Snoezelen wordt stilaan een begrip in het zorglandschap in Vlaanderen. Snoezelen heeft een grote meerwaarde voor verschillende doelgroepen. Er is een effect te zien op vlak van agitatie, gedrag, algemeen welzijn en sensorische ontwikkeling.
Verschillende settings hebben ondertussen een snoezelruimte geïnstalleerd en maken hier gebruik van. Daarbuiten zien gezinnen ook vaker de voordelen van sensorische stimulatie, maar er zijn nog maar weinig betaalbare mogelijkheden om snoezelmateriaal thuis te gebruiken.
Vanuit deze probleemstelling werd SnoezElke opgericht, een verhuurdienst voor snoezelmateriaal aan huis. De missie van SnoezElke is om elk gezin de mogelijkheid te geven om aangepast en verantwoord snoezelmateriaal te gebruiken. SnoezElke vindt het vooral belangrijk om deskundig advies te geven aan de gebruikers. Dit advies moet evidence based zijn en op maat van de klanten.
Het onderwerp van deze bachelorproef is het ontwerpen van een uniform adviesproduct bij elk verhuurbaar snoezelmateriaal dat aan de klant kan meegegeven worden ter ondersteuning.
In het eerste hoofdstuk wordt er stilgestaan bij het begrip ‘snoezelen’ en de mogelijkheden die er momenteel zijn in Vlaanderen. Er wordt meer informatie gegeven over SnoezElke en er worden criteria opgesteld waaraan dit advies moet voldoen. Uiteindelijk komt men in dit hoofdstuk tot de probleemstelling en doelstelling.
In het tweede hoofdstuk wordt de methode beschreven. Hierin wordt beschreven hoe het proces van creative design thinking is toegepast binnen de fasen van deze bachelorproef. Je krijgt hier een duidelijker beeld van de stappen die zijn genomen om tot het eindproduct te komen.
Deze resultaten worden in het derde hoofdstuk toegelicht. Hier vind je de vijf fasen die zijn gevolgd: empathize, define, ideate, prototype en test. Er wordt eerst bekeken wat de gebruiker van het adviesproduct verwacht, daarna worden ideeën verzameld en worden prototypes gemaakt en getest. Zo ontstaat uiteindelijk de definitieve versie.
Deze bachelorproef wordt afgesloten met de discussie en conclusie. In de discussie wordt het product kritisch geëvalueerd. Er wordt stilgestaan bij de mogelijke verbeterpunten. De belangrijke factoren die een rol speelden bij het produceren van het adviesproduct worden besproken. Hierbij wordt de link gelegd met ergotherapie. Dit adviesproduct wordt dan ook teruggekoppeld naar SnoezElke. Als laatste kan je dan de conclusie van dit project lezen.
1.2 Snoezelen
Snoezelen is een therapievorm die ontstaan is als ontspanningsactiviteit in de zorg voor mensen met een ernstig of diep verstandelijke beperking. Er is geen eenduidige definitie te vinden over het begrip ‘Snoezelen’.
Jan Hulsegge en Ad Verheul (1986) gebruikten als eerste het woord ‘Snoezelen’ als een samentrekking van ‘Snuffelen’ en ‘Doezelen’. Hierbij slaat snuffelen meer op het actievere deel van snoezelen, het experimenteren. Doezelen verwijst naar het ontspannende, het genieten en wegdromen.
Krista Mertens (2003) definieert het begrip als volgt: “het stimuleren van het welbevinden in een speciaal ingerichte ruimte die oproept tot ontmoeting en ontdekking door gecontroleerde multisensorische stimuli”.
