Praktijkonderzoek naar de effecten van persoonsgerichte zorg en het bevorderen van zelfmanagement in het nemen van de eigen regie bij patiënten na colorectale chirurgie
Voorwoord
Voor u ligt de onderzoeksopzet van Marjan van Lieshout. Hierin zal beschreven worden hoe in de praktijk onderzocht gaat worden hoe de patiënten met coloncarcinoom die colorectale chirurgie ondergaan het nemen van de eigen regie postoperatief ervaren en de rol van de verpleegkundige hierin. Mede-onderzoeker, M. van Rijen, is tijdelijk uitgevallen. Zij zal in een later stadium onderzoeken of er onder de verpleegkundigen van afdeling 223 een gedegen en gedeelde opvatting is over het begrip zelfmanagement en wat de verpleegkundigen nodig hebben om het zelfmanagement van de patiënt te ondersteunen.
Dit praktijkonderzoek is ten behoeve van het afstuderen aan de opleiding HBO-verpleegkunde, aan Fontys Hogeschool Mens en gezondheid, te Eindhoven. Ik ben sinds 1996 gediplomeerd MBO-verpleegkundige en werkzaam binnen het Máxima Medisch Centrum (MMC). Vanwege het nieuwe beroepsprofiel ben ik in februari 2015, vanuit het MMC, gestart met de HBO-V duaal variant.
In februari 2017 zal het onderzoek afgerond zijn. Er zal dan inzichtelijk zijn gemaakt wat de effecten zijn van persoonsgerichte zorg en het bevorderen van zelfmanagement op de eigen regie van de patiënt en hoe de patiënten de eigen regie hebben ervaren en de rol van de verpleegkundigen hierin. Tevens worden er aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek.
Graag zou ik van de gelegenheid gebruik maken om een aantal mensen te bedanken. Allereerst wil ik Inge Bekker, opdrachtgever en afdelingshoofd van afdeling 223 van het Máxima Medisch Centrum, bedanken voor de geboden tijd en support. Daarnaast wil ik mijn projectbegeleider, Marion Poldervaart van Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid te Eindhoven, bedanken voor haar support, feedback en steun. Ook bedank ik de peergroep, Wilma Rovers en Addie Elders, voor hun feedback, ondersteuning en plezier.
Eindhoven, 23 mei 2016
Marjan van Lieshout
Samenvatting
Achtergrond
Doel
Methode
Resultaten
Conclusie
Aanbeveling
Inhoudsopgave
Voorwoord 1
Samenvatting 3
H1. Inleiding 5
1.1 Aanleiding 5
1.2 Context 7
1.3 Probleemstelling 9
1.4 Onderzoeksvragen 9
1.5 Doelstelling 9
1.6 Belanghebbenden 9
H2. Literatuurstudie deelvraag 1 11
2.1 Zoekstrategie 11
2.2 Resultaten 12
2.3 Deelconclusie 12
H3. Onderzoeksmethode deelvraag 2 13
3.1 Onderzoeksbenadering 13
3.2 Dataverzamelingstechniek 13
3.3 Onderzoekspopulatie 16
3.4 Data-analyse 18
3.5 Ethische aspecten 18
3.6 Kwaliteitsborging 19
3.7 Randvoorwaarden 20
3.8 Onderzoeksresultaten 21
3.9 Onderzoeksconclusie 21
H4. Conclusie 22
4.1 Blenden van de resultaten op basis van deelvraag 1 en 2 22
H5. Planning 23
H6. Literatuurlijst 24
Bijlage 1 Informatiebrief 27
Bijlage 2 Informed consent 29
Bijlage 3 Niet WMO verklaring 30
H1. Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de aanleiding beschreven van dit praktijkonderzoek en worden de probleemstelling, deelvragen en doelstelling geformuleerd. Daarnaast is er een omschrijving van de context waarin het praktijkonderzoek plaatsvindt en wordt beschreven wie de belanghebbenden zijn voor dit onderzoek.
1.1 Aanleiding
Het aantal mensen met een chronische ziekte in Nederland stijgt. Oorzaken hiervoor zijn de vergrijzing, het meer aandacht hebben voor de chronisch zieken en de betere behandelingsmogelijkheden. Met chronische ziekte wordt een onomkeerbaar proces bedoeld waarbij er geen uitzicht meer is op een volledig herstel van de aandoening. Daarbij is er sprake van een relatief lang ziekteverloop waarbij een langdurig beroep gedaan wordt op de zorg (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2014). De vergrijzing en de afname van het aantal jongeren heeft invloed op de arbeidsproductiviteit, de werkenden, maar ook op de zorgbehoefte (RIVM, 2014). De groei van het aantal chronisch zieken heeft gevolgen voor de uitvoerbaarheid en betaalbaarheid van de zorg wat vraagt om een zorginhoudelijke omslag. Het primaire doel is niet meer de genezing van chronisch zieken, maar het verminderen van klachten en het leren leven met de ziekte. Ook het aantal mensen met kanker stijgt. Doordat de diagnose kanker in een vroeg stadium kan worden gesteld en de behandelingsmethoden verbeteren stijgt het aantal mensen dat kanker overleeft (Integraal Kankercentrum Nederland, 2015). Het chronische karakter van deze ziekte verandert het leven van een patiënt, een nieuwe balans moet gevonden worden. Door bovengenoemde demografische en maatschappelijke ontwikkelingen wordt een steeds groter beroep gedaan op het zelfmanagement van de patiënt (Alpay, Verhoef, Smeets & Wely, 2015).
