Een probleemanalyse (ook wel probleembeschrijving) is een belangrijk onderdeel van elk onderzoek. Hiermee wordt richting gegeven aan het onderzoek en wordt de huidige situatie duidelijk gemaakt. Deze is niet in overeenkomst met de ideale situatie en daarom wordt een probleemanalyse gemaakt, om duidelijk te maken waar het probleem precies ligt. Er wordt vooronderzoek gedaan naar het onderwerp en het probleem en er wordt gekeken naar waar rekening mee wordt gehouden tijdens het onderzoek. Het is eigenlijk de rode draad van het hele onderzoek.
De heer Eelke Wiersma heeft een website genaamd ‘mensen met dementie Groningen’, waar een ieder informatie kan vinden omtrent dementie. Wiersma omschrijft zich als een ‘pensionado’ maar is nog altijd gefocust op wonen-welzijn-zorg en het kwam tot zijn attentie dat mensen niet weten om te gaan met ‘mensen die zich anders gedragen’. Wanneer hij op straat loopt of in de winkel is in de gemeente Groningen komt hij vaak ouderen, en mensen met psychiatrische problemen, tegen. Volgens Wiersma zijn er steeds meer mensen die ‘ander gedrag’ vertonen. Wanneer mensen er vies uit zien, of zelfs stinken, lopen mensen er om heen. Wanneer mensen verward gedrag vertonen, zoals stuntelen of niet weten waar ze heen moeten, worden ze niet geholpen. Volgens hem kun je het gedrag van mensen met psychische problemen of dementie niet veranderen. Maar wat je wel kan doen is het gedrag veranderen van de inwoners van de gemeente Groningen, zodat zij weten hoe ze het gedrag van mensen met dementie kunnen herkennen en deze mensen kunnen ondersteunen wanneer dit nodig blijkt.
Mensen met dementie, of psychische problemen, worden niet gezien of gehoord. Zij worden dus niet geholpen door de samenleving. Er komen steeds meer ouderen in de samenleving door de vergrijzing, en dat de ouderen langer thuis blijven wonen in plaats van naar een verzorgingstehuis gaan. Dit houdt in dat deze ouderen ook meer in ieders omgeving terechtkomen, denk bijvoorbeeld aan bij het boodschappen doen. Daarom is het belangrijk dat de omgeving weet hoe zij met ouderen (die ander gedrag vertonen) moeten omgaan. Het gedrag van de mensen in de omgeving, de gemeente Groningen, zal dan ook moeten veranderen.
Naar aanleiding van het gesprek met de opdrachtgever en literatuuronderzoek is de probleembeschrijving tot stand gekomen. De vragen die bij de probleembeschrijving volgens Buunk & Dijkstra (2014) horen zijn als volgt:
1. Wat is het probleem?
2. Waarom is het een probleem?
3. Voor wie is het een probleem?
4. Wat is de doelgroep?
5. Wat zijn de mogelijke oorzaken en achtergronden van het probleem?
6. Is er sprake van een toegepast, specifiek, sociaal psychologisch en beïnvloedbaar probleem?
Volgens Buunk & Dijkstra (2014) komt bij de vraag wat het probleem is aan de orde wat precies verklaard en veranderd moet worden. Er wordt gekeken naar welk gedrag het probleem betreft en van wie. Naar het probleem en de visie die de opdrachtgever er ten opzichte van dit probleem op nahoudt moet kritisch gekeken worden. Het is belangrijk om de visie van diverse partijen op het probleem te leren kennen.
Wat is het probleem?
De eerste vraag heeft dus betrekking op wat nu niet wenselijk of onaanvaardbaar is. Hier wordt de kern van het probleem beschreven. Het probleem dat is beschreven door de opdrachtgever heeft betrekking op personen met dementie en hoe zij behandeld worden in het algemeen, maar voor dit onderzoek is er gefocust op de gemeente Groningen. Volgens Alzheimer Nederland3. (2016). leven in Nederland naar schatting 270.000 mensen met dementie. Inwoners van Nederland worden steeds ouder, hierdoor stijgt het aantal mensen met dementie in 2040 naar 550.000. Gemiddeld leven mensen, na diagnose, met dementie nog acht jaar, waarvan zes jaar thuis . De komende jaren is het belangrijk dat Nederlanders bewust worden van de impact van dementie op de samenleving. Het helpt mensen dementie niet alleen herkennen, maar vervolgens iets kunnen betekenen voor een mantelzorger of iemand met dementie. Een belangrijk vraagstuk is hoe er als samenleving om wordt gegaan met dementie. De eerste jaren zijn mensen met dementie uitstekend in staat om zelf de regie te houden. Voor mensen met dementie is het belangrijk dat er zolang mogelijk mee gedaan kan worden in de maatschappij.
