Naast de gewone obligatieleningen bestaan er in België ook converteerbare obligaties. Deze converteerbare obligaties zijn obligaties, in die zin dat ze een vaste jaarlijkse interest opleveren en indien de houder zijn effect niet converteert in een aandeel, zullen ze op de eindvervaldag tegen pari terugbetaald worden.
Converteerbare obligaties zijn obligaties die onder bepaalde voorwaarden en op tijdstippen, die vooraf zijn bepaald, kunnen worden geconverteerd in aandelen van de vennootschap die ze uitgeeft. Converteerbare obligaties zijn obligaties in de zin van artikel 485 W. Venn. waaraan een conversierecht is gekoppeld.
Het conversierecht verleent de houder het recht de obligatie om te zetten in een kapitaalaandeel en dus een volwaardige aandeelhouder te worden van de emitterende vennootschap. Aangezien het een recht en geen plicht inhoudt, heeft de houder de keuze tussen ofwel te converteren ofwel de obligaties te behouden en aldus schuldeiser van de emittent te blijven. De beslissing van omzetting berust steeds bij de obligatiehouder zelf.
Doorgaans zal de obligatiehouder zijn recht uitoefenen, tot conversie overgaan, zodra de aandelen tot boven een zekere waarde gestegen zijn. Door de conversie kan hij bijgevolg mee genieten van de waardestijging van het onderliggende aandeel, en dit zonder het aandeelhouderrisico te moeten dragen.
De uitoefening van het conversierecht gebeurt tegen de conversieprijs, in een
conversieratio en gedurende de conversieperiode. Deze worden op het ogenblik van de uitgifte van converteerbare obligaties vastgesteld. De conversieperiode is de vooraf vastgestelde periode waarin omwisseling tot aandelen gaat. De conversieverhouding/ratio is het aantal aandelen dat men kan krijgen door conversie van de obligatie. Tot slot, de
conversieprijs is de prijs waartegen de onderneming de nieuwe aandelen bij de omwisseling uitgeeft.
De uitgifte van converteerbare obligaties wordt op een dwingende wijze geregeld door de artikelen 489 tot 492 en 583 van het Wetboek van vennootschappen. De formaliteiten bij de conversie van de obligaties zijn geregeld door artikel 591 van het Wetboek van vennootschappen.
De uitgifte van converteerbare obligaties moet worden beslist door de algemene vergadering der aandeelhouders, volgens de regels gesteld voor de wijziging van de statuten of door de raad van bestuur binnen de grenzen van het toegestane kapitaal.
Mits de uitgifte van converteerbare obligaties wordt een verantwoording van de voorgestelde verrichting door de raad van bestuur meegedeeld in een bijzonder verslag. Als de algemene vergadering wordt bijeengeroepen, wordt het bijzonder verslag op de agenda aangekondigd. Het ontbreken van het bijzonder verslag heeft de nietigheid van de beslissing van de algemene vergadering tot gevolg.
De mogelijkheid tot converteren mag niet langer zijn dan tien jaar, te rekenen vanaf de uitgifte van de obligaties. De converteerbare obligaties moeten zijn volgestort.
Indien de vennootschap besluit, zelfs gedeeltelijk, vervroegd terug te betalen, wordt aan de houders van converteerbare obligaties het recht toegekend om hun conversierecht uit te oefenen gedurende tenminste een maand voor de datum van de terugbetaling.
Bij de uitgifte van converteerbare obligaties genieten de kapitaalaandeelhouders, op de inschrijving ervan, van het voorkeurrecht dat de wet hen toewijst bij kapitaalverhoging , echter niet bij de conversie van de obligaties.
De vennootschap mag tijdens de periode, te rekenen van de uitgifte van de converteerbare obligaties tot het einde van de termijn van conversie, door geen enkele verrichting de voordelen verminderen die de voorwaarden van uitgifte of de wet toekennen aan de obligatiehouders, tenzij in het geval waarin de voorwaarden van de uitgifte speciaal voorzien, tenzij in geval van kapitaalverhoging door inbreng in geld.
De conversie van de obligaties en de daaruit voortvloeiende verhoging van het kapitaal worden vastgesteld bij een notariële akte, die opgemaakt wordt op aanvraag van de raad van bestuur.
In deze hypothese zal de conversie ten vroegste plaatsvinden vier jaar na de uitgifte van de obligaties. De obligatiehouder heeft dan de keuze om de obligaties te converteren. Het conversierecht verleent de houder het recht de obligatie om te zetten in een kapitaalaandeel en dus een volwaardige aandeelhouder te worden van de emitterende vennootschap.