Over zelfmanagement zijn, vanuit verschillende perspectieven, een groot aantal definities beschreven. De zorgmodule zelfmanagement 1.0 (CBO, 2014) beschrijft zelfmanagement als het op dusdanig wijze omgaan met een chronische ziekte dat de aandoening op zowel fysiek, psychisch en sociaal gebied, ingepast kan worden in het leven. De chronisch zieken bepaalt zelf of het de eigen regie kan en/of wil nemen en maakt zelf keuzes hoe beschikbare zorg wordt ingezet om een maximale kwaliteit van leven te bereiken of te behouden. Sassen (2014) omschrijft zelfmanagement als een set van vaardigheden, die de patiënt in staat stelt om te gaan met zijn gezondheidsprobleem om zo zijn zorgonafhankelijkheid te vergroten. De definitie van zelfmanagement, zoals omschreven in de zorgmodule zelfmanagement 1.0 sluit het beste aan bij een persoonsgerichte benadering. Om deze reden wordt in dit onderzoek uitgegaan van deze definitie van zelfmanagement.
Patiënten met kanker kunnen zich in drie verschillende fasen bevinden: de diagnose- en behandelingsfase, de fase van leven na kanker en de fase leven met ongeneeslijke kanker. In de diagnose- en behandelfase staat overleven centraal, kwaliteit van leven komt pas later aan de orde (Landelijk Actieprogramma Zelfmanagement, 2010). Enkele kanttekeningen over zelfmanagement bij patiënten met kanker in de diagnose- en behandelfase kunnen geplaatst worden. De patiënt heeft na de diagnose weinig tijd om te groeien als expert in zijn aandoening. Daarnaast is de behandeling van kanker complex, risicovol en technologisch van aard en een groot deel van de zorg is geprotocolleerd. De ernst van de ziekte en het verloop van een medische behandeling zijn van invloed of de patiënt de regie kan en wil nemen (Eskens & Hoogakker, 2015., Timmermans, Posma & Havers, 2011).
Persoonsgerichte praktijkvoering sluit aan bij het beroep dat gedaan wordt op het zelfmanagement van de patiënt. McCormack (2008) beschrijft de definitie van persoonsgerichtheid als volgt:
“Person-centeredness is an approach to practice established through the formation and fostering of therapeutic relationships between all care providers, older people and others significant to them in their lives. It is underpinned by values of respect for persons, individual right to self-determination, mutual respect and understanding. It is enabled by cultures of empowerment that foster continuous approaches to practice development” (McCormack et al., 2008, p. 31).
Dit houdt in dat persoonsgerichtheid een benadering is vanuit de praktijk, ontstaan vanuit de vorming en het stimuleren van de therapeutische relaties tussen de zorgverleners, zorgvragers en zijn naasten. Hierbij staan wederzijds respect, autonomie van het individu en wederzijds begrip centraal. Persoonsgerichtheid kan plaatsvinden in een cultuur waarbij de relatie tussen de zorgverlener, de zorgvrager en overige betrokken disciplines gelijkwaardig is waardoor gezamenlijke besluitvorming mogelijk is. Persoonsgerichte zorg is mogelijk in een cultuur die zich inzet voor ontwikkelingen in de praktijk.
De zorgprofessionals hebben hierbij een coachende rol waarbij de patiënt gesteund wordt bij het inpassen van de ziekte in het leven en zo de eigen regie behoudt. Ook wanneer de zorgprofessional taken moet overnemen van de patiënt (Hooft, Dwarswaard & Staa, 2015., V&VN, 2014). De relatie met de patiënt is gelijkwaardig, waarbij de zorgprofessional de motivatie en drijfveren van de patiënt probeert te achterhalen om tot gezamenlijke besluitvorming te komen. Er wordt gekeken naar de gewenste aanpak waarbij rekening wordt gehouden met de wensen, vaardigheden en motieven van de patiënt aangevuld met de deskundigheid van de zorgprofessional (Vilans, 2013).
1.2 Context
Het Máxima Medisch Centrum (MMC) is één van de grootste topklinische ziekenhuizen in de regio Zuidoost-Brabant en ambieert patiëntgerichte, kwalitatieve en hoogwaardige zorg te bieden. Extra waarden die het MMC aan de visie hecht zijn verstand van gezond, speciaal voor iedereen, wederzijds vertrouwen en de toekomst is nu. Het MMC geeft hiermee aan dat het iedere patiënt ziet als een uniek individu en gaan zij ervan uit dat er meer wordt bereikt indien de patiënt en de zorgprofessional samenwerken waarbij ieder zijn eigen rol en verantwoordelijkheid heeft. De visie van het MMC op de verpleegkundige zorgprofessional houdt in dat zij het de rol van de verpleegkundige achten om de patiënt en diens naasten centraal te stellen, waarbij de verpleegkundige zich richt op de gezondheid en niet op de ziekte. Daarnaast is het een taak van de verpleegkundige om de eigen regie van de patiënt te versterken of opnieuw te laten verwerven (MMC, 2016).
Op afdeling 223 zijn de volgende specialismen aanwezig: algemene chirurgie, bariatrie, maag-, darm-, en leverziekten. In totaal werken er 29 verpleegkundigen op de afdeling, waarvan zes verpleegkundigen HBO geschoold zijn, twee MBO verpleegkundigen met een gespecialiseerde opleiding, drie MBO verpleegkundigen volgen momenteel de HBO-V duale opleiding en 17 verpleegkundigen zijn MBO geschoold. Gezamenlijk staan zij voor 24 Fte. In juni 2016 zal op afdeling 223 gestart worden met de proeftuin functieprofielen. Hierin zal onderzocht worden hoe het MBO- en HBO- functieprofiel gepositioneerd kan worden waardoor een betere aansluiting gevonden wordt bij de toenemende complexiteit en comorbiditeit van de zorgvrager. Het uiteindelijk streven van afdeling 223 is een MBO/HBO ratio van 50-50%.