Volgens Mensen met dementie Groningen (z.d.) vraagt dit om begrip. Hierdoor is het belangrijk dat mensen weten hoe mensen met dementie ondersteund kunnen worden. Dat is en blijft een opgave voor alle inwoners van de provincie Groningen. Het helpt het als mensen in de provincie Groningen dementie herkennen en erkennen. Het voorgaande probleem is dat er momenteel in de gemeente Groningen niet op een adequate manier om wordt gegaan met personen met dementie. Volgens de opdrachtgever weten de inwoners van de gemeente Groningen niet hoe zij moeten omgaan met personen met dementie, wanneer zij die tegenkomen in het dagelijks leven. Wellicht is de intentie er wel om te helpen, maar hebben inwoners van gemeente Groningen onvoldoende kennis over hoe er gehandeld zou moeten worden in een ideale situatie.
Het kan zijn dat inwoners van de gemeente Groningen de signalen van dementie niet kunnen herkennen. Zo zouden inwoners van gemeente Groningen iemand die verward gedrag vertoont in een supermarkt kunnen bestempelen als ‘iemand die anders gedrag vertoont’, terwijl deze persoon dementie kan hebben. Volgens Alzheimer Nederland5 (z.d.) is het belangrijk om op een goede manier met Alzheimer om te gaan, wanneer iemand dementie heeft. Het probleem is dat inwoners van Groningen niet weten hoe een persoon met dementie het beste benaderd kan worden, wat beter niet gedaan kan worden wanneer er iemand wordt tegengekomen met dementie en hoe er omgegaan kan worden met (personen met) dementie. Kort gezegd is het probleem dat inwoners van de gemeente Groningen de signalen van dementie niet herkennen waardoor zij de gedragingen van mensen met dementie afschrijven als ‘ander’ of ‘raar’ gedrag met als gevolg dat zij niet de ondersteuning kunnen of willen bieden die mensen met dementie nodig hebben.
Waarom is het een probleem?
De tweede vraag betreft waarom het een probleem is. Volgens Buunk & Dijkstra (2014) is het belangrijk dat in de formulering van het probleem duidelijk wordt wat het probleem problematisch maakt. Er moet gekeken worden naar waarin het probleem zich uit, welke gevolgen het probleem heeft en wat het probleem precies tot een probleem maakt. Het is belangrijk om te ze zoeken naar harde feiten, cijfers of gedragingen. Wanneer de vraag gesteld wordt over sinds wanneer het een probleem is, wordt er gedwongen om stil te staan bij de ontstaansgeschiedenis van het probleem en kan informatie opleveren over mogelijke oplossingen en oorzaken (Buunk & Dijkstra, 2014). Volgens Alzheimer Nederland2, (z.d.) krijgen mensen met dementie en de naasten van mensen met dementie te maken met veel onbegrip uit de omgeving. “Ik snap niemand meer. Niemand snapt mij meer. En elke dag ga ik een beetje achteruit […] ik vergeet ook weleens wat, zeggen ze dan. Maar het is niet zomaar iets vergeten, bij mij vallen mijn hersenfuncties uit!’’
Er waren nooit eerder zoveel mensen met dementie als nu. Het is volksziekte en doodsoorzaak nummer één in Nederland. Één op de vijf mensen krijgt een vorm van dementie, bij vrouwen zelfs één op de drie. Ieder uur komen er vijf nieuwe patiënten bij met één van de drieënvijftig vormen van dementie. De ziekte dementie grijpt steeds meer om zich heen, omdat Nederland vergrijst (Alzheimer Nederland3, 2016). Er bestaat nog geen geneesmiddel. Het is een probleem omdat alleen al in de gemeente Groningen 2880 mensen met dementie zijn, in 2050 zal dit zelfs toenemen tot 5180 wat een toename van 44% is (Alzheimer Nederland6, 2018). Dit geldt dus ook voor de gemeente Groningen, het is daarom van belang dat iedereen goed hiermee om weet te gaan en dat ze in eerste instantie de symptomen van dementie goed kunnen herkennen. Wanneer dit niet zo is dan kan dit tot verschillende negatieve situaties leiden. De gevolgen zijn dan dat de personen met dementie in een isolement kunnen raken. Ook kan het zo zijn dat zij eerder begeleid moeten gaan wonen en dus minder lang zelfstandig blijven.