In ‘Het Grote Snoezelboek’ wordt een uitgebreide en praktijkgerichte definitie gebruikt, die ook gebruikt zal worden als basis in deze bachelorproef. “Voor ons is snoezelen het doelgericht, begeleid en selectief aanbieden van zintuiglijke prikkels in een sfeervolle omgeving volgens eigen keuze en tempo aangepast aan individuele behoeftes en mogelijkheden.” (Derie & Vanoosthuyse, 2011)
Het aanbieden van snoezelmateriaal leunt dicht aan bij de ergotherapeutische visie. Snoezelen is ontstaan vanuit een evoluerend maatschappijbeeld ten opzichte van mensen met een beperking. Volgens het integratiemodel moet iedere persoon de kans krijgen om deel te nemen aan het dagelijkse leven. Dit houdt ook in dat ze een gelijkwaardige kans moeten krijgen op het ervaren van zintuiglijke prikkels en door deze ervaring verder kunnen ontwikkelen op sensorisch vlak. Tijdens het snoezelen ligt de klemtoon niet op de handicap, maar op de mogelijkheden van de snoezelende personen. (Derie & Vanoosthuyse, 2011)
Snoezelen werd oorspronkelijk enkel gebruikt bij mensen met een verstandelijke beperking, maar de doelgroep breidt zich sterk uit. In wetenschappelijk onderzoek zijn ook effecten beschreven bij ouderen met dementie, psychiatrische patiënten en kinderen met leermoeilijkheden, maar ook bij normaal ontwikkelde baby’s, peuters en kleuters.
1.3 Doelgroepen van snoezelen
1.3.1 ¬Snoezelen bij personen met een beperking
Personen met een verstandelijke beperking hebben verminderde mogelijkheden om zich aan te passen in de omgeving en te participeren in de maatschappij. Er wordt voor het stellen van de diagnose tegenwoordig minder gekeken naar het IQ, maar naar de adaptatiemogelijkheden van de persoon. Deze vernieuwde kijk op personen met een verstandelijke beperking heeft zijn invloed op de praktijk. Er wordt naar meer aspecten gekeken zoals adaptatiemogelijkheden, communicatieve vaardigheden, relaties met de omgeving… (Expertisecentrum Verstandelijke Beperking Nederland, 2010-2015)
Uit onderzoek blijkt dat snoezelen veel positieve effecten heeft op kinderen met adaptatiemoeilijkheden. Fava & Strauss (2010) ondervinden dat het agressief gedrag bij kinderen met een verstandelijke beperking opmerkelijk minder voorkomt na een therapie in de snoezelruimte. Het effect was nog groter in de zogenaamde ‘Stimulus preference room’. Deze ruimte is zeer gelijkend met een snoezelruimte maar is aangepast aan de cliënt op basis van een assessment. In dit onderzoek vindt men dat deze aangepaste ruimte als bijkomend voordeel heeft dat de onderzoekspersonen na de therapie meer sociaal en actief gedrag stellen.
Deze resultaten worden bevestigd door Lotan & Gold (2009) die in hun meta-analyse schrijven dat de resultaten van snoezelen veelbelovend zijn op het vlak van het reduceren van niet-adaptief gedrag. Deze effecten worden vooral gemeten bij een individuele sessie.
Hotz, et al. (2006) onderzochten het effect van multisensoriële stimulatie op kinderen met een hersenaandoening. Zij vertonen vaak gedragsproblemen. Het doel van de sensoriële stimulatie bij deze doelgroep is vooral het stimuleren van de prikkelverwerking door het zenuwstelsel. De verschillende zintuigen worden geprikkeld om dit te bekomen. Er waren significante verschillen op de hartslag en bloeddruk voor en na de therapie, dit wil zeggen dat de kinderen tot rust komen door de multisensoriële stimulatie. Door middel van de modified ashworth scale wordt de mate van spasticiteit gemeten, ook hieruit volgt dat de kinderen meer ontspannen waren. Gedragsmatig blijkt dit uit de ABS-schaal, die agitatie meet. De kinderen waren duidelijk minder geagiteerd dan voor de interventie.
Bovenstaande onderzoeken spreken alleen over kinderen met een verstandelijke beperking, maar ook bij volwassenen met dezelfde problematiek zijn er duidelijke effecten aanwezig. Matson, Bamburg & Smalls (2004) merkten significante verschillen in het gedrag van volwassenen met een zware en diepe verstandelijke beperking met een leeftijd van 24 tot 76 jaar. De snoezelsessies hadden effect op hoofdoriëntatie (richt de persoon zijn hoofd naar de stimulus), oogcontact en algemene interesse.
1.3.2 Snoezelen bij kinderen zonder verstandelijke beperking
Kinderen waarbij snoezelen wordt toegepast zijn vaak kinderen met een verstandelijke beperking, zoals hierboven is beschreven. Toch heeft snoezelen zeker ook zijn nut bij kinderen die ‘normaal’ ontwikkelen.