In 2015 werden op afdeling 223 van het MMC circa 250 patiënten met coloncarcinoom opgenomen die colorectale chirurgie hebben ondergaan. Het huidige zorgpad colorectale chirurgie binnen het MMC is gebaseerd op het Enhanced Recovery After Surgery (ERAS) programma dat tevens als richtlijn wordt aanbevolen vanuit Oncoline (2016). Binnen het MMC zijn vanuit medisch perspectief vele ontwikkelingen gaande, gericht op het voorkomen van complicaties en het bespoedigen van het herstel na colorectale chirurgie. Deze ontwikkelingen omvatten vroegdiagnostiek, prehabilitatie en het optimaliseren van de pre-, per- en postoperatieve zorg. Vanuit lopende studies binnen het MMC worden in hoog tempo interventies geïmplementeerd die bijdragen aan het beleid zoals het postoperatief stimuleren van koffie- en kauwgomgebruik. De patiënten hebben een actievere rol en worden gestimuleerd vroegtijdig tot mobilisatie en voeding- en vochtintake te komen (Rooijen et al., 2016).
Uit eerder onderzoek op afdeling 223 blijkt dat verpleegkundigen veelal handelen vanuit ervaring en minder gericht zijn op het naleven van de protocollen of Evidence Based Practice (EBP). Mobilisatie en het stimuleren van voeding- en vochtintake worden minder gestimuleerd dan wenselijk (Rooijen et al., 2016).
Colorectale chirurgie is een complexe behandeling, waarbij een deel van de zorg is geprotocolleerd. Het nemen van de eigen regie door de patiënt wordt hierdoor bemoeilijkt. Dit is ook wat verpleegkundigen ervaren op afdeling 223. In de praktijk horen de verpleegkundigen regelmatig terugkerende opmerkingen van patiënten als: “U zult het beter weten dan ik, zuster” en “Zegt u maar wat ik het beste kan doen”. Reden voor de onderzoeker, die zelf onderdeel is van de context, om onderzoek te doen naar het bevorderen van zelfmanagement om zo de eigen regie te versterken bij patiënten met coloncarcinoom die colorectale chirurgie ondergaan.
1.3 Probleemstelling
Draagt persoonsgerichte zorg en het bevorderen van zelfmanagement bij, aan het meer eigen regie nemen, postoperatief, van de patiënt met coloncarcinoom die colorectale chirurgie ondergaat op afdeling 223 van het Máxima Medisch Centrum?
1.4 Onderzoeksvragen
1. Wat beschrijft de literatuur over de effecten van persoonsgerichte zorg en het bevorderen van zelfmanagement op het postoperatief herstel bij patiënten met coloncarcinoom die colorectale chirurgie ondergaan op afdeling 223 van het Máxima Medisch Centrum?
2. Hoe ervaren de patiënten met coloncarcinoom die colorectale chirurgie ondergaan op afdeling 223 van het Máxima Medisch Centrum, het postoperatieve herstel en de rol van de verpleegkundigen bij dit herstel?
Beide deelvragen worden onderzocht door M.v. Lieshout
Mede-onderzoeker, M. van Rijen, zal in een later stadium onder verpleegkundigen van afdeling 223 onderzoeken, wat zij verstaan onder het begrip zelfmanagement en eigen regie binnen de oncologische postoperatieve colorectale chirurgie.
1.5 Doelstelling
Op 1 februari 2017 is inzichtelijk gemaakt hoe patiënten met coloncarcinoom, die colorectale chirurgie hebben ondergaan de eigen regie ervaren, hoe de rol van de verpleegkundige is ervaren in het postoperatief herstel en zijn er aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek.
1.6 Belanghebbenden
Belangrijkste belanghebbenden zijn de patiënten. Zelfmanagement levert op lange termijn een verbeterd geestelijk welbevinden op, het zelfregulerende gedrag neem toe en het verbetert de wijze waarop patiënten met gezondheidsproblemen omgaan (Sassen, 2014). Daarnaast zijn ook de verpleegkundigen belanghebbenden. Wanneer verpleegkundigen zelfmanagement ondersteunen zien zij een hogere tevredenheid bij de patiënt en zal de patiënt meer participeren in de zorg (Sassen, 2014). Doordat de patiënt een meer actieve rol speelt en meer handelingen zelf uit voert, leidt dit tot een uitgestelde of verminderde zorgvraag. Dit leidt tot werkbesparing (Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk Onderzoek, 2010). Om deze reden is ook het MMC een belanghebbende.
Patiënten die persoonsgerichte zorg ontvangen verblijven 30 tot 50 procent minder lang in het ziekenhuis ( Zorgvisie artikel)
H2. Literatuurstudie deelvraag 1
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de literatuurstudie aangepakt zal worden voor het beantwoorden van de vraag wat de literatuur beschrijft over de effecten van persoonsgerichte zorg en het stimuleren van het zelfmanagement op het postoperatief herstel bij patiënten met coloncarcinoom die colorectale chirurgie ondergaan. Na het doen van de literatuurstudie zal aan de hand van de resultaten een conclusie volgen.
2.1 Zoekstrategie
Voor het beantwoorden van deelvraag twee wordt een literatuurstudie verricht. Vanwege de verpleegkundige relevantie wordt wetenschappelijke literatuur gezocht in de digitale databanken EBSCOhost, PubMed en Cinahl. In tabel 1 zijn de gebruikte Engelse en Nederlandse zoektermen weergegeven. Met behulp van thesaurus is gevalideerd of de door de onderzoeker gekozen termen, officiële zoektermen zijn (Baarda et al., 2013). Vervolgens zal de zoekstrategie worden verfijnd door gebruik te maken van advanced search en de Booleans AND en OR. Om het aantal hits te verminderen zullen de volgende filters worden toegepast: abstract, full text, publicaties in het Engels en Nederlands en publicaties van 2006-2016. Van de gevonden artikelen zullen de abstracts worden beoordeeld op relevantie. De bruikbare artikelen zullen volledig worden gelezen en beoordeeld worden op kwaliteit. Aanvullende literatuur zal worden gezocht via Google Scholar en Biep.nu. Verder zal via de snowball methode gezocht worden naar bruikbare artikelen. Hierbij wordt de referentielijst van de geïncludeerde artikelen nagekeken (Baarda, de Goede & Teunissen, 2005).
