Een mensbeeld is een geheel van veronderstellingen met betrekking tot de wijze waarop iemand de mens, waaronder zichzelf, ervaart, beleeft en zijn essentie karakteriseert. (v.d. Geest, 2016) Mijn mensbeeld bestaat uit een combinatie van verschillende visies. Ten eerste kan ik me erg vinden in de zienswijze van Sartre. Hij stelt dat de mens zijn eigen bestaan niet kiest, maar dat hij wel beschikt over de vaardigheden om zich te ontdoen van de bagage die hij meekrijgt, door existentiële keuzes te maken. Iemands wezen, doel en essentie staan niet van te voren vast, want de mens beschikt over de autonomie van zijn zelfontplooiing. Het nemen van verantwoor-delijkheid voor je eigen levensloop en voor de consequenties van je keuzes is voorwaardelijk binnen deze visie. (Aarsbergen-Ligtvoet, 2005)
Ik sluit me aan bij het gegeven dat de mens een autonoom wezen is en tevens de eindverantwoordelijke is van zijn eigen bestaan. Jijzelf bent de enige persoon op wie je echt van invloed bent en je moet het uiteindelijk met jezelf doen. Dat wil niet zeggen dat je je overal bij neer moet leggen, maar juist dat je zelf tot actie overgaat. Ik vind een bepaalde mate van egocentrisme heel belangrijk; een instelling waarmee je er voor zorgt dat je je eigen doelen behartigt en plaats maakt voor je eigen wensen en behoeften.
Toch dekt dit mensbeeld voor mij nog niet geheel de lading. Het hedendaagse humanisme bevat een toevoeging die ik belangrijk vind. De autonomie-gedachte wordt veel meer gerelativeerd. Het leven is niet altijd maakbaar; je wordt geboren in een bepaald land, met een bepaalde cultuur en een bepaalde taal, die de manier waarop je het leven begrijpt enorm bepaalt. En in het leven is er ook pijn, ziekte en ongeluk dat je domweg overkomt. Je bent dus niet in en op alle situaties even invloedrijk. Ik vind wel dat het er uiteindelijk op neerkomt hoe jij omgaat met de situaties waarin je terecht komt.
Waar ik van mening ben dat je voor een groot deel voor jezelf moet leven, ben ik me er aan de andere kant van bewust dat geluk en zingeving niet een individuele aangelegenheid zijn. De mens is afhankelijk van de mensen om hem heen. Ervaringen als liefde en erkenning en zin heb je als individu ook niet volledig in de hand. Ze zijn ook niet maakbaar. Je kunt als mens hoogstens de voorwaarden ervoor scheppen, maar uiteindelijk kan je liefde en erkenning alleen maar van anderen ontvangen. Dit vraagt een bepaalde openheid en bereidheid. Belangrijk daarbij is dat je niet egoïstisch bent, dat je mensen niet instrumenteel, voor je eigen nut gebruikt, want dan krijg je nooit echte vriendschap, liefde of echte erkenning voor wie je bent. Dan zal je leven ook nooit diepte hebben. Echte vriendschap, erkenning en liefde kan je niet afdwingen. Gerichtheid op de medemens is dus essentieel voor een zinvol leven. (Aarsbergen-Ligtvoet, 2005)
Het bovenstaande is beschouwd vanuit mijn algemene kijk. Wanneer ik als professional aan het werk ben, stel ik mezelf in dienst van een ander. Ik vind het nog steeds belangrijk dat ik verantwoordelijkheid neem voor de keuzes die ik maak binnen het vakgebied, dat cliënten tot op zekere hoogte net zo goed de verantwoordelijkheid nemen voor hun proces en dat ik naast therapeut ook persoon ben, maar het is een situatie waarin egocentrisme bijvoorbeeld niet gepast is.
Ik zou het als cliënt belangrijk vinden dat ik inspraak zou hebben binnen de therapie. Ik ben van mening dat de hulpverlening telkens opnieuw zal moeten worden afgestemd op wat de cliënt zelf als zinvol aangeeft. In plaats van de cliënt te beschouwen als een te genezen wezen, kan je de cliënt ook beschouwen als een individu dat zelf beslist aan welke criteria de zorgverlening moet voldoen. Dit past weer binnen het existentialisme van Sartre.
