Over de positie van de niet-Arabische moslims tegenover de Arabische moslims in het Umayyadenrijk en Abbassidenrijk
Naam: Sumaya Morsy
Studentnummer: 1671626
Vak: Seminar modern Midden-Oosten
Docent: J. Bruning
Datum: 19-02-2016
Aantal woorden: 3064
Inhoudsopgave
Inleiding……………………………………………………………………………………………….3
Mawālī in het Umayyaden rijk…………………………………………………………………4
Umar II………………………………………………………………………………………………….5
Abbasidische revolutie…………………………………………………………………………….6
Conclusie………………………………………………………………………………………………..7
Literatuurlijst………………………………………………………………………………………….8
Inleiding
In pre-islamitisch Arabië was het patroon-cliënt systeem gebruikelijk en met de opkomst van de islam werd dit relevant voor… doordat dit systeem de enige manier was voor niet-Arabieren om zich tot de Islam te kunnen bekeren . Het zat namelijk zo dat wanneer een niet-Arabier zich bekeerde tot de Islam hij gelieerd werd aan een Arabische moslim. De bekeerling was in dit geval de cliënt en de Arabische moslim de patroon. De patroon is verantwoordelijk voor de bescherming van de bekeerling en de taak van de bekeerling is het helpen en tot dienst zijn van de patroon. De term die wordt gebruikt voor zowel de patroon als cliënt is mawla, ook kan deze term specifiek gebruikt worden voor de niet-Arabische moslims. Bron: (www.Oxfordislamicstudies.com)
Je kunt stellen aan de hand van het bovenstaande stuk dat de niet-Arabische moslims (hierna: mawālī) niet gelijk staan aan de Arabische moslims. De bronnen die ik bestudeerd heb voor het schrijven van dit werkstuk bevestigen dit. In iedere bron lees je dat de mawālī wordt achtergesteld in vergelijking met de Arabische moslim. In dit werkstuk zal de vraag worden gesteld: in hoeverre de mawālī volledig konden deelnemen aan de maatschappij. Het werkstuk is al volgt opgebouwd: Eerst zal er gekeken worden naar de positie van de mawālī tijdens de heerschappij van de Umayyaden, omdat dit een lange periode is zal dit werkstuk alleen een algemeen beeld schetsen. Nadat er een algemeen beeld is geschetst over de positie van de mawālī in deze periode, zal een periode worden uitgelicht, namelijk de regeerperiode van Umar II. Deze Umayyadenkalief voerde vele hervormingen door en zo ook hervorming die ten goede waren voor de positie van de mawālī in het rijk. Ten slotte zullen we zien dat wanneer de macht naar het oosten verschuift en er een nieuwe dynastie wordt gesticht er veel verandert voor de positie van de mawālī.
Zoals hierboven al geconcludeerd kun je stellen dat de mawālī en de Arabische moslims beide een andere status hebben. In theorie zijn alle moslims gelijk, de Quran maakt verder geen onderscheidt in Arabische moslims en niet Arabische moslims. Maar in de praktijk werkt het anders en met dit onderzoek wil ik erachter komen hoe het verschil tussen Arabische-moslims en mawālī zich uitte in het dagelijkse leven. Staan de mawālī gelijk aan bijvoorbeeld christenen en joden? Of hebben de mawālī een eigen status. Kunnen de mawālī bijvoorbeeld alle ambten uitoefenen? Moeten de mawālī de Jizya betalen? In het eerste hoofdstuk over de Umayyaden zie je dat het verschil tussen Arabische-moslims en mawālī het grootst is. In het tweede hoofdstuk over de heerschappij van Umar II (wat zich ook afspeelt in het Umayyadenrijk) zie je al verbetering voor de positie van de mawālī in het rijk. En in het laatste hoofdstuk zie dat de positie van de mawālī gelijk wordt aan die van de Arabische moslim.
