In Nederland was het heel normaal om thuis te gaan bevallen.
Nederlandse vrouwen kregen hun baby´s thuis of in het ziekenhuis.
Kraamzorg heeft daarom een lange historie.
Het aantal thuisbevallingen daalt.
Opleiding voor bakers
In 1899 startte het witte kruis een moeder- baker cursus, zodat ze nieuwe inzichten kregen over hygiëne.
Aafke Gesina van Hulst bekend van het groene kruis en met haar zelfgeschreven leerstof.
Behalve dat goede hygiëne belangrijk is legde ze de nadruk op borstvoeding.
Artsen, kruisverenigingen en vroedvrouwen volgden.
Ze wouden bakers bij arme gezinnen inzetten, maar dat werkte niet, omdat de bakers hun eigen werk kring mochten uitkiezen.
Registerboek kraamverzorgster periode 1910-1950
Het werk van een kraamverzorgster was gevoelig voor fraude.
Iedereen kan zich voordoen als een baker, ook al ben je er geen.
Je hoeft alleen maar een insigne te hebben, en als je die niet had dan kon je die makkelijk van een vriendin lenen.
Toen er de eerste opleidingen er waren begon de overheid te registeren.
Door het examen kon je een beetje inzicht krijgen wie er allemaal gediplomeerd waren, en daarna werd het in een dik boek geschreven wie gediplomeerd was.
Kwaliteitsbewaking
De overheid ging het wild bakeren tegen, zodat ze de kwaliteit van de kraamzorg konden bewaken.
In eind jaren 20 kon een kraamverzorgster een insigne krijgen als ze haar diploma heeft gehaald, en zich in inschrijven als werkzoekende bij een plaatsingsbureau.
Als de kraamverzorgster haar werk niet goed deed dan werd haar insigne ingetrokken.
Het plaatsingsbureau werd niet echt een succes en werd afwisselend afgeschaft en dan weer ingevoerd.
De kraamverzorgster was altijd een verantwoording schuldig aan de arts, vroedvrouw en de kraamvrouwverpleegster.
Van baker naar kraamverzorgster
Begin 20e eeuw ging de overheid zich bezig houden met volksgezondheid.
In 1926 maakte de commissie kraamhulp een nieuwe opleiding voor bakers en een uitgebreide opleiding voor kraamverzorgsters.
Als je een leerling kraamverzorgster bent dan volg je dus 18 maanden theorie en praktijk lessen, waarvan je 6 in de kliniek ging volgen.
Je ging vooral signaleren en voorlichting geven.
Ze ging voor de rest assisteren bij een bevalling, de moeder en kind verzorgen en rapporteren.
De opleiding voor kraamverzorgster bleek klein te zijn, en ging de commissie in de jaren 40 weer over de kraamzorg.
Kraamverzorgster verzorgt baby periode 1926-1935
De kraamverzorgster begon na 1925 de baker te vervangen.
Aan het witte schort, verzorgingsmandje, en waskom kan je zien dat dit een moderne kraamverzorgster is. Vroeger werden de baby’s strak in doeken gewikkeld zodat ze zich gemakkelijk overgaven aan hun slaap.
De kraamverzorgende
De regering nam eind jaren 40 het advies van de commissie omtrent kraamhulp over.
Er kwamen belangrijke veranderingen.
De kraamverzorgsters mochten alleen het beroep doen.
Als je een baker was dan kon jij je omscholen.
Naast de medische en pathologische vakken kwamen ook de huishoudelijke en persoonlijke vorming voor in de opleiding.
Het theoretische deel leidde tot opleidingsinternaten die waren opgericht door kruisverenigingen.
De gediplomeerde kraamverzorgsters gingen de moeder en het kind overdag verzorgen en daarbij deden ze ook het huishouden.
De wijkvereniging bood zich ook aan voor kraamhulp, maar dan voor minder uren en dan deden ze de huishouding er niet bij.
De verplichte verbinding werd weer ingevoerd door een bureau.
Ze vielen in vervolg onder de sociale verzekeringen.
Internaatsopleiding
In 1950 kon je de opleiding kraamverzorgster volgen op een internaat.
Ze kregen 3 maanden lang theorie.
Ze werkten dan 12 maanden in praktijk, alleen onder begeleiding van een docent.
Zo konden leerlingen zich rustig voorbereiden op het echte zware werk.
Zo kon de groep onder controle gehouden worden, en kon het op sociale vaardigheden vooruit gaan.
Er was aandacht voor flexibiliteit, geduld, vriendelijkheid, mensenkennis en zwijgen tijdens de opleiding.
Veel van de kraamverzorgsters vonden de internaat leuk, leerzaam en afwisselend.
Groep leerling- kraamverzorgsters
In 1950 kregen leerlingen hun opleiding op het internaat en de internaten waren meestal gelegen in bossen.
3 maanden theorielessen van docenten.
De kraamzorgster of leidster- docente laat zien hoe je een baby moet vasthouden.
Je moest een uniform aan als je lessen ging volgen.
Les in babyverzorging periode 1960-1965
Als je de opleiding kraamverzorgster wou doen dat gebeurde dat op het internaat na 1950.
De leerlingen woonden 15 maanden met elkaar.
Ze hadden vaak veel lol samen met elkaar.
Ze leerden hoe ze moesten koken, huishouding en hoe ze een baby moesten verzorgen.
Leerlingeninsigne periode 1950-1980
Op hun opleiding in het internaat droegen de leerling- kraamverzorgsters een insigne met een liggende baby erop.
Het insigne was heel populair.
De opleiding duurde 15 maanden en daarna deden ze een examen en als ze geslaagd waren kregen ze een acht kantig insigne met een ooievaar erop.
Veelzijdig
De nieuwe internaat opleiding deed niet alleen persoonlijke vorming, er werd ook aandacht besteed aan pathologie.