Engels Nederlands
Chronic condition(s) OR chronic disease(s) OR chronic illness Chronische ziekte(n)/aandoening(en)
Colon cancer OR colorectal cancer OR bowel cancer Coloncarcinoom
Colorectal surgery Colorectale chirurgie
Person centredness Persoonsgerichtheid
Person centred care OR person centered care Persoonsgerichte zorg
Postoperative recovery Postoperatief herstel
Selfmanagement OR selfcare Zelfmanagement
Selfmanagement support(ing) Zelfmanagementondersteuning
Tabel 1: zoektermen
2.2 Resultaten
2.3 Deelconclusie
H3. Onderzoeksmethode deelvraag 2
In dit hoofdstuk zal de onderzoeksopzet beschreven worden voor het beantwoorden van vraag hoe patiënten met coloncarcinoom die colorectale chirurgie ondergaan, het postoperatieve herstel en de rol van de verpleegkundigen bij dit herstel ervaren.
3.1 Onderzoeksbenadering
Om antwoord te krijgen op de vraag hoe patiënten met coloncarcinoom die colorectale chirurgie ondergaan op afdeling 223 van het MMC het postoperatieve herstel en de rol van de verpleegkundigen hierin hebben ervaren, is gekozen voor beschrijvend kwalitatief onderzoek. Bij dit onderzoek gaat het om het benoemen en inventariseren van de kennis die mensen hebben, wat ze voelen en wat ze denken over bepaalde onderwerpen (Baarda et al., 2013).
3.2 Dataverzamelingstechniek
Er is gekozen voor semigestructureerde interviews met de patiënten. Voordelen zijn dat het geschikt is om onderwerpen uit te diepen, mensen ongeremd kunnen reageren en het aantal onderwerpen dat behandeld kan worden groot is (Baarda, de Goede & Teunissen, 2005). Bij een semigestructureerd interview liggen de topics en belangrijkste vragen vast (Baarda et al., 2013). Om voorkennis te vergaren over de vragen en topics wordt een literatuurstudie verricht. Een topiclijst is een van tevoren vastgestelde lijst van gespreksonderwerpen die als leidraad dient tijdens een interview. Door gebruik te maken van tevoren vastgestelde topics wordt voorkomen dat belangrijke aspecten gemist worden (Baarda et al., 2013).
De topics voor het interview (zie tabel 2) zullen worden gebaseerd op de Enhanced Recovery After Surgery (ERAS) richtlijnen en het protocol binnen het MMC, volgens welke patiënten verzorgd worden na colorectale chirurgie. Daarnaast wordt de topiclijst aangevuld met de topics ervaringskennis, leven met de ziekte, eigen aandeel in de zorg en organiseren van zorg en hulpbronnen. Deze aandachtsgebieden staan omschreven in het generiek model zelfmanagement en behoeven de aandacht willen mensen de eigen regie kunnen nemen (CBO, 2014).
Tabel 2: Topics
Topics Theorie
Voeding/ vocht
Het verkorten van het nuchter zijn voorkomt gewichtsverlies en spierafbraak (Gustafssonet al., 2012). Het protocol binnen MMC beschrijft de voedingsvoorschriften na colorectale chirurgie.
Mobiliseren
Vroegtijdig mobiliseren, postoperatief, beperkt verlies van spierkracht en stimuleert de ademhaling (Gustafssonet al., 2012). Het protocol binnen het MMC beschrijft een progressief schema met betrekking tot het mobiliseren postoperatief.
Medicatie
Adequate pijnstilling draagt bij aan vroegtijdig kunnen mobiliseren, een beter herstel van de darmen en het opstarten van de voeding (Gustafsson et al., 2012).
Het protocol colorectale chirurgie van het MMC beschrijft epidurale anesthesie als voorkeur voor pijnstilling gecompleteerd met paracetamol. Daarnaast wordt gestart met medicatie om de peristaltiek te bevorderen.
Trombose profylaxe Het hebben van kanker vergroot de kans op een diep veneuze trombose na colorectale chirurgie. Advies vanuit de ERAS richtlijn is om 28 dagen postoperatief tromboseprofylaxe toe te dienen (Gustafsson et al., 2012). Dit is ook binnen het protocol van het MMC opgenomen.
In aanloop naar de ingreep vindt er tijdens een polikliniekbezoek een gesprek plaats met de physician assistent. Tijdens dit gesprek ontvangt de patiënt informatie betreffende de ingreep. Daarnaast ontvangen de patiënten uitleg over de lopende onderzoeken en wordt gepolst of de patiënt bereid is hier medewerking aan te verlenen. Tijdens dit gesprek zal de patiënt ook ingelicht worden over dit praktijkonderzoek. De physician assistent zal de patiënt informatie verstrekken over de inhoud en het verloop van het onderzoek. Dit zal worden ondersteund met een informatiebrief (bijlage 1) om zo de respons te vergroten (Baarda, de Goede & van der Meer, 2007). Tevens ontvangt de patiënt een toestemmingsbrief om informed consent te verkrijgen (bijlage 2). In deze brief zal onder andere toestemming gevraagd worden om audio opnames te maken en zal toegelicht worden dat de gegevens anoniem verwerkt zullen worden (Baarda et al., 2005). Het interview met de patiënt zal opgesplitst worden in kleinere fragmenten. Vanaf de dag van de ingreep tot aan de vijfde dag postoperatief, tenzij eerder ontslag van de patiënt, zal de onderzoeker dagelijks met de patiënt spreken. De openingsvraag van het dagelijkse interview zal zijn: “Hoe gaat het me u, hoe heeft u de dag ervaren?”. Vervolgens kan de onderzoeker de vastgestelde topics en de rol die de verpleegkundige hierin gespeeld heeft bespreken. Het tijdstip van het interview zal per dag in overleg met de patiënt plaatsvinden. De eerste dagen vindt het gesprek, afhankelijk van de conditie van de patiënt, plaats aan bed. De onderzoeker zal kijken hoe op beste wijze het gesprek ongestoord kan plaatsvinden en de privacy zoveel mogelijk gewaarborgd kan worden.