1. Mawālī in het Umayyaden rijk
De Umayyaden waren van oorsprong een belangrijke stam uit Mekka en in 661 sticht Mu’āwiya een dynastie in Syrië. Onder deze dynastie breidden het Arabische rijk zich enorm uit. Zo werd het Sassanidische rijk veroverd, delen van het Byzantijnse rijk en later ook het Iberische schiereiland. In het rijk was het overgrote deel niet moslim de meeste inwoners van het rijk waren christenen, joden en zoroastriers. De niet-islamitische bevolking betaalden meer belasting dan de islamitische bevolking, zo betaalde moslims de zakat en een lage grondbelasting en de niet-moslims betaalde de Jizya en een hoge grondbelasting. Vele niet-moslims bekeren zich tot de Islam, omdat ze dan een hogere status kregen en om het financiële voordeel. In dit hoofdstuk gaan we deelvraag 1 beantwoorden: Wat was de positie van de niet-Arabische moslim ten opzichte van de Arabische moslim in het Umayyaden rijk?
De Umayyaden waren een belangrijke stam in Mekka en hebben altijd veel waarde gehecht aan hun stam. Wanneer men zich ging bekeren en dus een patroon kregen werden zij beschermt door de stam en behoorden zij eigenlijk ook tot die stam. Bekeerlingen hebben in dat opzicht een geprivilegieerde positie en vooral in vergelijking met de niet-Moslims. De Umayyaden stonden bekend om hun Arabische chauvinisme. Zo vonden zij ook dat de Islam een Arabisch geloof was, neer gezonden in het Arabische voor de Arabieren. Niet Arabieren werden als het ware achtergesteld en dit uitte zich in bijvoorbeeld in het minder uitbetalen van soldij en de mawālī moest zelfs de Jizya betalen.
Onder de Umayyaden hadden de mawālī in theorie dezelfde rechten als Arabische moslims ook al waren zij afhankelijk van hun patroon. Maar in de praktijk bleek dat anders te zijn, de mawālī werden namelijk vaak slachtoffer van culturele vooroordelen. De mawālī konden bepaalde functies niet uitoefenen, zij konden geen Imam worden, rechter of gouverneur. Alle beroepen waarbij de mawālī autoriteit moesten uitoefenen konden zij bij voorbaat niet bekleden. Eigenlijk hadden de mawālī dezelfde status als slaven, hun taak was het volgen van de patroon en hem tot dienst staan. Met de tijd groeide het aantal mawālī en zo hun status ook, zij worden in latere periodes ingehuurd door het hof om de nakomelingen van de kaliefen op te leiden.
De mawālī hadden in het Ummayadische rijk een eigen status. Elke niet-Arabier wilden horen bij de Arabische-Islamitische gemeenschap, zij waren een soort van elite. Wanneer zij zich uiteindelijk bekeerde en een patroon hadden gevonden, waren de bekeerlingen gelijk al ondergeschikt aan de Arabische moslims. De Umayyaden stonden ook bekend om hun Arabisch chauvinisme en werkte ook niet bepaald bevorderlijk voor de mawālī, dit uitte zich in soldij, politiek, belastingen, konden geen functies bekleden waarin zij autoriteit hadden. De mawālī hadden in theorie dezelfde status als Arabische moslims maar in praktijk werden zij gediscrimineerd, er zijn bepaalde hypotheses waarom dat zo was. ‘ Ibn Thābit (d. 674) and Dhū ‘l-Rummah (d.735) believed that they were discriminated against for being mainly peasents and not warriors….’ Toch hadden de mawālī een geprivilegieerde status in vergelijking met niet-Moslims. Wat hier uit geconcludeerd kan worden is dat de zij een geheel eigen status hadden en niet gelijk stonden aan de Arabische moslim maar ook niet gelijk stonden aan de niet-Moslims.