Toch weet ik vanuit mijn stage-ervaringen dat dit niet in alle gevallen gewenst of mogelijk is. Wat ik waardevol van deze visie vind, is dat cliënten niet worden benaderd als een disfunctionerend schepsel, maar dat er oog is voor de persoon van de cliënt, wat resulteert in een meer respectvolle omgang. Elk mens heeft het recht zijn unieke persoon-zijn te beleven.
Ik denk dat een relationele visie op de mens het beste past binnen de gezondheidszorg. Het menselijk individu is een psychosomatisch geheel (het ‘ik’) dat in relatie staat met anderen (het ‘jij’) en met een maatschappelijke context (het ‘het’). Binnen de gezondheidszorg moet het welzijn van deze drievoudige mens worden bevorderd, herstelt, of zo goed mogelijk worden gehandhaafd.
De relationele visie impliceert dat de mens niet uitsluitend op zelfontplooiing is gericht, want het is niet zo dat men gelukkig is, doordat men alles heeft wat hij zich kan wensen. In de zinbeleving van het mens-zijn, zijn we afhankelijk van anderen, omdat anderen waarde kunnen toekennen en ontkennen aan onze prestaties.
Binnen de relationele mensvisie ligt een grote verantwoordelijkheid voor de zorgverlener. Ziekte en psychisch lijden worden niet gezien als een ultiem verlies, want desondanks kan een persoon tot zinservaringen komen. Hier ligt de uitdaging voor de zorgverlener. Omgekeerd stelt dit relationele beeld ook dat men aandacht moet hebben voor de zorgverlener zelf. “Hij of zij is geen buitenstaander die als een Atlas een wereld van verantwoordelijkheid moet torsen.” De zorgverlener maakt zelf deel uit van het relationele netwerk van de mens, waardoor de zorgverlening een concrete vorm is van een tussenmenselijke relatie. (L. Anckaert, 1996)
Psychologische stroming
Van de verschillende psychologische stromingen kan ik me het beste vinden in de humanistische stroming. De humanistische psychologie dankt zijn naam aan het centraal willen stellen van de gehele mens centraal. Anders dan bijvoorbeeld de psychoanalyse en het behaviorisme gaat de humanistische psychologie ervan uit dat naast onze biologie en onze omgeving, onze creatieve vermogens ook bepalende factoren zijn voor onze persoonlijkheid. (Wilmink, 2010)
Mijn eigen ervaring is dat de creatieve vermogens van de mens van invloed zijn op de manier waarop iemand omgaat met de situaties waarmee hij wordt geconfronteerd. Voor mij betekent het creatieve vermogen de mate waarin iemand oplossingsgericht kan denken, of buiten het bekende kan zoeken naar antwoorden, verklaringen, ideeën, etc. Het is een bepalend onderdeel van iemands mindset.
Het humanisme benadert de mens vanuit zijn mogelijkheden. Dit vind ik een mooie invalshoek, want wanneer je je richt op het oneindig scala van mogelijkheden van de mens, kun je oneindig meer bereiken dan wanneer je je richt op de strijd tussen de driften en het geweten van de mens, of op conditionering door beloning en straf. De humanistische psychologie erkent wel de werking van die principes, maar stelt dat het te beperkt is om daar alleen naar te kijken en daar sluit ik me bij aan.
Naast het onbewuste en het gedrag moet ook rekening gehouden worden met de menselijke subjectiviteit. Dat wil zeggen dat de gezichtspunten en belevingen van een individu ook in beschouwing moeten worden genomen. (J. H. Mooren, 2009) Iedereen is verschillend, iedereen ervaart situaties op een eigen manier, iedereen denkt anders over zaken en reageert en handelt vervolgens ook op diverse manieren. Ik ben van mening dat therapie daarom een dynamische grondslag moet hebben, die de gelegenheid biedt om therapie op maat gemaakt aan te bieden en zo de persoonsgebonden behoeftes van iedere cliënt tegemoet te komen.