Eind jaren ’90 werd snoezelen meer en meer geïmplementeerd in kleuterklassen. Dit is er gekomen na positieve reacties op het uitnodigen van kleuters op de ‘Snoezelkermis’ van het Stella-Marisinstituut, Kortrijk in 1995. Er werd over geschreven in pedagogische tijdschriften en sinds 2000 worden er in Vlaanderen ook vormingen gegeven voor kleuterleiders. (Derie & Vanoosthuyse, 2011)
De doelen liggen bij deze doelgroep vooral op zintuiglijke stimulatie. De kleuters leren de vijf zintuigen gebruiken in de wereld rondom zich, ze verwonderen zich, komen tot rust en ontwikkelen wederzijdse empathie met hun begeleider. (Derie & Vanoosthuyse, 2011)
Droste (2003) beschrijft nog een ander aspect van snoezelen bij kinderen. In het kader van een bachelorproef deed men onderzoek naar het gebruik van sensorische ruimtes bij kinderen met leermoeilijkheden. Net zoals bij kleuters wordt hier vooral het pedagogisch aspect van snoezelen benadrukt. Men legt de nadruk op het principe van vrijheid en het principe van liefde (die min of meer overeenkomen met snuffelen en doezelen). De doelen bij de pedagogische interventie zijn vooral ontwikkelingsgericht en richten zich op het oefenen van waarneming, cognitie, leer- en werkgedrag en motivatie. In deze setting wordt er consequent gebruik gemaakt van regels tijdens het snoezelen. (bv. geen schoenen in de snoezelruimte)
1.3.3 Snoezelen bij ouderen met dementie
Snoezelen wordt ook toegepast bij ouderen met dementie. Wanneer ouderen met dementie in de verzonken ik-fase zijn, zijn ze volledig in zichzelf gekeerd. Ze ervaren zichzelf als de wereld en hebben geen (of weinig) besef meer van de omgeving. Het is belangrijk in deze fase dat er contact gemaakt wordt met de persoon. Nabijheid en lichamelijk contact zijn prioritair. Snoezelen is dan ook een belangrijke benaderingswijze bij personen met dementie. Het stimuleren van alle zintuigen is cruciaal. Bij snoezelen bij ouderen staan er twee zaken centraal: het tot rust komen enerzijds en de contactname met de omgeving anderzijds. Het is gericht op welbevinden en genieten met als doel dat de oudere zich goed voelt in zichzelf en in de ruimte rondom zich. (Expertisecentrum Dementie Vlaanderen, 2008)
Livingstone et al. (2014) hebben het effect onderzocht van snoezelen en andere interventies die sensorisch, psychologisch of gedragsgericht zijn. Uit het onderzoek blijkt dat sensorische interventies zoals massage, therapeutisch aanraken en multisensoriële stimulatie een significant effect hebben op het agitatieniveau van de oudere. Robbins & Norton (2011) en The Brian center health and rehabilitation (2005) beschrijven dezelfde effecten. Zowel op korte als lange termijn zijn er significante verschillen op het agitatieniveau. In deze onderzoeken wordt er ook gekeken naar het adaptief vermogen (d.m.v. de AFABS-score of agitated behaviour scale), de depressiescore, hartslag en bloeddruk. Bij beide onderzoeken waren er opvallende verschillen na het snoezelen. Verder willen ouderen die regelmatig snoezelen vaker meedoen aan andere activiteiten.
In beide artikels wordt gewezen op het feit dat de medicamenteuze behandeling minder moet worden toegepast. Medicatie heeft vaak bijwerkingen zoals valrisico, verminderd bewustzijn en bewegingsstoornissen. Het is daarom aan te raden op zoek te gaan naar alternatieve behandelingen zoals snoezelen.
Livingstone et al. (2014) wijzen op een hiaat in het onderzoek. Het effect is alleen gemeten in een residentiële setting. Er wordt benadrukt dat bijkomstig onderzoek in de thuissituatie nodig is.
Snoezelen bij ouderen wordt toegepast als ontspanningsactiviteit of therapeutische activiteit met als algemeen doel maximaal plezier. Toch is het belangrijk om naar de individuele doelstellingen te kijken van de persoon met dementie. (The brian center health and rehabilitation, 2005)
1.4 Snoezelen in de thuissituatie
De effecten van snoezelen bij de verschillende doelgroepen zijn al meermaals aangetoond. Wat nog niet zo veel beschreven is, is het effect van snoezelen op de hele familie. De afgelopen jaren wordt er in Israël meer gesnoezeld in gezinsverband. In de snoezelsessies worden ook broers, zussen, ouders en andere familieleden toegelaten.
