. De activiteiten waren ongunstig gekozen en veel leerlingen haakte af. Ik heb de leerlingen flink toegesproken en vertoonde leidend/aanvallend gedrag. Ik merkte dat leerlingen precies het zelfde gedrag naar mij toe gingen vertonen en er kwamen tegenaanvallen. Toen ik meer op de relatie ben gaan zitten zag je leerlingen wat ontdooien. Ook stond ik ontspannen voor de klas en straalde steeds meer uit het leuk te vinden om les te geven.
Ik ben uiteindelijk met de leerlingen samen gaan kijken hoe we de les beter konden gaan vormgeven. In van der Wolf & Beukering (2011) staat dat het heel belangrijk is om dit samen met de leerling te doen en dat je moet uitstralen dat het samen gaat lukken en vertel de leerling waarom dit gaat lukken en geef vertrouwen. De lessen daarna heb ik steeds maar weer de successen met de leerlingen besproken en hun steeds maar weer de complimenten gegeven, dit werkte goed.
Tijdens het interview kwam heel duidelijk naar voren dat Bram het heel fijn vond dat hij de les ook deels zelfstandig kon invullen.
Van der Wolf & Beukering (2011) geven aan dat het: “Belangrijk is dat een leerling niet alleen succeservaringen opdoet, maar ook in staat wordt gesteld om deze ervaringen zelf (en vaak) te organiseren. Zo leert de leerling dat hij controle kan krijgen over het opdoen van succeservaringen. Hij organiseert actief de eigen feedback”
De leerlingen krijgen hierdoor echt het gevoel dat zijzelf invloed hebben op hun beweeggedrag en prestaties, wat dan ook uiteindelijk zo is. Ik moedig dit positieve gedrag daarom ook alleen maar aan!
Toen ik meer op de relatie ging zitten merkte ik dat leerlingen zich anders naar mij gedroegen. De meeste jongens gingen zich meer gedragen als goede maat van je en denken dat opeens veel meer kan. Van der Wolf & Beukering (2011) geven aan dat: “ om consequent te zijn in de omgang met leerlingen moet je heel duidelijk zijn over je rol: de invulling van de relatie met de groep, het gedrag dat je op prijs stelt en het gedrag dat je niet tolereert” hier ben ik mij dus ook erg bewust van geworden.
Ik ben tot nieuwe inzichten gekomen dat het goed is om de beeldvorming over leerlingen regelmatig onder de loep te nemen en je beeld waar nodig aan te passen (Van der Wolf & Beukering, 2011). Ik was mij totaal niet bewust van het feit dat leerling Bram opeens zo positief over mij als docent was. Ik zag hem nog steeds als leerling die ongemotiveerd was en mijn lessen niet leuk vond.
Als laatste heb ik in van der Wolf en Beukering (2011) gelezen dat je de leerling gerichte feedback moet hebben. Hattie en Timperley (2007) beschrijven: “effectieve feedback als volgt: het verkleinen van de afstand tussen ‘waar de leerling is’ (qua begrip, prestatie, sociaal-emotioneel functioneren) en ‘waar de leerling naartoe werkt’ (het gestelde doel).
als leraar kan dit door: geschikte, uitdagende en specifieke doelen te hanteren door de leerlingen te helpen om deze, met behulp van effectieve leerstrategieën en feedback te bereiken”
Dus ik bevraag de leerling hierop! Ik heb gemerkt dat leerlingen dit gaan overnemen en dat zij ook feedback aan mij gaan vragen.
Waar ga ik mee door en waar moet ik mee stoppen?
Ik denk dat ik met bovenstaande gewoon door moet gaan.
Ik ben mij nu echt meer bewuster geworden van mijn rol als lesgever. Hoe ik over kom op de leerlingen hoe zij zich ernaar gaan gedragen.
Ik zal altijd door blijven gaan met het aangaan van de relatie, leerlingen het gevoel te geven competent te zijn en hun verantwoordelijkheid te geven over hun eigen deelname en beweegproces. Ook ben ik erachter gekomen dat deze leerling(en) veel behoefte hebben aan structuur (regels) en ik ze steeds maar weer geprobeerd heb te prikkelen en motiveren.