Mensen worden tenslotte gemotiveerd tot handelen vanuit de behoeften die ze hebben, zoals Maslow heeft geschreven. Iedereen deelt dezelfde basisbehoeften. Beginnend bij de lichamelijke behoeften (eten, drinken, slaap, seks, bescherming tegen extreme omstandigheden). Vervolgens heeft de mens behoefte aan veiligheid, aan liefde en het gevoel ergens bij te horen en de behoefte aan waardering vanuit de omgeving. Maslow noemt deze behoeften ‘tekortbehoeften’, omdat we ons pas bewust zijn van deze behoeften als er een tekort ontstaat.
Maslow meent dat de psychoanalyse en het behaviorisme zich ten onrechte tot deze behoeften beperken, aangezien de behoefte aan zelfactualisering, een fundamentele behoefte aan groei en ontwikkeling, niet in de berekening wordt opgenomen. Rogers deelt deze mening en schrijft over self-actualizing tendency: een tendens van een individu om zijn volledige potentie te realiseren. (J. H. Mooren, 2009)
Ik sluit me hier bij aan. Ik denk ook dat veel psychische klachten voortkomen uit een gebrek aan het voldoen aan deze behoeften. Therapie dient mensen te helpen zichzelf te ontplooien.
Volgens de humanistische psychologie is de kwaliteit van de menselijke relatie doorslaggevend in therapie. De cliëntgerichte benadering van Rogers is een manier om een goede relatie te waarborgen. Hij stelde dat er eerst een goede basis moet worden gelegd, voordat er over een oplossing gesproken kan worden. Hij was ook van mening dat de hulpverlener moet beginnen met het bieden van rust en vertrouwen, waarna hij zich dient te verdiepen in de belevingswereld van de cliënt en dat hij de cliënt tenslotte moet wijzen op zijn eigen mogelijkheden om problemen op te lossen.
De therapeut richt zich op de persoonlijke kant van de cliënt en dient een belangstellende houding te hebben. Daarnaast is het voorwaardelijk dat de therapeut de cliënt accepteert zoals hij is, omdat daarmee de belevingswereld van de cliënt begrijpelijk wordt. Ondanks alle slechte eigenschappen en gedragingen moet er respect en erkenning zijn. Ook moet de therapeut authentiek en transparant zijn, dit wordt ook wel ‘echtheid’ genoemd. De hulpverlener moet in de eerste plaats echt en eerlijk tegenover zichzelf zijn, waarbij hij onderscheid moet maken tussen denken en beleven aan de ene kant en uitvoeren en uiten aan de andere kant. Tenslotte moet de therapeut empathisch te zijn; de houding en het (non-)verbale gedrag van de therapeut moet zijn inlevend vermogen zichtbaar maken voor de cliënt. (G. Lang & H. v.d. Molen, 2015)
Ik vind dat één van de belangrijkste uitgangspunten voor de hulpverlening is, dat gedrag het beste begrepen kan worden vanuit het interne referentiekader van het individu zelf. De betekenisgeving van de cliënt moet centraal staan. Ik denk dat en goede relatie inderdaad de basis is voor een goede uitkomst van de therapie. Zonder vertrouwen en het gevoel te mogen zijn wie je bent, ontstaat er een enorme kloof en een bepaalde afstandelijkheid waarvoor geen plaats is, wanneer je wilt dat een cliënt zich kan openstellen tegenover jou en zichzelf.
Ik denk dat het onderscheid waarover Rogers schrijft heel belangrijk is om als therapeut in je achterhoofd te houden; als therapeut ben je ook persoon en als persoon zal je niet iedereen evenveel mogen, maar dat zegt iets over jou en daar zal je zelf iets mee moeten. De cliënt mag niet de dupe van zijn van jouw opvattingen en alle cliënten dienen zich gerespecteerd te voelen. Ik vind zelfs dat cliënten zich gewaardeerd moeten voelen, want iedereen heeft talenten, krachten en goede eigenschappen, ook al zijn ze zich er zelf (nog) niet van bewust.