Ze leerden ze hoe ze afwijken in het kraambed kunnen herkennen.
De verantwoording nam toe en de reportages werden ook belangrijk, voor de huisarts en verloskundigen.
Ze konden minder aandacht besteden aan huishouding omdat ze al gewend waren aan de wasmachine en stofzuigers.
Daardoor hadden ze meer tijd voor moeder en het kind.
Er kwamen verschillende verbeteringen in de opleiding, zoals de wijziging van 1971.
Ze kregen vanaf dat moment allemaal dezelfde lespakketten.
De veelzijdige opleiding van de kraamverzorgster in samenwerking met de huisarts en verloskundige zijn heel belangrijk voor de populariteit van thuis bevallingen in Nederland.
Voor en nadelen van het internaat
Als je een opleiding volgde op het internaat dan kreeg je als leerling kost, inwoning en zakgeld.
In de praktijk dan assisteerde je tijdens een bevalling.
Ze verzorgde moeder en kind en hield het gezin draaiende.
Ze kreeg er wel voor betaald.
Net als een leerling- verpleegster in de service- opleiding was een leerling- kraamverzorgster dubbel afhankelijk van haar werkgever die ook haar opleider was.
Als je op een bepaald onderdeel zakte dan was de kans heel klein dat je het op een andere internaat de opleiding verder kan doen.
Een voordeel van een leerling- kraamverzorgster die haar diploma heeft gehaald is dat je altijd aan het werk kwam als je was aangesloten aan een kraamcentrum.
Sinds 1976 geldt het regel niet meer en kan je overal aan het werk gaan.
Porseleinen ‘luie baker’
Dit is een theepot van wit porselein met een gouden randje.
Hij komt uit Zweden en wordt gebruikt door een baker.
Als ze gingen bakeren dan konden ze daar thee in maken.
Omdat nachten lang kunnen duren en er drankjes waren op te vieren als het kind geboren was dan zat er geen thee in maar drank.
Daarom zeggen ze vaak dat baker lui zijn, omdat je van de drank moe word.
Het gevolg daarvan is dat ze dan niet goed opletten op de baby.
Kraammatrasje van kranten periode: 1880-1940
Als je vroeger een baby kreeg dan was dat riskant en het was duur.
De baker en de vroedvrouw moesten betaald worden, maar ook visite die een glaasje mee dronk.
Bij familie s was het geen probleem, maar bij arme gezinnen wel.
Om het matras te beschermen na en tijdens de bevallingen gingen de moeders met oude kranten een kraammatrasje naaien.
dit is een kopie van het genaaide kranten kraammatrasje.
Ronde ijszak of ijsblaas periode 1900-1950
Een ijszak bestaat uit een gummi zak en een schroefdop en daar doen ze fijngemaakt ijs in.
Meestal gebruikten ze het bij een borstontsteking in het kraambed.
Naast de ronde ijszak kwamen er ook modellen die op lastige plekken van je lichaam kon gaan gebruiken.
Bij het oog, oor en hals.
Een bijzondere vorm van de ijszak is de ijsmuts of een kap die je over het hoofd kan doen.
Uitleenkoffer voor kraamuitzet periode 1920-1940
Een baby is vaak een dure zaak voor sommige gezinnen.
Niet iedere gezin kon een luxe kraamuitzet kopen.
Als je lid was van een kruisvereniging dan kon je een kraamuitzet huren.
Houten metalen toeter periode 1926-1990
Met de houten of metalen toetsers kan je luisteren naar de hartslag van de baby.
De benaming hier van is een mono-auraal stethoscoop of pinard stethoscoop.
Het was een van de taken van een kraamverzorgster op het hartslag van de baby te controleren als de vroedvrouw nog niet aanwezig was.
Dat deed de kraamverzorgster dan met een houten of metalen toeter.
Het ijzeren toeter voelde altijd koud aan en als die dan niet opgewarmd was dan kon het een contractie veroorzaken.
De doptone heeft de toeters vervangen, maar als dan de stroom gaat uitvallen dan kun je niet zonder.
Sommige proberen vaak om met een toiletrol te doen, maar dan heb je er wel ervaring voor nodig en goede oren.
Tepelhoedje met rubberspeen
De kraamverzorgster heeft een taak hoe je borstvoeding moet geven.
een van de belangrijkste punt is om de baby goed aan de borst aanleggen, zodat de borstvoeding op gang komt en zodat je slaagt voor borstvoeding geven.
De meeste on ervaren moeders leunen sterk op de kennis van een kraamverzorgster.
Als het niet zo makkelijk lukt dan kan een tepelhoedje gebruikt worden
Het is wel een gevoelige hulpmiddel voor bacteriën.
Glazen borstkolf met gummi periode 1940-1980
Het geven van borstvoeding kan het hele proces verstoren door verschillende factoren.
Als er geen beweging zit in de moedermelk dan kan je aan de hand van deze borstkolf het tijdelijk op peil houden.
Hygiëne van de kolf is heel belangrijk.
Reclame Zwitsal babyset periode 1950-1960
De nieuwe babyset bevat alles voor de babyverzorging.
Het is een handige bezit en een hele leuke welkom cadeau voor de moeder.
Bevalling set periode 1950-1960
Als je een aanstaande moeder ging bij staan naast een bevalling dan moest je wel een goede spullen meenemen daarheen.
Dit is een zelfgemaakte reis set waar alles in zit zoals: thermometer, kocher, schaar met een stompe punt, pincet, polssteller, nagelbandjes en nagelborsteltjes.
Jaren 50 geboortekaartjes periode 1951-1961
De meeste kraamverzorgsters kregen een hechte band met moeder en kind.