2. Studio 101 bezit rechtstreeks en onrechtstreeks 100% van de aandelen van BVBA Prosit!, die een televisiezender exploiteert. Die vennootschap leidde een zwaar verlies en haar eigen vermogen per einde boekjaar bedroeg -3,2 miljoen EUR. De bestuurders die Media Investments vertegenwoordigen in de raad van bestuur van Studio 101 voelen zich hier niet erg lekker bij. Moeten zij zich zorgen maken?
3. Media Investments verwijt Hans wanbeheer aangezien Prosit! niet de enige dochtervennootschap is die meer geld uitgeeft dan er binnen komt. Media Investments stuurt erop aan om Hans uit alle functies binnen de groep te verwijderen. Kan dat en hoe zou zijn in voorkomend geval tewerk kunnen gaan?
Media Investments bezit ingevolge de kapitaalverhoging 45% van de aandelen (en stemrechten) in Studio 101 (450 van de 1.000 aandelen), dus bezit (nog) geen meerderheid in de AV van Studio 101.
Wél tekende Media Investments voor 60 miljoen EUR in op een converteerbare obligatielening. Bij integrale conversie zullen 1.000 nieuwe aandelen uitgegeven worden. Na conversie kan Media Investments dus wél een meerderheid binnen de AV van Studio 101 bereiken. De conversie kan evenwel ten vroegste plaatsvinden 4 jaar na uitgifte van de obligaties.
De opdracht van een bestuurder in een naamloze vennootschap wordt aanzien als een lastgeving, een mandaat.
Het gevolg hiervan is dat bestuurders van een vennootschap op elk ogenblik tijdens de duurtijd van hun mandaat ad nutum herroepbaar zijn door de algemene vergadering van aandeelhouders. Een bestuurder van een NV kan dus worden ontslagen op de algemene vergadering van aandeelhouders met een gewone meerderheid van de aanwezige en vertegenwoordigende stemmen. Hierbij dient geen opzeggingstermijn in acht te worden genomen en is evenmin een opzeggingsvergoeding verschuldigd. Een motivering van het ontslag, door de algemene vergadering, is niet vereist. De bestuurder die tevens aandeelhouder is, mag op de algemene vergadering mee stemmen over zijn ontslag.
De bevoegdheid om bestuurders te ontslaan is een exclusieve bevoegdheid van de algemene vergadering en kan niet worden overgedragen aan een ander orgaan.
Ontslagbescherming van een bestuurder van een NV is zelfs niet mogelijk door opname van een clausule in de statuten. Clausules die de herroepbaarheid van het mandaat van een bestuurder in een NV op eender welke directe of indirecte wijze beperken, zijn immers nietig .
Het principe van de ad nutum-afzetbaarheid van de bestuurder in een NV is van openbare orde. De enige concrete garantie op onafzetbaarheid als bestuurder van een NV bestaat erin zelf minstens de helft van de aandelen (met stemrecht) van de betrokken NV te bezitten.
De omstandigheid dat Media Investments 3 van de 6 bestuurders vertegenwoordigt in de Raad van Bestuur van Studio 101 kan hier dus niet baten.
De ad nutum herroepbaarheid vindt haar oorsprong in het feit dat de wetgever de aandeelhouders wilde beschermen zodat zij niet het slachtoffer zouden kunnen worden van de kwade trouw of oneerlijkheid van bestuurders. De aandeelhouders hebben immers alle macht over het beheer van hun kapitaal afgestaan aan de raad van bestuur en zij dienen dan ook onmiddellijk te kunnen ingrijpen wanneer zij vaststellen dat hun kapitaal niet wordt beheerd zoals zij dit wensen. De ad nutum herroepbaarheid is de tegenhanger van de uiterst ruime bevoegdheden van de raad van bestuur en het is de enige mogelijkheid voor de aandeelhouders om het beleid van de bestuurders mee te bepalen.
Wat eveneens wordt aanvaard is de statutaire bepaling die bepaalt dat alle bestuurders ontslagnemend zijn indien de algemene vergadering één van hen ontslaat . Dergelijke clausule is voordelig voor een minderheidsaandeelhouder die op grond van het systeem van proportionele vertegenwoordiging van aandeelhouders in de raad van bestuur aldus zijn bestuurskandidaten kan voordragen. Wat ook wordt aanvaard is dat in het geval van ontslag van een bestuurder de overblijvende bestuurders en de aandeelhouders tijdens de eerstvolgende algemene vergadering de vacante plaats moeten opvullen met een kandidaat voorgedragen door de houders van de soort aandelen die ook de ontslagnemende of ontslagen bestuurder hadden voorgedragen.