Vaktherapie – het medium beeldend als behandelmethode
Vaktherapie is de overkoepelende naam voor de disciplines beeldende therapie, danstherapie, dramatherapie, muziektherapie en tuintherapie. De overeenkomstige wijze waarop vaktherapeuten in en vanuit hun vakdiscipline een therapeutische relatie opbouwen, redeneren, diagnosticeren en behandelen, maakt hen tot één herkenbare groep van beroepen binnen de geestelijke gezondheidszorg. In het onderzoek van de GGZ in 2015 wordt geen onderscheid gemaakt in de waarde-toekenning aan de verschillende disciplines. (Borgesius & Visser, 2015)
Binnen de verschillende vaktherapieën wordt gebruik gemaakt van een scala aan middelen, zoals bewegen en dans, spel, tekenen, boetseren, muziek maken, improvisatie en rollenspelen. Deze vormen zijn geen doel op zich, maar zijn middelen om de problematiek, klachten en/of gedrag van cliënten al doende zichtbaar te maken en te doen ervaren.
Vaktherapie kenmerkt zich door de systematische inzet van werkvormen, materialen en technieken. Het onderscheidt zich van de verbale therapievormen door de hantering van lichamelijke en/of kunstzinnige activiteiten als instrument, waarbij de ervaring een essentieel onderdeel vormt. De cliënt wordt geholpen om toegang te krijgen tot herinneringen, gevoelens en emoties die niet direct verbaliseerbaar zijn of die op een disfunctionele manier zijn gerationaliseerd. (GGZ Nederland & FVB, 2012)
Vaktherapeuten zijn in staat om de situatie van een cliënt te hanteren naar een werkvorm met relationele en intrapsychische aspecten. Daarbij kunnen zij gebruik maken van zowel structurerende en losmakende technieken, verbale en non-verbale mogelijkheden, individuele behandeling en behandeling in groepsverband. Vaktherapeuten werken zowel interpsychisch en intrapsychisch en zowel op bewust en op onbewust niveau. Hierin ligt de kracht van de vaktherapeutsiche werkwijze. (Grabau & Visser, 2012)
Beeldende therapie heeft als doel om door middel van beeldend werk(en) veranderingsprocessen op gang te brengen. Het veranderingsproces vindt plaats en wordt tegelijkertijd zichtbaar binnen de context van het beeldend werk (Nederlandse Vereniging voor Creatieve Therapie, 1999). In dit proces zijn zowel de maker, het werkstuk, het materiaal, het proces, de therapeut en de betekenisverlening van belang. Deze onderdelen zijn niet los van elkaar te zien en beïnvloeden elkaar onderling. (Ter Voert, 2001).
Bij beeldende therapie is in de meeste gevallen sprake van een zichtbaar en tastbaar resultaat. Dit maakt dat de persoonlijke kenmerken en problematiek terug te vinden zijn in een beeldend werkstuk. Het geheel van lijnen, kleuren en vormen kan gezien worden als uitingsvorm van de klachten. Het feit dat de kenmerken zichtbaar zijn in het werkstuk maakt dat de beeldend therapeut zijn interventies direct kan richten op deze kenmerken. (Smeijsters, 2008).
De therapeut maakt in de meeste gevallen gebruik van een actieve vorm van beeldende therapie om de cliënt zo veel mogelijk de kans te geven om nieuwe ervaringen op te doen. De cliënt wordt uitgenodigd om met materiaal tot een persoonlijk werkstuk te komen. (van Hattum, 2000).
Mijn ervaring is dat beeldende therapie van grote invloed kan zijn op iemands welzijn. Ik heb bijvoorbeeld gewerkt met dhr. S., een man van rond de 40 jaar die na drie hersenbloedingen rolstoelafhankelijk is geworden en veel moeite had met verbaliseren. Hij had last van schokkende handen en had veel moeite zich te concentreren, omdat hij daar hoofdpijn van kreeg. Hij was erg angstig voor de hoofdpijn, omdat hij bang was dat hij weer een hersenbloeding zou krijgen.
Bij de beeldende therapie hebben we ons gericht op concentratie en persoonlijk welzijn. Dhr. S. vond de Mayacultuur heel interessant en wilde daar graag mee aan de slag. We hebben er samen voor gekozen om een erg gedetailleerd masker na te maken. Dhr. S. wilde graag de uitdaging aan gaan en om het haalbaar te maken laste ik elke paar minuten een pauze in, waarin hij zijn kwast aan mij moest geven en zijn ademhalingsoefeningen moest doen.
