Samen met zijn familie woont Djibril als elfjarige jongen in een klein Marokkaans dorp. Voor zijn ouders is het islamitische geloof het uitgangspunt van hun leven. Meisjes moeten een handje toesteken in het huishouden en jongens gaan naar de moskee om het woord van God te leren of ze werken in de eigen streek.
Djibril is anders dan de jongens uit zijn dorp. Wat anderen gevaarlijk en verboden vinden, vindt hij avontuurlijk. Hij zet zich af tegen de strenge regels van zijn ouders en zijn godsdienst. Djibril wil vrijheid. Voortdurend probeert hij aan zijn le
ssen in de moskee te ontsnappen.
Djibrils conservatieve vader keurt zijn roekeloze gedrag af. Zo reageert de vader heftig wanneer zijn vrouw hem vertelt dat hun zoon op weg is naar de bron. “Djibril? Wat bezielt je om Djibril water te laten halen? Dat is toch niks voor hem. Hij moet het woord van God studeren, geen klusjes doen voor jou!”
Ook de gelovige dorpelingen slingeren soms verwijten naar Djibrils hoofd.
“Leert dat duivelsjong het dan nooit?”
“Loop naar de hel, rotjoch! Wacht maar tot ik je vader spreek.”
Op een dag neemt Djibril een impulsieve beslissing: wanneer hij zijn oudere broer Kareem – die toeristen rondleidt – in een truck ziet vertrekken, denkt hij dat die naar de markt rijdt. Djibril wil mee en verstopt zich in de laadbak.
Al snel blijkt dat een stommiteit: Kareem is niet op weg naar de markt, maar heeft zich verstopt in het onderstel van de truck om illegaal het land te verlaten. Hij wil in Spanje een nieuw leven beginnen. De vrachtwagen wordt tegengehouden door de grenspolitie. Wanneer Kareem opmerkt dat Djibril hem is gevolgd, staat hij zijn plaats af aan zijn broertje en geeft hij zichzelf over aan de douane.
Zo belandt Djibril op een boot naar Spanje. In het ruim ontmoet hij een groep vluchtelingen, die net zoals Kareem in Europa een nieuwe thuis zoeken. Na een lange reis bereikt hij Sevilla. Een nieuwe wereld met andere gebruiken en waarden. Hij heeft niemand om op terug te vallen en spreekt geen Spaans. In het begin doolt hij rond in een park en leeft hij van voedselrestjes. Het kost hem bloed, zweet en tranen, maar hij weet een job te bemachtigen als tuinier. Zo bouwt hij een nieuw leven op en maakt hij carrière.
Twaalf jaar later vindt Djibril een foto met een adres erop in zijn oude kleren. Hij besluit om het adres in Parijs op te zoeken. Daar ontmoet hij Cécile, een Française… en de jeugdliefde van Kareem. Cécile is argwanend tegenover Djibril.
“Wie ben jij? Je hoort te bellen voor je komt. Je kunt hier niet zomaar komen aanlopen. Ik verwacht niemand. Kom op, wegwezen!”
Eens Cécile beseft dat Djibril de jongere broer van Kareem is, neemt ze hem in vertrouwen en biedt ze hem onderdak.
Cécile lijkt succesvol, maar al snel blijkt het tegendeel. Door een rijke man belandde ze in de drugshandel en de prostitutie.
Djibril is erg met Cécile begaan en voelt zich tot haar aangetrokken. Ze groeien steeds dichter naar elkaar toe, maar ook hun liefdessprookje blijkt te mooi om waar te zijn. Cécile lijdt aan aids en kan niet meer genezen. Djibril geeft de moed niet op en blijft haar steunen. Cécile kan dit eerst niet goed vatten, maar Djibril houdt voet bij stuk en wijkt niet van haar zijde.
Na een zware periode moet Djibril met veel pijn in het hart afscheid nemen van Cécile. Het blijft hem bij dat Cécile betreurde dat ze Kareem heeft achtergelaten en was teruggekeerd naar Parijs. Jarenlang probeerde ze Kareem tevergeefs te vergeten.
Daarom beslist Djibril na haar dood terug naar zijn thuisland te trekken en zijn familie op te zoeken. Hij hoopt zo de verloren band nog te kunnen herstellen.
Zowel Djibril en Cécile namen in hun leven een aantal beslissingen waar je je als lezer niet meteen in kan vinden. Dit neemt echter niet weg dat je sympathie voelt voor hen, zeker door hun oprechte en liefdevolle karakter.
Ait Hamou haalt in zijn boek drie belangrijke thema’s aan. Ten eerste biedt hij ons een blik in de traditionele, islamitische cultuur. Als lezer raak je meer bekend met hun waarden en rituelen. Je komt tot het besef dat gewone dingen niet overal vanzelfsprekend zijn. In Marokko apprecieert men de kleinste dingen. Er is geen sprake van luxe. De weinige kansen die de mensen daar krijgen, moeten ze met beide handen grijpen.
Ten tweede schetst de auteur ook de bittere wereld van een vluchteling, die uiterst actueel is. Miljoenen vluchtelingen proberen grenzen over te steken, in de hoop elders meer veiligheid en een beter leven te vinden.
Deze invalshoeken zijn met elkaar verbonden door een derde thema: vriendschap en liefde. Het begon met de hulp van zijn broer Kareem, die het voor Djibril opnam. Twaalf jaar later was het de liefde van Cécile die hem terug een thuisgevoel gaf. Haar liefde en oprechtheid was zelfs na haar dood zijn enige drijfveer die hem terug naar zijn thuisland en familie leidde.
De auteur geeft ook een definitie van liefde weer die niet voldoet aan de eenzijdige, positieve verwachtingen die we er soms van hebben. Het verhaal gaat over lief en leed delen, er zijn voor elkaar. Op moeilijke momenten kan je kracht uit de liefde putten om door te gaan, om te vechten voor je toekomst. Ait Hamou verbloemt daarbij niet hoe pijnlijk het verlies van een geliefde kan zijn.