Bertine Gerritsen
S984090
11 november 2015
2015-2016
Master SEN gedrag15B
Inhoudsopgave
Inleiding: Contextanalyse……………………………………………………………………………….3
Hoofdstuk 1: Opbrengst gesprekken………………………………………………………………4
Hoofdstuk 2 : Theoretisch kader…………………………………………………………………….6
Hoofdstuk 3: Reflectie……………………………………………………………………………………8
Literatuurlijst………………………………………………………………………………………………….9
Bijlagen………………………………………………………………………………………………………….10
Inleiding
Werkervaring
Ik ben werkzaam op “De Meerwaarde ”in Barneveld. Dit is een Christelijke VMBO school met de sectoren Zorg en Welzijn, Groen, Techniek en Economie. Het is een school met ca.1200 leerlingen.
Door motiverend onderwijs, dat praktisch is met passende begeleiding, bereiken we meer dan mogelijk lijkt is de visie van de Meerwaarde. De slogan van de school sluit daar bij aan. ‘Geloof in elk talent!’ Dit sluit ook bij mijn visie aan. Ik geloof dat leerlingen, meer kunnen bereiken dan soms mogelijk is. Het is onze taak als docenten om leerlingen dat vertrouwen te geven. Ons in te zetten om de motivatie van leerlingen te vergroten, passende begeleiding te bieden of te zoeken.
Voor mijn lessen S&B betekent dit, dat elke leerling op zijn /haar niveau moet kunnen deelnemen aan de lessen S&B. Voor elke leerling valt wat te leren. Een leerling moet zich binnen de lessen veilig voelen, zoals hij/zij is. Het gaat er niet om wat je al kunt, maar wat je leert (Jonhston P.H., 2006)
Cijfers doen er voor mij eigenlijk niet toe. Ik vind het belangrijker dat een leerling leert, dan het cijfer dat er dan wordt aangehangen. Het gaat om het proces van leren, overwinnen van angsten, grenzen verleggen, samen doen, om zo meer te bereiken dan soms mogelijk lijkt.
Rol/Functie
Ik heb lesgegeven aan alle leerjaren en in alle sectoren. Ik geef het liefst les in de bovenbouw. Deze leerlingen hebben over het algemeen een duidelijke mening en weten al wat beter wat ze willen.
Momenteel geef ik les in de bovenbouw GT (gemend/theoretische leerweg). Ik geef Sport en Bewegen. Dit schooljaar ben ik mentor van een 3GT klas. Verder ben ik voor het eerst zorgmentor (was voorheen LGF begeleider) en pest coördinator binnen ons team.
Voor het interview heb ik gekozen voor mentorleerlingen, omdat ik ze gelijk beter kan leren kennen. Ik heb gekozen voor rustige leerlingen. Dit omdat deze groep het meest wordt vergeten. Dit is een mooie kans om hen eens aan het woord te laten. Verder omdat ik denk van hen een zo eerlijk mogelijk, reëel beeld krijg. Dit omdat zij geen noemenswaardige problemen hebben met leraren. Een van de leerlingen heeft PPD NOS. Hij is een rustige jongen. Ik ben ook heel benieuwd naar zijn verhaal.
Uitdaging:
Differentiëren in het geven van cijfers, en ook de rest van de vakcollega’s hierin mee krijgen.
Hoofdstuk 1
Voorbereiding gesprekken.
Ik ben begonnen met het bedenken van vragen voor het interviewen van de leerlingen. Daarna heb ik mogelijke antwoorden van leerlingen bedacht. Met Harm ben ik toen nog verder gaan brainstormen , hebben we elkaars vragen gelezen en elkaar feedback gegeven. Hierna heb ik nog wat aanpassingen gemaakt.
Ik wilde graag dat de leerlingen iets te doen hadden tijdens het interview. Iets om mee bezig te zijn, zodat we elkaar niet de hele tijd moeten aankijken. En ik wilde de leerling een aanzet geven waar ze aan zouden kunnen denken, soort handvaten. Daarom heb ik van de antwoorden losse briefjes gemaakt. Ze kunnen dan zoeken naar een voor hun passend antwoord. Er was ook de vrijheid om een zelfbedacht antwoord te geven. Daarvoor had ik een briefje met een vraagteken(Zie bijlage voor de vragen en antwoorden).