Ik heb met carbonpapier alle onderdelen van het masker overgetrokken, waarna dhr. S. met waterverf het geheel en de details heeft ingekleurd. Elke sessie ging het iets beter en sneller en dhr. S. straalde als ik hem wees op zijn vooruitgang. Doordat het zo’n groot project was, was hij er lange tijd mee bezig en had hij het gevoel echt ergens voor te gaan. Ik hing zijn werkstuk na het drogen elke week op in zijn kamer, zodat hij er dagelijks aan herinnerd werd.
Deze casus somt voor mij alle voordelen en krachten van beeldende therapie op: het non-verbale karakter dat het kan hebben, het zichtbare aspect, het tastbare resultaat dat blijft bestaan op de lange termijn en het ervarend leren binnen het medium, dat effect heeft op het dagelijks leven.
Ik zie absoluut ook de kracht in van de andere media, maar een aantal van de punten die ik hier boven opnoem gelden voor die therapievormen niet. Wat ik een beperking vind van het beeldend medium is de afwezigheid van sfeer op het moment van beginnen; het moet samen opgebouwd worden. In de meeste ateliers is natuurlijk beeldend werk zichtbaar, maar dat is vaak erg persoonlijk werk en daarnaast is smaak een individuele zaak. Ook kan aanwezig werk imponerend werken, of juist het omgekeerde effect hebben.
Het medium muziek is daar wat mij betreft juist erg van kracht, aangezien muziek inspeelt op de gevoelswereld en direct van invloed is op sfeer. De dramaruimtes hebben op mij eenzelfde werking, omdat het vaak erg speels oogt. Het gevoel van veiligheid en geborgenheid is daarom volgens mij eerder bereikt in die twee settingen, dan in een omgeving waar beeldende therapie wordt gegeven.
Methodiek
Mijn laatste stageplek was AxionContinu. Bij deze stage heb ik mijn meest waardevolle ervaringen binnen het werkveld opgedaan.
De instelling biedt zorg- en dienstverlening aan verschillende doelgroepen. De doelgroepen kunnen worden opgedeeld in de groepen ‘somatiek’, ‘psychogeriatrie’ en ‘niet aangeboren hersenletsel-problematiek’. Het grootste deel van de bewoners bestaat uit ouderen, maar er zijn ook bewoners die nog niet tot die leeftijdscategorie behoren.
Creatieve therapie en kunstzinnige therapie maken onderdeel uit van de behandelvakgroep en zijn een onderdeel van het scala aan behandelingen dat binnen AxionContinu wordt aangeboden. Binnen de organisatie zijn het relatief onbekende behandelmethoden en vooral het verschil blijkt vaak onduidelijk. Niet op elke locatie is een atelier, waardoor sommige cliënten kunstzinnige/beeldende therapie aangeboden krijgen op hun kamer of in de huiskamer.
AxionContinu werkt binnen drie divisies: Revalidatie & Herstel, Thuis en Verzorgd wonen. De beeldende therapie wordt alleen aangeboden binnen de divisies Revalidatie & Herstel en Verzorgd wonen. Ik heb vooral ervaring met cliënten die onder Verzorgd wonen vielen.
Alle bewoners hebben een elektronisch zorgplan, waarin de doelen van de persoon staan beschreven en de rapportages van de verschillende verzorgers en behandelaars in staan. Binnen het elektronisch zorgplan wordt een onderscheid gemaakt tussen vier levensdomeinen; 1. Wonen, 2. Participatie, 3. Mentaal welbevinden & Autonomie en 4.Lichamelijk welbevinden & Gezondheid. De hulpvragen van de cliënten kunnen tot alle vier de domeinen behoren. In de meeste gevallen wordt kunstzinnige/beeldende therapie ingezet op het levensdomein van Mentaal welbevinden & Autonomie. Als er in groepen wordt gewerkt, kan de therapie ook onder het levensdomein Participatie vallen.