2. De hervormingen van kalief ʿUmar II
In het vorige hoofdstuk ben in de conclusie gekomen dat de mawālī een eigen status hadden in het Umayyaden rijk en niet gelijk stonden aan de Arabische moslims. Dit veranderde allemaal toen in 717 aan de macht kwam. Umar ibn Abd al ʿAziz was een vrome man, niet alleen in Islamitische bronnen maar ook in andere bronnen. Omdat hij belangrijke hervormingen heeft doorgevoerd die ook de positie van de mawālī veranderde, wil ik deze kalief apart behandelen. In dit hoofdstuk zal antwoord worden gegeven op de volgende deelvraag: Wat gebeurde er met de positie van de mawālī toen kalief Umar II heerser was van het Umayyaden rijk?
Umar ibn Abd al ʿAziz regeerde van 717 tot 720, een korte regeerperiode maar hij heeft vele hervormingen doorgevoerd. Hij was in tegenstelling tot andere Umayyaden kaliefen erg bescheiden. Umar II was een vroom man en wilde het rijk een islamitisch karakter geven. Dat wilde hij die door de niet-moslims te bekeren tot moslims. Hij schreef het volgende: ‘Therefore, whosoever accepts al-Islam, whether Christian or jew or Magian, of those who are now subject of the jizya and who joins himself to the body of the Muslims in their abode wherein he was before, he shall enjoy all the privileges of the Muslims and shall be subjects to all the duties laid upon them, and it is their duty to associate with him and to treat him as one of themselves.’ Umar gebruikt het woord mawālī niet, dit kan er op wijzen dat hij een gemeenschap wilde creëren die gebaseerd was op moslims zijn in plaats van je afkomst. Umar was voorstander van een universele Islam en dus niet een Islam voor alleen Arabieren. Zoals al benoemd in het vorige hoofdstuk waren de Umayyaden erg trots op hun Arabische afkomst, zij vonden ook dat de Islam een Arabisch geloof was en voelde zich daardoor ook geprivilegieerd. Tijdens de regering van Umar voert hij verschillende hervormingen in, naast dat hij de term mawālī probeert te vermijden hoefde zij ook de Jizya niet meer te betalen. Ook werd de soldij gelijk voor iedereen en werd grondbelasting niet meer afhankelijk van religie. Het vervloeken van ʿAli tijdens de vrijdagpreek werd afgeschaft en de hoofdelijke belasting voor alle moslims werden afgeschaft.
Onder de regering van Umar II werd een moslim zijn belangrijker dan een Arabier zijn, hier hadden de mawālī veel profijt van. Omdat Umar graag veel mensen wilde bekeren tot de islam, moest er een ander soort gemeenschap komen. De Arabische moslims en de bekeerde moslims waren gelijk aan elkaar, de Jizya werd afgeschaft voor de mawālī en grondbelasting werd gelijk. Hierdoor werd het voor meer niet-moslims aantrekkelijk om zich te bekeren tot de islam. Hij veranderde het beleid voor de bekeerde moslims en zei: ‘Mohammed is gekomen als een profeet en niet als een besnijder of een belasting invorderaar’.
Je kan hieruit concluderen dat onder de heerschappij van Umar II er alleen maar positieve dingen zijn gebeurd voor de mawālī. Hun status werd gelijk aan die van de Arabieren en je kunt dus zeker stellen dat onder Umar II de positie van de mawālī is verbeterd.
3. De positie van de mawālī tijdens de Abbasidische revolutie
De vorige twee hoofdstukken gingen over de mawālī in het Umayyadenrijk. Er was een vooruitgang te zien en je kunt stellen dat met de tijd de positie van de mawālī wordt verbeterd. In dit hoofdstuk zullen we zien dat tijdens de Abbasidische revolutie de status van iedere moslim gelijk wordt. Onder de bevolking heerste al tijden een gevoel van onvrede over de Umayyaden heersers. De heersers gingen zich steeds meer gedragen als wereldlijke heersers en vele groepen in de bevolking werden achtergesteld. In 745 wordt in Khurasan een opstand onder leiding van Abu Muslim begonnen, hij kreeg veel steun van de minderheden van de bevolking. Zo hielpen de mawālī ook mee, omdat zij tweederangsburgers waren in vergelijking met Arabieren. Steden zoals Merv en Kufa worden ingenomen en in 749 worden alle Umayyaden gedood, alleen een iemand weet te ontsnappen namelijk ʿAbd al Rahman en hij vlucht naar het Iberisch schiereiland waar hij uiteindelijk de Umayyaden dynastie weet voort te zetten. Uiteindelijk wordt er een nieuwe dynastie gesticht en de macht wordt verschoven naar het Oosten, het nieuwe centrum van de macht lag nu in Bagdad. Het nieuwe rijk bestond voornamelijk uit Perzische en Sassanidische invloeden en onder heerschappij van de Abbasiden zal het hoogtepunt van de Islamitische beschaving plaats vinden. In dit hoofdstuk ga ik antwoord geven op mijn laatste deelvraag namelijk: Wat gebeurt er met de positie van de mawālī tijdens de Abbasidische revolutie?