Voor het gesprek heb ik ook uit het boek” Ik heb ook wat te vertellen’’ gelezen (Delfos, 2005). Daaruit heb ik gehaald dat een gesprek ook goed, soms zelfs beter, tijdens een activiteit kan plaatsvinden. De silverpoints over gespreksvaardigheid heb ik ook bekeken. Wat ik daar voornamelijk uit gehaald hebt is LSD. (luisteren, samenvatten en doorvragen)
Opbrengst gesprekken
In de gesprekken kwamen een aantal punten meerdere malen naar voren:
Docent moet goed kunnen uitleggen: kort, bij te lange verhalen dwalen leerlingen of op maat, want soms snap je het al, en dan is het vervelend om de hele uitleg aan te horen, en hetzelfde op meerdere manieren uitleggen. Soms leggen docenten het wel opnieuw uit als je het niet snapt, maar dat helpt vaak niet.
Docent moet vriendelijk, grappig zijn, humor hebben.
Docent moet vertrouwen hebben in het kunnen van de leerling. De docent moet eerlijk zijn.
De docent moet kunnen luisteren.
Fouten zijn nodig. Daarbij hoort feedback van de docent om te kunnen leren. Als je nooit fouten zou maken, is het niveau niet goed.
Regels zijn nodig. Een docent moet wel wat ruimte geven, en een waarschuwing als je de regels overtreedt. Een docent moet niet echt boos worden. Hij kan best op een vriendelijke of normale toon met de leerling praten, als die de regels heeft overtreden. Een docent moet een leerling individueel corrigeren. Het is vervelend als de hele klas daarvoor wordt gestoord.
De docent moet zich niet boven de leerling stellen. Hij moet eerst de leerlingen testen en beter leren kennen voordat hij uitspraken doet. Dit geeft geen goede (eerste) indruk. Het geval was dat de docent bij de eerste les had gezegd, :” Jullie denken veel van computers te weten, maar dat is niet zo”. De leerling vond dat de docent dat nog niet kon zeggen, omdat hij ze nog niet eens kende. De docent deed alsof hij alles al wist, en de leerling niets.
De les moet gezellig zijn, goede werksfeer, rust. Dus absolute stilte hoeft niet, maar iedereen moet wel op het werk gefocust zijn.
Uitdaging is belangrijk. Anders heeft de leerling het gevoel zijn tijd te verdoen.
Afwisseling tussen zelfstandig werken en samenwerken. De voorkeur wordt in eerste instantie meestal gegeven aan alleen werken. Omdat je dan vaak meer kunt doen, je huiswerk dan al in de les af hebt, en je cijfer niet wordt beïnvloed door de inzet van de ander, of vooral het gebrek daaraan.
Het voordeel van samenwerken is dat een klasgenoot het soms beter kan uitleggen dan de leraar. Het is dan meer ‘to the point’ en op een andere manier, die dan wel duidelijk is. Leerlingen werken het liefst samen met een vriend, of iemand die ook serieus aan het werk bezig is.
Thema:
Wat is de ideale docent in de ogen van de leerling in het VMBO?
Het viel mij op dat in alle gesprekken de persoon van de leraar naar voren kwam. De leerlingen vinden de persoonlijke eigenschappen van de docent belangrijk. De docent moet vriendelijk zijn, betrokken, persoonlijke aandacht hebben voor de leerling. Ook als het gaat het kunnen uitleggen, komt de persoon van de leraar naar voren, nl. dat hij/ zij humor moet hebben, boeiend kunnen vertellen, anders wordt het saai. Ook het gezien worden, met name als je het niet begrijpt, is belangrijk. De docent moet zich kunnen verplaatsen in waarom de leerling het niet snapt en op meerdere manieren kunnen uitleggen. Ook een goede werksfeer vinden de leerlingen belangrijk. Het moet gezellig in de klas zijn.