Voor wie is het een probleem?
De derde vraag focust zich op voor wie het een probleem is. Volgens Buunk & Dijkstra (2014) moet er als eerste stil worden gestaan bij de vraag of andere betrokkenen een probleem ervaren, daar waar de opdrachtgever dit wel ervaart. Daarna kan er nagegaan worden of de andere betrokkenen hetzelfde probleem ervaren als de opdrachtgever. Bij het opstellen van de probleemstelling zal rekening gehouden moeten worden met de verschillende visies. Volgens Alzheimer Nederland5 (z.d.) raakt de ziekte dementie iedereen. Mensen met dementie zijn snel, en vaak, angstig en verward waardoor het karakter aanzienlijk veranderd. Dit zorgt ervoor dat dementie niet alleen een dagelijks probleem voor de persoon zelf is, ook naasten ondervinden hevige invloed. Het verzorgen van zo’n persoon kan als zeer zwaar worden ondervonden, het is vooral de partner en de mantelzorger, soms is de partner de mantelzorger, die de zwaarste klappen opvangt. Niet alleen hebben zij de taak om de persoon te verzorgen, ook zijn zij hun geliefde of vriend(in) kwijt. Uiteraard zijn er nog andere personen die in contact komen met de ziekte, hierbij kan gedacht worden aan de kinderen van de persoon, winkeliers die zijn tegenkomen en de buurvrouw waar zij altijd koffie mee hebben gedronken (Alzheimer Nederland2, z.d.).
Het probleem komt voor bij de inwoners van de gemeente Groningen. Dit gaat niet om een specifieke groep, maar om alle inwoners. Het is een probleem op momenten dat personen met dementie hier negatieve effecten van ondervinden. Dit is bijvoorbeeld wanneer zij verward gedrag vertonen op straat of in een supermarkt. Omstanders kunnen dan vanalles denken over de persoon met dementie. Vaak zijn deze gedachten negatief en wordt er niet geholpen. Op dat moment is het dus een probleem voor de persoon met dementie en, uiteindelijk, ook voor de inwoners van de gemeente Groningen.
Wat is de doelgroep?
De vierde vraag gaat over wie of wat de doelgroep van het onderzoek is en op wie de interventie zich uiteindelijk gaat richten. Volgens Buunk & Dijkstra (2014) wordt er bij deze vraag gekeken naar wiens gedrag, attitude of affectieve reactie veranderd dient te worden om het probleem op te lossen. De doelgroep betreft dus de inwoners van de nieuwe gemeente Groningen (per 1 januari 2019). De inwoners van de gemeente Groningen dienen het gedrag aan te passen om het probleem op te lossen. Het onderzoek is daarom voornamelijk gericht op deze doelgroep. Het veldonderzoek wordt daarom ook alleen gedaan in en rondom de stad Groningen. Het onderzoek kan later wel uitgebreid worden naar heel Nederland, mocht hier behoefte aan zijn.
Zodra de inwoners van de gemeente Groningen goed om kunnen gaan met dementie door te weten hoe iemand met dementie het beste benaderd kan worden en door te weten wat beter niet gedaan kan worden, zal dit ervoor zorgen dat het probleem (in ieder geval deels) kan worden opgelost. Zodat inwoners van de gemeente Groningen uiteindelijk frequenter op een adequate manier kunnen reageren op gedragingen van personen met dementie.
Wat zijn de mogelijke oorzaken en achtergronden van het probleem?
De vijfde vraag gaat over de mogelijke oorzaken en achtergronden van het probleem. Volgens Buunk & Dijkstra (2014) wordt er eerst een eerste beeld gevormd van de mogelijke sociaal psychologische oorzaken die aan het probleem ten grondslag liggen. Sociaal Psychologische theorieën zijn doorgaans ontwikkeld op basis van een grote reeks onderzoeken. Men heeft iets onderzocht, constateerde een bepaald fenomeen of patroon en zocht daarvoor een verklaring: de sociaal psychologische theorie. Om het gedrag van mensen in relatie tot dat van anderen te verklaren zijn er talloze sociaal psychologische theorieën ontwikkeld. Delen van algemene sociaal psychologische theorieën kunnen relevante verklaringen bieden of inspiratie geven voor mogelijke verklaringen. Om de achtergrond in kaart te brengen kan er gekeken worden naar waardoor het probleem wordt veroorzaakt en via welke processen deze oorzaken het probleem beïnvloeden. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen distale oorzaken en directe oorzaken. Distale oorzaken zijn via andere oorzaken van invloed op het probleem. Distale oorzaken kunnen achterhaald worden door zich bij distale of directe oorzaken af te vragen wat het veroorzaakt en wat ervoor zorgt dat bij de attitude bepaald gedrag of een affectieve reactie ontstaat. Directe oorzaken hebben rechtstreeks effect op het probleem (Buunk & Dijkstra, 2014).