De kunstzinnige/beeldende therapie heeft een eigen (behandel)doel in het zorgplan van de cliënten. De rapportages die van de therapieën worden gemaakt, zijn toegankelijk voor alle mede-behandelaren. Het algemene doel van de therapie is het uitbeelden wat antwoord biedt op de gestelde hulpvraag, die is gekoppeld aan een vaktherapeutische doelstelling. Duidelijkheid scheppen in wanorde, angst, frustratie, zelfbeeld, fantasie, verlangens, verleden, verdriet, pijn, blijdschap, rouwverwerking zijn voorbeelden van de thema’s waaraan kan worden gewerkt.
Naast de beeldende therapie, wordt ook muziektherapie aangeboden. Verder kunnen de bewoners op gesprek komen bij de geestelijk verzorger en de psycholoog. Voor fysiek herstel kunnen de bewoners naar de fysiotherapeut, de ergotherapeut en de logopedist.
Elk halfjaar komt het behandelteam van een bewoner samen. Bij deze evaluatiegesprekken zijn vaak ook de contactpersonen van de bewoner aanwezig. Iedere behandelaar bespreekt waaraan is gewerkt en wat het resultaat is.
Naast de evaluatiegesprekken en de rapportages die door het hele behandelteam kunnen worden gelezen, is er weinig contact tussen de behandelaars van verschillende disciplines.
Creatieve therapie wordt zowel in groepsverband gegeven, als op individuele basis. In een groep ligt de nadruk op het delen van ervaringen met andere groepsleden en is sociale interactie van belang. Het verscheelt per sessie en per cliënt of er directief of non-directief wordt gewerkt. Dat betekent dat cliënten soms spontaan en zonder aanwijzingen aan de slag gaan, of dat er juist volgens een gerichte beeldende oefening of binnen een thema wordt gewerkt. (AxionContinu, 2013)
In de folder die bewoners van AxionContinu kunnen lezen staat het volgende: De wisselwerking die optreedt tussen de cliënt, het werk en de therapeut is de basis van de therapie. Het werk dat tijdens de sessies gemaakt wordt, kan aanleiding geven tot een gesprek. Als verwoorden moeilijk is, kan kunstzinnig bezig zijn voor de cliënt een andere manier zijn om zich uit te drukken. Kleuren werken in op het gevoel, terwijl het tekenen zelf meer het denken en de concentratie aanspreekt. Samen met de therapeut wordt gekeken wat dit voor de cliënt betekent. De gesprekken zijn vertrouwelijk. (AxionContinu, jaartal onbekend)
Mijn begeleidster was Janneke Steentjes. Zij heeft een achtergrond als kunstzinnig therapeut. Kunstzinnige therapie heeft een antroposofische grondslag. Ze maakt in de praktijk gebruik van zowel de creatieve therapie als de kunstzinnige therapie.
Kunstzinnige therapie gaat uit van de filosofie dat lichaam en ziel onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. In de kern gaat het erom een beter evenwicht te bereiken tussen denken, voelen en handelen. De kunstzinnig therapeut beeldend werkt hieraan door de inzet van kleur, vorm en materiaal. (Kunstzinnige Therapie, 2016)
Het belangrijkste verschil tussen creatieve therapie beeldend en kunstzinnige therapie beeldend is dat kunstzinnige therapie gebaseerd is op een antroposofische grondslag, terwijl beeldende therapie meer werkt vanuit psychiatrische diagnostiek en raakvlakken heeft met gedragstherapie en psychotherapie. (Wikipedia, 2016)
Ik vind het heel waardevol dat ik het werken vanuit de kunstzinnige therapie heb kunnen ervaren. Ten eerste vind ik het belangrijk dat ik weet wat die vorm van therapie inhoudt en daarnaast ben ik van mening dat het goed is om de overeenkomsten en verschillen van de twee therapievormen in de praktijk te hebben meegemaakt.
Mijn stagebegeleidster is van mening dat kunstzinnige therapie beter aansluit bij de doelgroep geriatrie, dan dat creatieve therapie beeldend dat doet. Ik sluit me daar tot op zekere hoogte bij aan. Dat wil zeggen dat ik kunstzinnige therapie geschikter vind voor zwaar dementerende ouderen. Ouderen met somatische klachten hebben naar mijn mening bijvoorbeeld net zo veel baat bij creatieve therapie beeldend.