De familie was positief over deze gezamenlijke sessies. Zij zagen hun kind lachen en in interactie gaan met zijn broers of zussen. Er wordt gewezen op het feit dat ze even de beperking van hun kind vergeten. Door het positieve gevoel dat de ouders achteraf hebben, zijn ze meer gemotiveerd om op bezoek te komen. Dit zorgt voor een betere relatie tussen het kind met een beperking en de familie. Ouders kunnen dan vaker betrokken worden in de zorg. Het belangrijkste resultaat is dat er een duidelijk hogere levenskwaliteit is van zowel het kind als zijn ouders. (Nasser, Cahana, Kandel, Kessel & Merrick, 2004)
De sessies uit bovenstaand onderzoek bestaan telkens uit twee delen. Het eerste deel is een vrij moment samen met broers en zussen. Dit is meer een vorm van spelen en ontdekken. De broers en zussen komen op dit moment op gelijke hoogte te staan met hun broer of zus die vaak meer aandacht vraagt. Zij mogen samen gebruik maken van het snoezelmateriaal, wat in veel settings niet kan. De broers en zussen zijn achteraf enthousiast en verlangen naar een volgend bezoek. Het tweede deel van de sessie is meer gestructureerd en rustiger. Terwijl er in het eerste deel meer gespeeld en gelachen wordt, is er in het tweede deel veel meer kalmte. In het tweede deel ontspant de hele familie en gaan ze naast elkaar liggen en genieten van de sfeer die gecreëerd wordt.
Broers en zussen spelen een belangrijke rol in het aanbieden van materiaal. Bij kinderen met een matige tot ernstige verstandelijke beperking kunnen broers en zussen een voorbeeldfunctie uitoefenen. Wanneer zij een materiaal gebruiken, kan de persoon met een beperking de handelingen kopiëren. (Derie, persoonlijke communicatie, 15 april 2015)
In een later onderzoek van Sachs & Nasser in 2009 ligt de nadruk op het gevoel van de ouders tijdens de snoezelsessie. Het onderzoek is gevoerd bij kinderen met een verstandelijke beperking die in instellingen verblijven en hun ouders. Snoezelen wordt hier gezien als een van de belangrijke “family occupations”. De betekenisvolle activiteiten die met het hele gezin kunnen uitgevoerd worden zijn vaak beperkt, maar snoezelen kan daar een plaats in hebben. Er worden twee grote groepen van gevoelens van de ouders beschreven. Als eerste spreken de ouders over het betoverende van de snoezelruimtes. Ze zijn even weg van de ‘echte wereld’ met zijn moeilijkheden. Ze ervaren vaak een vorm van chaos in de instelling waar ze dan even aan kunnen ontsnappen. Ze krijgen door deze nieuwe wereld een nieuwe kijk op hun kind. Ze zien het genieten en vergeten de beperking. Een tweede aspect dat boven komt na de familiale snoezelsessie is het samenzijn als familie. Dit is te linken aan de family occupations, het hele gezin kan samen een activiteit doen waar iedereen van geniet.
Sachs & Nasser sluiten hun onderzoek af met de opmerking dat de thuissituatie wel nog steeds de voorkeur krijgt boven de instelling. Toch wordt snoezelen nog maar zelden toegepast bij de persoon thuis.
Snoezelen met de hele familie heeft dus zijn pluspunten, al is er nog niet veel onderzoek verricht. De mogelijkheden om te snoezelen met het gezin zijn echter beperkt. Instellingen hebben soms een snoezelruimte, maar die is vaak alleen te gebruiken door de kinderen die daar verblijven. Er zijn enkele externe snoezelruimtes in Vlaanderen zoals ‘Het Balanske’. In Nederland zijn er ook enkele initiatieven zoals ‘Snoezelcentrum’. (Het Balanske,z.j.; Snoezelcentrum, z.j.) Deze ruimtes zijn te huren en meestal redelijk betaalbaar. Het grote nadeel van deze ruimtes is de verplaatsing. Er zijn nog niet veel dergelijke ruimtes waardoor de afstand naar een snoezelruimte vaak groot is. Een uitstap naar een snoezelruimte vraagt vaak veel planning, wat het een stuk minder spontaan maakt. Volgens Derie (persoonlijke communicatie, 15 april 2015) kijken sommige mensen wel uit naar een bezoek naar een externe snoezelruimte. Ze zien het als een soort van uitstap, vooral bij personen die veel tijd doorbrengen in een leefgroep is dit te merken.