Deze uitkomsten zou ik graag vanuit de literatuur willen onderbouwen. Het lijkt mij voor ons docenten zeer relevant om te weten wat leerlingen willen, wat wij kunnen doen om nog beter bij hun leerwensen aan te sluiten.
Hoofdstuk 2: Theoretisch Kader
Wat is de ideale docent door de ogen van een leerling in het VMBO?
Wat is een ideale docent?
Er zijn verschillende onderzoekers geweest de op zoek zijn gegaan naar de kenmerken van een ideale docent. Van Gennip en Vrieze (2008) zijn gekomen tot drie componenten. Dit zijn vakkennis, interventies, de persoon. Deze drie componenten overlappen elkaar. De vakkennis is nodig, anders valt er niets te onderwijzen. Pedagogische interventies zijn nodig om een goede werksfeer te creëren en structuur te bieden. Didactische interventies geven de juiste feedback aan de leerling. De persoonlijke kwaliteiten van een docent geven kleur aan het geheel. Het is de persoon van de docent die indruk maakt op leerlingen en hen aanzet tot leren en ontwikkelen. Van Gennip en Vrieze concluderen dat een ideale docent authentiek is, passie heeft voor het lesgeven, humor heeft en de leerlingen persoonlijke aandacht geeft.
Hattie (2003) heeft ook onderzoek gedaan naar de ideale docent. De ideale docent onderscheidt zich op het gebied van diepere representatie, monitoren van het leerproces met daarbij feedback, en uitdaging. Diepere representatie houdt in dat de docent verbanden legt met aanwezige kennis, andere onderwerpen en zijn kennis kan aanpassen aan wat de leerling nodig heeft. Het monitoren houdt in de docent anticipeert op mogelijke problemen. Hij heeft inzicht in de problemen en kan daardoor meer bruikbare feedback geven. En op het gebied van uitdaging gaat het om het betrekken van leerlingen bij en het bieden van uitdagende taken en doelen. Daarnaast heeft hij het ook over de affectieve relatie tussen docent en leerling. Hij beschrijft dat ideale docenten een groot respect voor leerlingen hebben. Hij heeft passie voor zijn vak. Dit uit zich in een grote emotionele nabijheid bij fouten en successen in het leerproces. De docent is niet dominant, maar sluit zich aan bij wat de leerling nodig heeft.
Perceptie van de leerling .
Het PERSON-model van Kenny (2004) laat zien dat de perceptie van leerlingen bestaat uit verschillende componenten, te weten: docent stereotypen, gedrag van de docent, persoonlijkheid van de docent. Dit vormt de mening van leerlingen over de docent.
In onderstaand figuur (Brekelmans, M., 2010, p. 3) zijn de verschillende componenten te zien, die worden gebruikt bij het beschrijven van de interpersoonlijke relatie. De componenten die dicht bij elkaar liggen, hebben verband met elkaar. De componenten die tegenover elkaar liggen, zijn tegengesteld. De componenten begrijpend, vriendelijk en gezaghebbend worden als ideaal beschouwd in de ogen van de leerlingen. Ook zijn dimensies toegevoegd: emotionele nabijheid en invloed. Ze geven inzicht in de mate waarin een leerling zich begrepen voelt door de docent, en in welke mate een docent openstaat voor de ideeën van de leerling. Invloed geeft aan in hoeverre de docent de controle heeft. Het gaat er om welk beeld de leerling heeft van een docent, niet om de intenties die een docent heeft. Dit heet de interpersoonlijke perceptie van de leerling.
Figuur: Dimensies in interpersoonlijke cirkel docent.
Uit onderzoek blijkt dat docenten en leerlingen het zelfde denken over een ideale docent. Dit is, een behoorlijke invloed van de docent, gecombineerd met een grote mate van nabijheid. (Brekelmans, 2010).
Wat is kenmerkend voor een VMBO leerling?