Eén patiënt zal, als proef, tot de vijfde dag postoperatief, dagelijks geïnterviewd worden om een beeld te krijgen van de duur van de afname en om te beoordelen of de interviewer op de juiste manier heeft doorgevraagd (Baarda, 2014). Na de proefinterviews kan de definitieve topiclijst vastgesteld worden (Baarda, 2013). Voor daadwerkelijke aanvang van alle interviews zal de patiënt om mondelinge toestemming gevraagd worden en wordt de mogelijkheid besproken dat de patiënt te allen tijde de medewerking aan het onderzoek mag stopzetten. Indien de patiënt akkoord gaat zal de toestemmingsbrief nogmaals doorgenomen worden waarna de patiënt deze kan ondertekenen.
3.3 Onderzoekspopulatie
In tabel 3 zijn de inclusie- en exclusiecriteria gesteld om de onderzoekspopulatie af te bakenen (Baarda, 2014).
Tabel 3: inclusie- en exclusiecriteria
Inclusie criteria Exclusie criteria
o Patiënten met primair coloncarcinoom
o Leeftijd > 18 jaar
o Patiënten die electieve colorectale chirurgie ondergaan
o Aanleggen van een stoma
o Diagnose kanker in de voorgeschiedenis
o Patiënten waarbij sprake is van een cognitieve stoornis of delier
o Patiënten waarbij sprake is van een slechte beheersing van de Nederlandse taal of spraakstoornis
o Patiënten waarbij sprake is van diabetes, COPD of psychiatrische aandoening
Patiënten die in de anamnese al eerder in aanraking zijn gekomen met de diagnose kanker hebben mogelijk al zelfmanagementcapaciteiten ontwikkeld, evenals mensen met diabetes, COPD of een psychiatrische aandoening. Om deze reden worden zij geëxcludeerd. Voor de wet is iemand vanaf 18 jaar meerderjarig, vandaar dat deze leeftijdsgrens is gesteld (Rijksoverheid, 2016). Patiënten waarbij een stoma wordt aangelegd worden geëxcludeerd om reden dat het aanleren van stomazorg een extra vaardigheid vereist in het ontwikkelen van het zelfmanagementvermogen van de patiënt. Daarnaast worden de patiënten geëxcludeerd waarbij sprake is van een cognitieve stoornis en/of een delier. Een DOS van 0 in de drie voorafgaande dagen aan het interview wordt hierbij gehanteerd. Patiënten met een slechte beheersing van de Nederlandse taal of een spraakstoornis worden geëxcludeerd om reden dat ze zich mogelijk minder goed kunnen uitdrukken waardoor de essentie van hun ervaring niet goed begrepen wordt.
In 2015 werden in de maanden juni, juli en augustus 45 patiënten opgenomen voor colorectale chirurgie. In dit praktijkonderzoek wordt gekozen om vijf patiënten te interviewen. De onderzoeker gaat door met interviewen tot verzadiging is verkregen (Baarda et al., 2013). Door middel van een selecte steekproef zal de onderzoekspopulatie tot stand komen (Baarda et al., 2013). Alle patiënten, die in de maanden juni, juli en augustus in 2016 worden opgenomen voor colorectale chirurgie en die voldoen aan de inclusie- en exclusiecriteria, zullen op volgorde van opname benaderd worden.
3.4 Data-analyse
De audio opnames zullen worden gebruikt voor het transcriberen van de interviews. Vervolgens worden de interviews bewerkt volgens de zes stappen van Braun & Clark (2006). De kwalitatieve data zal aan de hand van dit model thematisch worden geanalyseerd en worden er codes gegeven aan de relevante delen van de data (Braun & Clark, 2006). Thema’s komen in de data op verschillende plaatsen aan de orde. Ook kunnen er verschillende bewoordingen aan gegeven zijn. Een functie van de analyse is om orde te brengen in de verzamelde data (Boeije, 2008). Vervolgens worden de resultaten in een schriftelijke rapportage weergegeven (Baarda et al., 2013).
De onderzoeker is zelf onderdeel van de context. Ergens benoemen hoe ik daar mee omga.
3.5 Ethische aspecten
De Medisch Ethische Toetsings Commissie (METC) van het MMC is om toestemming gevraagd om onderzoek te mogen doen bij de patiënten. Inmiddels hebben zij aangegeven dat het praktijkonderzoek naar het bevorderen van zelfmanagement niet onder de Wet medisch wetenschappelijk onderzoek met mensen valt (WMO). Het praktijkonderzoek is niet toetsingsplichtig om reden dat de patiënten niet onderworpen worden aan handelingen en er geen gedragsverandering wordt opgelegd. Daarnaast wordt er niet gerandomiseerd, vinden er geen interventies plaats en is er geen sprake van belasting of risico’s voor de patiënten (zie bijlage 3). Het MMC geeft toestemming voor de uitvoering van het onderzoek mits een GCO/BROK-gecertificeerde onderzoeker “over de schouders” meekijkt met de uitvoer van het onderzoek. Onderzoeker binnen het MMC, Stefan van Rooijen, is hiervoor benaderd en heeft zijn medewerking aan dit praktijkonderzoek verleend. Een onderzoek is ethisch verantwoord wanneer de respondent vrijwillig meewerkt, geen valse voorstelling van zaken wordt gegeven, de anonimiteit gewaarborgd is en er geen risico’s zijn voor de respondent (Baarda et al., 2013). Daarnaast dient het onderzoek op een controleerbare, correcte en objectieve wijze uitgevoerd zijn en mogen geen gegevens aan derden verstrekt worden zonder toestemming van de opdrachtgever (Baarda, de Goede & Teunissen, 2005). De gedragscode praktijkgericht onderzoek voor het HBO (Andriessen, Onstenk, Delnooz, Smeijsters & Peij, 2010) zal in acht genomen worden tijdens het verzamelen van de onderzoeksgegevens.