Een andere mogelijkheid is om een snoezelruimte in te richten aan huis. Dit heeft als voordeel dat er een professionele ruimte aanwezig is zonder verplaatsing. Het nadeel van een ingerichte ruimte is de kostprijs. De goedkoopste ingerichte ruimtes kosten al snel enkele duizenden euro’s. Ter illustratie: een eenvoudige ruimte bestaande uit een bubbelunit, projector, spiegels, cd en podium kost 4595,00 euro, excl. BTW. (worldwidesnoezelen, z.j.) Bovendien is het dan nodig om een ruimte te hebben in huis waar dit kan worden ingericht.
Een nieuwere manier van snoezelen aan huis is het lenen van materiaal in spelotheken. Spelotheken verhuren steeds vaker snoezelmateriaal. Toch zegt Derie (persoonlijke communicatie, 15 april 2015) dat het bereik van deze dienst eerder klein is. Snoezelmateriaal is vaak groot materiaal waardoor er soms een probleem ontstaat qua verplaatsing van het materiaal. Eenmaal het materiaal dan thuis is, moet het nog geïnstalleerd worden. Bovendien weten de ontleners vaak niet hoe ze moeten omgaan met het snoezelmateriaal waardoor het niet zijn volle nut heeft.
Om dit gebrek aan aanbod op te vullen werd er besloten een verhuurdienst op te starten voor snoezelmateriaal. Deze onderneming wordt hierna toegelicht.
1.5 SnoezElke, een verhuurdienst voor snoezelmateriaal aan huis
SnoezElke is een startende onderneming die snoezelmateriaal aan huis brengt. De missie van SnoezElke is om zoveel mogelijk mensen de effecten van sensorische stimulatie te laten ondervinden. Snoezelen wordt echt gezien als een familieactiviteit.
De doelgroep van SnoezElke is in eerste plaats families met kinderen met een verstandelijke of meervoudige beperking, maar zoals hiervoor al vermeld staat is snoezelen toegankelijk voor verschillende doelgroepen.
De kernactiviteiten van SnoezElke bestaan uit:
– Verhuren van snoezelmateriaal: Het materiaal wordt verhuurd in pakketten. Klanten kunnen zelf hun pakket samenstellen en betalen dan naargelang de grootte van het pakket en de duur van de verhuur.
– Advies: De belangrijkste taak van SnoezElke is het geven van advies. De verhuur gaat altijd vooraf aan een adviesgesprek met de ouders (of mantelzorgers) en het kind (of de zorgvrager). Het advies wordt op maat van de persoon gegeven en er wordt gekeken naar de persoonlijke interesses. Het is van belang dat na elke huurperiode het gehuurde materiaal en het gebruik ervan worden geëvalueerd.
Verder wordt er advies gegeven aan particulieren en organisaties die zelf een volledige snoezelruimte wensen in te richten.
– Tussenpersoon voor uitlenen: Om op de economische tendens van ‘sharing-economy’ in te spelen is er de mogelijkheid om materiaal onder verschillende gezinnen uit te wisselen. Er zijn vaak families die al snoezelmateriaal aangekocht hebben en het niet meer (permanent) gebruiken. Zij kunnen dit dan ruilen met materiaal van andere gezinnen. SnoezElke is hierbij tussenpersoon die instaat voor veiligheid, hygiëne en advies.
– Workshops: Voor ziekenhuizen en andere zorginstellingen is er een apart aanbod. Zij kunnen workshops of vormingen aanvragen voor hun personeel. Maar zij kunnen het snoezelmateriaal ook huren. Sommige instellingen hebben geen permanente nood aan dit materiaal of willen het eerst eens uitproberen.
Behalve het persoonlijke advies dat mondeling gegeven wordt, is er nog vraag naar een extra adviesproduct per materiaal. Dit geeft de omgeving van de zorgvrager een permanente ondersteuning gedurende de hele huurperiode.