Ze hadden een plakboek en daarin plakten ze de geboortekaartjes op die ze gekregen hadden.
Zwitsal baby verzorgsetje periode 1950-1980
Een geplastificeerd metalen rekje waar alle Zwitsal producten op kunnen.
Babypoeder, zeep, olie, levertraanzalf, vette watten, veiligheidsspelden en een schaartje kan je zien op de foto.
Zwitsal is een Nederlandse merk die op de markt is gekomen door apothekers leerling C.J. Jansen.
Na zijn stage in Zwitserland ging hij in Nederland beginnen met Zwitserse balsem.
Zijn balsem werd voor baby’s gebruikt en daarom ging hij zijn assortimenten verbreden en kwam er talkpoeder, babyolie en zeep.
Stoffen maandverband
Tegenwoord zijn wegwerpartikelen noodzakelijk rond het kraambed.
Van een kraammatrasje tot washandje en van navelklemmetje tot maandverband.
Als je het hebt gebruikt dan kan je het daarna gewoon weg gooien.
Tot de jaren 70 was dat heel anders.
Er bestond toen nog geen wegwerp maandverband.
Als vrouwen ongesteld werden dan gebruikte ze wasbare doeken die meestal van badstof waren en die werden aan een elastieken gordeltje vastgeknoopt.
De kraamverband heette Hestia.
Als je het ging reinigen dat ging eerst met de hand en later met de wasmachine.
Je hing het dan aan de waslijn en daardoor kon iedereen zien dat je die lappen had gebruikt.
Mobiele babyweegschaal
Deze weegschaal is een type van bankbascule en het merk is Refa.
Op het machineplaatje staat: niet voor handelsdoeleinden.
Deze weegschaal was makkelijk mee te nemen, omdat het in een houten kistje zat met een handvat.
Zo kon de wijkverpleegster het meenemen naar een spreekuur op het consultatiebureau of naar een gezin die het gewicht van de baby moest bijhouden.
Baby gewogen met een unster periode 1980-1990
Het bijhouden van het gewicht van de baby was een taak van de kraamverzorgster.
Bij een kruisvereniging kon je een weegschaal huren.
Het wegen gebeurde soms met een unster.
Bakers
Kraamzorg werd eeuwenlang gedaan door bakers.
Baker is een soort kraamverzorgster die heel veel ervaring heeft en eigen kinderen heeft.
Het waren enthousiaste vrouwen die werken volgens de oude methode.
De baker is alleen overdag aanwezig in de avond nam ze de baby mee naar huis of ze bleef bij het gezin tijdelijk wonen.
Rond 1900 stierf er 1 op de 7 baby’s voor z’n eerste verjaardag.
Het was de tijd dat er fabrieken opkwamen en dat gezinnen naar grote steden gingen verhuizen om werk te gaan zoeken.
Mensen woonden niet goed en de gezondheid was slecht.
toch ontdekte de bacterie en Lister had een idee van ontsmetting.
Door Semmelweis was het bekent dat een arts eerst zijn handen moest gaan wassen voordat je een inwendig onderzoek mocht gaan doen.
Dat hygiëne belangrijk is drong heel langzaam tot de bakers en de moeders.
Er was behoefte voor beter opgeleide hulp voor thuisbevalling.
De baker was ongeschoold en pas rond 1900 kon je een cursus volgen.
De cursussen waren niet meteen een succes, want mensen hadden een bijgeloof zoals:
Ze geloofden dat kinderen spruw moest krijgen, anders kregen ze dat rond hun 50e en dat kon hun dood worden.
In 1911 kwam de cursus kraamvrouwenverpleging.
Baker komt van het woord bakeren en dat betekent dat na de bevalling deden ze het kind strak in een doek waarbij de armen strak tegen het lichaam aan werd gedrukt.
Er gingen verhalen rond dat bakers altijd lui, dronken of ze letten niet goed op.
Trui klein, een goede baker periode: 1800-1930
Trui klein was een bevoegde baker die moeders op een uitstekende manier door de kraamtijd hielp.
De Utrechtse huisarts Ausems die in 1990 veel met haar samenwerkte citeert:
Trui was nooit vermoeid, altijd gelijkmatig van humeur, ijverig, stipt en betrouwbaar bij haar werk, pleegde geen ongerechtigheden, luisterde naar bemerkingen omtrent de verpleging en bracht ze in toepassing.
De laatste waren voor artsen en vroedvrouwen belangrijk.
Sommige bakers konden of wouden moderne medische inzichten niet volgen.
Ze hielden zich vast aan de oude methodes en daarom waren de sterftecijfers onder moeder en baby in die periode het hoogst.
Baker proeft de melk periode: 1890-1910
Rond 1900 was het sterf aantal van pasgeboren baby’s zo groot dat er een medisch aanval kwam om gezinnen er op te laten letten dat hygiëne heel belangrijk is.
Ze gebruikten plaatjes om te laten zien wat goed of fout was.
Op dit plaatje kan je zien hoe het niet moet.
Een baker drinkt uit de fles om de temperatuur te meten.
Tekening over zuigelingzorg periode: 1919-1930
De tekening laat de verschillen zien tussen sterfte bij flesvoeding en borstvoeding.
De bakercursussen werden gehouden door Aafke Gesina van Hulst.
Sterftegevallen worden laten zien doordat er graven zijn en daar boven groeit een treurende boompje en daarboven de graven is een donkere wolk.
Stoffen insigne bakerhulp periode 1926-1950
Na 1900 kregen de bakers een eenvoudige opleiding waar ze basisbegrippen over hygiëne leerden.
De cursus heette moeder- bakercursus.
Moeders moesten dit ook snappen.
Nadat ze geslaagd waren voor hun opleiding, kregen ze een stoffen insigne die dan op de jas of hoed werd genaaid.