3.6 Kwaliteitsborging
De kwaliteit van kwalitatief onderzoek wordt aan de hand van vier aandachtsgebieden beoordeeld, namelijk: geloofwaardigheid, verplaatsbaarheid, plausibiliteit en verifieerbaarheid (Cox, de Louw, Verhoef & Kuiper, 2012).
Geloofwaardigheid
Om de geloofwaardigheid te vergroten wordt gebruik gemaakt van reflectie. Na het afnemen van een pilotinterview, zal de audio opname beluisterd worden om vast te stellen of de juiste informatie verzameld is en de juiste interviewtechniek gebruikt is. Onderzoeker van het MMC, S. van Rooijen, wordt hierbij voor feedback gevraagd. Indien nodig kan de interviewtechniek aangepast worden. De onderzoeker zal de interviews dagelijks transcriberen, en de interpretaties en conclusies aan de patiënt voorleggen. Dit om de onderzoeksresultaten te controleren (member checking). Om de transparantie te vergroten zal tijdens het verzamelen van de data zal een logboek bijgehouden worden waarin de stappen en keuzes die gemaakt zijn tijdens het onderzoeksproces worden vastgelegd (Baarda et al., 2013). De onderzoeker is zelf onderdeel va de context. Mogelijke vooroordelen van de onderzoeker zullen vooraf worden uitgeschreven. Dit ter bewustwording van mogelijke vooringenomenheid (Baarda et al., 2013).
Verplaatsbaarheid Door een gedetailleerde beschrijving van de context, de inclusie- en exclusiecriteria (thick description) wordt de lezer in staat gesteld om te beoordelen of de resultaten van het onderzoek overdraagbaar zijn naar haar/zijn setting (Cox et al., 2012).
Plausibiliteit consistentie van bevindingen.
Om het voor collega-onderzoekers mogelijk te maken om het onderzoeksproces gevraagd of ongevraagd kritisch te kunnen volgen zal het onderzoeksproces, de analyse en de keuzes die gemaakt worden duidelijk beschreven worden (peer review). Door audio opnamen en het letterlijk uittypen van de interviews (verbatim transcriptie) wordt de plausibiliteit versterkt. Verder zal de dataverzameling en de data-analyse worden voorgelegd aan de peergroep (triangulatie) en worden zij betrokken bij de gegevensverzameling en interpretatie (Cox et al., 2012). Topics aan literatuur onderzocht..
Verifieerbaarheid
Door het maken van aantekeningen en het bijhouden van een logboek (reflectie) worden vooringenomen standpunten van de onderzoeker beperkt, zodat de onderzoeksresultaten gebaseerd zijn op de verzamelde informatie van de respondenten en niet op de standpunten van de onderzoeker. Peer review Stefan van Rooijen is een manier die inzicht geeft in het verloop van het onderzoeksproces en in de wijze waarop de onderzoeker de resultaten zou kunnen beïnvloeden (Cox et al., 2012). v
3.7 Randvoorwaarden
Randvoorwaarden voor het afnemen van de interviews is de beschikbaarheid van audioapparatuur. De patiënt zal de eerste dagen aan bed worden geïnterviewd. Gekeken wordt hoe de ruimte zo rustig mogelijk gehouden kan worden om de interviews ongestoord te laten verlopen. Tevens zal, in overleg met de patiënt, gekeken worden hoe de privacy zo veel mogelijk gewaarborgd kan blijven indien de patiënt zich op een meer persoons kamer bevindt. Informed consent moet voorafgaande aan de interviews verkregen zijn.
3.8 Onderzoeksresultaten
3.9 Onderzoeksconclusie
H4. Conclusie
In dit hoofdstuk wordt omschreven hoe de resultaten van de twee deelonderzoeken en de literatuurstudie worden geblend.
4.1 Blenden van de resultaten op basis van deelvraag 1 en 2
Vanwege het tijdelijk wegvallen van de mede-onderzoeker is het blenden van de resultaten vooralsnog beschreven voor deelvraag 2 en 3. Hierbij dient opgemerkt te worden dat als de mede-onderzoeker tijdig aansluit, de literatuurstudie (deelvraag 2) voorafgaand aan deelonderzoek 1 moet plaatsvinden. Zo kunnen bevindingen uit de literatuur meegenomen worden in de topics voor deelvraag1.
Het is voor deelvraag 2 en 3 niet van belang in welke volgorde ze worden onderzocht. Deelvraag 2 omvat de literatuurstudie welke onderzoekt over welke kennis en vaardigheden verpleegkundigen moeten beschikken om zelfmanagement te ondersteunen. De topics voor deelvraag 3 staan los van deze literatuurstudie. Na het onderzoeken van deelvraag 2 en deelvraag 3 kunnen uit de resultaten verbanden gelegd worden tussen de behoefte en wensen van de patiënten die colorectale chirurgie hebben ondergaan ten aanzien van het toepassen van zelfmanagement en welke vaardigheden van verpleegkundigen hierbij aansluiten om dit te ondersteunen. Vanuit de literatuurstudie en het derde deelonderzoek kan er een voorstel gedaan worden hoe de verpleegkundigen van afdeling 223 van het MMC het zelfmanagement bij patiënten na colorectale chirurgie kunnen bevorderen. Deze resultaten zullen in een teamvergadering van afdeling 223 gepresenteerd worden.