Het ontslag van een bestuurder dient op de agenda van de algemene vergadering te worden geplaatst opdat de algemene vergadering geldig over het ontslag zou kunnen beraadslagen. Deze regel vloeit voort uit de goede trouw. Uitzondering hierop is wanneer alle aandeelhouders aanwezig zijn op de algemene vergadering en bereid zijn over een niet-geagendeerd agendapunt te stemmen. Ook kan de algemene vergadering geldig beslissen over een punt dat niet in de agenda staat indien zich een onverwacht vergaderingsincident voordoet dat een onmiddellijke beslissing vereist. Deze uitzondering moet echter restrictief worden geïnterpreteerd waarbij dergelijk ontslag slechts geldig zal worden geacht indien zwaarwichtige feiten aan het licht komen tijdens deze algemene vergadering zodat de bestuurder in kwestie onmogelijk nog verder zijn functie kan verderzetten. De hoogdringendheid wordt dan ook best uitgebreid gemotiveerd in de notulen van de algemene vergadering.
Bij gebreke van een geldige bijeenroeping van de algemene vergadering is de beslissing genomen door de algemene vergadering vatbaar voor vernietiging. In afwachting van een uitspraak van de nietigverklaring ten gronde kan de beslissing van de algemene vergadering worden geschorst door de Rechter zetelend in kortgeding. D. VAN GERVEN stelt echter dat bestuurders die geen aandelen aanhouden in de vennootschap, derden zijn ten aanzien van de vennootschap en dus niet gerechtigd zijn om de niet-eerbiediging van de oproepingsformaliteiten in te roepen.
De bestuurder dient te worden gehoord vooraleer een beslissing te nemen. Het niet uitnodigen van een bestuurder op een algemene vergadering waarop hij werd ontslagen betreft een vormelijke onregelmatigheid waarbij de bestuurder in kwestie de nietigheid van het besluit van de algemene vergadering kan vorderen indien de afgezette bestuurder kan aantonen dat zijn aanwezigheid de besluitvorming zou hebben kunnen beïnvloeden of in geval van bewijs van bedrieglijk opzet .
Ontslag gedelegeerd bestuurder:
De gedelegeerd bestuurder van een NV heeft twee opdrachten, nl. enerzijds een bestuursopdracht (lid van de raad van bestuur) en anderzijds een opdracht van dagelijks bestuur van de vennootschap.
Het dagelijks bestuur omvat de handelingen of verrichtingen die worden vereist door het dagelijks leven van de vennootschap of die wegens hun gering belang of wegens de noodzakelijkheid van een snelle oplossing de tussenkomst van de raad van bestuur zelf niet rechtvaardigen .
Het einde van het bestuursmandaat wordt echter beheerst door verschillende regels dan het ontslag van het mandaat van afgevaardigd bestuurder (dagelijks bestuur) .
Het ontslag in de hoedanigheid van bestuurder wordt immers beheerst door hoger opgesomde regels met als kernpunt de ad nutum afzetbaarheid (artikel 518 §3 W.Venn.) die op de openbare orde raakt met alle gevolgen vandien.
Het ontslag van een gedelegeerd bestuurder (dagelijks bestuur) is echter onderworpen aan het gemeen recht. Artikel 525 W.Venn. bepaalt dat het ontslag wordt geregeld in de statuten.
Zo kunnen de statuten bepalen dat de raad van bestuur bevoegd is voor het ontslag van de gedelegeerd bestuurder, dat een opzeggingsvergoeding of opzeggingstermijn verschuldigd is in geval van ontslag enz. De Koning is bezig met het opstellen van een wetsontwerp teneinde de ontslagvergoedingen van de dagelijks bestuurder (het lid van directiecomité, vaste vertegenwoordiger, …) in (beursgenoteerde) bedrijven te beperken (tot maximum 12 maanden vast en variabel loon) via het wettelijk verankeren van de corporate governance code (die echter niet verplicht moet worden toegepast) maar hierop zal in deze uiteenzetting niet dieper worden ingegaan.
Bij gebreke van regeling van het ontslag in de statuten zal volgens de mening van de een groot deel van de rechtspraak en rechtsleer moeten worden teruggegrepen naar de regels van de lastgeving die bepalen dat het mandaat van de lasthebber kan worden beëindigd door de lastgever (de vennootschap) wanneer zulks haar goeddunkt (artikel 2004 B.W.) . De dagelijks bestuurder is in dat geval ad nutum afzetbaar tenzij hiervan werd afgeweken door de raad van bestuur . Artikel 2004 B.W. is immers van suppletief recht.