Het ooienvaartje op het insigne betekent dat ze gediplomeerde kraamverzorgsters zijn.
Anatomisch model periode 1940-2014
In 1926 kwam het begrip kraamverzorgster in de mode.
De jonge meiden kregen naast de bestaande bakers een aparte opleiding om alles onder de knie te krijgen.
Ze kregen theorielessen, met niet overdreven modellen die zo echt mogelijk werden nagemaakt.
De anatomie van het vrouwelijke lichaam is een belangrijk uitgangspunt.
Dit is een anatomisch model van een baarmoeder met kind word gebruikt als lesmateriaal.
Insigne voor gediplomeerden periode 1950-1980
Dit insigne kreeg je als je geslaagd was voor je opleiding.
Heel veel leerlingen hadden er moeilijk om de insigne in te ruilen voor deze.
Bakerpraatjes
Als je kind van een dier schrikt dan krijgt het kind een stuk huid op z’n lichaam dat lijkt op het dier.
Als je een zwangere vrouw heel vaak laat schrikken dan krijg je doordat een schrikkerige kind.
Krab je veel aan je haar dan krijg je een kindje met veel haar.
Als je in de eerste 3 maanden erg misselijk bent geweest dan krijg je een meisje.
Gaan er vreemde katten op je schoot zitten dan ben je dus zwanger.
Ochtendbraken komt door het kriebelen van het hoofdhaar van het kindje.
Als je veel melk drinkt dan krijg je kind een mooi blanke huid.
Als je veel azijn drinkt dan krijg je een makkelijke bevalling.
Toekomst van de kraamzorg
Na het verdwijnen van verschillende kruisverenigingen verviel na 1980 basis voor het internaatopleidingen.
De vuurmand in Noordwijk was het laatste internaat die de deuren ging sluiten in 1988.
In 1983 bestond er een dagopleiding waardoor je minder afhankelijk was van je werkgever.
Als je geen internaatopleiding kan doen dan kan je door deze onderwijs het opleiding wel volgen.
In 2012 is het kenniskraamzorg opgericht.
Het zijn belangrijke ontwikkelingen voor 10.000 kraamverzorgsters.
Hoe hun vak zich gaat ontwikkelen ligt aan het uitslag van het debat die over het veiligheid van thuisbevalling gaat.
Vroeger
Kraamzorg is in grote lijnen nog steeds hetzelfde gebleven.
De vrouwen van nu zijn wat mondiger en de kraamverzorgsters van nu weten hun woordje ook wel te doen.
De dokter was vroeger de baas dus wat hij zei dat gebeurde dan ook.
Als je kraamverzorgster was dan moest je doen wat de dokter zei.
Als de bevalling was begonnen dan werd het bureau ingeschakeld.
De kraamverzorgster kwam op de fiets met schorten ne nachtjapon en dan bleef de kraamverzorgster ook slapen.
Als de baby werd geboren dan werd die gelijk gewassen en de moeder kreeg dan de baby als die helemaal fris was.
Na de bevalling bleef de moeder 10 dagen plat liggen en de tweede dag kreeg ze een kussen onder het hoofd en zo ging je dan een stapje verder.
De moeder werd 2 x per dag gewassen op bed en als ze moest plassen dan deed ze dat in een po.
In die tijd droeg de moeder een sluitlaken, zodat haar buikspieren eerder in model kwamen.
Bij stuwing gingen ze gebruik maken van koolbladeren en gingen ze streng letten op rust, reinheid en regelmaat.
Om 3 uur precies moest je de baby eten geven anders werd die verwend.
De baby kreeg de eerste 24 uur geen borstvoeding, maar een paar lepeltjes met water en suiker.
De baby werd in z’n eigen bedje gelegd als die voeding had gehad.
Er werd in die tijd heel goed opgelet op het wassen van de handen.
In het begin was slechte hygiëne een grote risico’s voor baby’s.
Het bed werd iedere dag verschoond door de kraamverzorgster en voor 10 uur ’s ochtends was alles schoon.
Tegenwoordig
Er is tegenwoordig een goede samenwerking tussen verloskundige en kraamverzorgster.
Ze bellen naar het kraambureau en dan komt de kraamverzorgster met een auto naar je toe.
Je neemt je mobieltje mee en je doet de navigatie aan voor als je de weg niet weet.
Baby’s worden op hetzelfde manier geboren, alleen moeders kiezen wel meer voor ziekhuizen.
Na de bevalling staat de moeder gelijk onder de douche.
Ze gebruiken bij stuwing nog steeds koolbladeren.
Rust, reinheid en regelmaat speelt nog steeds een grote rol, maar dan op een andere manier.
Ze kennen het voeden op verzoek en wordt er opgelet op hechtingsproces.
Als de baby is geboren kan die lekker lang liggen bij de moeder en wordt de vader ook erbij betrokken en die kan dan ook met moeder en baby knuffelen.
Ze wassen en verschonen zelf het kindje en doen ook zelf het huishouding.
Er wordt makkelijk van de vaste bad tijden afgeweken en dan gaat ze baby gewoon met de moeder mee onder de douche.
Je kan alles opzoeken op het internet als je iets niet weet en kan je tijdschriften/boeken kopen en erover lezen.
De vrouwen van nu werken gewoon en hebben zwangerschapsverlof.
De grootouders kunnen op het kindje passen en anders zijn er heel veel kinderdagverblijven waar het kindje dan naar toe kan gaan.
Het is anders dan vroeger, maar heel veel dingen worden nog hetzelfde gedaan.
Tegenwoordig heb je recht op minstens 16 weken zwangerschapsverlof.
Trend/innovaties
In 2005 hebben ze het landelijk indicatieprotocol kraamzorg (LIP) opgesteld.
Het is een instrument voor bevestiging van de zorg gedurende de kraamperiode.