De opstand in 745 had vele aanhang van de minderheden van de bevolking zoals de mawālī, Alieden en Khurasani Arabieren, Perzische cliënten deden mee, dit waren groepen die werden achtergesteld door de Umayyaden. Zo werden Perzen door de Arabieren gezien als tweederangsburgers en zij moesten bijvoorbeeld meer belasting betalen ook werd hun cultuur onderdrukt. Ook waren pro Alieden grote aanhangers van de opstand in 745, omdat de Alieden vanaf het begin al iemand aan de macht wilde die een afstammeling was van ʿAli. Zij waren vooral anti-Umayyaden, omdat zij het bloedbad in Karbala hadden aangericht. De Abbasiden gebruikte deze herinnering om de Alieden aan hun kant te krijgen. De niet-Arabieren kwam mee in opstand, omdat de niet-Arabieren gediscrimineerd werden door de Umayyaden zij werden buitensloten en konden niet werken bij de overheid, de Arabieren domineerde de bureaucratie en het leger. Ook al bekeerde de niet-Arabieren zich tot de islam (mawālī) moesten zij de Jizya betalen. De mawālī werd tijdens de revolutie als gelijke behandeld en onder de heerschappij van de Abbasiden was er geen sprake meer van het Arabische chauvinisme en dus ook geen sprake meer van discriminatie van de mawālī. De Perzische mawālī kregen een opleving van hun cultuur en de Abbasiden gebruikte vele van hun invloeden en gebruiken.
Je kunt dus concluderen dat wanneer de Abbasidische revolutie aan de gang is het hele systeem van de Umayyaden wordt omgegooid. Er is geen sprake meer van Arabisch chauvinisme en er is juist sprake van een opleving van de Perzische cultuur. De status van mawālī als tweederangsburgers als in het Umayyaden rijk is vanaf nu voorbij.
Conclusie
De hoofdvraag die ik voor dit onderzoek heb geformuleerd was als volgt: In hoeverre kunnen de mawālī in het Umayyaden kalifaat volledig deelnemen aan de maatschappij en zijn zij gelijk aan Arabische moslims en wat veranderd er voor de mawālī wanneer de Abbasiden aan de macht komen? In het Umayyaden kalifaat konden de mawālī niet volledig deelnemen aan de maatschappij, zij werden achtergesteld en gediscrimineerd, wanneer in 717 de Umayyaden kalief Umar II aan de macht kwam zorgde dat voor een hoogtepunt voor de status van de mawālī, zij werden door hem op vele manieren gelijkgesteld aan de Arabische moslims. Maar het echte hoogtepunt kwam pas tijdens de Abbasidische revolutie, wanneer de Abbasiden aan de macht komen is er geen sprake meer van de mawālī als tweederangsburgers en konden zij volledig deelnemen aan de maatschappij.