In het onderzoek van Groeneveld en Steensel (2008) komt naar voren dat ‘het gezien worden’ door de docent van belang is voor een VMBO leerling. Het grootste deel is wel tevreden met de aandacht die ze in het algemeen op school krijgen, maar de docent schiet te kort als het gaat om het geven van persoonlijke aandacht. De docent weet nog te weinig hoe de leerling in elkaar zit. Ook weet de docent vaak nog te weinig over hoe ze het beste aan hen kunnen lesgeven. De VMBO leerling is sterk afhankelijk van de docent bij het uitvoeren van een vrije opdracht. Ze hebben behoefte aan sturing door de docent en aan structuur. Ze willen hulp als ze dat nodig hebben. Een ideale docent is in hun ogen vriendelijk en toegankelijk, heeft vertrouwen en geeft persoonlijke aandacht. Ze hebben voldoende vakkennis en didactische vaardigheden. Persoonlijke kwaliteiten van docenten tellen het zwaarst mee. Het begeleiden bij zelfstandig werken, en het alleen laten werken wanneer dat nodig is, wordt niet zo hoog gewaardeerd.
Samenvattend
De ideale docent bestaat uit drie componenten. Vakkennis, Interventies en De persoon. Deze componenten zijn met elkaar verbonden. Een gezaghebbende docent die vriendelijk en begrijpend is, wordt als ideaal gezien. Een ideale docent is niet dominant en sluit zich aan bij wat de leerling nodig heeft. Er is een grote mate van emotionele nabijheid en invloed.
Zowel bij het onderzoek van Van Gennip en Vrieze als bij Hattie wordt de nadruk gelegd op alle drie de componenten, vakkennis, interventies en de persoon. In het onderzoek kenmerkend VMBO komt juist naar voren dat in de ogen van de leerling de persoon van de docent er het meest toe doet.
Bij de perceptie van de leerling gaat het om wat de leerling denkt en niet om wat de docent bedoeld. Zowel uit het artikel van Brekelmans als uit het onderzoek “Kenmerkend VMBO” komt naar voren dat docenten en leerlingen vrijwel hetzelfde denken over wat een ideale docent is. Opvallend is wel dat ze daar hetzelfde over denken, maar in de ogen van de VMBO leerling dit nog te weinig gebeurt. De docent weet nog te weinig over wat de leerling echt nodig heeft, en op welke wijze hij daar in zijn lessen op kan aansluiten.
Hoofdstuk 3: Reflectie
– de inhoud van de module
Het starten van de opleiding heeft aangezet tot bewuster nadenken over wat ik eigenlijk doe en waarom doe ik dat zo? Onderwerpen die vanuit de verplichte literatuur daar aan hebben bijgedragen zijn: Fouten maken moet. Toen ik zelf in het BO en VO zat, was ik bang om fouten te maken. Wat denkt een ander er dan wel niet van. Dit heeft mij weerhouden om er uit te halen wat er in zit. Ik ben me dan nooit zo bewust geweest, maar door hierover te hebben gelezen en te reflecteren, ben ik me daar nu wel van bewust. Nog steeds heb ik moeite om nieuwe dingen aan te pakken. Ik merk dat dit ook bij leerlingen speelt in mijn lessen. Zonder het al te theoretisch voor ze te maken, leg ik “dynamic learning” (Johnston, 2012) aan ze uit: er is altijd wat te leren! We moeten fouten maken om te leren! Ik ga dit ook inzetten om zelf te blijven leren. Om te kunnen leren hebben we ook feedback (Hattie, 2013) nodig. Ik mis dit in mijn baan als docent.
– totstandkoming beroepsproduct – de gevoerde gesprekken
Het voeren van de gesprekken vond ik erg leerzaam om te doen. Het geeft mij inzicht in wat de leerlingen nodig hebben. En het gaat immers om de leerling. Leerlingen willen gezien worden. De docent moet zich in de leerling kunnen verplaatsen en door haar of zijn ogen kunnen kijken om zo te kunnen aansluiten bij wat de leerling nodig heeft. Ik wil ook kritisch kijken of ik ook echt aansluit bij wat de leerling nodig heeft.