Er is eerst een pilot uitgevoerd en in 2007 werkte kraamverzorgsters met LIP.
In 2008 is er een derde LIP ontwikkeld.
LIP is een basisdocument die voor verdere ontwikkelingen van normen voor verantwoorde zorg.
Door de groei van gezinsproblemen en individuele problemen, bij kinderen en volwassenen leidt in de politiek en in de samenleving tot een grote aandacht risicogezinnen.
Binnen de kraamzorg is deze ontwikkeling ook van invloed.
Voor de kraamzorg is er een vroeg signaleringsinstrument ontwikkeld, met risicosignalen die kraamverzorgende kunnen waarnemen die verwant zijn aan het optreden van kindermishandeling, gedrag die kan leiden tot kindermishandeling of verstoorde ouder- kind relatie.
Vroeg signalering maakte deel uit van de kraamzorg op 1 januari 2008 en is daarom onderdeel van de LIP kraamzorg.
Voor de andere ontwikkelingen in de kraamzorg wordt er verwezen naar het beroepscompetentieprofiel verzorgende (movisie, juli 2007).
Niet alleen de markt ontwikkelingen staan erin, maar ook wetgeving/overheidsregulering, wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG) staan erin, bedrijfsorganisatorische ontwikkelingen evenals de invloed van demografische en maatschappelijke ontwikkelingen van de zorg.
Voordat de kraamverzorgster het bad deed ging ze eerst de babykleertjes op een warme kruik leggen.
Ze droegen een borstrok en een stoffenluier die in een vliegen model werd gevouwen.
Kinderen werden vaak op een rubberen matje gelegd met daarin gaatjes en daar werden dan de poep en plas opgevangen.
Na 10 dagen mocht de moeder uit bed en dan stond ze er ook gelijk alleen voor.
Als je werkte dan moest je gelijk stoppen gaan met werken.
Ze konden in die tijd wel terugvallen bij familie of bij grote gezinnen.
Vrouwen gingen niet werken buiten de deur en de vader staat maar een beetje aan de kant, want verzorgen van de baby was vrouwenwerk.
Hoofdstuk 2
De kenmerken van de zorginstelling
Wanneer er gesproken wordt van afwijkingen in de zwangerschap kunnen dit zowel met de zwangere vrouw als met het ongeboren kind te maken hebben.
Wanneer een zwangere vrouw wordt opgenomen in het ziekenhuis komt ze op de afdeling gynaecologie/obstetrie.
De reden voor opname van een zwangere vrouw kunnen heel verschillend zijn, bijvoorbeeld een hoge bloeddruk die leidt tot allerlei complicaties in de zwangerschap of een groeiachterstand van de baby in vergelijking tot de duur van de zwangerschap.
Vrouwen die zwanger zijn, worden in de gelegenheid gesteld zich samen met hun partner zo goed mogelijk voor te bereiden tijdens de zwangerschap en op de bevalling.
Dit gebeurt door de thuiszorgorganisaties die ouderschapscursussen en zwangerschapsgym organiseren.
De laatste jaren zijn er steeds meer particuliere instellingen die ook kraamzorg bieden.
Wanneer een zwangere vrouw ervoor kiest om haar kind poliklinisch onder begeleiding van de eigen verloskundige te krijgen, zal een kraamverzorgster het stel begeleiden tijdens de bevalling en de desbetreffende verloskundige assisteren.
De kraamverzorgster neemt dan de zorg voor moeder en kind in de thuissituatie op zich.
Op het moment dat een aanstaande moeder in het ziekenhuis onder begeleiding van een gynaecoloog bevalt, begeleidt een verpleegkundige tijdens de bevalling en die geeft assistentie aan de gynaecoloog. Na de bevalling komt de moeder met kind op de verloskundige afdeling te liggen.
Nadat de moeder en de baby ontslagen zijn uit het ziekenhuis, krijgt de moeder contact met de kraamverzorgster thuis en met de wijkverpleegkundige.
Deze laatste komt een paar keer op huisbezoek en neemt thuis ook de hielprik af bij de pasgeborene.
Hoofdstuk 3
De disciplines die werken in de branche en hun taken incl. de verzorgende IG
Kernmerken zijn “een set van inhoudelijk samenhangende beroepsactiviteiten die door een belangrijk deel van de beroepsbeoefenaren in een bepaald beroep of die functie” worden uitgevoerd en die kenmerkend zijn voor dat beroep of die functie. Kernmerken geven de kern van een bepaald beroep weer. In de praktijk zijn de kerntaken niet altijd als zodanig te scheiden, vaak zullen kernmerken tegelijkertijd worden uitgevoerd.
Wat doet de kraamverzorgende allemaal?
De kraamverzorgende ondersteunt de kraamvrouw bij haar persoonlijke zorg en die van de pasgeboren baby.
Ze biedt hulp bij het geven van borstvoeding of flesvoeding, verzorgt de pasgeboren baby met (wassen, baden, huid- en nagelverzorging) en helpt de kraamvrouw bij het douchen/wassen.
Ze leert de ouders hoe ze de pasgeborene moeten verzorgen en eten geven.
Gezin met jonge kinderen wat doet de kraamzuster allemaal
Wanneer er één of meer andere kinderen in het gezin aanwezig zijn, dan besteedt de kraamverzorgende daar ook aandacht aan.
Zij geeft de andere kinderen tijdens haar aanwezigheid eten en drinken en indien aan de orde helpt zij hen bij de toiletgang.
Basiszorg via zorgplan
De basiszorg die de kraamverzorgende verleent, voert zij uit aan de hand van een zorgplan.
Tijdens en aan het eind van de zorgperiode, evalueert zij de zorg met de kraamvrouw. Op basis van de evaluaties en de geconstateerde veranderingen in de situatie van de kraamvrouw stelt ze in overleg met de verloskundige de zorg bij.