Volgens Alzheimer Nederland1 (z.d.) is de benaderingswijze van iemand met dementie anders dan van iemand zonder dementie. Zoals eerder aangegeven kan het karakter van iemand met dementie veranderen, zo kan de persoon erg verward en angstig zijn (Alzheimer Nederland5, z.d.). Eén van de voornaamste veranderingen in de benaderingswijze is overmatig begrip tonen. De omgang met een persoon met dementie kan namelijk erg frustrerend zijn, ook is het mogelijk dat wat gezegd wordt lang niet altijd binnen komt. Onbegrip werkt averechts en bemoeilijkt het proces. Wanneer een persoon angstig is, moet er een gevoel van veiligheid gecreëerd worden, zoals de persoon niet tegenspreken of werken en overmatig corrigeren. Wanneer het gevoel van veiligheid wordt geschonden kan de persoon zelfs onverwacht agressief worden. Mensen met dementie die op straat in een staat van verwarring of angst komen kunnen zo beïnvloed zijn dat zij niet om hulp vragen, mede hierdoor kunnen, volgens de opdrachtgever, zij verdwalen (Alzheimer Nederland1, 4;, z.d.).
Wanneer iemand van het bovenstaande niet op de hoogte is kunnen er onverwachte reacties uitgelokt worden wanneer men hulp aanbiedt. Mede hierdoor wordt het een probleem wanneer er van de inwoners van de gemeente Groningen wordt verwacht dat zij hulp aanbieden terwijl zij niet in staat zijn om dit correct te doen. Het is namelijk niet de bedoeling dat men zelf risico loopt wanneer zij iets voor een medemens doet.
Is er sprake van een toegepast, specifiek, sociaal psychologisch en beïnvloedbaar probleem?
De zesde en laatste vraag gaat over de kenmerken van het probleem. Of het een toegepast, specifiek, sociaal psychologisch of beïnvloedbaar probleem is. Volgens Buunk & Dijkstra (2014) wordt er gekeken naar in hoeverre er sprake is van een toegepast probleem waarvoor een interventie gevonden moet worden. Naast een waarom-vraag wordt er een hoe-vraag geformuleerd. Deze hoe-vraag maakt het een toegepast probleem. Verder wordt nagegaan in hoeverre er sprake is van een specifiek probleem. Hierbij worden de specifieke gedragingen, affectieve reacties en attitudes bij een aanwijsbare groep mensen beschreven. Daarnaast wordt er nagegaan in hoeverre er sprake is van een sociaal psychologisch probleem. Hierbij wordt laten zien waarom het gaat om een vorm van sociale invloed of sociale interacties binnen een groep of tussen individuen. Ten slotte wordt nagegaan of er sprake is van een beïnvloedbaar probleem. Bij een beïnvloedbaar probleem wordt de haalbaarheid van interventies beschreven (Buunk & Dijkstra, 2014).
Het probleem is een toegepast probleem en een sociaal psychologisch probleem. Er wordt niet alleen maar gekeken naar het waarom, maar ook naar hoe dit gedrag veranderd kan worden. Daarnaast wordt er gekeken naar sociaal gedrag, hoe mensen zich gedragen. Het probleem ligt bij het gedrag van de mensen in de gemeente Groningen. Omdat gedrag een beïnvloedbare variabele is, heeft dit als resultaat dat het probleem te beïnvloeden is. Het gedrag van mensen is beïnvloedbaar, dit maakt dat het probleem dan ook beïnvloedbaar is. Stichting Alzheimer Nederland7 (z.d.) voert campagnes uit om Nederland ‘dementievriendelijk’ te maken, echter is dit nationaal en niet lokaal. Vooral met de aankomende fusie van de gemeenten Ten Boer, Haren en Groningen (Gezinsbode, 2018) is er de mogelijkheid om nu iets lokaals te doen. Door een interventie op lokaal niveau te maken, past het bij de stijl van de website van de opdrachtgever. Dit met het oog op ‘mensen met dementie Groningen’.