Ik weet nu dat ik de voorkeur heb voor directief werken, waarbij ik overleggen met de cliënten heel belangrijk vind. Ik heb gemerkt dat ik het een leuke uitdaging vind om cliënten aan te sporen, aan te moedigen en te motiveren om aan de slag te gaan en uitdagingen op te zoeken. De doelgroepen ouderen en mensen met een niet aangeboren hersenletsel leenden zich goed voor een sturende houding van mijn kant. Ik heb ervaren dat veel cliënten die tot deze doelgroepen behoren het prettig vinden en/of nodig hebben om directief benaderd te worden, maar dat ze het ook enorm waarderen als ze hun autonomie behouden, of zelfs terugkrijgen, tijdens en middels de therapie. De combinatie tussen een directieve en een uitnodigende houding vind ik dan ook ideaal.
Doelen
Bij AxionContinu wonen erg van elkaar verschillende mensen met uiteenlopende soorten problematiek, hulpvragen en doelen. Hier volgen voorbeelden van doelen binnen AxionContinu:
– Zingeving
Als nieuwe bewoner kunt u vragen hebben als; Hoe nu verder? Wat kan ik nog? Deze vragen kunt u door middel van kunstzinnige therapie omzetten in beelden en ver onderzoeken met de therapeut.
– Dementie
Beeldende therapie kan mensen met dementie rust geven of fijne herinneringen laten herbeleven. Als de cliënt niet meer naar de therapieruimte kan komen, wordt op de eigen kamer gewerkt.
– Depressie
Wanneer u nergens meer zin in heeft, kan het kunstzinnig bezig zijn en het werken met kleuren u rust en voldoening bieden. Met de therapeut kunt u ontdekken wat u prettig vindt en hoe u weer wat actiever kunt worden.
– Hersenletsel
Bij mensen met een hersenletsel kan creatieve therapie tijdens de revalidatieperiode ondersteunen. Zoals het uiten van gevoelens bij afasie en het trainen van het concentratievermogen. Maar de therapie kan ook helpen bij het verwerken van verlies en het leren accepteren van beperkingen. Het biedt de kans te ontdekken waar krachten en mogelijkheden liggen.
(AxionContinu, jaartal onbekend)
Ik heb tijdens mijn stage een aantal maanden met dhr. B. gewerkt. Dhr. B. had een grote voorkeur voor het werken met klei en had daar in het verleden ook veel ervaring mee. Samen boetseerden we koppen na van fotoportretten. Dhr. B. kwam op mij over als een vriendelijke, talentvolle man met humor, die in twee rouwprocessen verkeerde; hij rouwde om het verlies van zijn vrouw en om zijn fysieke en cognitieve achteruitgang. Dhr. B. had behoefte zich autonoom te voelen. Zijn stemming werd beïnvloed door zijn handelen en dan vooral door de mate waarin hem lukte wat hij graag wilde. Hij leek veel baat te hebben bij afleiding, humor en alternatieven binnen het medium. Hij vond het prettig dat ik hem serieus nam en dat hij kon vertellen wat hem bezig hield. Dhr. B. had weinig kracht in zijn handen en had last van zijn verminderde zicht. Dit bemoeilijkte het boetseren, wat hem frustreerde. Samen werken in het medium had een positief effect op hem; hij ontspande en beleefde meer plezier aan het werken in het medium. Hij vond het prettig om te overleggen tijdens het werken. De mate waarin hij zich autonoom voelde, werd beïnvloed door het resultaat dat hij tijdens het boetseren zag ontstaan. Het maakte wat dat betreft niet uit dat ik verantwoordelijk was voor een groot deel van dat resultaat. Het belangrijkste was dat hij zich betrokken voelde bij het boetseerproces. Zijn motivatie voor de beeldende therapie was enorm.
De beeldende therapie werd om de volgende redenen ingezet:
• Dhr. B. is zich bewust van zijn fysieke en cognitieve achteruitgang en heeft het daar erg moeilijk mee; de creatieve therapie wordt ingezet om zijn autonomie-gevoel te vergroten en hem te laten inzien wat hij nog wel kan.