De kraamverzorgende biedt de zorg aan op basis van een bepaalde zorgvisie, waarbij ze altijd uit zal gaan van de beleving, voorkeuren, wensen en behoeften van de kraamvrouw en haar partner.
Om dit te kunnen bewerkstelligen zal de kraamverzorgende een professionele relatie met de kraamvrouw, haar partner en eventuele andere gezinsleden onderhouden
Verzorging van moeder en baby
Dit is de belangrijkste taak van een kraamverzorgende, ook helpt de kraamverzorgende de verloskundige tijdens de geboorte en ondersteunt de partner daar waar nodig.
In de eerste week na de bevalling kan de kraamverzorgende ook een luisterend oor bieden bij bijv. de verwerking van de geboorte.
De kraamverzorgende begeleidt ook bij geven van voeding aan de baby, zowel borst als fles voeding
Overige taken van de kraamverzorgende
De verzorging of/ en de opvang van huisgenoten vangt de kraamverzorgende op.
Ook helpt de kraamverzorgende met de basis huishoudelijke taken.
Maar ook de extra huishoudelijke taken, zoals bijv. (voor) bereiden van de warme
Maaltijd.
Wat doet de gynaecoloog
Een gynaecoloog heeft 2 verschillende taken en dat zijn: gynaecologie en verloskunde.
Bij een gecompliceerde zwangerschappen en bevallingen gaat de gynaecoloog begeleiden.
De gynaecoloog gaat een keizersnee doen als het nodig is bij de bevalling.
Een gynaecoloog kan ook een abortus of een sterilisatie doen.
De behandeling van alle vrouwenziekten zoals, ontstekingen van geslachtsorganen, stoornissen van de menstruatiecyclus of andere ziekten vallen ook onder gynaecoloog.
Je kan ook bij een gynaecoloog terecht voor advies of voor een behandeling als je een kinderwens hebt, maar dat het niet lukt.
Gynaecoloog tijdens de bevalling
Het kan voorkomen dat je een zwangerschap hebt zonder iets ernstig te hebben, maar dat je zwangerschap niet zo soepel gaat.
De verloskundige kan dan een beslissing nemen om alsnog een gynaecoloog in te schakelen.
Voorbeelden zijn:
• Een vroege (voor 37 weken) of een late (na 42 weken) bevalling.
• Er zit teveel tijd tussen weeën en gebroken vliezen.
• De baby heeft in de vruchtwater gepoept.
• De weeën zijn niet echt sterk genoeg.
• De ontsluiting is niet ver genoeg.
• De placenta gaat er niet uit komen.
• Te veel bloed verliezen (je kan te ver uitgescheurd zijn).
• De gezondheid van jezelf en je baby gaat achteruit.
Als je een voorkeur hebt voor een gynaecoloog dan moet je die al van te voren in de geboorteplan vastleggen.
De verloskundige weet dan wie ze moet bellen.
Wat doet de verloskundige tijdens de zwangerschap
De verloskundige gaat je begeleiden bij de zwangerschap, bevalling en kraambed.
De verloskundige houdt tijden het zwangerschap de gezondheid van jou en de baby in de gaten.
De verloskundige moet kijken of er complicaties zijn en als die er zijn moet ze u doorverwijzen naar een specialist.
Zwangere vrouwen komen gemiddeld 10 tot 14 keer bij een verloskundige.
Sommige zwangere vrouwen moeten vaker komen dan anderen.
Dat ligt er dan aan of de baby zich goed aan het ontwikkelen is.
Taken van de verloskundige
• Het verloop van de zwangerschap controleren: bloeddruk meten, hartje in de gaten houden, ligging van de baby bekijken, soms bloed of urineonderzoek doen.
• Zorgen voor een zeer goede voorbereiding op de bevalling
• Op tijd kijken of er complicaties aanwezig zijn en als dat zo is zo snel mogelijk doorverwijzen naar een specialist.
• Een vertrouwensrelatie opbouwen met de ouders.
• Voorlichting en adviezen aan de ouders geven.
Rol en verantwoordelijkheden
De kraamverzorgende heeft een uitvoerende rol.
In het eerste proces is ze zelf verantwoordelijk voor haar eigen handelen en de gevolgen van dat.
Ze is verantwoordelijk voor aan de hand van een programma opstellen, evalueren en het bijstellen van een zorgplan.
Ze is ook verantwoordelijke voor het plannen, organiseren en uitvoeren van de afspraken die in het zorgplan staan.
De verloskundige heeft een medische verantwoording voor het kraambed, de verzorgende is verantwoordelijk voor de verzorging en ondersteuning van de kraamvrouw en baby gedurende de kraamperiode thuis.
De kraamverzorgende reflecteert op haar eigen handelen.
Ze verantwoord haar handelingen met de verloskundige of leidinggevende en ze overlegt wanneer er veranderingen komen in de zorgbehoefte van de zorgvrager of als er bijzonderheden zijn.
De kraamverzorgende voert haar werkzaamheden uit via de protocollen van de kraamzorg.
Loopbaanmogelijkheden
De kraamverzorgende kan zich verbreden naar verzorgende en kan ook nog verpleegkundige niveau 4 doen.
Andere doorgroeimogelijkheden van de kraamverzorgende is:
• Praktijkopleider
• Intaker
• Planner
• Lactatiedeskundige (biedt advies bij borstvoeding)
• Kraamverzorgende met coördinerende taken en leidinggevende
Hoofdstuk 4
De kenmerken van de zorgvragers in de branche
Kenmerken kraamzorg en de zorgvragers
De kraamzorg is gericht op het bieden van zorg, ondersteuning, instructies en voorlichting geven aan de moeder, vader en het kind.