De enige manier voor niet-Arabieren om zich te bekeren tot de islam was het patroon-cliënt systeem. De bekeerling moest opzoek gaan naar een sponsor/patroon om op die manier bescherming te krijgen. De bekeerling was gelijk al ondergeschikt aan de Arabische moslim. In theorie waren de mawālī en de Arabische moslim gelijk aan elkaar, maar in de praktijk werden de mawālī gediscrimineerd waarschijnlijk, omdat zij simpele boeren waren. De Umayyaden waren erg chauvinistisch en zij vonden dat Arabisch zijn een soort van privilege was. De beste functies werden bekleed door de Arabieren, zij domineerde de bureaucratie en het leger. De mawālī konden geen belangrijke functies met autoriteit uitvoeren, zij konden geen imam, gouverneur of voor de overheid werken. Het enige wat de mawālī kon doen was zijn patroon volgen. Ook konden de mawālī niet trouwen met Arabische vrouwen en moesten zij de Jizya betalen die eigenlijk alleen bedoeld was voor de niet-Moslims. Dus wanneer een niet-Arabier ervoor kiest moslim te worden bracht hem dat weinig voordelen mee. Zij behoorden wel bij de Arabisch-Islamitische groep maar stonden niet gelijk aan hen, maar hun status was wel weer wat hoger dan die van niet-moslims.
Wanneer in 717 Umar II aan de macht kwam veranderde er veel voor de mawālī. Umar II was een vroom man en voorstander van een universele Islam, hij was erg bezig met het bekeren van niet-moslims en gebruikte het woord mawālī niet. Volgens hem waren alle moslims aan elkaar gelijk. Hij voerde allerlei hervormingen in die ten goede waren voor de mawālī, zo schafte hij de jizya af voor niet-Arabische moslims en zorgde hij ervoor dat de soldij gelijk werd aan die van de Arabieren. Hij wilde het rijk een islamitisch karakter geven in plaats van een Arabisch karakter.
Wanneer in 745 een opstand onder leiding van Abu Muslim wordt begonnen, kreeg hij veel steun van de minderheden van de bevolking. Zo hielp de mawālī ook mee, omdat zij tweederangsburgers waren in vergelijking met Arabieren. Door de onvrede van de mawālī en ook andere minderheden werd de opstand een succes en werd in 750 een nieuwe dynastie gesticht. Deze dynastie die een heel andere karakter had dan die van de Umayyaden, in tegenstelling tot de Umayyaden waren de Abbasiden niet Arabisch chauvinistisch en de positie van de mawālī werd verbeterd. De mawālī waren geen tweederangsburgers meer en er was zelfs sprake van een opleving van de Perzische cultuur, de Abbasiden namen vele gebruiken en invloeden over van de Perzen. Je kunt stellen dat sinds de komst van de Abbasiden er niet meer sprake was van verschil tussen mawālī en Arabische moslims.
Literatuurlijst
• Parolin, Gianluca P. Citizenship in the Arab World: Kin, Religion and Nation-State. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2009.
• Urban, Elizabeth. The early Islamic mawali: A window onto processes of identity constructions and social change (Chicago: ProQuest LLC, 2012) http://pqdtopen.proquest.com/doc/1027764937.html?FMT=AI
• Shaban, M. A. ,The Abbasid Revolution Cambridge University Press, 1979.
• Anjum, Ovamir. Politics, Law, and Community in Islamic Thouhgt: The Taymiyyan movement (New York: Cambridge University Press, 2012)
• Rivlin. Paul. Arab Economies in the Twenty-First century (Tel Aviv: Cambridge University Press, 2009)
• Bennison, K. Amira. The great Caliphs: the golden age of the Abbasid empire (New York: I.B.Tauris & Co.Ltd , 2009),24.
• Peter Stearns, Michael Adas, Stuart Schwartz and Marc Jason Gilbert.”The Umayyad Imperium.” Taken from World Civilizations:The Global Experience, combined volume. 7th ed. (Zug: Pearson Education, 2014).
• Adler P. Pouwels R. World Civilizations, (Boston: Cengage Learning, 2014)
• Sijpesteijn. P.M College geschiedenis van het Midden-Oosten, autoriteit onder discussie, 7-10-2015
• Sijpesteijn. P.M College geschiedenis van het Midden-Oosten, Umayyaden en Abbasiden, 30-09-2015