• Dhr. B. heeft veel verdriet door het overlijden van zijn echtgenote; de beeldende therapie wordt ingezet ter ondersteuning en afleiding.
• Dhr. B. heeft behoefte aan een gestructureerde dagindeling en kan dit door zijn dementie niet zelfstandig regelen; de creatieve therapie is op een vast tijdstip, wat bijdraagt aan het overzicht in zijn agenda.
De doelen waaraan werd gewerkt tijdens de therapie waren:
• Het zo lang continueren van de beeldende therapie; samen in het medium werken, waarbij het gevoel autonoom te zijn heel belangrijk is voor dhr. B
• De therapie wordt ingezet voor de zingeving van dhr. B. Zingeving is de behoefte dat wat we doen in het leven een waarde heeft.
• Op zoek gaan naar makkelijker hanteerbare materialen, zodat dhr. B. kan blijven werken in het medium, nadat klei geen mogelijkheid meer is. (bijvoorbeeld: Kinetisch zand.)
Behandelvisie
Mijn eerste derdejaars stage liep ik bij Expressie, Vaktherapie & Begeleiding, een zelfstandige praktijk in Lelystad. De beeldend therapeut onder wie ik werkte, behandelde de cliënten volgens duidelijke vaktherapeutische behandelvisies. Ze werkte vooral re-educatief en supportief. Bij re-educatieve therapie wordt gefocust op de doorwerking en beïnvloeding van problemen en bij supportieve therapie ligt de nadruk op het ondersteunen van het leren omgaan met de problematiek. (Smeijsters, 2008)
Een goed voorbeeld is J., een man van 32 jaar met ADD. J. had moeite met veranderingen, had last van woedeaanvallen en van spanning in zijn lijf. Hij had een laag werktempo en een lage verwerkingssnelheid. Hij voelde zich onbegrepen en had weinig zelfvertrouwen. Net voordat hij in therapie kwam heeft hij een burn-out gekregen, waardoor hij was gestopt met werken.
Een belangrijk onderdeel van de therapie was ego-versterking; zodat J. zou leren welke mogelijkheden hij heeft, welke kwaliteiten hij bezit en wat bereikbaar en haalbaar voor hem is.
De therapie had in het begin een supportief karakter. Via beeldende interventies en opdrachten werd J. aangemoedigd stapsgewijs zichzelf te leren presenteren binnen beeldend werk. Door verschillend materiaalaanbod leerde hij zijn grenzen verleggen in wat hij kan. De therapeut (mijn stagebegeleidster) gaf veel bevestiging en bood hem de mogelijkheid zichzelf uitvergroot te presenteren.
Er is vervolgens re-educatief gewerkt, waarbij J. leerde de problemen die hij ervaarde om te zetten in oplossingen. J. ging in eerste instantie onbewust aan het werk met zijn problematiek en later werd dit hem steeds bewuster gemaakt, door een terugkoppeling met zijn dagelijks leven. De therapeut reflecteerde veel op wat J. maakte, op welke wijze hij bezig was en op hoe hij reageerde. Het werd J. duidelijk gemaakt dat hij om hulp mocht vragen bij onderdelen waarbij hij inzag dat hij dat niet alleen/zelfstandig kon.
Ik heb anderhalve maand individueel met J. gewerkt. Ik merkte dat ik de behandelvisie pragmatisch structurerend, van het Trimbos beter vind passen bij J. Bij deze visie is het doel het herstellen van het evenwicht en het beperken van de invaliderende gevolgen van de stoornis. Deze therapie is pragmatisch, omdat er veel technieken worden gehanteerd en omdat er rekening wordt gehouden met de beperkte tijd en/of mogelijkheden van de cliënt. (Auteur onbekend, 2009)
Ik heb in de therapieën die ik leidde de focus gelegd op het leren omgaan met de ADD en de gevolgen ervan voor J. We werkten vooral aan ego-versterking en zelfstandig planmatig werken. Het fijne van deze visie vind ik het praktische aspect ervan en de ruimte die het geeft om binnen alle mogelijkheden op zoek te gaan naar de meest geschikte invulling van de therapie voor de cliënt.