1.6 Advies: What’s in a name?
1.6.1 Wat is een goed advies?
Volgens de definitie van Heijsman, Lemette, de Veld & Kuiper (2011) is adviseren een procesmatige, methodische werkwijze gericht op derden die betrekking heeft op het handelen binnen een voorziening, zorg of begeleiding. Als basis voor een goed advies wordt het ‘Basis Adviesdiagram’ gebruikt. De belangrijkste aspecten binnen dit model zijn de adviesrelatie tussen de adviesverlener en de geadviseerde, de inhoud van het advies en de aanpak. Het advies gebeurt binnen een context.
De adviesrelatie is cruciaal om een goed advies te geven. Wanneer er geen vertrouwen is in de adviesverlener zal de geadviseerde het advies niet opvolgen. Er zal geen acceptatie zijn van het advies waardoor het advies geen effect heeft. De effectiviteit van een advies wordt weergegeven door de formule E= f(K, A, M) met E is de effectiviteit, K de kwaliteit van het advies, A de acceptatie van het advies en M de implementatie of hoe de opvolging gemanaged wordt. (Heijsman, Lemette, de Veld & Kuiper, 2011)
De adviesrelatie heeft effect op de drie factoren. Het adviesproduct dat hier wordt uitgewerkt wordt altijd begeleid door een mondeling advies. Het is van belang dat dit advies op maat is, maar toch professioneel. Onder professioneel advies wordt verstaan dat het advies gebaseerd is op professionele ervaring en wetenschappelijk onderzoek. Wanneer er een gebrek is aan professionaliteit zal de kwaliteit van het advies in vraag worden gesteld. Het evenwicht zoeken in de adviesrelatie is een proces dat communicatieve vaardigheden vraagt. Het correct inschatten van de geadviseerde en hier correct op inspelen is nodig om een vertrouwensband op te bouwen. Het adviesproduct zelf moet ook het vertrouwen kunnen winnen van de klant, dit kan door toegankelijk en aantrekkelijk te zijn. Het gebruik van het adviesproduct moet laagdrempelig zijn.
Verder is het van belang om de context te analyseren. Een gegeven advies moet passen binnen de omgeving van de geadviseerde. Is er voldoende ruimte? Zijn er voldoende financiële middelen? Staat de cliëntomgeving open voor het advies? Is de omgeving in staat om het snoezelmateriaal correct en verantwoord te gebruiken? Is de omgeving in staat om het adviesproduct te raadplegen en te begrijpen? Dit zijn enkele van de vragen die gesteld moeten worden bij het geven van een correct advies. Het onderzoeken van de omgeving is niet alleen essentieel bij het begin van het adviesproces, maar moet blijvend geëvalueerd worden.
Assessment en onderzoek zijn een belangrijke stap in het adviseren. Alleen zo kan er een duidelijk beeld gevormd worden van de geadviseerde en zijn omgeving. Dit kan gaan om een gestandaardiseerde test, observatie of een gesprek.
Een advies gaat altijd over het handelen van een persoon of een groep. De inhoud van het advies is in dit geval het gebruik van een snoezelvoorwerp, maar zeker ook over het doel van het snoezelen en welke effecten het heeft op de persoon. Omdat het adviesproduct gebruikt wordt voor verschillende personen, moet de inhoud universeel zijn. Een ergotherapeutisch advies is in te delen in de categorieën wonen, werken en spel en ontspannen. In dit geval gaat het over ontspannen en spel.
De adviesaanpak is de manier waarop het advies gegeven wordt, meestal vormt dit zich gedurende het proces. Het is immers nodig om de geadviseerde goed te kennen en dan de juiste werkwijze te hanteren. Het is wel nodig om van bij het begin een richtlijn te hebben om dan het plan van aanpak daarop te baseren. (Heijsman, Lemette, de Veld & Kuiper, 2011)
1.6.2 Adviseren binnen een gezin
Er zijn enkele voorwaarden waaraan moet voldaan worden zodat het advies binnen een gezin effectief kan zijn. De ouders of omgeving van de persoon met een beperking moeten met de handicap kunnen omgaan. Volledige aanvaarding van de beperking is meestal niet mogelijk, dit is een levenslang proces. De ouders gaan door een soort van rouwproces. Het is belangrijk om hier als adviesverlener bewust van te zijn. Het is nodig om de ouders te betrekken in de keuze van het snoezelmateriaal. Er kan alleen maar materiaal geadviseerd worden dat aanvaardbaar is voor de omgeving.