– de doorgemaakte ontwikkeling
Ik ben tot inzicht gekomen dat we wel differentiëren in de les, maar niet in de cijfers. Ik zou de “growth mindset”( Dweck, 2013) willen toepassen in de praktijk. Het proces beoordelen en niet het resultaat. Spanningsveld wat daarbij ontstaat is wat moet (directie, inspectie) en wat ik vind dat mijn leerlingen nodig hebben (Normatieve professional, Cok Bakker). Over de manier van cijfers geven heb ik de discussie al aangezwengeld binnen ons leergebied. Dit is van belang, omdat ik merk dat de manier van cijfers geven nu de leerlingen remt in het leerproces.
Samenvattend:
Ik zou meer van de leerlingen willen horen wat zij vinden van mij als docent, zodat ik me bewuster ben van mijn handelen. Waarom doe ik de dingen zoals ik ze doe? Omdat het moet of omdat ik vind dat het zo moet? Ik hoop dit ook te kunnen overbrengen op mijn collega’s om zo samen op een professionele manier ons onderwijs in te richten.
Literatuurlijst
Bakker, C. (2013, 8 september). De leraar moet leren reflecteren op zijn gedrag. Trouw. Geraadpleegd op 4 september 2015, van http://www.trouw.nl/tr/nl/4492/Nederland/article/detail/3505972/2013/09/08/De-leraar-moet-leren-reflecteren-op-zijn-gedrag.dhtml
Brekelmans, M. (2010) Klimaatverandering in de klas, Universiteit Utrecht. Geraadpleegd op 12 oktober 2015, van http://dspace.library.uu.nl/handle/1874/44903
Delfos, F. (2005). Ik heb ook wat te vertellen! Communiceren met pubers en adolescenten(8e druk, pp. 212-210). Amsterdam: SWP
Dweck, C. (2013) ‘Teaching a growth mindset’ at Young Minds. Geraadpleegd op 1 september 2015, van https://www.youtube.com/watch?v=kXhbtCcmsyQ
Johnston, P.H. (2006) Opening minds. Using language to change lives(9-23). Portland, Maine: Stenhouse Publishers.
Gennip, J. van, & G. Vrieze (2008). Wat is de ideale leraar? Studie naar vakkennis, interventie en persoon. Nijmegen: Radboud Universiteit, ITS.
Groeneveld, M.J., & Steensel, K. van (2008). Kenmerkend vmbo. Een vergelijkend onderzoek naar de kenmerken van vmbo-leerlingen en de Generatie Einstein. Hilversum: Hiteq.
Hattie, J. (2003). Teachers Make a Difference. What is the research evidence? University of Auckland. Geraadpleegd op 12 oktober 2015, van http://www.educationalleaders.govt.nz/Pedagogy-and-assessment/Building-effective-learning-environments/Teachers-Make-a-Difference-What-is-the-Research-Evidence
Hattie, J. (2013). Leren zichtbaar maken(149-173). Rotterdam: Bazalt
Kenny, D.A. (2004) Person: A general model of interpersonal perception. Personal and social psychology Review,8(3), 265-280
Bijlagen
Vragenlijst interview leerlingen
Wat vind jij een goede leerkracht?
Eerlijk
Vertrouwen
Legt goed uit
Aandacht voor mij
Naam weten
Weet echt wie ik ben
Streng
Vriendelijk
Grappig
Vertelt veel
Geeft veel opdrachten
Klassikaal
Individueel/ Alleen
Zegt wat ik fout doe
Regels
Kan goed luisteren
?
Wat vind jij een fijne les?
Rustig
Afwisseling
Gezellig
Hard werken
Zelf opdrachten maken
Uitleg
Alleen werken
Samen werken
Doel van de les weten
Regels
Geroezemoes
?
Wat is voor jou belangrijk als je leert?/Wat is goed leren?
Fouten maken
Cijfers
Docent moet leuk zijn
Iets nieuws
Rust
Samenwerken
Moeilijk
Uitdaging
Makkelijk
Namen Docenten:
Meneer Langbroek
Meneer van Halem
Mevrouw Bakker
Meneer de Ruiter
Mevrouw v. Kruistum
Mevrouw Timmer
Meneer Boorsma
Meneer Bassie
Meneer Holland
Meneer van Zijverden
Mevr. Vd Velden
Mevr. Buis