Een andere opvatting in de rechtspraak en rechtsleer gaat uit van de werkelijke invulling van de opdracht van dagelijks bestuur die niet enkel de vennootschap vertegenwoordigt door middel van rechtshandelingen maar ook de vennootschap bestuurt. Deze opvatting kwalificeert de opdracht van de dagelijks bestuurder als een overeenkomst van dienstverlening met elementen van lastgeving waarbij de dienstverlening (besturen van de vennootschap) de bovenhand heeft zodat het mandaat van dagelijks bestuurder als een overeenkomst van dienstverlening dient te worden aanzien waardoor de regelen van aanneming uit het B.W. toepasselijk zullen zijn .
In het geval het dagelijks bestuur wordt uitgeoefend onder het gezag van de raad van bestuur (of door een andere bestuurder of door een aangestelde van de vennootschap) en tegen een loon zal er sprake zijn van een arbeidsovereenkomst in de zin van de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978. In dat geval zal de herroeping inhouden dat een opzeggingstermijn dient te worden geëerbiedigd of een ontslagvergoeding zal moeten worden uitbetaald.
In het geval het dagelijks bestuur wordt toevertrouwd aan een rechtspersoon is een arbeidsovereenkomst uitgesloten.
In het geval de gedelegeerd bestuurder ad nutum wordt ontslagen door de raad van bestuur mag dit ontslag niet gebeuren in omstandigheden die misbruik vormen op straffe van schadevergoeding door de vennootschap die de gedelegeerd bestuurder heeft ontslagen (zie ook hoger).
Zo werd door het Hof van Beroep te Gent een morele schadevergoeding van 7.500,00 Euro toegekend aan een ontslagen gedelegeerd bestuurder omwille van het feit dat dit ontslag gepaard ging ‘in omstandigheden waarin door het personeel en de buitenwereld alleen maar kon gedacht worden aan mogelijke malversaties gepleegd door de ontslagen gedelegeerd bestuurder’. Zo oordeelde het Hof dat er procedurefouten bij dit ontslag hadden plaatsgevonden waardoor de ontslagen gedelegeerde bestuurder als een onbehoorlijke persoon is overgekomen terwijl er geen sprake was van onregelmatigheden. Ook de publicatie in het Belgisch Staatsblad dat de gedelegeerd bestuurder ‘werd ontslagen’ was voor het Hof een brug te ver waarbij het Hof stelde dat het had volstaan te vermelden dat ‘kennis wordt gegeven van het ontslag’ .
Ontslag bestuurder en tevens lid van het directiecomité.
Bij de N.V. kunnen de statuten bepalen dat de raad van bestuur een deel van haar bevoegdheden kan overdragen aan een directiecomité zonder dat de overdracht betrekking mag hebben op het algemeen beleid van de vennootschap of op alle handelingen die op grond van andere bepalingen van de wet aan de raad van bestuur zijn voorbehouden.
De raad van bestuur zal toezicht houden op de werkzaamheden van het directiecomité dat samengesteld is uit verschillende personen die al dan niet bestuurder zijn.
De voorwaarden voor de aanstelling van de leden van het directiecomité, hun ontslag, hun bezoldiging, hun werkwijze wordt bepaald door de statuten of bij gebreke van statutaire bepalingen door de raad van bestuur (artikel 524 bis W.Venn.).
Wanneer de statuten niets voorzien en de raad van bestuur evenmin een regeling heeft vastgelegd zal het lid van het directiecomité ad nutum kunnen worden ontslagen . Zodoende is er bij gebrek aan regeling in de statuten of door de raad van bestuur sprake van een lastgeving waarbij in geval van ontslag geen opzeggingstermijn noch opzeggingsvergoeding dient te worden gehanteerd of betaald.
Ook hier kan er sprake zijn van rechtsmisbruik in hoofde van de vennootschap indien dit ontslag gepaard gaat met foutieve begeleidende omstandigheden.
Een bestuurder die tevens lid is van het directiecomité kan in zijn hoedanigheid van lid van het directiecomité verbonden zijn door middel van een arbeidsovereenkomst met de vennootschap. Het werkgeversgezag terzake komt toe aan de raad van bestuur waarbij er sprake dient te zijn van arbeidsprestaties en loon .
In dit geval zal de vennootschap in geval van ontslag van het lid van het directiecomité (dat tevens ook bestuurder is) een opzeggingstermijn overeenkomstig de Arbeidsovereenkomstenwet dienen te hanteren dan wel een opzeggingsvergoeding dienen uit te betalen.
Voor het ontslag van het de bestuurder die tevens lid is van het directiecomité, zal het bestuursmandaat zoals hoger weergegeven ad nutum kunnen worden beëindigd (artikel 518 §3 W.Venn.).