Een andere belangrijke groep in het adviesproces zijn (eventuele) broers en zussen. Zij hebben vaak een gevoel van gemis aan aandacht. Het is bij het adviseren van snoezelmateriaal dus eveneens aan te raden om voor hen activiteiten te voorzien die ze samen met hun broer of zus met een beperking kunnen uitvoeren. De bedoeling van een snoezelactiviteit binnen SnoezElke is om een familiaal ontspanningsmoment te creëren.
Als laatste pijler is er natuurlijk het kind met een beperking zelf. Het ontwikkelen van een positief zelfbeeld is van groot belang. Snoezelen kan hier een rol in spelen. Tijdens het snoezelmoment is de beperking van het kind naar de achtergrond verschoven en komen de kansen en mogelijkheden naar boven. Dit aspect van het snoezelmateriaal moet meegenomen worden in het adviesproduct. Om de effectiviteit optimaal te bereiken moet het advies ook voor het kind zelf aanvaardbaar zijn. Dit wordt bereikt door gebruik te maken van de interesses van het kind. (Heijsman, Lemette, de Veld & Kuiper, 2011)
1.6.3 De ergotherapeut als adviesverlener
Advies verlenen is een van de belangrijke taken van een ergotherapeut. Een ergotherapeutisch advies kan zich richten tot de cliënt zelf, de cliëntomgeving of collega’s van andere disciplines. (Vlaams ergotherapeutenverbond vzw, z.j.)
Vanuit de ergotherapeutische richtlijn voor personen met uitdagingen op sensorisch vlak wordt de ergotherapeut gezien als een expert op vlak van sensorische stimulatie. Zij gebruiken de kennis die ze hebben over de cliënt en zijn omgeving om de juiste adviezen te geven. De ergotherapeut gebruikt zijn kennis rond occupation-based interventions om een familiaal gebeuren te creëren. Het proces van de snoezelinterventie gebeurt in drie fasen: planning, implementatie en evaluatie. Gedurende het proces is het van belang dat de opmerkingen vanuit de voortdurende evaluaties aangevuld worden met theoretische achtergrond, praktijkervaring, bestaande behandelingsconcepten, verschillende referentiekaders en bewijs vanuit literatuur. (Watling, Koenig & Schaaf, 2011).
Door Heijsman, Lemette, de Veld & Kuiper (2011) wordt het adviseren als ergotherapeut binnen een onderneming beschreven. Omdat het ontwikkelde adviesproduct gebruikt zal worden in een kleine onderneming geleid door een ergotherapeut is het van belang om hier rekening mee te houden. Ondernemen en ergotherapie zijn op zich niet aan elkaar te linken, ondernemen wordt niet gezien als een ergotherapeutische competentie. Ondernemingszin is wel een van de leerlijnen binnen het hoger onderwijs en ondernemerscompetenties zijn opgenomen in de vakoverschrijdende eindtermen in het onderwijs. (Vlaamse overheid, 2011) Het ontworpen adviesproduct moet aan enkele commerciële aspecten voldoen. Zo moet het zakelijk en commercieel overkomen. Het adviesproduct moet marktgericht zijn, wat wil zeggen dat het voor meer dan een persoon moet aanvaardbaar zijn, maar het moet toch klantgericht zijn. Het gaat hier dus over een universeel adviesproduct. Verder moet het financieel haalbaar zijn voor de onderneming om het te produceren en verspreiden.
1.6.4 Criteria voor dit adviesproduct
Zoals hierboven geschreven moet advies aan bepaalde voorwaarden voldoen, want het is natuurlijk de bedoeling dat het advies wordt gevolgd. Met de literatuur rond adviseren in het achterhoofd komen we tot de volgende criteria voor het adviesproduct.
Evidence based
Het advies dat gegeven wordt is evidence based. Dat wil zeggen dat het is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en een bepaalde wetenschappelijke waarde heeft. Meningen van experts kunnen daarbij een extra bevestiging zijn van de gezochte literatuur. Maar evidence based betekent meer dan enkel het wetenschappelijk onderzoek, ook de achtergrond en de ervaring van de therapeut en de interesses en voorkeuren van de klant spelen mee.
Toegankelijk
Het adviesproduct moet toegankelijk zijn voor de gebruiker ervan. Dat wil zeggen dat het eenvoudig te raadplegen is en verstaanbaar is. Er wordt geen vakjargon gebruikt naar de klanten toe. Er wordt rekening gehouden met het feit dat niet iedereen even goed is met digitale middelen zoals smartphones en computers. Het adviesproduct moet eenvoudig zijn.