H5. Planning
In dit hoofdstuk is de globale tijdlijn weergegeven van de onderzoeksopzet.
Tabel 4: schematische weergave planning onderzoeksopzet
Maand Apr Mei Juni Juli Aug Sept Okt Nov Dec Jan
Literatuurstudie X X
Onderzoeksopzet maken X
Interviewvragen maken/topics X
GO/ NO GO onderzoeksopzet X
Proefinterview X
Informed consent brief opstellen + opstellen nieuwsbrief X
Verstrekken informed consent en nieuwsbrief X X X
Interviews afnemen X X X
Interviews transcriberen en analyseren. X X X X
Resultaten verwerken voor eindrapport X X X
Schrijven aan eindrapportage X X X
Presentatie uitkomsten en inleveren eindopdracht X
H6. Literatuurlijst
Alpay, L., Verhoef, J., Smeets, L., & van Wely, L. (2015). Eigen regie van de cliënt versterken. Nederlands Tijdschrift voor Evidence Based Practice, 1.
Andriessen, D., Onstenk, J., Delnooz, P., Smeijsters, H., & Peij, S. (2010). Gedragscode praktijkgericht onderzoek voor het hbo. Delft: Elan Strategie & Creatie.
Baarda, D.B. (2014). Dit is onderzoek!: Handleiding voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.
Baarda, B., Bakker, E., Fischer, T., Julsing, M., de Goede, M., Peters, V., & van der Velden, T. (2013). Basisboek kwalitatief onderzoek: Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen/ Houten: Noordhoff Uitgevers.
Baarda, D.B., de Goede, M.P.M., & van der Meer- Middelburg, A. (2007). Basisboek interviewen: Handleiding voor het voorbereiden en afnemen van interviews. Groningen: Wolters- Noordhoff.
Baarda, D.B., de Goede, M.P.M; & Teunissen, J. (2005). Basisboek Kwalitatief onderzoek. Groningen/ Houten: Noordhoff Uitgevers.
Boeije, H. (2008). Analyseren in kwalitatief onderzoek: Denken en doen. Amsterdam: Boom.
Braun, V., & Clarke, V. (2006). Using thematic analysis in psychology. Qualitative Research in Psychology, 77- 101.
McCormack, B., McCance, T., Slater, P., McCormick, J., McArdle, C., Dewing, J. (2008). Person centred Outcomes and cultural Change. In K. Manley, B. McCormack , & V. Wilson, International Practice Development in Nursing and Healthcare. Oxford: Blackwell Publishing Ltd.
Carpenito-Moyet, L. J. (2015). Zakboek Verpleegkundige diagnosen. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.
CBO (2014). Zorgmodule Zelfmanagement 1.0: Het ondersteunen van eigen regie bij mensen met één of meerdere chronische ziekten. Verkregen op 13 maart, 2016, van http://www.hartenvaatgroep.nl/uploads/media/2014_03_Zorgmodule_Zelfmanagement.pdf
Cox, K., de Louw, D., Verhoef, J., & Kuiper, C. (2012). Evidence-Based practice voor verpleegkundigen. Den Haag: Boom Lemma.
Eskens, F., & Hoogakker, R. (2015). Ziekte en eigen regie. Maatwerk vakblad voor professionals in sociaal werk, 5.
Gustafsson, U.O., Scott, M. J., Schwenk, W., Demartines, N., Roulin, D., Francis, N., . . . Ljungqvist, O. (2012). Guidelines for perioperative care in elective colonic surgery: Enhanced Recovery After Surgery (ERAS) Society recommendations. Clinical Nutricion, 31, 783-800.
Hooft, S. van., Dwarswaard, J., & Staa, A. van. (2015). Ondersteunen van zelfmanagement. Nederlands Tijdschrift voor Evidence Based Practice, 1.
IKNL. (2015). Overleven en prevalentie van kanker. Verkregen op 2 april, 2016, van http://www.cijfersoverkanker.nl/overleving-prevalentie-51.html
LAZ. (2010). Eindrapportage Zelfmanagement en Kanker Anno 2010. Verkregen op 2 mei, 2016, van https://www.google.nl/search?q=LAZ+zelfmanagement+en+kanker&ie=utf-8&oe=utf-8&gws_rd=cr&ei=iGknV8a1KYr6UNbOjqAE
MMC. (2016). MMC floreert: Visie op de verpleegkundige professional in MMC. Veldhoven.
Oncoline. (2016). Peri-operatieve zorg. Verkregen op 21 mei, 2016, van http://www.oncoline.nl/index.php?pagina=/richtlijn/item/pagina.php&id=37100&richtlijn_id=933
Rijksoverheid (2014). Ouderlijk gezag en voogdij. Verkregen op 14 april, 2016, van https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ouderlijk-gezag/vraag-en-antwoord/kan-ik-als-minderjarige-gezag-over-mijn-kind-krijgen
RIVM. (2014). Vergrijzing: Wat zijn de belangrijkste verwachtingen voor de toekomst? Verkregen op 15 april, 2016, van http://www.Nationaalkompas.nl/bevolking
/vergrijzing/toekomst/
RIVM. (2016). Wat is een chronische ziekte en wat is multimorbiditeit? Verkregen op 15 april, 2016, van http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/chronische-ziekten-en-multimorbiditeit/beschrijving/
Rooijen, S. van., Slooter, G., Vries-Reilingh, S.S., Smits, A., Wegdam, A., & Roumen, R. (2016). Colorectale zorg 3.0: zero tolerance.
Sassen, B. (2014). Gezondheidsbevordering en zelfmanagement door verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten. Amsterdam: Reed Business Education.
Timmermans, H., Posma, E., & Havers, J. (2011). Zelfmanagement volop in beweging. Kwaliteit in zorg, 2011, 2.