Kraamzorg heeft een doel voor ogen om het geestelijke en fysieke herstel van de kraamvrouw en het samen brengen van het kind binnen het gezin stimuleren.
Het belangrijkste doel van de kraamzorg is vroeg signaleren en voorkomen van problemen bij moeder en baby om hen een goede start te geven en een juiste verzorging van de baby en de voorbereiding van moeder en vader op deze taak.
Kraamzorg heeft een belangrijke functie wat omtrent de vroeg signalering van risicogezinnen: als risicogezinnen van te voren ondersteuning krijgen kunnen problemen voorkomen worden ook op latere leeftijd.
In de kraamzorg geeft de kraamverzorgende direct ondersteuning en zorg aan de volgende doelgroepen:
• Barende
• Kraamvrouwen
• Baby’s
Tijdens en na de bevalling hebben de moeder en baby een specifieke zorg die van kort duurt.
Het gaat om assistentie rondom de bevalling, zelfzorg te kort na de eerste dagen na de geboorte, hulp bij borstvoeding of flesvoeding, behoefte aan informatie, advies en instructies en behoefte aan begeleiding en huishoudelijke zorg.
Bijzonder aan deze zorgcategorie is dat karakter van de ondersteuning binnen een week opschuiven van het overnemen van de zorg naar dat de ouders het zelf leren om het zelf te kunnen doen.
Methodische beroepsuitoefeningen
Het is erg belangrijk om methodisch te gaan werken in de kraamzorg.
Bijna alle kraamzorg instellingen werken met zorgplannen.
Er zijn verschillende boeken waarin verschillende zorgplannen in staan en de inhoud is ook erg verschillend.
Het verzamelen en interpreteren van gegevens
Je gaat op een methodische manier gegevens verzamelen en aan de hand van een verpleegkundige ondervraging en het observeren van zwangere of barende moeders of bij een pasgeboren baby.
Er word dan op deze manier een totaal beeld gevormd.
Het is dan mogelijk om zorgvragen of verpleegkundige een diagnose te formuleren en dan een zorgplan of verpleegplan te maken.
Het plannen van zorg
Op basis van verpleegkundig en methodische methoden worden voorgenomen resultaten van zorgverlening geformuleerd.
Er wordt rekening gehouden met:
• De huidige gezondheidstoestand van de zwangere, barende of baby
• Voorspelbaarheid en verloop van de gezondheidsproblemen
• Verlenen van zorg activiteiten
• Mate van communicatie
• Leeftijd
• Cultuur
• Sociale netwerk
• Disciplines
Uitvoeren van de zorg
De verzorgende of verpleegkundige kan op een verantwoordelijke en nuttige wijze zorg verlenen aan zwangere, barende en pasgeboren.
Ondersteuning bieden
Stimuleren van een kalme ontwikkeling van de vrouw in de rol van zwangere, vroedvrouw en moeder.
Zorg dragen met een uitzondering bijv. dat de baby niet gescheiden wordt van de moeder.
Dat je de baby beschermt tegen onnodige onderzoeken en behandelingen.
Evalueren en rapporteren over de verleende zorg:
De verzorgende of verpleegkundige kan zorggegevens en resultaten van de baby en ouders beoordelen, rapporteren en overdragen en zo nodig de zorg bij stellen aan de hand van de resultaten.
Preventie en GVO
Het is belangrijk om gezondheidsproblemen en risico’s te voorkomen door voorlopig maatregelen te nemen en gezondheidsvoorlichtingen te geven.
Primaire preventie: maatregelen die een doel hebben om een ziekte te voorkomen, mensen die gezond zijn een bijna geen klachten hebben worden behandeld bijv. door een vaccinatie
Voorbeelden van primaire preventie is:
• Infectieziekten voorkomen
• Voedingsadviezen
• Aanpassen van de leefstijl en blaasontsteking voorkomen
• Balans tussen activiteit en rust
• Voorkomen van ongelukken bij baby’s
• Hygiëne van voeding en verzorging
Je kan niet altijd gezondheidsproblemen voorkomen.
De verzorgende of verpleegkundige spelen een belangrijke rol bij vroegtijdige gezondheidsproblemen, omdat er snel een gevaarlijke situatie kan komen bij zwangere, barende en baby’s zoals: bloedingen en uitdrogingen.
Observeren, rapporteren en overleggen is heel belangrijk.
Secundaire preventie: opsporingen van een ziekte of risicofactoren op een tijdstip dat de ziekte al aanwezig is, maar nog niet leiden tot een ernstige klacht, als je vroeg in grijpt kan je voorkomen dat de ziekte zich gaat ontwikkelen.
Voorbeelden van secundaire preventie is:
• Informeren over het inhoud van de onderzoeken
• Beschrijving van psychische overbelasting bij de ouders
• Controle bij de baby uitvoeren
• Wondcontrole bij de kraamvrouw
Tijdens de zwangerschap, bevalling of tijdens de kraamperiode kunnen er gezondheidsproblemen ontstaan bij de moeder en kind.
Maatregelen die gericht zijn op het tertiaire preventie om verergering van problemen tegen te gaan en deze te gaan bespreken.
Tertiaire preventie: de verergering van de ziekte voorkomen en de gevolgen verminderen.
De meeste maatregelen zijn medisch.
De verzorgende of verpleegkundige gaat de verloskundige of arts ondersteunen en gaat de vrouw en familie begeleiden.
Voorbeelden van tertiaire preventie is:
• Instructies geven over diëten
• Als je zwangerschap suiker hebt dan word er instructies gegeven over hoe je insuline moet gaan spuiten.
• Bij kunstverlossingen assisteren
• De reactie van de kraamvrouw observeren over bekkenstabiliteit
Coördineren en organiseren van de zorg
Als je goede zorg verleent betekent niet dat je goed je werk doet.