Om de toegankelijkheid te stimuleren wordt het advies visueel ondersteund. Dit zorgt ervoor dat broers en zussen het adviesproduct sneller kunnen gebruiken, maar ook dat personen die talig minder sterk zijn, toch het advies kunnen raadplegen en verstaan. De visuele ondersteuning zorgt er voor dat het adviesproduct aantrekkelijker wordt om te gebruiken.
Aantrekkelijk
Dit brengt ons tot een volgend criteria. Het adviesproduct moet aantrekkelijk zijn. Het moet aanzetten tot gebruik en mag niet iets zijn dat zo snel mogelijk in de kast verdwijnt. Zowel voor de ouders als voor kinderen moet het adviesproduct mooi zijn om naar te kijken. Er moet een evenwicht gevonden worden tussen het informatieve en het esthetische luik.
Duurzaam
Verder is het belangrijk dat het adviesproduct duurzaam is. Wanneer klanten eenmaal het adviesproduct in handen hebben is het niet de bedoeling dat dit elke keer vervangen moet worden. Sommige materialen lenen zich hier beter toe dan anderen, dit moet verder besproken en getest worden. De keuze van het materiaal is afhankelijk van de onderhoudsvriendelijkheid wanneer het adviesproduct meegaat met het snoezelmateriaal. Er kan ook gekozen worden voor een goedkoper product dat dan bij de klanten blijft.
Universeel
Zoals hiervoor al vermeld was, wordt dit adviesproduct door meer dan een persoon gebruikt. Dit maakt dat het adviesproduct universeel moet zijn en gebruikt moet kunnen worden voor verschillende doelgroepen. Er wordt ofwel een basis-adviesproduct ontworpen dat verder uitgebreid kan worden ofwel is het ene adviesproduct uitgebreid genoeg zodat het voor veel verschillende personen bruikbaar is.
1.7 Probleemstelling, onderzoeksvragen, doelstelling
Snoezelen raakt steeds meer ingeburgerd in het zorglandschap, ouders met kinderen met een beperking zoeken vaker naar een activiteit waar het hele gezin aan kan deelnemen. Het aanbod aan snoezelmateriaal is momenteel eerder beperkt. Snoezelmateriaal is materiaal dat niet bij het grote publiek bekend is en extra uitleg vraagt over installatie en gebruik.
De snoezelmaterialen die nu ter beschikking staan van gezinnen zijn vaak zeer duur of er ontbreken een deskundige gebruiksaanwijzing of toepassingsmogelijkheden. Er is nood aan een universeel en eenvoudig adviesproduct dat families kan ondersteunen tijdens hun snoezelsessies.
SnoezElke biedt snoezelmateriaal aan met mondeling advies. Om het advies zo effectief mogelijk te maken, wordt nu gekozen voor een bijkomend adviesproduct dat de klanten kunnen bijhouden en dus blijvende ondersteuning biedt. Het adviesproduct is gebonden aan een bepaald snoezelmateriaal want elk materiaal vraagt om een specifiek en individueel advies.
Inhoud
Volgende vragen over de inhoud van het advies komen naar voor bij het ontwikkelen van dit adviesproduct:
Welke ondersteuning is nodig bij het materiaal? Wat moet zeker door het adviesproduct vermeld worden? Hoe worden alle mogelijke doelgroepen bereikt door het advies? Wat verwacht de doelgroep te weten te komen uit het advies?
Vorm
Volgende elementen moeten onderzocht worden qua vorm van het adviesproduct.
Moet de ondersteuning visueel of mondeling worden aangeboden? In welke vorm wordt het advies aangeboden? Is er een voorkeur voor een digitale of analoge vorm van het adviesproduct? Hoe wordt een adviesproduct aantrekkelijk?
De doelstelling van deze bachelorproef is een antwoord te geven op de bovenstaande onderzoeksvragen. Dit leidt dan tot een beroepsproduct dat voldoet aan de nodige criteria. Het is belangrijk dat het adviesproduct in de praktijk bruikbaar is en dat het is afgestemd op de onderneming die het gaat gebruiken, namelijk SnoezElke. Toch is het zeker een meerwaarde wanneer dit adviesproduct in andere settings gebruikt kan worden.