TNO. (2010). Zelfmagement als Arbeidsbesprarende innovatie in de zorg. Verkregen op 12 april, 2016, van https://www.raadrvs.nl/uploads/docs/Achtergrondstudie_-_Zelfmanagement_als_Arbeidsbesparende_Innovatie.pdf
Vilans. (2013). Persoonsgerichte zorg vraagt om andere competenties. Verkregen op 21 mei, 2016, van http://www.vilans.nl/docs/vilans/publicaties/Persoonsgerichte_zorg_vraagt_om_andere_competenties.pdf
V&VN. (2014). Zelfmanagementondersteuning behoort tot de kern van verplegen! Verkregen op 21 mei, 2016, van file:///C:/Users/Marjan_2/AppData/Local/Temp/20140506%20zelfmanagementondersteuning.pdf
Bijlage 1 Informatiebrief
Praktijkonderzoek naar het bevorderen van zelfmanagement van patiënten na een darmoperatie
Onderzoeker: Marjan Bertrams, verpleegkundige
Plaats van het onderzoek: afdeling 223 van het Máxima Medisch Centrum
1. Inleiding
Graag stel ik me even voor. Ik ben Marjan Bertrams, verpleegkundige van afdeling 223 van het Máxima Medisch Centrum (MMC). Via het MMC volg ik de HBO V duale opleiding. Voor het afronden van mijn opleiding wil ik graag praktijkonderzoek doen. Ik wil u van harte uitnodigen om deel te nemen aan mijn praktijkonderzoek dat als doel heeft het zelfmanagement van een patiënt na een darmoperatie te bevorderen. Voordat u hier toestemming voor geeft is het belangrijk om op de hoogte zijn van achtergrondinformatie over het onderzoek. Lees deze informatiebrief rustig door. Als u besluit deel te nemen aan het onderzoek, wordt u gevraagd een toestemmingsformulier (informed consent) te tekenen ter bevestiging dat u op de hoogte bent van de inhoud van het onderzoek en een akkoord geeft voor deelname aan dit onderzoek. Heeft u na het lezen van de informatie nog vragen kunt dit aangeven. Zie contactgegevens op bladzijde 2.
2. Achtergrond en doel van het onderzoek
Door de toegenomen levensverwachting stijgt het aantal zieken in Nederland. Hiermee stijgt ook het aantal mensen met een chronische aandoening. Door deze ontwikkelingen wordt er een steeds groter beroep gedaan op het zelfmanagement van de mensen. Met dit onderzoek willen we erachter komen hoe de verpleegkundigen het zelfmanagement, van patiënten na een darmoperatie, beter kunnen ondersteunen.
3. Opzet en uitvoering van het onderzoek
Het onderzoek bestaat uit een interview. Dit zal ongeveer 30 minuten van uw tijd in beslag zal nemen. Dit interview vindt plaats in de laatste twee dagen van uw opname, indien u voldoende bent hersteld. Door middel van dit onderzoek wil ik inzicht krijgen in wat u onder zelfmanagement verstaat, welke behoefte u aan zelfmanagement heeft en wat u tijdens een ziekenhuisverblijf nodig zou hebben om zelfmanagement toe te passen.
Mocht u besluiten om mee te doen aan dit onderzoek kunt u dit aangeven bij de verpleegkundige die bij opname in het ziekenhuis voor u zorgt.
4. Voordelen
Dit praktijkonderzoek levert voor uzelf geen voordeel op. Indien u besluit om mee te doen, helpt u daar de verpleegkundigen van afdeling 223 mee om in de toekomst gerichtere zelfmanagementondersteuning te kunnen bieden aan patiënten die een darmoperatie ondergaan. Wat ook voor de toekomstige patiënt een voordeel is.
5. Uw deelname
Uw deelname is geheel vrijwillig. U kunt, zonder reden van opgaaf, op ieder willekeurig moment afzien van deelname aan het onderzoek.
6. Wat gebeurt er met uw gegevens
Alle verkregen informatie wordt volledig anoniem behandeld. Alleen de onderzoeker heeft toegang tot de gegevens. Belangrijke uitkomsten zullen beschreven worden in het onderzoek.
7. Contactgegevens
Verpleegkundig team afdeling 223 Onderzoeker: Marjan Bertrams
Máxima Medisch Centrum
+31- 40-8889410
Bijlage 2 Informed consent
Toestemmingsverklaringformulier (informed consent)
Titel onderzoek: Passende zorg. Praktijkonderzoek naar het bevorderen van zelfmanagement.
Verantwoordelijke onderzoeker: Marjan Bertrams
In te vullen door de deelnemer
Ik verklaar op een voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard, methode, doel en [indien aanwezig] de risico’s en belasting van het onderzoek. Ik weet dat de gegevens en resultaten van het onderzoek alleen anoniem en vertrouwelijk aan derden bekend gemaakt zullen worden. Mijn vragen zijn naar tevredenheid beantwoord.
[indien van toepassing] Ik begrijp dat film-, foto, en videomateriaal of bewerking daarvan uitsluitend voor analyse en/of wetenschappelijke presentaties zal worden gebruikt.
Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud me daarbij het recht voor om op elk moment zonder opgaaf van redenen mijn deelname aan dit onderzoek te beëindigen.
Naam deelnemer: …………………………………………………………………………..
Datum: …………… Handtekening deelnemer: ……………………………………….
In te vullen door de uitvoerende onderzoeker
Ik heb een mondelinge en schriftelijke toelichting gegeven op het onderzoek. Ik zal resterende vragen over het onderzoek naar vermogen beantwoorden. De deelnemer zal van een eventuele voortijdige beëindiging van deelname aan dit onderzoek geen nadelige gevolgen ondervinden.
Naam onderzoeker: …………………………………………………………………………………..…………..
Datum: …………… Handtekening onderzoeker: …………………………………….
Bijlage 3 Niet WMO verklaring
Paste your essay in here…