De verzorgende of verpleegkundige is verantwoordelijk voor de organisatie en de coördinatie van de zorg over de zwangere/barende of baby.
Het is noodzakelijk dat een verzorgende of verpleegkundige deelneemt in verschillende overlegsituaties en zelf ook overleg momenten coördineert.
De verzorgende of verpleegkundige zal veel te maken krijgen met ontslag en overdracht in de kraamzorg.
Het voeren van eindgesprekken waarin de zorg vastgesteld wordt, is een hele belangrijke fase.
De verzorgende of verpleegkundige is verantwoordelijk voor het methodisch overdragen van de zorg aan de anderen, bijv. de overdracht van een kraamvrouw die in het ziekenhuis lag en nu naar huis gaat.
Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
De verzorgende of verpleegkundige kunnen een bijdrage leveren over de kwaliteiten van de zorg aan de zwangere, barende of baby door:
• Kwaliteitscriteria ontwikkelen en deze dan gaan toepassen in de zorg of meewerken en toepassen aan kwaliteitsinstrumenten
• Klachten van zorgvragers en familieleden gebruiken bij het verbeteren van kwaliteitszorg en beroepshouding.
• In de zorg beslissingen kunnen verantwoorden.
• Een bijdrage leveren aan moderne ontwikkelingen in het beroep door deel te nemen aan overlegsituaties.
• Een bijdrage leveren aan een moreel besluitvorming met betrekking tot de zorg voor zwangere, barende of baby’s.
• Het dragen van verantwoordelijkheid en het op peil houden van je eigen deskundigheid door middel van een scholingen het bijhouden van vakliteratuur.
• Een bijdrage leveren aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van leerlingen en collega’s door intercollegiale ondersteuning, feedback, werkbegeleiding en klinische lessen.
• Vanuit een verpleegkundige standpunt raad verlenen, advies en instructies geven aan verzorgende of verpleegkundige en overige specialisten met betrekking tot de zorg van zwangere, barende of baby’s.
Relaties tussen zorgvrager en zorgverleners
Verpleegkundige zorg is gericht op zwangere, barende of kraamvrouw tot en met baby’s die elk hun specifieke zorgvragen hebben en elk hun eigen werkwijze vragen.
Een belangrijke kenmerk van de zorg is dat verpleegkundige te maken hebben met zorgvragers die voortkomen uit de symptomen rondom de zwangerschap.
De verpleegkundige krijgt te maken met zorgvragers die voortkomen uit ontwikkelingsfase waarin de vrouw zicht bevindt.
De verpleegkundige kan de zorg aanvullen en ondersteunen of overnemen van de zorgvrager.
Beroepshouding
De kraamverzorgende gaat voorzichtig met zorgvragers om, ook in drukke situaties.
Ze is communicatief en sociaal vaardig, heeft respect voor de kraamvrouw en haar partner, heeft ook respect voor de familieleden en naasten en verwacht dat ze zelf ook met respect wordt behandeld.
Bij haar werkzaamheden houd ze rekening mee met de wensen en gewoonten, normen en waarden, seksuele voorkeur, culturele achtergrond, en levensbeschouwing van de kraamvrouw, haar partner, gezinsleden en naasten, collega’s en verloskundige.
De kraamverzorgende is energiek, toont initiatief, is betrouwbaar en eerlijk, is flexibel en toont verantwoording.
De kraamverzorgende beschermt de privacy van de kraamvrouw en haar gezin, ze kan omgaan met vertrouwelijke informatie en beschermt de geheimhouding waar nodig is.
Met verschillen in waarde, normen en visies bijv. bij de kraamvrouw en haar gezin kan ze professioneel mee omgaan.
Ze hanteert haar eigen normen en waarden en dat doet ze op een professionele manier en ze is van bewust van haar eigen handelen en gedrag.
Ze kan omgaan met morele dillema’s en gebruikt hierbij de visie en regels van de organisatie en belangrijke wetgeving.
Ze weet welke signalen en risicofactoren van belang zijn en rekening houd met vroeg signalering van risicogezinnen en kan op een nuttige manier omgaan met een niet pluizig gevoel.
De kraamverzorgende werkt klant en vraaggericht wat zich uit in een creatieve, ondernemend en meedenkende houding.
De kraamverzorgende zet zich in om zich te blijven ontwikkelen in haar beroep.
Ze is bereid om blijven te leren en zich in te zetten voor het vak.
Van belang is dat ze een mening heeft over de invulling van haar vak en dat ze haar mening durft te uiten.
Ze heeft een lerende houding en ze vraagt regelmatig om feedback, zodat ze haar competenties blijft ontwikkelen.
Ze heeft een open houding in haar beroep.
Dat ze een eigen mening heeft over hoe zij het vak het beste doet.
Ze durft dit te vertellen aan haar collega’s, vakgenoten en geïnteresseerden.
Ze is op de hoogte van belangrijke standaarden, protocollen en kwaliteitsrichtlijnen binnen de kraamzorg waar zij werkt.
Ze handelt volgende de beroepscode.
De kraamverzorgende zet zich in om zich verder te ontwikkelen in haar vak en een duidelijke positie te behalen in de zorgverlening.
Complexiteit
De kraamverzorgende werkt volgens routines, standaard procedures en gecombineerde procedures.
De kraamverzorgende werkt in laag tot gemiddeld in een ingewikkelde situaties waarbij de gezondheidstoestand van de kraamvrouw en de baby doorgaans weinig wisselt.
Ze werkt in een voorspelbare, niet- levensbedreigend situatie.
Ze kan veranderingen hebben in de zorgvraag en wensen van de kraamvrouw en familieleden en moet daarop reageren.
De werkzaamheden zijn verschillend en praktisch.